Dagboek van de Opperrabbijn 9 juli 2023

Vanuit Maastricht reden wij dus woensdagmiddag terug naar Amersfoort via Antwerpen om boodschappen te doen. Het is inmiddels voor ons standaard om bij het befaamde koosjere restaurant Hoffy’s te eten. Lopen we Hoffy’s binnen en een van de Hoffy’s broers stuurt me meteen naar achteren, naar de kleine zaal, waar “uw mensen al op u wachten”. Geen idee wat hij bedoelt. We zijn dus gewoon aan een tafeltje gaan zitten, voorin en niet achterin. En inderdaad zat achterin een grote enigszins luidruchtige groep naar het zich liet aanhoren Nederlanders vanwege het ontbreken van het Vlaamse accent. Blouma herkende, na de soep, een van de Nederlanders en dus moest ik even gedag gaan zeggen. Een kleine vijftig Vrienden van Israël die een dagje Antwerpen deden. Mijn onverwachte aanwezigheid werd door de groepsleider bestempeld als “de krent in de pap” en hij deed voorkomen alsof dit een vooropgezet onderdeel was van het programma.  En dus stond mijn maaltijd, nadat ik de soep al op had, koud te worden omdat ‘de rabbijn’ uiteraard een toespraak moest houden. En als ik eenmaal begonnen ben met een onvoorbereide speech… Toen ik weer bij mijn tafeltje kwam had Blouma haar maaltijd al op en had mijn maaltijd de kamertemperatuur royaal bereikt. Dat was dus woensdag.

Donderdag, de Vastendag van 17 Tammoez. Op 17 Tammoez herdenken we onder andere dat er een bres werd geslagen in de muren van Jeruzalem dat leidde tot de verwoesting van de Tempel, het begin van het Galoeth-het ballingschap. Geen betere dag denkbaar om een plechtigheid van een Yad Vashem onderscheiding te laten plaatsvinden. Drie onderscheidingen werden postuum uitgereikt aan nazaten, kleinkinderen, van helden die geheel belangeloos tijdens de oorlog Joden hadden gered. Anders dan anders was niet de plechtigheid zelf, maar wel de locatie: Kamp Amersfoort! Zoals gewoonlijk een perfect, door de Nederlandse Vrienden van Yad Vashem, georganiseerde plechtigheid. Maar de entourage, de plaats waar zoveel leed was geleden, gaf een extra cachet.

Toen ik, als een van de sprekers, naar het spreekgestoelte liep, bemerkte ik twee hoge laarzen in het gareel staan. En voor die laarzen honderden voetafdrukken: de appèlplaats! Niet meer dan voetafdrukken waren overgebleven van de duizenden en duizenden die hier in de oorlog werden vermoord of via Kamp Amersfoort naar elders werden afgevoerd om daar op beestachtige wijze te worden afgeslacht. Met dit beeld voor ogen begon ik mijn toespraak voorafgaande aan het Jizkor, het herdenkingsgebed.

Waarom moest na de oorlog het bestaan van kamp Amersfoort min of meer worden verzwegen? Waarom was er vanuit de Nederlandse Overheid tegenstand tegen het oprichten van een gedenkplaats op deze plek? Een vraag die mij blijft bezighouden en die ik als retorische vraag in mijn toespraak naar voren bracht.

De vertegenwoordiger van de Israëlische Ambassade vermeldde in haar speech dat recentelijk onderzoek had aangetoond dat kennis over de Holocaust vandaag meer en meer aan het verzwakken is. Ik heb hierop ingehaakt en toegevoegd dat direct na de oorlog de kennis uiteraard wel nog zeer vers aanwezig was, maar de oorlog toch zoveel mogelijk werd verzwegen omdat de overgrote meerderheid van de Nederlanders, ook van de lokale, provinciale en nationale overheden, het zag en liet gebeuren. En dus hoe minder over de moord op Joden werd gesproken, hoe beter het was voor de bestuurders die in de jaren ’40 –’45 met grote meerderheid zwegen, toekeken en met de nazi’s meewerkten.

Aan het eind van mijn overpeinzing riep ik op om vooral ook de verzetsstrijders te herdenken, die verraden werden en vermoord, vaak nog voordat ze hun heldendaden konden verrichten. Zij bleven volledig anoniem omdat ook hun onderduikers, zij die ze hadden willen redden, werden afgevoerd om nimmer terug te keren.  

Tussen de gebruikelijke klusjes door en na de sjabbat tot rust te zijn gekomen, is het nu zondagochtend. Om 12:00 word ik geïnterviewd in het Joods Cultureel Kwartier, als vertegenwoordiger van de zogenaamde second generation. Opgevoed en grootgebracht in de schaduw van de oorlog.

Het JCK is overigens de aanstichter van mijn dagboekschrijverij. Aan het begin van de corona-jaren werd ik door de directeur Prof. Emile Schrijver gevraagd om een dagboek te gaan schrijven. En sindsdien ben ik er nog steeds mee bezig en heb, als gevolg van de dagboeken, ook een aantal columns gekregen. Moet ik het JCK dankbaar zijn of ze schuldig verklaren dat ze me met uren en uren schrijven hebben opgezadeld?

