Dagboek van de Opperrabbijn 6 augustus 2023

Wat ben ik dankbaar met mijn baantje. Af en toe (en vaker af dan toe) wordt er (on)nodige rotzooi over me uitgestort, maar zo gaat het nu eenmaal. Als er geen kritiek komt, pas dan moet ik me zorgen maken en mezelf afvragen of ik nog wel functioneer. Ik herinner me dat rabbijn Vorst en mijn persoontje samen (onbezoldigd) werkten voor Jad Achat, de educatieve afdeling van het NIK die opgericht was in 1977.  Wij moesten/mochten deze door de Overheid bekostigde instelling invulling geven. Het was een groot succes. Dia’s, tapes, films, Joodse boeken en spelletjes. Later ontstond er in het gebouw van de Joodse Gemeente Amsterdam ook de bekende Jad Achat winkel. Het bleek een en al succes, niemand sputterde tegen, alleen maar lof. En dus vroegen we ons toen ernstig af: zijn we wel goed bezig? Maar gelukkig ontstond, net nadat we ons zorgen maakten over het succes, kritiek. Wat die kritiek omvatte herinner ik me niet meer, maar de essentie was dat er tegenstand was, teken dat we goed bezig waren.

En nu we het over succes hebben: Vrijdag was de laatste dag van twee weken Tzivot Hashem, het bekende zomer-dagkamp dat dit jaar voor de tiende keer kinderen in de grote vakantie een Joods samenzijn heeft geboden. Lof en hulde voor de Taiby Camissar en Chaya Koppenhol-van Halem en alle vrijwillige madrichiem en madrichot die deels uit ons land afkomst waren en deels vanuit Israel en de VS waren ingevlogen. Sommige kinderen hadden het geluk om beide weken aanwezig te kunnen zijn, anderen een week en sommigen kwamen maar een paar dagen omdat ze ook met hun ouders op vakantie gingen. Maar zelfs die paar dagen waren meer dan waardevol, want iedere dag was een combinatie van spel, uitstapje, samen eten en bensjen en Joodse vriendjes en vriendinnetjes maken. Speciaal voor kinderen die de Joodse dagscholen niet bezoeken, waren, zelfs als het slechts een paar dagen betrof, van vitaal Joods belang. Ieder kind nam iets mee naar huis. En ik bedoel dan niet de zelfgebakken challa op vrijdag, maar de Joodse sfeer die iedere dag werd geboden en die de kinderen zal bijblijven.

Tien dagen geleden was het 9 Aw, de verwoesting van de Tempel in Jeruzalem en het begin van het galoeth, het ballingschap. De gewoonte bestaat om in een Joods huis, speciaal in een sjoel of gebouw van de Joodse Gemeente, een stukje van de muur onafgewerkt te laten: ter herinnering aan de Verwoesting van de Tempel. Om te tonen dat hoe mooi ons huis ook moge zijn, we dienen te beseffen dat het nog steeds een ballingschap is waarin we ons bevinden. Om dezelfde reden breekt de bruidegom onder de choepa een glas. Niet omdat ‘scherven brengen geluk’ maar om juist op het moment van grote vreugde te benadrukken dat er helaas nog veel leed bestaat op onze aarde. En dus was er ook in het geweldige zomer-dagkamp iets negatiefs, ter herinnering aan… Donderdagavond werden in Amstelveen drie van de madrichiem, allen uit de USA afkomstig, toen ze op straat liepen, met stenen bekogeld. Ze kwamen er met de schrik vanaf, maar toch… Het was een teken dat het zomer-dagkamp goed was. Zonder deze stenen hadden we stiekem mogen twijfelen!

Het is nu zondagavond en we zijn net terug uit Maastricht waar we de sjabbat hadden doorgebracht. Het was buitengewoon fijn. ’s Ochtends voor sjoel een sjioer gegeven. Er werd aandachtig geluisterd en vragen werden gesteld. Iedere week geeft rabbijn Cohen om 9 uur, een uur voordat de sjoel hoort te beginnen, les aan de goegemeente. Nu was aan mij de eer, of beter verwoord, het genot om die cursus te geven. Ik schrijf opzettelijk ‘hoort te beginnen’. Want gelijk in het zomer-dagkamp er ook iets negatiefs was, zoals bij de beginjaren van Jad Achat en gelijk ook ik af en toe onder een negatief vuur lig, was er ook iets dat voor mijn gevoel verbetering behoeft. Niet de maaltijd voor alle sjoelbezoekers op vrijdagavond. Niet de maaltijd na afloop van de ochtenddienst op sjabbat. Maar wel het zogenaamde Limburgs Kwartiertje, dat bij de NIHS Limburg neigt uit te lopen tot een Limburgs Halfuurtje! Alles is even gemoedelijk, speciaal het begrip tijd. Maar of ik me nou wel of niet aan erger, als ‘herinnering aan de verwoesting van de tempel’ functioneert het fantastisch. Rabbijn en rebbezin Cohen: jullie doen geweldig werk. En ik denk dan niet alleen aan de sjoeldiensten, de maaltijden na afloop in sjoel, de wekelijkse maaltijden bij jullie thuis, maar ook en speciaal aan de vele individuele steun die jullie aan mensen in nood weten te geven. Geweldig! Dank!

 

 

Gedurende de coronatijd begon Opperrabbijn Jacobs met zijn dagboek op verzoek van het

Joods Cultureel Kwartier.

NIW publiceert nu deze bijzondere stukken op haar website www.niw.nl .

 

 

 

Dagboek van de Opperrabbijn 2 augustus 2023

Nadat ik in allerijl moest beslissen wel/niet mijn mening over de spanningen in Israël publiekelijk bekend te maken vrijdag jl. en nadat ik overleg had gepleegd met twee deskundigen van mijn Advisory Board, nadat ik had ingestemd om een paar uur voor sjabbath een interview af te geven voor de NOS…vernam ik zondag dat de uitzending wegens gebrek aan actualiteit niet zou doorgaan. Zo gaat dat. Boos? Teleurgesteld? Zeker niet boos, maar wel lichtelijk teleurgesteld. Maar ik weet dat dat zo werkt met actueel nieuws. Ondertussen is er wel een NOS-verhaal hierover verschenen op de site van de NOS. Maar dat is minder zichtbaar en minder hoorbaar dan het Journaal, maar schriftelijk is wel genuanceerder.

Waar ik zondag wel zichtbaar en hoorbaar was, was bij een choepa in de synagoge van de Joodse Gemeente Bussum. Wat wil ik bereiken met een choepa? Uiteraard natuurlijk het jonge paar al het mogelijke goeds toewensen. Geweldig dat onze Joodse gemeenschap er een jong enthousiast gezin bijkrijgt in een tijd dat trouwen, en dus trouw aan elkaar beloven, steeds minder gewoon wordt. De toespraak is bij zo’n choepa van groot belang. Het zet de toon! Als een droogstoppel een verband leggen met de Sidra van de week komt niet over. Uitsluitend nietszeggende grapjes is leuk, maar zet geen spirituele zoden aan de Joodse-dijk. En dus moet er een combinatie ontstaan. Een mooie verpakking voor een waardevolle geestelijke gedachte waar de toehoorders en uiteraard het bruidspaar iets mee kunnen en dat ze bijblijft.  Ik laat u het begin horen:

“Chatan we kalla, bride and groom, bruid en bruidegom, geachte aanwezigen, dear all of you, dear parents of the groom, lieve ouders van de bruid,

I’am quite nervous for this choepa, ik ben nogal zenuwachtig voor deze huwelijksvoltrekking, want because, the kalla, the bride, de bruid, Ella is quite organised, ze is nogal puntje precies. I had the honor during the 48 years that I am functioning as a rabbi, ik had de eer om gedurende de vele decennia dat ik als rabbijn werkzaam ben, to officiate at many chupot, vele paartjes (met een T!) onder het trouw-baldakijn te mogen brengen. Maar nog nooit, never ever, I was so restricted, werd ik zo beperkt, in a time schedule, in een strak tijdrooster. And at the same time, en tegelijkertijd, kreeg ik de opdracht, I was forced, to keep it short, om het kort te houden. But, maar, wel in two languages, twee talen.

