Het IPOR is het samenwerkingsorgaan van de Kehillot in de mediene. Het samenwerkingsverband is een organisatie waarin de deelnemende kehillot verenigd zijn op basis van vrijwilligheid. Het doel van het samenwerkingsverband is de bevordering van joods leven in de provincie. De organisatorische vormgeving zal in de loop der tijd een nieuwe vorm krijgen.
Dagboek van de Opperrabbijn
Vandaag stond geheel bij mij in het teken van de “de Kindertransporten”. Leest u mijn toespraak:
Toespraak 4 juni 2023 Herdenking Kindertransporten Vught
Als ik me voorbereid voor een toespraak probeer ik me te verdiepen in het onderwerp, de gebeurtenis of de mijlpaal. Ik ga niet zitten voorbereiden op zoek naar teksten, maar ik laat mezelf als het ware wegdromen.
Het kenmerk van dromen is dat onmogelijkheden mogelijk worden. Dat kan soms heel mooi zijn.
We zijn hier bijeen vanwege de zogenaamde Kindertransporten van tachtig jaar geleden. De kinderen zouden naar elders worden gebracht, naar speciale kinderkampen, dat klonk erg mooi en zelfs bemoedigend! Tachtig jaar geleden…
Ik ging op zoek naar de betekenis van tachtig: In het vijfde hoofdstuk van de Spreuken der Vaderen, een van onze Heilige Geschriften, leren wij dat een kind van vijf jaar begint met het leren van de Thora, als het kind tien jaar is wordt er begonnen met de studie van de Misjna, de Mondelinge Leer, op z’n dertiende wordt hij bar-mitswa en daarna volgen nog meer leeftijden die mijlpalen zijn in het menselijk leven, zoals de choepa, het huwelijk, tot ik belandde bij tachtig: “בן שמונים לגבורה – tachtig is de leeftijd der sterken.”
Toen ik zo-even, zoals ieder jaar, vanaf het herinneringscentrum naar het Kindermonument liep werden door kinderen van nu de namen voorgelezen van de kinderen van toen.
Als de kinderen, die de namen lazen, toen zouden hebben geleefd, Joods zouden zijn geweest en hier gevangen zouden hebben gezeten, dan hadden zij vandaag hier geen haag gevormd, maar dan zouden ook hun namen op dit monument hebben gestaan.
Als de Kindertransporten niet zouden hebben plaatsgevonden, dan zouden de kinderen van de Kindertransporten de opa’s oma’s zijn geweest van de jeugd van nu…
Als er toen geen Kindertransporten zouden zijn geweest, dan waren onze kinderen allen de leeftijd der sterken al gepasseerd. Sommigen zouden de tachtig niet gehaald hebben, anderen waren wellicht de tachtig royaal gepasseerd…
En dus vroeg ik mij al dromend af: moeten we nog wel herdenken? Geen mens heeft toch immers het eeuwige leven! Ook onze kinderen van de Kindertransporten zouden dat niet gehad hebben…
En hebben zij, de kinderen van de Kindertransporten, ons herdenken eigenlijk nog wel nodig?
Waar waren wij, Nederlanders, toen ze ons zeker wel nodig hadden? Heeft Nederland voldoende pogingen ondernomen om de brute moord te voorkomen en/of te verhinderen?
En heeft Nederland voldoende gedaan, na de oorlog, om die paar kinderen die overleefden te steunen en op te vangen? En überhaupt waren zij die uit de hel van de vernietigingskampen half levend terugkwamen, terug naar wat zij toen zagen als hun Nederland, waren ze nog wel welkom?
De huidige burgemeester van Lochem heeft zich verdiept in de geschiedenis van de Joodse Gemeente Lochem voor, tijdens en na de oorlog. De enkelingen die nauwelijks hadden overleefd en al hun familie kwijt waren, werden na de oorlog benaderd door B&W. De Gemeente wilde hun synagoge-pand kopen, want die had de gedecimeerde Joodse Gemeente toch niet meer nodig. Maar, zo kregen die paar overlevenden te horen, de koopprijs zou wel onder de marktwaarde liggen, omdat er geen synagoge-diensten meer werden gehouden door gebrek aan Joden.
B&W had ze eerst voortvarend aan de gaskamers uitgeleverd om ze vervolgens te verwijten dat ze met te weinigen waren teruggekeerd, het vereiste quorum nodig voor de synagoge-diensten daardoor niet meer aanwezig was, en hun synagoge dus in waarde was gedaald…
En toen ik zo-even, met grote dankbaarheid, de jeugd van nu de namen hoorde lezen van de kinderen van de Kindertransporten, moest ik in mijn gedachte toch even denken aan andere jeugd die meent mij te moeten naschreeuwen met Jehoed, Jehoed. En ik dacht aan de voetbalwedstrijden waar in spreekkoor de meest afschuwelijke teksten worden gezongen: “Joden aan het gas”.
De Kinderen van de Kindertransporten gingen aan het gas, gestikt, afschuwelijk geleden. Wat zich in de gaskamers heeft afgespeeld is onvoorstelbaar. De treinreis naar de vernietigingskampen was het summum van ontmenselijking…
“בן שמונים לגבורה – tachtig is de leeftijd der sterken.” Laten wij, juist tachtig jaar na dato, onszelf extra gesterkt weten en met kracht en overgave strijden tegen het venijn van het zichtbaar opkomend antisemitisme en iedere vorm van discriminatie en rassenhaat keihard bestrijden.
Want ik vrees dat de geschiedenis van toen, zomaar de werkelijkheid van morgen kan zijn.
En toen volgde het Jizkor-gebed en twee doodstille minuten stilte. Zoals ieder jaar was er weer een indrukwekkend programma: indruk – wekkend!
Maar zeker ook het programma na afloop van de herdenking: een toneelstuk, uitgevoerd door jongeren: Sjiwwe, heette het. Imponerend en confronterend. Ik kan het niet beschrijven, omdat de opvoering van de weg die de kinderen van de Kindertransporten moeten afleggen, zo echt was dat woorden tekort zouden schieten. Alle Middelbare scholen zouden verplicht dit moeten zien, in de strijd tegen antisemitisme en ieder andere vorm van rassenhaat.
Ik voel me emotioneel diep geraakt!
Gedurende de coronatijd begon Opperrabbijn Jacobs met zijn dagboek op verzoek van het
Joods Cultureel Kwartier.
NIW publiceert nu deze bijzondere stukken op haar website www.niw.nl .
Dagboek van de Opperrabbijn van 31 mei 2023
We zijn weer terug in ons eigen huis na bijna tien dagen Londen voor de choepa van onze kleindochter. Gisteren was ik knetter vroeg opgestaan, om 4 uur in de ochtend, omdat onze boot (Harwich Hoek van Holland) om 9 uur zou vertrekken. Nou had ik dus de gedachte om op de boot in de lounge de hele overtocht te gaan slapen, maar het pakte geheel anders uit. Aanstaande zondag moet ik een toespraak houden bij de herdenking van de zogenaamde Kindertransporten in Nationaal Monument Kamp Vught, die tachtig jaar geleden hebben plaatsgevonden. Er was mij gevraagd om mijn toespraak, zoals te doen gebruikelijk, op papier te zetten voor het geval iemand de tekst zou willen opvragen. Maar eigenlijk spreek ik liever spontaan met uiteraard wel in mijn hoofd de gedachte die ik wil overbrengen, maar niet meer dan dat. Voordeel is dus de spontaniteit en de beleving die ik zelf ter plekke ervaar, nadeel is echter de tijd. Spontaan heeft als risico dat ik niet goed zou weten wat te zeggen en misschien ter plekke mijn inspiratie tekort zou schieten en mijn toespraak te kort zou worden. Maar hiervoor ben ik niet bevreesd, zo heeft ervaring mij geleerd. Maar door afhankelijk te zijn van mijn inspiratie (= gevoel) kan de toespraak te veel uitlopen en komt het programma in de knel te zitten omdat er meerdere sprekers zijn, er muziek is en een stilte-moment. En dus had ik net voordat ik mijn uiltje wilde gaan knappen besloten om te voorkomen dat mijn toespraak zondag gaat uitlopen, toch maar mijn overpeinzing gevolgd door een Jizkor en twee minuten stilte, aan het digitale papier toe te vertrouwen. En zo heb ik van de zeven uur overtocht zo’n vier uur zitten schrijven. Voordeel is wel dat ik voor zondag aanstaande ook al mijn dagboek klaar heb, want ik had besloten om die toespraak dan meteen als dagboek te versturen. En omdat ik toch al aan de computer zat, heb ik meteen de e-mails die binnen waren gekomen beantwoord. Omdat op zee, anders dan vorige keren, de Wifi perfect werkte, heb ik ook maar meteen de nodige telefoontjes gepleegd. Thuisgekomen om 19:00 uur moest Blouma meteen aan de zoom voor een vergadering van de Stichting Hebreeuws. De voorzitter, mijn goede vriend Piet van Midden die ook mijn voorzitter is vanuit het OJEC, had een link moeten sturen. Dat had hij ook gedaan, maar het was een link naar een Volvo showroom. Dus tot we de juiste link hadden, waren er zo’n 10 minuten verstreken en kwam Blouma dus iets te laat in de vergadering. De Stichting Hebreeuws gaat volgende week een uitstapje maken naar Antwerpen.
Nog even terug-reflecterend naar de tien dagen Londen-Stamford Hill: het moge dan een zogenaamde ultraorthodoxe wijk zijn, er is duidelijk sprake van een goede integratie. Het onderwijs is zonder concessies gebaseerd op het Traditionele Jodendom, maar tegelijkertijd kreeg bijvoorbeeld het Children Center dat mijn dochter en mijn schoonzoon runnen, een gouden erkenning van de lokale overheid voor hun professionaliteit. Ook zitten er in de lokale counsel orthodoxe Joden die duidelijk het welzijn van de gehele wijk voor ogen hebben.
Om te voorkomen dat mensen die niet in de wijk wonen Stamford Hill gebruiken als een soort parkeergarage en hun auto voor het werk parkeren om de auto na het werk weer op te halen, geldt er een parkeerverbod tussen 10 uur en 12 uur. Alleen bewoners en hun gasten zijn vrijgesteld van dit parkeerverbod. Gasten moeten een parkeervergunning die aan de dag gebonden is, voor hun autoraam leggen. Probleem, dacht ik, hoe doe ik het met Sjawoe’ot? Maar, en hier zien we de integratie, vanwege Jom Tov zou de politie geen bekeuringen uitdelen!
Maar nu dus back to normal. Op 15 juni vindt de jaarlijkse herdenking van de genocide op de Arameeërs plaats in het Volkspark in Enschede. Nou is er dus een hele discussie over de vraag of het nu wel of niet genocide genoemd mag worden. Want als het wel genocide heet, dan wordt Turkije boos. En als het officieel niet erkend wordt als genocide, dan voelen de Arameeërs, de Armeniërs en de Assyriërs zich beschadigd. Het is een heel ingewikkelde materie die ook nog eens met de overkoepelende naam te boek staat als de Suryoyo genocide die zich heeft afgespeeld in 1915 in het Islamitische Ottomaanse Rijk. De Suryoyo waren/zijn christenen en de Islamieten vreesden dat de christenen de kant van het christelijke Rusland zouden kiezen. Maar onderling liggen er ook spanningen. En dus is er een hele discussie ontstaan over de vraag of er wel of niet een monument mag komen in het Volkspark in Enschede, waar de meeste Soyoya’s in Nederland woonachtig zijn. Sommige Nederlanders van Turkse afkomst voelen zich echter ernstig bezwaard door zo’n monument en ben ik onbewust tussen de partijen beland. Gesprek gehad met de burgemeester van Enschede, die er ook tussen zit, en vertegenwoordigers van beide partijen zijn bij mij op de koffie geweest. Ondertussen vermoed ik dat de onthulling van het monument is uitgesteld, maar er wel gaat komen. Het pijnpunt en onderwerp van discussie is het woord genocide en de tekst op het monument. Ik probeer er netjes tussendoor te laveren en hoop de diverse partijen (hoeveel dat er zijn is me nog niet geheel duidelijk!) tot elkaar te brengen.
De voorstanders van het gebruik van de term genocide vroegen mij hoe ik me zou voelen als de holocaust niet onder de term genocide zou vallen. Ik dus nadenken en mijn conclusie was: het kan mij niets schelen of de holocaust wel of niet genocide wordt genoemd, zolang er geen ontkenning plaatsvindt van de moord op zes miljoen Joden. Van het woord genocide had ik vroeger nog nooit gehoord! Maar hier ligt het dus duidelijk anders.
In Israël heeft de Knesset de genocide van 15 juni 1915 erkend als genocide, maar de regering heeft het niet overgenomen. Idem in Nederland. Tweede Kamer erkent, regering erkent niet. Lekker duidelijk, toch? Maar zoiets heet dus politiek.
Dat er zich een afschuwelijke tragedie heeft afgespeeld staat niet ter discussie, het gaat om de benaming. Een beetje vergelijkbaar met Poolse Concentratiekampen. Het waren nazivernietigingskampen en Polen bestond feitelijk niet in de Tweede Wereld oorlog. Polen zat gemangeld tussen Rusland en Duitsland en ik begrijp dus wel de verbolgenheid in Polen als er wordt gesproken over Poolse concentratiekampen. Los hiervan speelt er ook nog dat velen in Israël de meest afschuwelijk ervaringen hadden opgedaan in Polen met de Polen, maar anderen dus juist weer niet. Met andere woorden: de emotionele complexiteit die er in Israël bestaat richting Polen is, denk ik, vergelijkbaar met het probleem dat zich nu afspeelt in Enschede. Overigens staat Nederland als één man achter Oekraïne en is tegen Poetin, maar in Israël wordt er toch iets minder pro-Oekraïne en anti-Rusland gedacht. Persoonlijk zit ik er ook niet zwart-wit in. De Russen zijn de bad boys en de Oekraïners allen de good-ones? Ik heb te veel massagraven in Oekraïne gezien. Neemt niet weg dat wat er heden geschiedt onacceptabel is, met slachtoffers aan beide kanten. Ik ben ervan overtuigd dat de meeste Russen die als kanonnenvlees naar het front worden gestuurd net zozeer hunkeren naar gewoon vrede, als de Oekraïners die bij duizenden omkomen.
Ik ga mijn sjioer voor vanmiddag voorbereiden en mijn verplichte dagelijkse 20 minuten snelwandelen uitvoeren en voor de bijeenkomst van JMW over de demografische samenstelling van Joods-Nederland, vanavond, heb ik me afgemeld. Gewoon even te moe. O ja, ik moet ook nog een lamp kopen, want die heeft het begeven op onze slaapkamer. En licht is essentieel, fysiek en geestelijk!
Gedurende de coronatijd begon Opperrabbijn Jacobs met zijn dagboek op verzoek van het
Joods Cultureel Kwartier.
NIW publiceert nu deze bijzondere stukken op haar website www.niw.nl .
Dagboek van de Opperrabbijn, 28 mei 2023
De afgelopen dagen was ik in Londen, in een van de joodse wijken genaamd Stamford Hill. Veertigduizend Joden wonen hier, allen orthodox. In heel Nederland tellen we officieel ook veertigduizend Joden, maar dan verspreid over het gehele land en tellen we ook Joden mee die Joods zijn, maar het zelf niet weten. En hoewel de Sidra van afgelopen week begon met het tellen van de Joden, moeten we ervoor waken om onze gemeenschap te degraderen tot een getal en te vergeten dat ieder mens als individu belangrijk is en we ieder, juist als we zo klein zijn, meer dan nodig hebben. Ieder telt mee en we mogen nooit denken dat de kwantiteit belangrijker is dan de kwaliteit.
Een artikel in de Jerusalem Post werd mij toegestuurd door de schrijfster van het artikel Mevr. Ruth Wasserman Lande. Ik had haar ontmoet tijdens het symposium in Oporto en zij wil graag een zoom-gesprek met mij om te bezien hoe en waar we kunnen samenwerken. Zij was lid van de Knesset, was betrokken bij de totstandkoming van de Abraham Akkoorden, bekleedde een hoge functie in het Israëlische leger en op haar cv staan nog een aantal functies waarmee ik zeker bijna de helft van mijn dagboek zou kunnen vullen als ik niet alleen haar functies benoem maar ook nog omschrijf wat de diverse functies omvatten. Ik kijk dus uit naar onze eerste zoom-meeting en ben erg benieuwd op welk gebied we zouden kunnen samenwerken. Haar artikel droeg als kop: “Alle Israëliërs moeten het leger in”. De strekking van het artikel was dat er een vertekend beeld ontstaat als er wordt beweerd dat de Charedim (strikt-orthodoxen) niet bereid zijn in de IDF te dienen. De Charedim bestaan namelijk niet, benadrukt ze. Er zijn Charedim die met moraliteit creatief omgaan en er zijn Charedim die het summum van goedheid uitstralen en vertegenwoordigen. Er zijn Charedim die inderdaad dienstplicht weigeren, maar er zijn even zovelen die vooraan op de fronten staan om Israël te verdedigen. En dus, zo waarschuwt het artikel, pas op voor generalisatie die polarisatie in de hand werkt.