After a few hours thinking about this speech, kwam ik tot de conclusion, that it will be impossible, niet zo eenvoudig, om in two languages in not meer dan fifteen minutes any serious boodschap to bring over.

By the way if I look at mijn polshorloge, nearly vijftig percentage of my tijd, time, has gone already…. En ik heb nog geen zinnig woord uitgebracht.”

En daarna kwamen de gedachten, de zinnige woorden, die ik ze heb willen meegeven. Maar beginnen met iets lichts en grappigs is nodig om de aandacht van het publiek, de volle synagoge, te krijgen, een soort voorgerecht, een appetizer zoals dat in de culinaire wereld wordt genoemd. Als ik dan daags na de choepa een bericht ontvang van het bruidspaar dat “de toespraak fantastisch was, dat ze ervan hebben genoten en dat de inhoudelijke boodschap duidelijk werd begrepen”, dan was de tijd die ik heb geïnvesteerd niet voor niets. Want zo’n droosje voorbereiden kost tijd. Ouders, grootouders, bijzondere gebeurtenissen uit het leven van bruid en bruidegom, toekomst en verleden: niets mag ontbreken op het moment dat chatan en kalla, terwijl ze onder de choepa staan, worden toegesproken.

Vreugde en verdriet. Innig geluk en slaande ruzie. Het wisselde weer sterk af de afgelopen dagen. Maar zo is het leven nou eenmaal. Gistermiddag de obsjerenisj, haarknippen van onze achterkleinzoon in Amsterdam. Zonder verder hier op de betekenis van dat haarknipritueel in te gaan, toch even heel kort: als een Joods jongetje drie jaar wordt krijgt hij voor het eerst tsietsiet (schouwdraden) en zal vanaf die dag altijd een keppeltje dragen. Hij mag de honing aflikken van een papier waarop het alef-beet staat geschreven en krijgt als het ware zijn eerste Joodse les. Het feestje heeft alles te maken met het prille begin van de Joodse opvoeding.

Vanwege vakantiegangers, de familie Brodman uit Israël en Duitsland, hebben we nu bij ons thuis iedere ochtend sjoeldienst. De vader/grootvader van de Brodmannen was de rabbijn van de sjoel in de Lekstraat te Amsterdam. Rabbijn Brodman was dus de rabbijn van mijn ouders. Oude en mooie herinneringen wellen op, terwijl het buiten plenst en het boottochtje dat gepland stond in Boskoop waarschijnlijk wordt afgelast. Maar we gaan daar wel een oude belofte inlassen en na afloop dineren bij Hoffy’s in Antwerpen. Dat boottochtje, de maaltijd bij Hoffy’s en de twee echtparen met wie we dit uitstapje maken heeft te maken met een oude vriendschap met niet-joodse vrienden die in hun jongere jaren zich keihard voor het Cheider en anderen Joodse belangen hebben ingezet.

Aanstaande sjabbat zijn we in Maastricht. Vakantie? Ja en nee. Een sjabbaton met de Joodse Gemeente Limburg. Het moge dan officieel werk heten, maar het is eigenlijk vakantie! Al op voorhand dank aan rabbijn Cohen en zijn rebbetzin voor de maaltijden en de sjoeldiensten en dank aan oud-voorzitter Benoit Wesly in wiens Hotel Derlon we weer zullen mogen overnachten.

 

 

Joods Cultureel Kwartier.

NIW publiceert nu deze bijzondere stukken op haar website www.niw.nl .

 

 

 

Dagboek van de Opperrabbijn van 30 juli 2023:

Baroeg Hasjeem – G.Z.D., de periode van de zogenaamde Drie Weken is voorbij! De Drie Weken begonnen op 17 Tammoez, de dag waarop er een bres werd geslagen in de muren van Jeruzalem. En op 9 Aw, de droevigste dag op de Joodse kalender, zat het er weer op.  Op 9 Aw werden beide Tempels in Jeruzalem verwoest, begin van het galoet-het ballingschap, waarin het Joodse volk zich nog steeds bevindt. Op diezelfde datum werd besloten van Hogerhand dat de Joden niet direct na de Uittocht uit Egypte Israël zouden mogen binnentrekken, maar dat ze eerst veertig jaar zouden moeten rondzwerven in de woestijn als gevolg van de foute opstelling van de Verspieders. Op deze dag begon de Eerste Wereldoorlog.  In 1492 bereikte de vervolging van de Joden in Spanje, de Inquisitie, zijn dramatische dieptepunt toen Don Jitschak Abarbanel, de beroemde Thora commentator die ook minister van financiën was in het Spaanse rijk, met 75.000 Joden Spanje verliet omdat 9 Aw de dag was dat het ultimatum verstreek: of Spanje uit of bekeerd zijn tot het Christendom.  Nog veel meer rampen waren er door de eeuwen heen aan die dag gekoppeld. Maar, vanuit de Joodse filosofie beschouwd, komt misère niet zomaar, maar is het resultaat van ons eigen falen. Het is zinloos om uitsluitend te treuren. Terugblikken naar nare tijden heeft alleen waarde als het ons doet beseffen dat we nu, anno 2023 – 5783 vanuit zelfreflectie tot het inzicht komen dat we onszelf moeten verbeteren. De Drie Weken zijn voorbij en nu op naar de Hoge Feestdagen met als eerste de twee dagen Rosj Hasjana, Joods Nieuwjaar.

Op 9 Aw, donderdag jl. dus, was ik overdag in de sjoel van Eindhoven voor de ochtenddienst. De Brabantse rabbijn Simcha Steinberg had de kinderen en de leiding van het Bne Akiwa zomerkamp uitgenodigd die in de buurt van Eindhoven hun Zomerkamp beleefden, om ook naar sjoel te komen.

En dus was het een (over)volle (sjoel)bak. Terwijl ik dit aan het digitale papier toevertrouw zie ik plotseling een link tussen 9 Aw , rabbijn Steinberg en de Inquisitie! Rabbijn Heintz, mijn Utrechtse collega, is de schoonvader van rabbijn Steinberg. En die schoonvader is vader na vader na vader, een nazaat van de eerder vermelde Don Jitschak Abarbanel! Geeft me, achteraf bezien, een bijzonder gevoel dat ik dan op 9 Aw in de sjoel van Eindhoven was en daar de Steinberg-kindertjes,  Abarbanelletjes dus, heb zien rondlopen, vijfhonderd eenendertig jaar na de verbanning van hun voorvader door de Spaanse Inquisitie.

Donderdagmiddag, nog maar net thuis, kreeg ik een telefoontje van de NOS. Ze hadden mijn vorige dagboek gelezen met daarin, zoals zij dit noemden, “mijn verzoenende oproep richting Israël”, om de polariserende ruzie over de (ondermijnde?)  positie van het Hoge Gerechtshof te benaderen vanuit de gezamenlijke liefde voor ons aller Israël en iedere vorm van destructieve ruzie uit te bannen! Of de NOS het zo gaat uitdragen weet ik niet. Maar, naar ik begreep, zal er vanavond, zondagavond, aandacht aan de spanningen in Israël worden besteed en zal ik een aantal seconden of hooguit enkele minuten mijn verzoenende boodschap mogen verkondigen. Ik hoop althans dat ze me niet verkeerd zullen verknippen!