Wat ik miste in het depolariserende Jeruzalem-Post artikel was dat ook in de niet-religieuze wereld het verre van zwart-wit is. Er zijn Joden die zichzelf seculier noemen, weigeren het leger in te gaan en spuwen op alles wat naar orthodoxie riekt. Maar de meeste liberale Joden staan op het standpunt dat als ze ooit gedwongen zouden worden om zich te bekeren, dat ze dan zouden kiezen voor de orthodox-Joodse leefwijze. Ook vroeg ik me af waar de grens ligt tussen seculier en orthodox en wie die grens zou moeten bepalen. Ik laat haar mijn kritiek nog wel weten en misschien krijg ik haar zover om een artikel te schrijven onder dezelfde kop “Alle Israëliërs moeten het leger in”, maar dan over de Joden die zich seculier noemen en net zo min zwart-wit zijn als de Charedim.
In Londen zijnde ben ik sjabbat even op bezoek gegaan bij de heer Weiss, een oude bekende van mij. Ik had geen hoge pet op van de orthodoxe heer Weiss. Ja, hij had lange pijes (pijpenkrullen) en op sjabbat droeg hij een streimel en had witte sokken Maar gedurende de vakantie in Nederland waar ik hem had leren kennen, vertoonde hij zich in korte broek, had zijn door-de-weekse zwarte hoed ingewisseld voor een moderne fel gekeurde frivole pet en leek zijn religiositeit nagenoeg verdwenen. Hij leefde voor mij in twee werelden. Op sjabbat orthodox en door-de=week gewoon. Tot ik nu hem een paar dagen geleden, zijnde in Londen, bezocht. Naast zijn eigen zoon en uiteraard zijn echtgenote woonde er al meer dan twee jaar bij hem een kind in uit een gebroken gezin. Een doodzieke alleenstaande man, die ik goed kende, komt na iedere ziekenhuisopname bij hem herstellen. En letterlijk iedere week bezoekt hij onze zoon, legt een steentje op zijn graf en stuurt ons een foto. Wat een vroomheid! En hoe verkeerd had ik hem beoordeeld. En dat verkeerde beoordelen brengt me terug naar het artikel in de Jeruzalem Post. Polarisatie, verkeerd inschatten en bovenal misleid worden door media die vaak bewust primair denken aan de verkoop van de krant of aan de kijkcijfers.
Ondertussen heeft de Tunesiër zich nog steeds niet gemeld. Weet u nog waarop ik doel? De Jewish Agency werd benaderd door een man uit Tunis met een duidelijk niet Sefardische achternaam. Dat die naam niet Sefardisch klonk was, zo gaf de man aan, omdat hij twee keer zijn naam had veranderd. En zou hij dus Joods zijn en wilde aanspraak maken op de Wet op de Terugkeer die iedere Jood het recht geeft om naar Israël te emigreren. Hij was voorzien van een papiertje dat hij Joods was, maar omdat de Jewish Agency de kwestie en het papiertje en de rabbi achter het papiertje niet vertrouwde, werd ik van stal gehaald. Of Ik het kon natrekken. Met liefde, heb ik aangegeven. Laat de Tunesiër maar bellen. Inmiddels meer dan een maand verstreken en nog steeds heeft niemand zich gemeld…Waarom hij dan naar Israël had willen gaan? Geen idee, maar er bestaan drie opties: 1: een economische reden. 2: bekeringsdrang 3: infiltratie met als doel een aanslag van binnenuit. Wat onze Tunezier bezielt, weet ik niet, maar dat hij geen afspraak met mij wil maken rechtvaardigt wel enige terughoudendheid.
We gaan dinsdag met de dagboot weer terug naar huis. Bijna tien dagen vakantie gehad. Nou ja, vakantie? Morgen heb ik nog drie besprekingen en de e-mails waren alleen gestopt op Sjawoe’ot. Maar ik moet er ook niet aan denken dat niemand me meer benadert en ik me niet kan inzetten voor Joods Nederland.
Inmiddels 3:30 uur, redelijk laat en dus mijn bed in. O ja: waarom ik in Engeland was? Choepa van Engelse kleindochter (geboren in Amersfoort) met een jongen uit Montreal.
Gedurende de coronatijd begon Opperrabbijn Jacobs met zijn dagboek op verzoek van het
Joods Cultureel Kwartier.
NIW publiceert nu deze bijzondere stukken op haar website www.niw.nl .
Dagboek van de Opperrabbijn van 21 mei 2023
Steeds vaker wordt het verleden het heden. Twee keer afgelopen dagen werd ik benaderd door kinderen van ouders met wie Blouma en ik, toen we pas in Nederland waren gearriveerd, contact hadden. Een van de twee kinderen, die inmiddels al lang geen kind meer is, is bezig om het leven van zijn ouders op schrift te zetten. Omdat er kennelijk bepaalde delen uit het (gecompliceerde) leven van pa en ma ontbreken, omdat er thuis kennelijk niet over werd gesproken, ben ik benaderd. De vraag is natuurlijk of ik alles wat ik weet kan en mag vertellen. Anderzijds is er totaal geen sprake van criminaliteit of een andere vorm van beschamen als ik uit de school zou klappen. Ik moet dus even rustig nadenken wat ik wel en wat ik niet kan prijsgeven. Het moge duidelijk zijn dat zijn ouders niet meer tussen ons zijn en toestemming vragen dus niet aan de orde is. Pa en ma, beiden kind-overlevenden van de Shoa, waren door allerlei omstandigheden, onafhankelijk van elkaar, in zwaar christelijke kring beland en waren daar buitengewoon gelukkig en volledig geaccepteerd. Maar wij, Blouma en ik, hebben onbewust in hun rustige vrome christelijke leven roering gebracht. Ons eerste bezoek en de daaropvolgende contacten hebben beiden langzaam maar zeker tot hun echte Joodse identiteit teruggebracht. Maar dat terug-naar-het-Jodendom ging niet zonder problemen. De warme confrontatie met ons werd als bedreigend ervaren en bracht ze ertoe om te gaan verhuizen, ver weg van de Jacobs-familie. Maar het ontvluchten van de Joodse identiteit ging niet zo simpel en een verhuizing loste het probleem niet op…en zo, zonder dat ik dat wist, kwamen ze langzaam maar zeker terug naar het geloof en de leefwijze van hun ouders, die alle vier hun einde vonden in Sobibor.
De tweede verbintenis met onze Nederlandse beginperiode, was een jongeman, second generation, die op aliya wil gaan en daarvoor een verklaring van ons Rabbinaat nodig heeft dat hij echt Joods is en dus aanspraak kan maken op de zogenaamde Wet op de Terugkeer. Uiteraard ga ik helpen, hoewel de persoon in kwestie niet in mijn ressort woont en dus niet onder mijn rabbinale jurisdictie valt. Maar ik weet zeker dat een telefoontje aan mijn collega, die dus eigenlijk de rabbinale verklaring zou moeten afgeven, collegiale instemming zal krijgen. De jongeman verzoeken mijn collega te bellen zal door hem misschien als lastig worden ervaren en onnodige barrières opwerpen richting emigratie naar Israël moeten we niet doen. De Israëlische papierenwereld kennende zullen er nog genoeg wegversperringen komen.
Vanwege de honderdste geboortedag van een van de grote leiders van Azerbeidzjan was er een concert gevolgd door een receptie in Sociëteit de Witte op Plein in Den Haag. Ook de/onze ambassadeur van Israël was aanwezig. Ik was gegaan op uitdrukkelijk verzoek van de ambassadeur van Azerbeidzjan. Wat het nut was? Weet ik niet, maar dit soort bijeenkomsten ga ik niet bijwonen omwille van het nut, maar omdat ik er wellicht moet zijn. En inderdaad: Een vrij jonge dame kwam naar me toe die bezig is met de oprichting van een Holocaust museum in Azerbeidzjan, naar ze mij vertelde, en wil met mij hierover een gesprek. Ik werd op voorhand al uitgenodigd om naar Azerbeidzjan te komen voor de opening, over enige jaren. Vreemd was echter dat ze mij vroeg wie de ambassadeur was en dat ik een dag na de receptie al een e-mail van haar ontving om een afspraak te maken met als aanhef: Beste Binyomin… in prima Nederlands, terwijl ze tijdens de receptie het Nederlands niet machtig bleek te zijn. Dat, die afspraak, gaat hem dus niet worden! Wel zal ik proberen na te trekken of zij inderdaad belast is met een Holocaust-Museum in Bakoe en zo ja, dan delegeer ik haar graag naar mijn echtgenote die heel goed is in geschiedenis, veel beter dan ik en mij graag zal vertegenwoordigen bij de opening van het nieuwe Holocaust Museum.
Het congres in Oporto, dinsdag en woensdag jl., ben ik nog verre van vergeten. De hele week komen er artikelen binnen over die bijzonder geslaagde conferentie. De inhoud is weliswaar steeds dezelfde, maar het publiek dat die artikelen leest is steeds een andere groep in een ander deel van de (Joodse) wereld. Een voormalig lid van de Knesset, die tijdens de conferentie een van de spreeksters was, en die nauw betrokken was bij de Abraham Akkoorden, wil een gesprek met mij. Ze wil kijken of we kunnen samenwerken. We gaan een zoom-gesprek regelen en kijken waar we elkaar (en dus Israël en Jodendom in Europa) kunnen helpen. Waar we elkaar kunnen aanvullen/helpen/bijstaan kan ik nog niet overzien. Maar zo werken dus de wandelgangen en de wereld van netwerken. “Shaping the future of European Jewry together” was de titel van de conferentie. Speciaal dat “together” was indrukwekkend aanwezig. Geen onderlinge politiek, geen jaloezie, geen concurrentie, Joden en niet-Joden. Het waren twee bomvolle dagen van achdoet-eenheid om antisemitisme te bestrijden, Jodendom te versterken in Europa en Israël te steunen op alle fronten. Het was echt warm in Oporto, zeker ook geestelijk, waar ook koosjere Port werd geserveerd tijdens het galadiner. En nog belangrijker: de éénheid straalde alle kanten op. En dat hebben we nodig, onderling als Joodse gemeenschap, maar even zozeer met de brede samenleving waarvan de Joodse gemeenschap een onlosmakelijk onderdeel vormt.
Gedurende de coronatijd begon Opperrabbijn Jacobs met zijn dagboek op verzoek van het
Joods Cultureel Kwartier.
NIW publiceert nu deze bijzondere stukken op haar website www.niw.nl .
Dagboek van de opperrabbijn Conferentie17 mei 2023
Inmiddels heb ik al heel wat heidagen en conferenties mogen bijwonen. Je steekt er altijd wel wat van op, maar, laat ik heel eerlijk zijn, het voornaamste doel van een Heidag is ‘elkaar beter leren kennen’ en op conferenties staat ‘uitbreiding netwerk’ centraal. De conferentie van de EJA, European Jewish Association, van gisteren en eergisteren in Oporto was voor mijn gevoel anders dan normaal. Natuurlijk heb ik resultaat geboekt in de vorm van een uitnodiging om elders in Europa een lezing te geven, kennis gemaakt met de directeur van het Joods museum van Warschau, een zeer vermogende zakenman ontmoet uit Zagreb die aangaf dat ik waar nodig een beroep op hem kan doen, ik heb een ontmoeting gehad met de rabbijn/tandarts van Oporto (die financieel niet afhankelijk wilde zijn van het bestuur van zijn Joodse Gemeente en daarom ook tandarts is geworden) en ik had een verrassende ontmoeting met een Joodse vrouw uit Montenegro. Tot enige EJA-antisemitische-conferenties geleden kende ik het bestaan van Montenegro nauwelijks tot niet. Maar inmiddels, omdat er op iedere conferentie een Joodse of niet-Joodse Montenegrose-VIP aanwezig was, weet ik waar Montenegro ligt en dat Joodse bijeenkomsten en de synagoge geen bewaking vereisen, omdat antisemitisme/antizionisme daar niet bestaan. Maar deze vertegenwoordiger van de EU-Republiek Montenegro was gewoon een Joodse vrouw die uitsluitend een VIP-status kreeg vanwege haar lidmaatschap van de Joodse Gemeente. Ik dus gezellig met haar gesproken, zonder netwerk-gedachte in mijn achterhoofd, en wat hoor ik: ook in Montenegro bestaat antisemitisme. Weliswaar niet zichtbaar, maar de vooringenomen denkbeelden over de invloed van Joden, dat ze zo slim zijn en alle andere karakteristieken zijn sluimerend bij velen aanwezig. Als het maar sluimerend blijft, dacht ik. Who cares!
Maar nu, weer terug op vaderlandse bodem en na enig denkwerk, zie ik dat sluimerende antisemitisme toch als een gevaar. Sterker nog: zichtbaar antisemitisme heeft als pluspunt dat het gezien wordt en dus zal de Jood, en hopelijk de brede samenleving, alertheid betrachten. Maar als het slechts sluimert…Een beetje antisemitisme kan geen kwaad, het is als een vaccin. Je krijgt een beetje van de ziekte ingespoten om de ziekte aan te kunnen!
Twee dagen intensief luisteren, spreken en zien hoe het antisemitisme voortwoekert, ook daar waar het er ogenschijnlijk niet is, want onzichtbaar en afwezig zijn geen synoniemen. Dit was in het kort wat er in Oporto bij de conferentie van de EJA (European Jewish Association) weerklonk. Dit lijkt ietwat fatalistisch en complotachtig, maar ik weet niet hoe de realiteit anders te verwoorden. En dus moet er keihard worden opgetreden. Educatie op scholen, in kerken, moskeeën en universiteiten. Er zullen symposia georganiseerd moeten worden en de media zullen moeten waarschuwen. Maar we dienen er wel van doordrongen te zijn dat hoe intensief we ook zullen (be)strijden: gelijk het Joodse volk alle eeuwen weet te trotseren, zo ook zal Jodenhaat onuitroeibaar blijven.
Een van de sprekers bepleitte een Europees verbod op de verkoop en tentoonstelling van nazisymbolen. Hakenkruizen, nazivlaggen, helmen van soldaten, de jurk van Eva Braun… Maar wat is er mis met de handel in dit soort prullaria? Misschien juist zichtbaar maken en onderdeel laten zijn van de strijd tegen het antisemitisme?
Mijn gedachten dwalen af naar de oorlogsbegraafplaats Ysselsteyn. Tussen de gewone Duitse soldaten liggen daar Nederlandse collaborateurs van het ergste soort en Duitse SS’ers. Toen enige jaren geleden er met afschuw werd geconstateerd dat er jaarlijks op deze nazibegraafplaats wordt herdacht en kransen worden gelegd, onder anderen door ons eigen Ministerie van Defensie, rees de vraag: Hoe gaan we hiermee om? De begraafplaats sluiten? Laten verwilderen? Onze handen er vanaf trekken? De kwestie Ysselsteyn werd dankzij de inzet van de Oorlogsgravenstichting en de Duitse ambassade opgelost, maar niet, zoals ik eerst voor ogen had, door onze handen ervan af te trekken en dus geen controle meer te hebben over de graven van moordenaars. Binnen een mum van tijd zou Ysselsteyn dan van een onbekende dodenakker kunnen verworden tot een bedevaartsoord voor neonazi’s en ander tuig.
Hetzelfde gevaar dreigt met de verkoop en tentoonstelling van nazisymbolen. Zolang het zichtbare en onzichtbare antisemitisme bestaat, worden nazi-prullaria in een mum van tijd antisemitische relikwieën. En dus de oproep voor een Europees verbod.
Maar wat met social media, doorspekt met beelden van Joden met lange neuzen, zittend op geld, verkrachters van kinderen? En ondertussen luisteren de Verenigde Naties naar een rede waarin Israël wordt beticht van nazipropaganda, heeft Nederland gelukkig tegen de anti-Israël motie gestemd maar zijn er toch weldegelijk onder ons Nederlanders die lijden aan selectieve antisemitisme-doofheid en, helaas, helaas beschuldigen Nederlandse christelijke organisaties Israël van (een niet-bestaande) christen-discriminatie, maar zwijgen over de christen-vervolging in vele andere landen.