Een paar uur voor het begin van sjabbat had ik een positieve ervaring tijdens mijn (bijna) dagelijkse snel-wandeling. Een jonge man wenste mij sjabbat sjalom! Ik vroeg dus beleefd in het Ivriet of hij Hebreeuws spreekt, maar dat was nou ook weer niet het geval. Hij had een Joodse vriend in Amsterdam en van hem had hij ‘sjabbat sjalom’ geleerd.  Ik snel-loop verder en weer een ‘sjabbat sjalom’. Ik weer beleefd gevraagd in het Hebreeuws of hij de Joodse taal machtig is, en ja hoor! Hij komt uit Litouwen en heeft dertig jaar in Haifa gewoond. Ook zijn vrouw/partner/kennis wenste mij ‘sjabbat sjalom’. Zij komt uit Azerbezjan, doceert, als ik het goed begrepen heb, aan een conservatorium. Enfin, wij dus even gesproken over Azerbezjan, over de nieuwe ambassadeur, die zij nog niet had ontmoet, en over de verhouding tussen Azerbezjan en Armenië.  Tijdens die dagelijkse snel-wandelingetjes ontmoet ik altijd mensen die hun hond aan het uitlaten zijn. Hoewel ik geen enkele ambitie heb om een hond aan te schaffen, denk ik dat dat hond-uitlaten toch wel iets moois in zich heeft. Honden besnuffelen elkaar en tijdens zo’n snuffelgebeuren zie je prachtige contacten ontstaan tussen de baasjes. Ik vermoed dat de baasjes elkaar dagelijks ontmoeten, misschien wel drie keer per dag. Misschien spreken ze over de grote gebeurtenissen in de politiek, maar ik vermoed dat de gesprekken gewoon gaan over het dagelijks leven. Onze buurvrouw van de achterkant, kwam ik trouwens ook nog tegen. Arm in gips. Buurvrouw, vroeg ik, wat is er aan de hand? Dat er iets aan de hand was, was wel duidelijk want het gips zat over de helft van die hand, maar ik vond het wel zo beleefd om te informeren. Ze was gevallen en haar pols bleek verbrijzeld.  Nou heb ik weinig contact met onze buren, maar tijdens zo’n wandeling ontmoet je elkaar, je groet, soms een babbeltje. Sociaal contact! Is dit soort onbelangrijke ontmoetingen belangrijk?

Ik moest plotseling denken aan de Sidra, het gedeelte uit de Thora, van afgelopen sjabbat en tegelijkertijd aan de Sidra van de komende week. Afgelopen sjabbat werden o.a. de Tien Geboden gelezen, de basis van het Jodendom, en aanstaande sjabbat de Sidra Ekev. Ekev betekent ‘hiel’ en staat symbool voor de mitswoth, de geboden, die ogenschijnlijk weinig waarde hebben.  De kleintjes dus, die een mens snel met de voeten, de hiel, zal treden omdat ze weinig essentieel lijken. De oorlog in Oekraïne, de situatie in Israël, de opstand in Niger met het gevaar van te veel invloed van Rusland op het wereldgebeuren. En terwijl dit zich allemaal afspeelt worden hondjes uitgelaten en wordt mij vriendelijk sjabbat sjalom gewenst. De Thora toont ons dat er feitelijk geen verschil bestaat tussen de grote jongens van de wereld (de Tien Geboden) en de kleintjes (de hiel). Die vriendelijke beleefde groet heeft geen invloed op het wereldgebeuren, klopt, maar uiteindelijk wordt het denken van de grote jongens toch beïnvloed door de kleine gebeurtenissen in het dagelijkse leven. Een vriendelijke groet, een belangstellende vraag naar het welzijn, naar de gebroken pols of gewoon een goede middag… de kleintjes zijn minder klein dan we neigen te denken.

Het is inmiddels zondagochtend en ik moet ik me voorbereiden voor een choepa, huwelijksinzegening,  vanmiddag in Bussum. Mijn toespraak is wel al klaar, maar de huwelijksacte, de ketoeba, moet ik nog invullen en nog even het programma bekijken en mijn toespraak nogmaals doornemen. Mijn toespraak zal het wereldgebeuren niet beïnvloeden, maar kan wel bij toehoorders een bepaalde uitstraling nalaten, een goed gevoel. Misschien doen mijn woorden een jong stel, dat zich tussen de toehoorders bevindt en al een paar jaar samenwoont, ertoe besluiten om ook hun relatie met een choepa te bekronen. Een kleinigheidje?  Misschien. Maar toch is de wereldgeschiedenis in feite een opeenstapeling van ogenschijnlijk kleine en onbelangrijke gebeurtenissen.

 

Gedurende de coronatijd begon Opperrabbijn Jacobs met zijn dagboek op verzoek van het

Joods Cultureel Kwartier.

NIW publiceert nu deze bijzondere stukken op haar website www.niw.nl .

 

 

Dagboek van de Opperrabbijn van 26 juli 2023

De dagen voorafgaand aan 9 Aw, de zogenaamde negen dagen, ervaar ik jaar-in jaar-uit als vervelend en deprimerend. Negen Aw, is de dag waarop zowel de Eerste Tempel alsook de Tweede Tempel in Jeruzalem, werden verwoest, het begin van het Galoeth, het ballingschap waarin we ons nog steeds bevinden. Galoeth is niet alleen buiten de grenzen van het Heilige Land Israël, maar ook in Israël zelf. Totdat de komst van de Mosjiach, want dan zal er sjalom zijn in Israël en voor de gehele mensheid waar ook ter wereld. Maar tot die tijd…  Als we voor een reguliere Jom Tov staan, is er voorbereiding op culinair gebied, Jom Tov kleding wordt klaar gelegd, het huis wordt opgepoetst en de passende speciale liederen voor Jom Tov galmen door de gangen, zeker als vader de chazan, (voorzanger) zal zijn.  En naarmate het tijdstip van het begin van de Jom Tov nadert, de kaarsen al op tafel staan, beginnen de geuren van de speciale culinaire Jom Tov gerechten het huis meer en meer binnen te dringen. De voorbereiding voor shabbos.

Maar hoe anders zijn de dagen voor 9 Aw, ook nu helaas, zo sterk voelbaar in notabene de enige democratie in het Midden-Oosten, de Staat Israël, die het summum van tolerantie zou moeten uitstralen. En in plaats daarvan zien we een destructieve polarisatie.

Een van de belangrijkste redenen van de verwoesting van de Tempel was: sinat chinam – haat zonder reden. En terwijl ik aan het schrijven en nadenken was over de sinat chinam belde mijn goede vriend rabbijn Awraham Soetendorp. Waarover wilde hij spreken of beter uitgedrukt: welke zorg wilde hij met mij delen? “Haat zonder reden”. De situatie in Israël zoals die in de media verschijnt toont een gigantische verdeeldheid, een kloof tussen orthodoxe en seculiere Joden. Of het allemaal zo zwart-wit is als de media tonen weten we beiden niet. Maar het is niet goed. Wat wij eraan kunnen doen? Dawenen voor de echte sjalom en voor de komst van de Mosjiach en natuurlijk zorgen dat daar waar wel eenheid is, die eenheid ook uitstralen. In ieder geval zijn Soetendorp en ik dezelfde mening toegedaan: Israël kan en moet zijn eigen boontjes doppen en gelijk Joden buiten Israël last hebben van antisemitisme, zo lijdt Israël momenteel aan een andere ziekte genaamd: Polarisatie. Welk virus gevaarlijker is weten we beiden niet, maar het virus schaadt. Maar, en dat komt natuurlijk niet naar buiten want het is geen nieuws, wij beiden geloven nog steeds dat de meerderheid van de Israëliërs weliswaar een meningsverschil heeft en daarover in discussie is, maar zonder wederzijdse haat. Beiden worden wij, Soetendorp en mijn persoontje, benaderd om ook onze stem te laten horen en te protesteren voor of tegen Netanyahu. En beiden zijn wij eensgezind van mening: aan nog meer polarisatie is geen behoefte! Laat de media in ons land maar wat meer aandacht besteden aan landen waar naar buiten toe geen enkele discussie zichtbaar is…

Ondertussen werd ik gisteravond geconfronteerd met een prachtig voorbeeld van ahawat chinam – onbaatzuchtige liefde. Ik kreeg een telefoon van een mij onbekende Israëliër vanuit Jeruzalem. De man, een zeventiger, sprak uitsluitend Ivriet en was totaal in paniek. Zijn zus, een vrouw van bijna tachtig, lag in een ziekenhuis ergens in Nederland in zeer kritieke toestand. Als hij haar nog wilde zien moest hij acuut een vlucht boeken. En waar moet hij verblijven, en in welk ziekenhuis ligt ze, en als ze het G’d behoedde niet overleeft, paniek, huilen, intens verdriet en bovenal: totale machteloosheid. Waarom de mij onbekende mij belde? Omdat een rabbijn uit Jeruzalem hem mijn telefoonnummer had gegeven. Geen idee wie die rabbijn is, maar hij heeft hem wel geholpen door hem met mij in contact te brengen. En daardoor kon ik het ziekenhuis bereiken, de zieke vrouw lokaliseren en informeren naar haar welzijn om vervolgens een rabbijn die redelijk dicht bij het ziekenhuis woont, in te schakelen.  Vanavond komen de broer en zijn echtgenote aan op Schiphol en staat de lokale rabbijn klaar om te helpen waar nodig. Ahawat chinam – onbaatzuchtige hulp.

Ook onbaatzuchtige hulp door Koen Carlier, van Christenen voor Israël, in Oekraïne. Dag en nacht, maanden achtereen, zijn hij en zijn medewerkers onderweg om te repatriëren. Mensenlevens te redden, niet zonder gevaar voor hun eigen leven.

“Rakketten onderweg naar Nicolaev, Odessa, Vinnitsa, Zhmerinka, Chmilnitsky en ergens vlak bij de Moldavische grens! En mijn vrouw liet weten, toen ik weer op weg was naar huis, dat ze een enorm geluid hoorde en een raket zag overvliegen…! 😞”

Maar Koen is niet te stoppen! Hij gaat verder met repatriëring en met het brengen van voedselpakketten naar Joodse gemeenten in alle uithoeken van Oekraïne.  En inmiddels heeft hij honderden en honderden mensen weten te bevrijden uit de hel van de oorlog. De meesten zijn naar Israël gereisd waar ze, ondanks de politieke spanningen, met open armen en met onbaatzuchtige liefde werden en worden ontvangen.

 

Gedurende de coronatijd begon Opperrabbijn Jacobs met zijn dagboek op verzoek van het

Joods Cultureel Kwartier.

NIW publiceert nu deze bijzondere stukken op haar website www.niw.nl .

 

 

 

Dagboek van de Opperrabbijn 23 juli 2023:

Hoewel we vanuit de Joodse optiek niets aan het toeval moeten overlaten en niet achteroverleunend mogen wachten tot ons salaris binnenwaait, is het toch zo dat uiteindelijk alles van Boven komt, de lastige gebeurtenissen in het leven en de mooie en goede momenten. Waarom denk ik hier nu aan? Twee ontmoetingen de laatste dagen deden me beseffen dat het aan ons is om te doen en waartoe het uiteindelijk zal leiden is een vraagteken, waarmee we ons niet mee moeten bemoeien. Ik leg het uit: mijn werk, als je het rabbijn-schap zo mag noemen, speelt zich niet af in Jeruzalem of in een grote Europese Joodse gemeenschap zoals Parijs of Londen waar per wijk tienduizenden strikt religieus levende Joden wonen en mijn werkterrein is ook niet een stad of land met een grote concentratie Joden die ‘nergens aan doen’.  Ik richt me voornamelijk, om een Albert Hein terminologie te gebruiken, op de kleintjes. Naar ik vermoed zo’n veertig jaar geleden organiseerden Blouma en ik jaarlijks een sjabbat-weekend voor jonge echtparen met kinderen. Na tien jaar stopten we omdat de kinderen inmiddels bijna volwassen waren geworden en de jonge echtparen niet zo jong meer waren. Wat hebben die weekenden opgeleverd? Vriendschappen tot op vandaag de dag, duidelijk zichtbaar. Maar af en toe ook niet waarneembare gevolgen.  Vorige week kreeg ik een telefoontje van een jongetje van toen. Hij is de middelbare leeftijd al vele jaren gepasseerd, is sinds een half jaar op zoek naar zijn Joodse identiteit en belt mij voor hulp hoe aan zijn Jood-zijn invulling te geven, hij woont in een dorp waar hij naar alle waarschijnlijkheid de enige Jood is. Het is maar een voorbeeld, maar zo leer ik steeds vaker hoe het zaaien van toen nu oogst. Maar waaruit die oogst bestaat, dat weet ik nog niet en hoef ik ook niet te weten. Het stimuleert natuurlijk wel om resultaat te zien, maar niet omwille van een resultaat behoor ik me in te zetten. De tweede ontmoeting betrof een andere man die in de Universitaire wereld een super hoge positie bekleedt. Hij had mij vele jaren geleden bij een of ander herdenking horen spreken met als resultaat dat hij nu naar mij belt voor een gesprek. Hij ziet de kerk niet meer zo zitten en heeft uitgevonden dat de moeder van zijn moeder Joods was…

Zaaien! Vanochtend, zondag, een onthulling van een matsewa, een grafzerk. Precies minjan. Slechts enkelen van de aanwezigen kende ik, de meesten meen ik voor het eerst gezien te hebben. De overledene, in wiens leven ik me uiteraard een beetje heb verdiept, was hoogbejaard geworden. Veel tegenslagen heeft ze moeten incasseren, maar toch steeds heeft ze zich steeds weten te concentreren op het positieve. In feite dus leefde ze zoals ik aan het begin van dit dagboek beschreef met de juiste levenshouding. Waar nodig accepteren en altijd, ook als het accepteren lastig is, verder gaan. Er waren geen honderden onder mijn gehoor, maar wie zegt mij dat één medemens minder belangrijk is dan honderd? We mogen immers van de Joodse wet niet tellen! De mensen waren tevreden, luisterden aandachtig. Wie weet komt een van hen over tig jaar bij mij aankloppen om over zijn/haar Joodse identiteit te spreken. Op zoek zijn naar Joodse bijna verdwenen en bijna gedoofde vonkjes, dat is de taak van het rabbijn-schap. Er valt weinig eer mee te behalen, maar wie zegt dat het behalen van eer het doel van het leven mag zijn? Ik ben dus dankbaar dat G’d mij hedenochtend woorden in de mond heeft gelegd die gehoord werden, die aansloegen en die medemensen bemoedigen, ook als ze oog in oog staan met de matsewa van hun moeder.

De vakanties zijn inmiddels in vele delen van ons land aangebroken. Maar het is niet overal feest. De bij dit dagboek geplaatste foto lijkt op een gezellig uitstapje, mensen staan er blij op, bepakt en bezakt.  Ze zijn ook echt blij, heeft de maker van de foto mij verzekerd. Maar ze gaan niet op vakantie. Ze vertrekken, laten hun achtergrond achter, vluchten uit Oekraïne voor het dreigende oorlogsgeweld. Onze Koen Carlier is bezig met reddingsactie nr. xxx. Deze mensen zijn dankbaar dat ze naar veiliger plaatsen kunnen ontsnappen, daarom kijken ze blij. Maar het is verre van een blij vakantie-uitstapje! Maar ook aan de Russische kant van de oorlog wordt gevlucht, sneuvelen jonge mannen omdat ze toevallig in Rusland woonachtig zijn. En wij maar blij zijn als we horen dat aan de Russische kant mensen zijn gesneuveld.

Dadelijk een vergadering met het bestuur van het ressort Mediene. Even onze werkzaamheden op een rijtje zetten nu rabbijn Evers met pensioen is, rabbijn Spiero geen uren IPOR meer heeft en ik meer en meer op mijn rabbinale bordje krijg… Maar ja, hoe we het ook wel of niet gaan oplossen, het is zoals ik zelf zojuist aangaf: uiteindelijk komt alles van Boven.

 

Gedurende de coronatijd begon Opperrabbijn Jacobs met zijn dagboek op verzoek van het

Joods Cultureel Kwartier.

NIW publiceert nu deze bijzondere stukken op haar website www.niw.nl .

 

 

Dagboek van de Opperrabbijn van 19 juli 2023

Over afwisseling niet te klagen. Maar voordat ik mijn dagboek begin en nog niet weet of ik het vanavond nog ga afmaken (het is al bijna middernacht!), wil ik eerst een aantal onmisbare vrijwilligers achter mijn dagboek-schermen bedanken. Op een aantal sites en facebooken worden mijn dagboeken geplaatst. De plaatsers, deels vrijwilligers en deels betaalde krachten, gaan ook met vakantie. Maar toch: allen, zonder uitzondering, hebben vrijwillig toegezegd om het dagboek te blijven plaatsen ondanks hun vakantie. Misschien, zo gaf een van hen aan, zal het een dag later dan gebruikelijk verschijnen, maar verschijnen zal het!

Vanwege een erg lang telefoontje is het inmiddels al twee uur. Maar ik ben nog fris van geest en ledematen (vingers om te typen), dus ga ik nog even dit nachtboek afmaken.