We moeten niet overdrijven en het antisemitisme niet groter maken dan het is. We moeten beseffen dat die paar malloten bestaan dankzij de gratie van de journalist die zijn lens op hen focust en ze daarmee te veel eer en podium geeft. Maar ontkennen en wegkijken is zeker geen oplossing. Ondertussen raakt Israël, en dus de Jood, in een steeds groter isolement. Zien we christelijk Nederland meer en meer verwijderen van hun collectieve schuldbelijdenis (2020) voor de vervolging van Joden door de eeuwen heen en zijn we allen, Jood en niet-jood, getuige van een mondiale polarisatie.
De vraag of ik overweeg om Nederland te verlaten werd me tot een paar jaar geleden nooit gesteld, maar behoort nu bijna tot het dagelijkse ritueel. Of, wanneer en waarom ik naar Israël verhuis? Mijn antwoord is kort: ik verhuis als ik wil verhuizen en ik ga geen keuze maken die mij door angst wordt afgedwongen.
Het is mooi zonnig weer. Lijkt wel Oporto!
Gedurende de coronatijd begon Opperrabbijn Jacobs met zijn dagboek op verzoek van het
Joods Cultureel Kwartier.
NIW publiceert nu deze bijzondere stukken op haar website www.niw.nl .
Dagboek van de Opperrabbijn 14 mei 2023
Sjabbath jongstleden, gisteren dus, ontmoette ik een oud-leerlinge van mij. Haar innemende echtgenoot, die ik eigenlijk nauwelijks kende, gaf aan mij goed te kennen. Hij las namelijk mijn dagboeken en was, zo vertelde hij mij, tot de conclusie gekomen dat ik meestal blijmoedig ben, maar toch ook vaak verdrietig. Klopt helemaal! En dus begon ik na sjabbat mezelf af te vragen of het wel juist is dat ik kennelijk ook een sombere uitstraling heb. Een rabbijn wordt toch geacht het toonbeeld van tevredenheid en acceptatie te zijn!
Nog nauwelijks begonnen aan de interne controle van mijn globale gemoedstoestand gisteravond, kreeg ik vanochtend een telefoontje terwijl ik in de KLM-Lounge op Schiphol zat. Enige maanden geleden had ik een pastoraal bezoekje gebracht aan een oude vrouw, die weliswaar oud was, maar niet bejaard (of moet ik zeggen, bejaard maar niet oud?). Wat ik bedoel te zeggen is dat zij, ondanks haar hoge leeftijd en fysiek niet meer honderd procent, geestelijk sterker en helderder was dan menig persoon van middelbare leeftijd. Ze was toentertijd net terug uit het ziekenhuis, waar ze was beland vanwege een hersenschudding ten gevolge van een val. Wat was haar verhaal hedenochtend? Ze wilde iets met me delen wat haar erg dwars zat en voor haar zo storend dat ze het bij mijn bezoekje niet wilde/kon vertellen. Een van haar kinderen had haar naar het ziekenhuis gebracht. Ze was gewoon gestruikeld, op haar hoofd gevallen en voor de zekerheid… Er volgde een opname en, volkomen terecht, een grondig onderzoek. Er werden haar allerlei vragen gesteld en onder andere, althans zo had ze het begrepen, of zij indien onverhoopt nodig gereanimeerd wilde worden. ‘Natuurlijk’, was haar duidelijke en zeer spontane antwoord. Maar daar ging het mis. De arts had niet gevraagd of ze gereanimeerd wil worden, maar gaf aan dat zij niet voor reanimatie in aanmerking komt omdat ze te oud was. Die mededeling heeft deze vitale intelligente dame als zeer traumatisch ervaren. Ze heeft letterlijk doodsangsten uitgestaan in het ziekenhuis. ‘Als ik gewoon op straat in elkaar zou zakken, word ik gereanimeerd. Maar als me hier iets overkomt in het ziekenhuis, laten ze me doodgaan?!’
Dit soort telefoontjes maken me verdrietig. Een medemens, de arts, die je lot gaan bepalen, die meent te mogen beschikken over leven en dood. De Halaga, de Joodse wetgeving, leert ons dat alles in het werk moet worden gesteld om een mensenleven te redden. Of de levensverwachting tien jaar betreft of tien dagen mag niet meespelen. Leeftijdsdiscriminatie is vanuit de Joodse optiek (en ik kan dat weten want mijn vader was opticien/optometrist!) niet toegestaan. Nodeloos een leven rekken is ook niet geoorloofd en natuurlijk komen redden en rekken vaak erg dicht bij mekaar. Maar deze arts speelde G’d, en dat deugt niet. De arts is aangesteld om te genezen en pijn te bestrijden en mensen zoveel mogelijk levenskwaliteit te geven.
Overigens had ik gisteren ook nog met mijn sjabbat-middag-lern-maatje een fikse wandeling gemaakt. Dat moet kracht geven en opbeuren, relaxen, past binnen de sjabbat. Maar ook daar ging weer iets mis. Bij het verlaten van het park werden we geconfronteerd met een Davidster, een is-gelijk-teken (=) en een Hakenkruis met graffiti op een brug gespoten.
Het schijnt dat Oporto een erg mooie plaats is. Vele Joden zijn daar in de tijd van de Inquisitie op de brandstapels beland omdat ze weigerden hun Jood-zijn in te wisselen voor christendom. Wat ik ga doen in Oporto? Symposium over antisemitisme. Wat we ertegen kunnen doen binnen de EU. Geen opbeurend onderwerp en een prachtige plaats met een schrijnende geschiedenis. Speciaal als ik ervan overtuigd ben dat antisemitisme even onuitroeibaar is als het Joodse volk, wordt het geen gezellig congres!
Genoeg mineur! De piloot geeft net aan dat we over Londen vliegen vanwege vliegbeperkingen boven Frankrijk. Een langere route, maar we komen wel op de verwachte tijd aan. Ben benieuwd of wij (Blouma, Ellen van Praagh -voorzitter NIK- en nog enkele bestuurders uit Joods-Nederland, zijn ook mee) nu extra Flying Blue Miles krijgen want die Miles, de punten, schijnen aan de feitelijk afgevlogen miles gekoppeld te zijn.
Bijna vergeten: ik ben bezig te bemiddelen tussen twee niet-joodse organisaties, eigenlijk groeperingen. Beiden hebben me benaderd. ‘Heb je niets beters te doen? Je moet af en toe ook nee kunnen zeggen’, zult u wel denken. Klopt, maar medemensen helpen is een plicht en als ik het probleem kan oplossen, geeft dat uitstraling en bestrijden we op een positieve manier ook automatisch, zonder het te benoemen, het antisemitisme.
Nog vijftig minuten en dan landen we. Het schijnt in Oporto een uur eerder te zijn. Dat is dan mooi meegenomen, want het symposium begint pas morgenochtend om 9:45 uur. Dus een paar uur langer vakantie! Zal ik telefoon en computer uitschakelen?
Gedurende de coronatijd begon Opperrabbijn Jacobs met zijn dagboek op verzoek van het
Joods Cultureel Kwartier.
NIW publiceert nu deze bijzondere stukken op haar website www.niw.nl .
Dagboek van de Opperrabbijn van 10 mei 2023
“We gaan eraan”, zijn de woorden van mijn opa Siegfried de Leeuw uit Steenwijk die op tien mei, de dag van de Duitse inval, jaarlijks door mijn hoofd gonzen. Vanaf mijn zeer jonge jaren vertelde mijn lieve moeder mij ieder jaar weer dat op 10 mei mijn opa Siegfried, toen hij de Duitse vliegtuigen zag overvliegen, zijn handen ten hemel richtte en uitriep: “Mijn G’d, we gaan eraan…”. Wonderwel hebben opa en oma met hun drie kinderen de oorlog overleefd dankzij Wiersma, de politieagent uit Boskoop, het verzet in Friesland leidde en honderden Joden heeft laten onderduiken., waaronder mijn moeder. Voor zover ik me herinner had mijn opa Siegfried al zijn kinderen een zak met geld gegeven en tegen hen zei, toen het duidelijk was dat er ondergedoken moest worden: neem dit geld en vind je weg. En dus, zo vertelde mijn moeder mij naar ik me herinner, liep mijn moeder van Steenwijk naar Wolvega alwaar ze haar eerste duikadres vond. Hoe ze dat adres heeft gevonden, weet ik niet. En hoe en waarom ze vanuit dat adres naar vele anderen plaatsen werd overgeplaatst, is me nooit verteld. En ik heb het haar ook nooit gevraagd.