In het ND of het RD (ik presteer het keer op keer om ze door mekaar te halen) werd ik geciteerd over de geautoriseerde verbranding in Zweden van de heilige boeken. Leest u zelf wat erover werd geschreven:

 Opperrabbijn Binyomin Jacobs reageert verontwaardigd op de verbrandingen van de religieuze geschriften. „Het is het summum van intolerantie en haat. Het hele fenomeen van verbrandingen deugt niet, of het nu om de Thora, de Koran of de Bijbel gaat.”

Bij de Koranverbrandingen in Zweden is het volgens Jacobs al misgegaan. „De meeste moslims zijn vredelievend, maar dat wordt door veel activisten niet erkend. Er wordt gigantisch gegeneraliseerd, als zouden alle moslims agressief zijn en gezeur veroorzaken. Met het verbranden van een Koran worden islamieten beledigd en dat mag echt niet.”

Christenen lijken de Bijbelverbranding oogluikend toe te staan. Rabbijn Jacobs weet niet waar dat aan ligt. „Jaren geleden werden er in Irak christenen vermoord door Islamitische Staat. Een Armeense gemeente in Enschede hield daarvoor een bijeenkomst met een stille tocht. Ik was gevraagd om te spreken. Ik heb toen mijn verbazing geuit dat een kleine christelijke gemeenschap de straat op gaat, terwijl grote kerken taal noch teken geven. Het raakt ons Joden als wij horen dat er antisemitisme wordt bedreven. Christenen lijkt het echter veel minder te doen als hun geloof aangevallen wordt. Ik weet niet waar dat aan ligt.”

 

En verder de afgelopen dagen? De geweldige verloving van de zoon van mijn gewaardeerde collega Menachem Sebbag. Een grote en grootse receptie, zowel qua catering alsook qua variëteit aan gasten. Heel Joods Nederland was er om het aanstaande bruidspaar en uiteraard de gelukkige ouders rabbijn Menachem en zijn echtgenote Chawi, te feliciteren. Ik denk dat zo’n beetje alle soorten Joden vertegenwoordigd waren. Voor Blouma en mij was het ook een ontmoeting met velen die we al tijden niet meer hadden gezien. Ik denk dat deze happening ook voor velen een reünie was.

Zondag mochten we, want Blouma was mee, een lezing geven in de sjoel van Middelburg. Goede opkomst en aandachtig publiek. Jaren en jaren geleden had ik daar al eens dezelfde lezing gehouden, maar omdat ik het mezelf ook niet meer goed herinnerde ging ik ervan uit dat de toehoorders van toen het nu ook wel vergeten zullen zijn. En aldus geschiedde: dezelfde tekst en dezelfde grappen met evenveel gelach, alsof de grap voor het eerst werd gehoord.  Onderwerp: Kan het oeroude Jodendom antwoord geven op hypermoderne vragen?

En verder: In de Tubantia verscheen een artikel over een urn die op de Joodse Begraafplaats was gedeponeerd. Nu zat het bestuur met die urn in z’n maag en mocht ik dat even oplossen.

En toen we de urn-kwestie hadden opgelost en ik daarover al vele telefoontjes had gepleegd, kwam het verzoek naar boven om iemand uit zijn graf te halen omdat er, zo werd uitgevonden, al iemand in datzelfde graf begraven lag. Foutje dus, of beter gezegd, pijnlijke blunder. Daarnaast ben ik voor inmiddels zes mensen aan het achterhalen in hoeverre ze Joods zijn.  Waarom zouden ze zeggen dat ze Joods zijn, als ze dat niet zijn, hoor ik u vragen. Antwoord: geen idee! Maar het is ook niet relevant, want als u die vraag graag beantwoord wilt zien, dan moet u zich tot een psycholoog of psychiater wenden en niet tot een rabbijn. Tenzij die rabbijn ook psychoog is. Maar aan mij de taak om uit te vinden of de persoon Joods is, los van gevoelens en emoties. Mijn vluchtelingen komen uit Turkije, Afghanistan, Verenigde Staten, Israël, Rusland, Oekraïne, Marokko en Zweden. Ga er maar aanzitten, hoor ik u knarsetandend denken. Hoeveel tijd spendeer ik hieraan en wat is het nuttig rendement? Misschien niets, maar het doel is primair om te voorkomen dat als Joden verklede terroristen proberen Israël binnen te komen. Inmiddels drie uur. Ik ga naar bed. Welterusten, als u ook naar bed gaat.

O ja, het was vandaag Rosj Chodesj, de nieuwe maand. De eerste dag van de zogenaamde negen dagen. Treur, vanwege de verwoesting van de Tempel in Jeruzalem. Geen vleeskost, geen muziek, uitsluitend melkkost en parve  en dat vanwege over het ballingschap waarin we al veel en veel te lang vertoeven.

Bijna vergeten: twee keer bij broodje Meijer geweest. Een aanrader. En de hele dinsdag met Alex Benjamin, directeur van de EJA, European Jewish Association, en Ellen van Praagh, bestuurslid van de EJA, op pad geweest om een conferentie voor te bereiden aanstaande 28 en 29 mei. Onderwerp? Antisemitisme of zoiets. Het precieze onderwerp laat ik u nog wel te zijner tijd weten. Voorlopig concentreren we ons op de locatie, de catering en de gastsprekers. In ieder geval zal er een bezoek worden gebracht aan het Israel Product Centrum, vanwege de tentoonstelling die dan zal worden geopend door de burgemeester van Jeruzalem. Onderwerp van de tentoonstelling weten we nog niet, maar dat dan de opening zal zijn, is bij deze officieel vastgelegd. Je moet toch ergens beginnen, niet?

 

Gedurende de coronatijd begon Opperrabbijn Jacobs met zijn dagboek op verzoek van het

Joods Cultureel Kwartier.

NIW publiceert nu deze bijzondere stukken op haar website www.niw.nl .

 

 

 

Dagboek 16 juli 2023 van de Opperrabbijn

De onthulling van het monument voor de voormalige sjoel van Sneek was een groot succes. Een schitterend ontwerp dat een combinatie van leegte, warmte en wat-eens-was symboliseerde. De organisatie rondom de plechtigheid was subliem, de opkomst groot. Voeg daarbij de optimale weersgesteldheid en de conclusie is: het kon niet beter! Dat neemt natuurlijk niet weg dat de aanleiding een grote tragedie is. Niets meer over van wat eens een bloeiende Joodse Gemeente was. Ja, ik kreeg complimenten voor mijn toespraak (vanaf deze plaats ook lof voor de andere sprekers!) en mijn aanwezigheid heb ik zelf als nuttig ervaren. Maar: bijeenkomen om te herdenken wat uit ons midden werd weggerukt, ervaar ik emotioneel als pijnlijk. Ik kwam niet thuis met een voldaan gevoel, in tegendeel. Ik begon mezelf af te vragen of het geestelijk wel zo gezond is dat ik tijd besteed met herdenkingen en begon een excuus te zoeken om de dag na Sneek niet naar de Molukkenstraat in Amsterdam te gaan. Weer die oorlog, weer stilstaan bij onschuldige slachtoffers die vermoord moesten worden. Wat was er in de Molukkenstraat? Bij de jaarlijkse herdenking van het Apeldoornsche Bosch is ieder jaar, jaar in jaar uit, een niet-joodse accordeonist aanwezig die op zeer gevoelige wijze de muziek verzorgt. Hij doet dat zo goed dat ik menig keer zijn gegevens heb doorgegeven aan organisatoren van herdenkingen die op zoek waren naar passende muzikale begeleiding. En nu, geheel onverwachts, kreeg ik enige maanden geleden een verzoek van deze accordeonist om aanwezig te zijn bij de plaatsing van vier Stolpersteine die in Amsterdam in de Molukkenstraat voor zijn grootouders, zijn moeder en zijn oom zouden worden gelegd. Aan mij dan de vraag of ik een gebed wilde uitspreken en een daarbij behorende overpeinzing. En dus begreep ik dat als zijn grootouders vermoord waren in de oorlog vanwege hun Jood-zijn, onze niet-joodse muzikant Joods is. Uiteindelijk had ik besloten om toch maar wel te gaan en niet af te bellen met een of ander excuus, wetend dat ik er depressief van thuis zal komen. Voornaamste reden was niet omdat de accordeonist Joods is, maar dat als ik wel naar Sneek was gegaan, een grote bijeenkomst met veel publiciteit, en niet naar een kleine bijeenkomst, waar misschien nauwelijks iemand aanwezig zou zijn en er als het ware geen eer mee te behalen valt, dit enorm tegen mijn eigen principe zou indruisen. Waarom ga ik naar dit soort bijeenkomsten? Voor mezelf? Of om anderen, ongeacht of dat er honderd, tien of twee zijn, tot steun te zijn. En ook uit respect voor hen die herdacht worden. En dus belde ik niet af en bevond me donderdag jl. om 14:00 uur precies in de Molukkenstraat waar op de stoep (en deels op het fietspad) voor nummer 154 een grote meute stond te wachten op het begin van de plechtigheid. Mijn aanwezigheid werd enorm gewaardeerd. De moeder van mijn accordeonist heeft me na afloop van de plechtigheid het volgende doen toekomen:

Wat ontzettend fijn dat u erbij was, uw warme toespraak en het gebed dat u heeft uitgesproken voor de zielenrust van mijn vader, moeder en mijn broertje. Zelfs een foto heb ik niet van ze. De enige herinnering is dat mijn moeder met tranen in haar ogen mij via het balkon aan de buurvrouw gaf. Geweldig dat u speciaal hiervoor bent gekomen! U heeft de bijeenkomst afgemaakt!

En hoewel ik depressief thuiskwam, was ik dankbaar dat ik er geweest was en puur door mijn aanwezigheid tot steun mocht zijn. Jammer dan dat mijn nachtrust van donderdag op vrijdag erdoor op de klippen liep, want soms wordt al die misère me te veel. Het betreft trouwens niet alleen de jaren ’40-’45. Afgelopen dagen heb ik me ook beziggehouden met oorlogsgeweld elders in de wereld. Een aantal vluchtelingen heeft zich aangediend, vier in totaal en alle vier afkomstig, volgens hun zeggen, uit Arabische landen. Ik zeg dus expliciet ‘volgens hun zeggen’; want niets is bewezen. Niet hun land van herkomst en niet hun Jood-zijn.

Vluchteling A wilde ik thuis bezoeken meer dan twee en een half uur rijden. Ik wilde de plek zien waar hij woont. Soms spreekt een boekenkast boekdelen. Voor nummer B moet ik naar een AZC en C en D komen bij mij thuis. Uiteraard hebben ze allen een dramatisch verhaal en ben ik mezelf er volledig van bewust dat documenten zullen ontbreken, gelijk ook na de holocaust vele kinderen en baby’s moederziel alleen hadden overleefd zonder enig bewijs van jood-zijn en toch aantoonbaar Joods waren. Het gaat om het verhaal, wat hebben ze meegemaakt, getuigenissen. Aan mij is het om heel goed te luisteren. Spreken ze zichzelf tegen, zijn er aanwijzingen die als bewijs kunnen worden opgevoerd. Werken ze mee of proberen ze vragen te ontwijken en beginnen de aanval tegen mij omdat ze me vergelijken met de KGB.  Alle vier de gevallen, zonder onderlinge verbintenis, zijn nog lopende en vereisen allen een andere aanpak en benadering. Een case uit het verleden: een volledig normaal ogende intelligente vrouw die door een Joodse Gemeente als Joods werd beschouwd, maar de feitelijke aanvraag tot lidmaatschap werd steeds weer door haar uitgesteld. Maar nu moest haar zoon een rabbinale verklaring hebben om naar Israël te kunnen emigreren en dus word ik van mijn rabbinale stal gehaald. En dus een gesprek en aan mij de taak om heel goed te luisteren. Ik vond een belangrijk aanknopingspunt, haar geboorteplaats in Marokko. Mijn moeder kwam uit Steenwijk. Het was nagenoeg onmogelijk dat een Joods gezin voor de oorlog in Steenwijk zou hebben gewoond, zegt een deel te zijn geweest van de Joodse gemeente Steenwijk en mijn moeder zou nog nooit van haar hebben gehoord. Ik dus aan de opsporingsslag naar het Marokkaanse dorpje via collega’s van Marokkaanse afkomt. En ja hoor, raak! Een geboren en getogen en gevluchte dorpeling gevonden in Marseille. Resultaat: die vrouw en eventuele voorouders zijn daar totaal onbekend. Nadat ik haar hiermee heb geconfronteerd werd ze kwaad en verdween ze van het Joodse toneel en heeft haar zoon besloten om toch naar niet naar Israël te gaan.  Jewish Agency, met wie ik nauw samenwerk, houdt het in de gaten, want wellicht gaat er een poging worden genomen vanuit een ander land om via de Wet op de Terugkeer  Israël binnen te komen.  Het klonk hier dus aanvankelijk probleemloos, maar bleek uiteindelijk verre van koosjer.

 

Gedurende de coronatijd begon Opperrabbijn Jacobs met zijn dagboek op verzoek van het

Joods Cultureel Kwartier.

NIW publiceert nu deze bijzondere stukken op haar website www.niw.nl .

 

 

 

Dagboek van de Opperrabbijn van 12 juli 2023:

Het interview met het Joods Cultureel Kwartier was bijzonder. Bij een interview denk je normaliter aan een verslaggever die je vragen stelt over een bepaald onderwerp. Maar hier speelde iets anders. Het Nationaal Holocaustmuseum wil geschiedenis vastleggen. Nu de overgrote meerderheid van de overlevenden er niet meer is en de enkelingen die er nog wel zijn (tot in lengte van jaren en minstens tot 120!) meestal in de oorlog geboren baby’s waren met daardoor een beperkt verhaal, mocht ik de eerste zijn die zijn verhaal deed als ‘geboren in de schaduw van de oorlog’. Want wij, de generatie van “direct-na”, heeft ook een geschiedenis en bovenal voel ik mezelf verplicht om het stokje van de overlevenden over te nemen opdat het nooit zal worden vergeten. Ik mocht een deel van mijn eigen levensverhaal vertellen, hoe ik ge/vervormd ben tot wat en wie ik nu ben. Mocht u geïnteresseerd zijn, dan kunt u op de site van het Joods Cultureel Kwartier een kijkje nemen. Maar wat deed dit interview met mij om terug te koppelen naar mijn prille kinderjaren en dan bewust een link te leggen met het leed dat mijn ouders hadden moeten meemaken en waarvan zij zo intensief hadden geprobeerd om mij erbuiten te houden. Zonder het hele interview van anderhalf uur in geest te gaan herhalen wil ik twee onverwachte momenten delen. Politierapport nr. 197 Politie Amsterdam bureau Stadhouder kade van den 16 den juli 1942. Ik citeer: “namens moeder opsporing verzocht van Aron Salomon Jacobs, geb. te Amsterdam 3-1-1919, kantoorbediende, won. Ferd. Bolstraat 94-1, alhier, die sinds hedenmorgen spoorloos is. Ongeluk wordt gevreesd. Tel. verzonden, met volledig signalement.” Tijdens het interview werd mij het bovenstaande politierapport getoond. Ik wist het meteen te plaatsen. Mijn vader was opgeroepen voor tewerkstelling, zoals dat zo mooi heette en is meteen ondergedoken, ondanks dat hij in het bezit was van valse papieren. Waarom hij geen gebruik wilde maken van het persoonsbewijs zonder J is me nooit helemaal duidelijk geworden. Mijn oma, een zeer intelligente vrouw, heeft zich dramatisch bij de politie gemeld. Met nog een politierapport werd ik geconfronteerd. Mijn opa had na de oorlog, in bevrijd Nederland, aangifte gedaan van vernieling. De bewoners van de Ferd. Bolstraat 94 die het geroofde huis uiteindelijk moesten verlaten hadden, nadat ze alle kranen hadden opengedraaid, rondverteld dat mijn grootouders en mijn vader hadden gecollaboreerd met de Nazi’s en dus werden hun ruiten ingegooid. Volgens mijn vader door dezelfde mensen die JUDEN op hun ramen hadden gekalkt aan het begin van de oorlog. Welkom terug in Bevrijd Nederland!