Toen ik maandagavond, ingaande Lag Ba’omer, aanwezig was op het schoolplein van het Cheider voor het aansteken van de vreugdevuren en ik zag en hoorde het jongenskoor dezelfde liederen zingen die ook in Miron, op datzelfde moment, gezongen werden, welden plotsklaps bij mij de emoties op. Am Jisraeel Chaj. Ondanks alles zijn we er nog, ook in ons Nederland.
Doordat ik een veelheid van herdenkingsplechtigheden heb bijgewoond in de achter ons liggende weken, kreeg ik, dit jaar veel vaker dan andere jaren, de vraag of ik van mening ben dat Joden Nederland zouden moeten verlaten en op aliya moeten gaan naar Israël. “En wanneer gaat u zelf. Hebt u al plannen?” Van kinds wijs af aan stond het voor mij als een paal boven water dat in Israël mijn toekomst zou liggen. Mijn kamer hing vol met JNF-posters die mijn vriendje Lex van Straten voor mij wist te regelen want zijn opa Wolf, die bij het JNF werkte, kon die makkelijk krijgen. Maar hoewel ik vanaf 1975 in Nederland mijn rabbinale inzet (hopelijk naar eer en geweten) voor de resten van Joods Nederland gebruik, hield ik steeds vast aan mijn verlangen om na mijn pensionering in Israël te gaan wonen. Maar inmiddels ben ik bijna de tien jaar na mijn pensioengerechtigde leeftijd gepasseerd en zit ik nog steeds in mijn Nederland, het land van mijn ouders, grootouders, overgrootouders en nog een aantal generaties voor hen. Ik ben daarover niet blij. Maar naar Israël verhuizen en daar achteroverleunend genieten van mijn oude dag, past niet zo erg bij mij. En bovendien was de Lubavitcher Rebbe, van wie ik een volgeling ben, de mening toegedaan dat rabbijnen niet met pensioen horen te gaan. En dus mag ik nog steeds me inzetten voor Joods Nederland.
In Leeuwarden werden postuum op drie mei aan vijf echtparen de Yad Vashem medaille uitgereikt, ik had er uitgebreid over geschreven in mijn vorige dagboek. Wat ik nog niet had vermeld was dat ook bij die bijeenkomst ik meerdere malen werd geconfronteerd met de vraag: blijft u nog in Nederland? Wanneer vertrekt u naar Israël?
Voorafgaande aan de feestelijke bijeenkomst op het Cheider, was ik in de Uilenburgersjoel, aan de Uilenburgerstraat in Amsterdam. Hier was eens de Jodenbuurt en hierheen moesten in de latere oorlogsjaren alle Joden verhuizen. In de sjoel vond de presentatie plaats van “Canon 700 jaar Joods Nederland”. Als ik het goed begrepen heb was het de bedoeling van deze prachtige heruitgave, om met name de huidige Joodse jeugd te bereiken en ze bewust te maken van hun verantwoordelijkheid om Joods Nederland overeind te houden, gebaseerd op het rijke Joodse leven van voor de oorlog. JMW, organisator van deze bijeenkomst, wil proberen te bouwen aan een Joodse toekomst in Nederland, een nobel streven en geweldig dat het geprobeerd gaat worden. Maar of het realistisch is, betwijfel ik. Ik denk dat als we Joodse kinderen willen redden we het advies moeten geven om te vertrekken, helemaal nu ook hier in Nederland het antisemitisme sterk groeit: Am Jisraeel Chaj-het Joodse volk leeft, maar of dat ook van Joods Nederland gezegd kan worden, durf ik, helaas, te betwijfelen. Ik hoop dat ik het helemaal verkeerd zie.
En toen was ik maandagavond om 21:00 uur op het Cheider en hoorde ik het indrukwekkende Cheider-koor. Ik zag mijn kleinkinderen zingen, het was als een licht in duisternis. En toevallig ben ik deze week benaderd om twee choepot te geven en vind er ook binnenkort een derde Nederlandse Choepa, huwelijksinzegening, plaats in Israël. Maar als we helaas in heel Nederland afgelopen jaar niet meer dan 15 choepot hebben gehad…waar is dan de toekomst?
En toch heb ik een contract voor onbepaalde tijd en zal ik dus tot de laatste Jood Nederland heeft verlaten, hier moeten blijven.
En toen hoorde ik weer de Cheider-jongens zingen en besefte dat er ook veel initiatieven worden ontplooid om jongeren en ouderen bijeen te krijgen. Dat er ondanks alles overal Joodse Gemeenten hun uiterste best doen om bijeenkomsten te organiseren, op vele plaatsen in Nederland de vreugdevuren vanwege Lag Ba’omer en BBQ’en werden georganiseerd. En dus besef ik dat ik misschien minder pessimistisch moet zijn.
Binyomin, zeg ik tegen mezelf, je hebt gewoon een kater na al die herdenkingen, na de tig-keer een minuut stilte, na de kransleggingen, de Jizkor ’s met de namen van de concentratie- en vernietigingskampen en voor de zoveelste keer Kadiesj… Pessimisme deugt niet. Uiteindelijk komt alles van Boven, ook de moeizamere tijden. En natuurlijk: ook in ons calvinistische kikkerlandje Nederland houden we gewoon ons Jodendom in stand.
Gedurende de coronatijd begon Opperrabbijn Jacobs met zijn dagboek op verzoek van het
Joods Cultureel Kwartier.
NIW publiceert nu deze bijzondere stukken op haar website www.niw.nl .
Dagboek van de Opperrabbijn 7 mei 2023
Loeidruk, waren de afgelopen dagen. Herdenking na herdenking. Woensdag 3 mei stond Leeuwarden op het programma. Daar werden in de Harmonie postuum vijf Yad Vashem onderscheidingen uitgereikt. Maar voor het zover was, had ik eerst thuis bezoek van een technicus met microfoon en camera. Van half elf tot na het nieuws van elf uur zat ik namelijk in de uitzending van Spraakmakers op NPO 1. Naar aanleiding van een uitzending over gestolen erfgoed op televisie (pointer.kro-ncrv.nl/het-verdwenen-joodse-vastgoed) werd er hieraan ook op de radio aandacht besteed. Mij was gevraagd om voor deze uitzending in de studio in Hilversum aanwezig te zijn, maar dat zou ik niet redden omdat ik om 13:00 uur in Leeuwarden werd verwacht en hoewel het programma in Leeuwarden pas om 14:00 uur echt zou beginnen, probeer ik zoveel mogelijk al bij de zogenaamde inloop aanwezig te zijn. Want, en dan spreek ik als ervaringsdeskundige, de inloop en het na-afloop, zijn pastoraal bezien de meest geschikte momenten. De Joodse Gemeente Friesland had een perfect staaltje van organisatietalent getoond. Honderden aanwezigen waren getuige van een indrukwekkende plechtigheid. Vijf helden-die-geen-helden waren kregen uit handen van de ambassadeur van Israël de Yad Vashem onderscheiding als dank voor het actief redden van Joden gedurende de bezetting door de nazi’s. Een indrukwekkende bijeenkomst die een coproductie was van de ‘Vrienden van Yad Vashem Nederland’, de ambassade van Israël en de Joodse Gemeente Leeuwarden. In mijn toespraak verbond ik verleden met heden. Zij die de onderscheiding kregen toebedeeld waren mijns inziens geen helden. Als ze helden hadden willen zijn, hadden ze met groot gevaar voor eigen leven, niets gedaan. Neen, zo benadrukte ik, ze bleven mens in een periode dat negentig procent van de mensen hun besef van menselijkheid waren vergeten. Zo’n beetje dezelfde gedachte die tijdens de Nationale 4 mei herdenking in De Nieuwe Kerk op indrukwekkende wijze werd gebracht door Marcel Möring onder de titel “Mens en medemens”. Marcel Möring had de moed om, nota bene ten overstaan van Koning Willen Alexander, de laakbare opvang van Joden, Roma en Sinti na de bevrijding te vermelden. Koningin Wilhelmina vond na de oorlog dat er geen onderscheid gemaakt mocht worden tussen Nederlanders. En dus geen extra opvang en steun voor de overlevenden van de concentratiekampen…Overigens bekritiseerde onze koning zelf publiekelijk in 2020 zijn overgrootmoeder voor haar rol in de bezettingsjaren.
Maar tot het de Nationale Herdenking op de Dam was, waren Blouma en mijn persoontje op 4 mei om 13:00 uur (aanvang plechtigheid 14:00 uur, maar inloop 13:00 uur!) op het Ereveld in Loenen. Een door de Oorlogsgravenstichting op militaire wijze georganiseerde plechtigheid met honderden en honderden aanwezigen, waaronder vele nazaten, ambassadeurs van acht landen, de burgemeester van Apeldoorn, de Commissaris van de Koning en de Minister van Defensie Kasja Ollongren die een indrukwekkende rede uitsprak. Wellicht een onbelangrijk detail, maar bij de inloop in de VIP-tent waren er voor ons beiden koosjere broodjes geregeld. Het gaat me niet om de broodjes zelf, maar de warmte die die broodjes uitstraalden, het gevoel van welkom, jullie zijn een van ons, maakte indruk. Hoezeer onze aanwezigheid werd gewaardeerd kwam ook tot uiting bij de kranslegging aan het eind van de emotionele plechtigheid. De laatste krans werd namelijk gelegd door Jaap Smit, commissaris van de koning in Zuid-Holland, in zijn hoedanigheid als President van de Oorlogsgravenstichting en door mij, als lid van de Adviesraad van de Oorlogsgravenstichting.
Toen ik vorig jaar bij de herdenking samen met de Ambassadeur van Duitsland een krans legde, was dat een overduidelijke boodschap. Kinderen en kleinkinderen mag je gedrag van (groot)ouders niet verwijten, als ze afstand hebben genomen, in dit geval, van het nazi-gedachtengoed. Maar dit jaar zat er ook, althans zo beleefde ik het, een onderliggende boodschap in de kranslegging van de Commissaris van de koning en mij als Jood. Die gezamenlijke handeling symboliseerde voor mij de strijd die we hand in hand zullen moeten voeren tegen het opkomend antisemitisme. Als het al niet te laat is!
Toen ik gisteren, sjabbat, naar sjoel liep, kwam een leswagen heel zachtjes naast me rijden. Het raampje werd geopend en de rijinstructeur feliciteerde me op een buitengewoon warme en hartelijke wijze met het vijfenzeventig bestaan van Israël, het Heilige Land. Am Jisraeel Chaj, voegde hij er ook nog aan toe. Het maakte mijn sjabbat.
Maar na sjoel ging het mis. Twee fietsende snotaapjes van een jaar of twaalf meenden luidkeels mij de nodige verwensingen te moeten toeschreeuwen waaronder het bekende kanker-jood en ‘ga weg uit dit land’. En uitgaande sjabbat las ik dat in Amsterdam 154 voetbalsupporters waren opgepakt vanwege het zingen van antisemitische liederen. En op mijn whatsapp kreeg ik foto’s van een Davidster, een is-gelijk-teken en een hakenkruis. Op vier plaatsen in mijn woonplaats waren die aangebracht.
Het warme gevoel van de saamhorigheid en het dit-nooit-weer dat ik had gekregen door de televisiedocumentaire KRO-NCRV Pointer op 2 mei, de radio-uitzending van 3 mei, de bijeenkomst daarna in Leeuwarden, de herdenkingsplechtigheden op 4 mei en de rijinstructeur op sjabbat, waren in één keer (bijna) verdwenen.
Am Jisraeel Chaj, het Joodse volk leeft en zal altijd overleven, maar ook in Nederland gaat het ondertussen echt niet goed met de groeiende polarisatie, intolerantie en het steeds meer zichtbaar en geaccepteerd wordende antisemitisme.
Maar om toch (een beetje) positief te eindigen:
Beste Louk,
Het liet me niet onberoerd, toen ik jou, samen met je kleinzoon, als overlevende van concentratiekampen en als trotse Jood (nadat je voor Fl. 7,50 was verraden), de krans zag leggen, bij de Nationale Herdenking op de Dam.
Dagboek van de Opperrabbijn van 30 april 2023
Met de vierde mei in aantocht ben ik aan het nadenken over de toespraken die ik zal gaan houden. Wat wordt mijn boodschap? En als ik de boodschap voor mezelf duidelijk heb, ga ik daarna nadenken over ‘de verpakking’ waarin ik die boodschap ga gieten. Dat ‘nadenken over’ doe ik niet gestructureerd, dat wil zeggen, ik ga niet van 15:00 uur tot 16:30 uur ‘zitten nadenken’. Het gonst gewoon door mijn hoofd tot ik de boodschap heb gevonden. En daarna blijft het gonzen in mijn hoofd op zoek naar de verpakking.
Ondertussen heb ik nog niets gevonden en wacht ik op de opwelling. Het moeizame is dat ik bij een herdenkingsbijeenkomst in feite altijd hetzelfde zeg, maar dan wel op zo’n manier dat hetzelfde in andere bewoordingen wordt gebracht. Ik kan ook van het onderwerp niet afwijken en over iets gaan spreken dat met de herdenking niets te maken heeft. Dus met andere woorden: moet ik steeds hetzelfde verkondigen.
Als ik ergens voor het eerst kom, is dat geen probleem. Maar neem bijvoorbeeld mijn toespraak bij het Kindermonument in Kamp Vught. Ik spreek daar al vanaf 1999, ieder jaar met dezelfde boodschap, maar toch steeds weer in een andere verpakking. Lastig, maar dat is mijn vak. En dus denk ik nu de hele tijd na hoe en wat ga ik zeggen bij de 4 mei herdenkingen en om inspiratie op te doen (en om Blouma te helpen) ga ik nu het gras maaien.
Op 3 mei begint het voor mij met twee toespraken in Leeuwarden. Mijn column voor het papieren-NIW dat op 4 mei verschijnt, heb ik al klaar en heb ik al ingestuurd. Zo’n column is lastiger dan een dagboek. De column zit gekoppeld aan een vastgelegd aantal woorden en een column moet als het ware een begin en een eind hebben met daarin een bericht, gelijk een toespraak.
In mijn NIW-4 mei-column benadruk ik het verschil tussen de geestelijke en de fysieke bevrijding. Een mens kan lichamelijk vrij zijn, maar geestelijk nog diep in het gevang zitten. Ik doel niet op trauma’s die blijven en het slachtoffer zijn/haar gehele verdere leven beïnvloeden, maar ik denk aan bevrijding op ethisch gebied. Want het gewoon in gevangenschap is anders dan het gewoon in vrijheid. Een ordinaire diefstal na de bevrijding kan niet vergeleken worden met een diefstal van een stukje brood in het concentratiekamp waar dat kleine stukje brood het laatste redmiddel kan zijn om te overleven, maar voor de doodzieke, al half overleden medegevangene… En nu kom ik dan, al schrijvend, tot mijn boodschap: Ook vrijheid heeft grenzen nodig, om vrijheid te garanderen.
Ben ik vrij? Kan ik in vrijheid opkomen tegen onrecht? Of laat ik me chanteren om te overleven en schend ik daarmee de echte vrijheid?
Ik zal mijn filosofische woorden uitleggen, het probleem waartegen ik ben aangelopen donderdag jongstleden. Om het probleem onherkenbaar te maken koppel ik het aan X-land. Een bevolkingsgroep uit X-land wordt en werd al jaren vervolgd. Een aantal hunner is naar Nederland gevlucht om hier een nieuw bestaan op te bouwen, in vrijheid. Die Nederlandse X-landers willen nu een campagne beginnen om het onrecht dat hun is aangedaan in hun X-land bekendheid te geven en vragen mij advies in die strijd. Ik sta volledig achter ze. Wat er met hen geschiedde is totaal onacceptabel. Hun broeders en zusters worden nog steeds vervolgd, belanden in gevangenissen, worden geestelijk en lichamelijk kapot gemaakt. Ik sta geheel achter hun campagne en was in eerste instantie zondermeer bereid vooraan te gaan staan, m’n nek uit te steken. Maar na enig nadenken kwamen er twijfels bovendrijven. Want door hen te steunen zal er vanuit X-land wraak worden genomen op de Joodse X-landse gemeenschap. En ook zal de Nederlandse Overheid tot de orde worden geroepen en heeft Israël er belang bij om vooral de banden met X-land goed te houden. De opperrabbijn van X-Land heeft me verzocht om vooral aan de zijlijn te blijven staan want zodra in zijn X-land mijn naam zichtbaar wordt, zal hij tot de orde worden geroepen. Ik heb als uitgangspunt dat ik niet en nooit aan chantage toegeef, maar als mijn principiële opstelling leidt tot gevaar voor derden. Maar dan nog, gonst het in mijn hoofd, hoe kan ik zwijgen en weigeren openlijk tegen onrecht te strijden.