Een naar klusje had ik gisteren. Als Beth Din voor zeer ingewikkelde gevallen van wel/niet Joods hadden we onze eerste vergadering op Zoom. Maar net daarvoor twee Iraniërs waarvan de een bijna zeker Joods is, een kwestie van natrekken, maar de tweede een groot vraagteken. En dan begint het moeizame: want uiteraard besef ik dat documenten waaruit het Jood-zijn bewezen kan worden ontbreken. Heftige emoties. Ik word vergeleken met geheime politie. Ik toon geen begrip… Maar hoe ik ook uitleg, blijft het verwijt overeind. ‘Wat kan het u schelen of die persoon wel of niet Joods is’, hoor ik u denken. Als zij, want het betreft een jonge vrouw, Joods is heb ik er geen moeite mee, maar als ze dat niet is en ze gaat haar zogenaamde Jood-zijn gebruiken om Israël binnen te komen of anderzijds gaat meedoen met de Joodse Gemeenschap hier in den lande, hoe weet ik of zij wel/niet gestuurd is door de Islamitische Staat? Ik denk ook terug aan decennia geleden toen iemand, ik houd voor mij wie die iemand was, een man tot Jood verklaarde om ‘humanitaire redenen’. Met die humanitaire redenen heeft de persoon in kwestie geld weten te krijgen van de Wiedergutmachung, terwijl die persoon, aantoonbaar, van geen kant iets Joods in zich had! Hoe ik dat zo zeker wist? Na gesprek met zijn niet-joodse moeder en zijn niet-joodse zussen! Het trieste is dat de toenmalige voorzitter of directeur (ik weet niet meer wie en wat), weigerde met mij in gesprek te gaan over dit probleem.

Enfin, na de Iraniërs op sjiwwe bezoek in Bussum. Greetje Sealtiel was sjabbat overleden. Meer dan tien jaar was zij de conciërge van de Joodse Gemeente Bussum. Zij en haar man woonden nota bene boven de sjoel. Maar als ik zeg dat ze de conciërge was, doe ik haar chronisch te kort. Ze was alles! Bij iedere activiteit en gebeurtenis springt zij naar voren om te helpen. Het was fijn om te zien hoe velen naar de sjiwwe waren gekomen en, naar ik vernam, was de lewaja ook onder zeer grote belangstelling.

Thuisgekomen nog even snel de e-mails bekeken. Een voormalig bestuurder van mijn IPOR, met wie ik jarenlang heb mogen samenwerken, wil iets met me bespreken. Hij is bezig met het organiseren van Stolpersteine en wordt nu geconfronteerd met bewoners die die kleine monumentjes niet voor hun deur wil hebben. Het is toch onvoorstelbaar! Waarschijnlijk was hun huis in de oorlog van de Joden geroofd en nu is er geen plaats voor een piepklein monumentje van tien bij tien centimeter, een klein grafzerkje voor de Joodse familie aan wie eens dit huis toebehoorde, een familie waarvan niemand heeft overleefd, díe geen graf werd gegund… en nu is dat kleine herinneringsmonumentje ongewild door de huidige bewoners!?

En nu, nadat ik om 10:00 uur een toekomstig bruidspaar had ontvangen om hun choepa te bespreken, zit ik in de auto op weg naar Sneek, geboorteplaats van mijn oma. Er wordt daar dadelijk een monument onthuld. Omdat ik vandaag een chauffeur heb, kan ik nu dus mijn toespraak voorbereiden en rond ik dit dagboek af. O ja, na Sneek, eventjes naar Nieuwe Pekela op verzoek van het Joods Agentschap, de Jewish Agency. Ze staan in contact met een gezin dat op aliya wil gaan, maar ze vertrouwen het niet. Ik stop, begin aan mijn toespraak en denk nog even na welke foto ik bij dit dagboek ga laten plaatsen.

 

Gedurende de coronatijd begon Opperrabbijn Jacobs met zijn dagboek op verzoek van het

Joods Cultureel Kwartier.

NIW publiceert nu deze bijzondere stukken op haar website www.niw.nl .

Dagboek van de Opperrabbijn 9 juli 2023

Vanuit Maastricht reden wij dus woensdagmiddag terug naar Amersfoort via Antwerpen om boodschappen te doen. Het is inmiddels voor ons standaard om bij het befaamde koosjere restaurant Hoffy’s te eten. Lopen we Hoffy’s binnen en een van de Hoffy’s broers stuurt me meteen naar achteren, naar de kleine zaal, waar “uw mensen al op u wachten”. Geen idee wat hij bedoelt. We zijn dus gewoon aan een tafeltje gaan zitten, voorin en niet achterin. En inderdaad zat achterin een grote enigszins luidruchtige groep naar het zich liet aanhoren Nederlanders vanwege het ontbreken van het Vlaamse accent. Blouma herkende, na de soep, een van de Nederlanders en dus moest ik even gedag gaan zeggen. Een kleine vijftig Vrienden van Israël die een dagje Antwerpen deden. Mijn onverwachte aanwezigheid werd door de groepsleider bestempeld als “de krent in de pap” en hij deed voorkomen alsof dit een vooropgezet onderdeel was van het programma.  En dus stond mijn maaltijd, nadat ik de soep al op had, koud te worden omdat ‘de rabbijn’ uiteraard een toespraak moest houden. En als ik eenmaal begonnen ben met een onvoorbereide speech… Toen ik weer bij mijn tafeltje kwam had Blouma haar maaltijd al op en had mijn maaltijd de kamertemperatuur royaal bereikt. Dat was dus woensdag.

Donderdag, de Vastendag van 17 Tammoez. Op 17 Tammoez herdenken we onder andere dat er een bres werd geslagen in de muren van Jeruzalem dat leidde tot de verwoesting van de Tempel, het begin van het Galoeth-het ballingschap. Geen betere dag denkbaar om een plechtigheid van een Yad Vashem onderscheiding te laten plaatsvinden. Drie onderscheidingen werden postuum uitgereikt aan nazaten, kleinkinderen, van helden die geheel belangeloos tijdens de oorlog Joden hadden gered. Anders dan anders was niet de plechtigheid zelf, maar wel de locatie: Kamp Amersfoort! Zoals gewoonlijk een perfect, door de Nederlandse Vrienden van Yad Vashem, georganiseerde plechtigheid. Maar de entourage, de plaats waar zoveel leed was geleden, gaf een extra cachet.

Toen ik, als een van de sprekers, naar het spreekgestoelte liep, bemerkte ik twee hoge laarzen in het gareel staan. En voor die laarzen honderden voetafdrukken: de appèlplaats! Niet meer dan voetafdrukken waren overgebleven van de duizenden en duizenden die hier in de oorlog werden vermoord of via Kamp Amersfoort naar elders werden afgevoerd om daar op beestachtige wijze te worden afgeslacht. Met dit beeld voor ogen begon ik mijn toespraak voorafgaande aan het Jizkor, het herdenkingsgebed.

Waarom moest na de oorlog het bestaan van kamp Amersfoort min of meer worden verzwegen? Waarom was er vanuit de Nederlandse Overheid tegenstand tegen het oprichten van een gedenkplaats op deze plek? Een vraag die mij blijft bezighouden en die ik als retorische vraag in mijn toespraak naar voren bracht.

De vertegenwoordiger van de Israëlische Ambassade vermeldde in haar speech dat recentelijk onderzoek had aangetoond dat kennis over de Holocaust vandaag meer en meer aan het verzwakken is. Ik heb hierop ingehaakt en toegevoegd dat direct na de oorlog de kennis uiteraard wel nog zeer vers aanwezig was, maar de oorlog toch zoveel mogelijk werd verzwegen omdat de overgrote meerderheid van de Nederlanders, ook van de lokale, provinciale en nationale overheden, het zag en liet gebeuren. En dus hoe minder over de moord op Joden werd gesproken, hoe beter het was voor de bestuurders die in de jaren ’40 –’45 met grote meerderheid zwegen, toekeken en met de nazi’s meewerkten.

Aan het eind van mijn overpeinzing riep ik op om vooral ook de verzetsstrijders te herdenken, die verraden werden en vermoord, vaak nog voordat ze hun heldendaden konden verrichten. Zij bleven volledig anoniem omdat ook hun onderduikers, zij die ze hadden willen redden, werden afgevoerd om nimmer terug te keren.  