Tijdens een van de herdenkingen hoorde ik hoe een verzetsstrijder uit de oorlog een boom had gelegd op de weg om de voortgang van Duitse troepen tegen te gaan. De boom heeft vertraagd, maar heeft ook geresulteerd in liquidatie van tientallen onschuldige medeburgers door de moffen! En moet ik dus nu maar beter de adviesvraag van de vluchtelingen uit X-Land maar negeren? Had die verzetsstrijder die boom beter niet kunnen leggen?
Ik kan iets doen vanuit mijn opper-rabbinale positie, maar wat het de een helpt, schaadt het de ander. Dus maar op z’n beloop laten? Het onrecht laten zegevieren? In de Tweede Wereldoorlog was volgens prof. Presser 5% van de Nederlanders fout. In het verzet zat ook 5%. En de 90% zag en liet het gebeuren. Ga ik me nu voegen bij die 90% die wegkeken en het lieten gebeuren? Meedoen met kuddegedrag? Maar als ik me aansluit bij het verzet, ben ik wel de oorzaak van liquidatie, maatregelen tegen, harde woorden vanuit de regering van X-Land. Lieve lezer van mijn dagboek: ik verzin dit niet en weet niet wat mijn opstelling moet zijn!
Gedurende de coronatijd begon Opperrabbijn Jacobs met zijn dagboek op verzoek van het
Joods Cultureel Kwartier.
NIW publiceert nu deze bijzondere stukken op haar website www.niw.nl .
Dagboek van de Opperrabbijn van 26 april 2023
Maandag was er bij ons thuis, voor mij voor de voor de laatste keer, een vergadering van Nettie. De Nettie van Zwanenberg-stichting wordt door de insiders, de bestuursleden, gewoonlijk gewoon “Nettie” genoemd. Dat klinkt erg gemoedelijk en dat is nu precies wat Nettie is. Uit de nalatenschap van Nettie van Zwanenberg (Organon! Oss) is een stichting ontstaan die als enig doel heeft om daar waar de nood aan de man (of vrouw) is steun te verlenen. Het gaat niet om grote bedragen, maar de jaarlijkse bestuursvergadering gaat wel gepaard met veel overgave en zorgvuldigheid. We geven geen druppels op gloeiende platen, maar springen wel met kleine bedragen bij om te helpen met een activiteit binnen Joods Nederland, het ondersteunen van een project of de betaling van een Apk-keuring voor een mijnheer die financieel helemaal in de knel zit. Achtendertig jaar geleden ben ik als opvolger van Opperrabbijn Berlinger erbij gekomen en benoemd in de functie van voorzitter van de Raad van Toezicht. Het verschil tussen dagelijks bestuurder en Raad van Toezicht is reglementair vastgelegd, maar meer dan dat is het niet. Wel heb ik als voorzitter van de Raad van Toezicht meerdere Bestuursvoorzitters mogen toespreken bij hun komen en bij hun gaan. Voor deze gelegenheid was, voor mij als verrassing, een oud-bestuursvoorzitter speciaal opgeroepen om mij uit-te-spreken. Mijn Blouma werd voorzien van een prachtige bos bloemen en ik kreeg een zwaan (het symbool van Nettie) van plastic die gevuld was met €492, de getallenwaarde van Nettie van Zwanenberg. De plastieke zwaan was een tsedaka-busje en de vulling, de euro’s, mochten door mij voor tsedaka (liefdadigheid) naar keuze aangewend worden. Geweldig toch! In een woelige wereld waar enige dagen geleden weer een moordende terroristisch aanslag in Jeruzalem was gepleegd, in de schaduw van de oorlog tussen Rusland en Oekraïne waarvan niemand kan voorspellen hoe die afloopt en wat de onverhoopte gevolgen zijn voor de rest van de wereld, in de periode vlak voor alle 4 mei herdenkingen…om in die periode als Nettie samen te zitten en uitsluitend bezig te zijn met het helpen van de medemens, is geweldig!
Ook kreeg ik een positieve kick van het telefoontje van een hoge Nederlandse bestuurder. Ik had hem meerdere keren gebeld, maar kreeg geen antwoord. Gezien de man zeer druk is en ik dus volledig begreep dat mijn hulpverzoek bijna nul-waarde had ten opzichte van de veel grotere problemen die hij op zijn politieke bord krijgt, was ik meer dan blij verrast een telefoontje van hem te ontvangen. Hij vermoedde dat ik boos op hem zou zijn vanwege zijn niet-reageren! Helemaal niet dus, maar zijn excuus, volledig ten onrechte, kwam wel bij mij binnen.
Wat ook binnenkwam, maar dan op een heel andere wijze, was de reactie op mijn vorige dagboek over kamp Amersfoort. Ik citeer:
“Bedankt voor het dagboek over Kamp Amersfoort. Tijdens het lezen kwam bij mij de herinnering terug van het verhaal van mijn ouders. De hele familie van mijn vader was gedeporteerd en vermoord. Pas jaren na de oorlog ontdekte hij, dat een verre nicht en een neef het ook hadden overleefd. Van mijn moeders kant had alleen een enkele neef de Shoah-dood ontsprongen. De rest was verdwenen is het duistere gat van de vergetelheid via de schoorstenen van Sobibor.
Mei 1945, net bevrijd en op weg naar hun ouderlijk huis, vonden zij, dat hun appartement in de Rivierenbuurt door foute Nederlanders werd bewoond. Mijn ouders hadden geen recht op teruggave. Zij moesten wachten tot de bewoners een ander huis hadden gevonden. De Gemeente Amsterdam bood in het geheel geen hulp aan. Pas maanden later mochten zij terug naar hun appartement. De foute bewoners hadden de gehele inventaris van mijn ouders mee mogen nemen. Mijn ouders keerden terug in een geheel leeggeroofd huis. Ook fornuis, gordijnen en vaste vloerbedekking waren verdwenen.
Toen mijn ouders moesten onderduiken, heeft hun garagehouder aangeboden de auto van mijn vader in bewaring te nemen. Deze auto had hij achter in zijn garage opgeslagen en bewaard. Vrome RK-vrienden van mijn ouders hadden contant geld voor hen opgeslagen, begraven in wekflessen in hun tuin. De auto en het geld hadden de oorlog ‘overleefd’ en werden teruggegeven. Ja, er waren ook eerlijke mensen, hoewel ze helaas niet tot de meerderheid gerekend kunnen worden.
Toen de Gemeente. Amsterdam erachter kwam dat de personenauto weer in het bezit was van mijn ouders, heeft de Gemeente beslag gelegd op dit voertuig. De auto werd ter beschikking gesteld van een hoge gemeenteambtenaar. Af en toe mocht mijn vader zijn auto even lenen van de Gemeente. Tot in 1946 heeft dit geduurd., nadien kreeg hij zijn eigen auto weer terug. Meer dan een jaar na de bevrijding. Huur en/of km vergoeding werd uiteraard niet betaald.
Nooit ben ik erachter gekomen, hoe de mooie collectie -antieke- joodse gebedenboeken van mijn grootvader zijn teruggekomen. Mijn getraumatiseerde vader heeft daar nooit over kunnen praten. Deze boeken heb ik nu. Onze (klein-)kinderen hebben er geen belangstelling voor.
Bovenstaande gedachten kwamen zomaar in me op, naar aanleiding van uw dagboek. De geschiedenis herhaalt zich!”
Ik, Binyomin Jacobs, dagboekschrijver en in mijn vrije tijd opperrabbijn, heb hieraan niets toe te voegen. Zo vlak voor 4 mei loopt bij mij alles door elkaar. Boosheid en dankbaarheid, moordenaars en weldoeners, Auschwitz en de liefdadigheids-Stichting van Nettie waarvan ik achtendertig jaar lang deel mocht zijn.
Gedurende de coronatijd begon Opperrabbijn Jacobs met zijn dagboek op verzoek van het
Joods Cultureel Kwartier.
NIW publiceert nu deze bijzondere stukken op haar website www.niw.nl .