Tussen de gebruikelijke klusjes door en na de sjabbat tot rust te zijn gekomen, is het nu zondagochtend. Om 12:00 word ik geïnterviewd in het Joods Cultureel Kwartier, als vertegenwoordiger van de zogenaamde second generation. Opgevoed en grootgebracht in de schaduw van de oorlog.

Het JCK is overigens de aanstichter van mijn dagboekschrijverij. Aan het begin van de corona-jaren werd ik door de directeur Prof. Emile Schrijver gevraagd om een dagboek te gaan schrijven. En sindsdien ben ik er nog steeds mee bezig en heb, als gevolg van de dagboeken, ook een aantal columns gekregen. Moet ik het JCK dankbaar zijn of ze schuldig verklaren dat ze me met uren en uren schrijven hebben opgezadeld?

Ik vertrek nu naar het Joods Museum voor het interview. Maar niet nadat ik u, beste lezer, deelgenoot wil maken van een whatsapp die ik net voor sjabbat mocht ontvangen:

“Goedemiddag en alvast sjabbat sjalom! Ik moet toch nog even wat kwijt voor de sjabbat! Bel net de politie op om een antisemitisch graffiti door te geven.  De mevrouw van de politie zegt dat het misschien een hindoeïstisch symbool is en niet antisemitisch 😡”

Ik zal u de foto besparen, maar een hakenkruis, een = (is-gelijk-teken) en dan een Mageen David heeft, voor zover mij bekend, weinig met Hindoeïsme te maken. Maar de opmerking van de politie kwam bij de beller, een lid van de Joodse Gemeente, niet erg goed over. Hij was er naar van: zo’n onbegrip!  Dat bij de huidige jeugd nauwelijks nog kennis is over de Jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog had ik donderdag bij de herdenking terecht nog eens mogen horen. Maar dat bij de politie kennelijk een hakenkruis en Mageen David niet tot een bepaalde associatie leiden, vind ik vreemd, jammer en pijnlijk!

Ik vertrek nu, met Blouma, naar het Joods Museum. Ik ben benieuwd hoe het interview dadelijk verloopt. Anderhalf uur zal ik ten overstaan van publiek en videocamera’s worden ondervraagd. In geval u zich niet tussen het publiek zult bevinden, dan krijgt u het ongetwijfeld te horen in mijn volgende, door he JCK geïnitieerde, dagboek!

Dus: tot straks of tot dan.

 

Gedurende de coronatijd begon Opperrabbijn Jacobs met zijn dagboek op verzoek van het

Joods Cultureel Kwartier.

NIW publiceert nu deze bijzondere stukken op haar website www.niw.nl .

 

 

 

Dagboek van de Opperrabbijn van 5 juli 2023

Of u het wel of niet heeft gemerkt, maar ik heb een dagboek overgeslagen omdat we een paar dagen weg waren, even op adem komen. Ik had willen doorschrijven, maar door een verhevigde concentratie e-mails en telefoontjes, kwam het dagboek in het gedrang. We waren in Maastricht, onze vaste jaarlijkse vakantieplaats toen onze kinderen nog de kleintjes waren. Je hebt daar het gevoel helemaal weg te zijn. Ik loop (stiekem) in een katoenen broek, T-shirt en sandalen (zonder stropdas en zelfs zonder mijn lintje… En nu maar hopen dat niemand me ziet of zag.

Uiteraard gesproken met Benoit Wesly, de koning van Maastricht, voormalig voorzitter van de Joodse gemeente Limburg, voormalig bestuurder van het IPOR, honorair consul van Israël, enz., enz. Maar bovenal is hij mijn adviseur en goede vriend op wie ik altijd kan terugvallen als het me even te heet wordt onder mijn rabbinale voeten.  Morgen via Antwerpen terug naar “gewoon”, waarvan ik me regelmatig afvraag hoe gewoon het gewone wel is.

Ondertussen wel bezig met de organisatie-voorbereiding van een Europees symposium in 2024 en het interview van aanstaande zondag. Aanstaande zondag word ik namelijk geïnterviewd als zoon van ouders die de oorlog hebben overleefd en wat dat voor invloed heeft gehad op mij, second generation. Maar mijn verhaal, in de schaduw van de oorlog, is nagenoeg identiek aan de geschiedenis van mijn hele generatie. Waarom wil ik meedoen met zo’n interview? Voor de aandacht? Vind ik het fijn de slachtofferrol te spelen? Neen, helemaal niet. Sterker nog, het staat me tegen om mijn privé met derden te delen. En toch doe ik mee, omdat ik me gedreven voel, geroepen, om bekend te maken wat er toen is gebeurd met mijn lieve ouders en al hun familie en bekenden die vermoord waren, of, zoals er thuis over werd gesproken: de familie die niet was ‘teruggekomen’. Mocht u aanwezig willen zijn bij het interview, u bent van harte welkom. Aanstaande zondag 9 juli in het Joods Museum in Amsterdam.

https://jck.nl/nl/event/nhm-vertelt-opperrabbijn-binyomin-jacobs  van 12:00 -13.30 uur. Wel dus even opgeven! Leuk u te zien. Maar als u daar geen zin in hebt: het interview komt op de een of andere manier online.

Toen ik bij de opening was van het nieuwe zeven verdiepingen tellende gebouw van de Joodse Chabad Gemeente Berlijn ontmoette ik een man uit een of andere State uit de Verenigde Staten. Ik schrijf bewust “uit een of andere State” omdat ik de naam van die State gewoon vergeten ben en ik ook absoluut geen idee heb waar de diverse States liggen. De namen klinken voor mij wel bekend, maar meer dan ook niet. Hetzelfde geldt vaak voor de gemiddelde Amerikaan ten aanzien van Europa. Voor hen kan Kopenhagen zomaar de hoofdstad zijn van Nederland en weten ze bijna allemaal dat in Nederland dankzij het moedige optreden van de koningin bijna alle Joden zijn gered. En Anne Frank is min of meer het bewijs van deze aanname. De Duitsers waren de moordenaars en de Nederlanders waren de redders. Toen ik aangaf dat Nederland de West-Europese kroon spande betreffende het aantal Joden dat niet, zoals mijn ouders dat noemden, ‘niet waren teruggekeerd’ viel hij bijna achterover van verbazing. Verbazing over zijn eigen onwetendheid en verbazing dat ik negatief sprak over mijn eigen ‘State’. Kennelijk zijn de Amerikanen niet zo goed in zelfkritiek.

Morgen worden er drie Yad Vashem onderscheidingen postuum uitgereikt in Kamp Amersfoort. Ik ben gevraagd door de Ambassade om Kadiesj te zeggen en een korte overdenking uit te spreken. Ik denk dat ik een link ga leggen met Pinchas. De Bijbelse Pinchas, over wie aanstaande sjabbat in alle synagogen ter wereld wordt gelezen, was het prototype van een mens die optrad toen optreden vereist was. Geen berekeningen, niet te veel nadenken, gewoon doen wat gedaan moet worden en mens blijven ook als anderen hun mens-zijn volledig zijn vergeten.

Blouma attendeerde me gisteravond op een tekst op een bordje dat bij een omgevallen boom stond. Een tekst die aangaf hoe hecht vriendschap kan zijn en welk een kracht ervan kan uitgaan. Ik wil die tekst een keer gebruiken. Maar voor nu is die tekst te lang. En dus eindig ik met een andere tekst die veel korter is. Ook deze tekst stond op een toeristisch bordje, maar kwam op mij diep filosofisch over, bijna Bijbels. Het bordje stond in Vaals, nabij het Drielandenpunt op de Vaalserberg, op de plaats waar kennelijk Nederland op z’n hoogst is:

Alleen als je in de diepste vallei bent geweest, kunnen je weten hoe magnifiek het is om op de hoogste berg te zijn.

Mijn leven kent helaas ook zijn dalen, maar geen diepe valleien. En daarom waardeer ik, naar mijn gevoel, de hoogtepunten niet voldoende. Ik brei een einde aan dit nachtboek, na eerst een blik te hebben geworpen op Maastricht bij nacht. Schitterend!

 

 

Gedurende de coronatijd begon Opperrabbijn Jacobs met zijn dagboek op verzoek van het

Joods Cultureel Kwartier.

NIW publiceert nu deze bijzondere stukken op haar website www.niw.nl .

 

 

 

 

 

 

 

 

 

RSS
Follow by Email