Ik vertrek nu naar het Joods Museum voor het interview. Maar niet nadat ik u, beste lezer, deelgenoot wil maken van een whatsapp die ik net voor sjabbat mocht ontvangen:

“Goedemiddag en alvast sjabbat sjalom! Ik moet toch nog even wat kwijt voor de sjabbat! Bel net de politie op om een antisemitisch graffiti door te geven.  De mevrouw van de politie zegt dat het misschien een hindoeïstisch symbool is en niet antisemitisch 😡”

Ik zal u de foto besparen, maar een hakenkruis, een = (is-gelijk-teken) en dan een Mageen David heeft, voor zover mij bekend, weinig met Hindoeïsme te maken. Maar de opmerking van de politie kwam bij de beller, een lid van de Joodse Gemeente, niet erg goed over. Hij was er naar van: zo’n onbegrip!  Dat bij de huidige jeugd nauwelijks nog kennis is over de Jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog had ik donderdag bij de herdenking terecht nog eens mogen horen. Maar dat bij de politie kennelijk een hakenkruis en Mageen David niet tot een bepaalde associatie leiden, vind ik vreemd, jammer en pijnlijk!

Ik vertrek nu, met Blouma, naar het Joods Museum. Ik ben benieuwd hoe het interview dadelijk verloopt. Anderhalf uur zal ik ten overstaan van publiek en videocamera’s worden ondervraagd. In geval u zich niet tussen het publiek zult bevinden, dan krijgt u het ongetwijfeld te horen in mijn volgende, door he JCK geïnitieerde, dagboek!

Dus: tot straks of tot dan.

 

Gedurende de coronatijd begon Opperrabbijn Jacobs met zijn dagboek op verzoek van het

Joods Cultureel Kwartier.

NIW publiceert nu deze bijzondere stukken op haar website www.niw.nl .

 

 

 

Dagboek van de Opperrabbijn van 5 juli 2023

Of u het wel of niet heeft gemerkt, maar ik heb een dagboek overgeslagen omdat we een paar dagen weg waren, even op adem komen. Ik had willen doorschrijven, maar door een verhevigde concentratie e-mails en telefoontjes, kwam het dagboek in het gedrang. We waren in Maastricht, onze vaste jaarlijkse vakantieplaats toen onze kinderen nog de kleintjes waren. Je hebt daar het gevoel helemaal weg te zijn. Ik loop (stiekem) in een katoenen broek, T-shirt en sandalen (zonder stropdas en zelfs zonder mijn lintje… En nu maar hopen dat niemand me ziet of zag.

Uiteraard gesproken met Benoit Wesly, de koning van Maastricht, voormalig voorzitter van de Joodse gemeente Limburg, voormalig bestuurder van het IPOR, honorair consul van Israël, enz., enz. Maar bovenal is hij mijn adviseur en goede vriend op wie ik altijd kan terugvallen als het me even te heet wordt onder mijn rabbinale voeten.  Morgen via Antwerpen terug naar “gewoon”, waarvan ik me regelmatig afvraag hoe gewoon het gewone wel is.

Ondertussen wel bezig met de organisatie-voorbereiding van een Europees symposium in 2024 en het interview van aanstaande zondag. Aanstaande zondag word ik namelijk geïnterviewd als zoon van ouders die de oorlog hebben overleefd en wat dat voor invloed heeft gehad op mij, second generation. Maar mijn verhaal, in de schaduw van de oorlog, is nagenoeg identiek aan de geschiedenis van mijn hele generatie. Waarom wil ik meedoen met zo’n interview? Voor de aandacht? Vind ik het fijn de slachtofferrol te spelen? Neen, helemaal niet. Sterker nog, het staat me tegen om mijn privé met derden te delen. En toch doe ik mee, omdat ik me gedreven voel, geroepen, om bekend te maken wat er toen is gebeurd met mijn lieve ouders en al hun familie en bekenden die vermoord waren, of, zoals er thuis over werd gesproken: de familie die niet was ‘teruggekomen’. Mocht u aanwezig willen zijn bij het interview, u bent van harte welkom. Aanstaande zondag 9 juli in het Joods Museum in Amsterdam.

https://jck.nl/nl/event/nhm-vertelt-opperrabbijn-binyomin-jacobs  van 12:00 -13.30 uur. Wel dus even opgeven! Leuk u te zien. Maar als u daar geen zin in hebt: het interview komt op de een of andere manier online.

Toen ik bij de opening was van het nieuwe zeven verdiepingen tellende gebouw van de Joodse Chabad Gemeente Berlijn ontmoette ik een man uit een of andere State uit de Verenigde Staten. Ik schrijf bewust “uit een of andere State” omdat ik de naam van die State gewoon vergeten ben en ik ook absoluut geen idee heb waar de diverse States liggen. De namen klinken voor mij wel bekend, maar meer dan ook niet. Hetzelfde geldt vaak voor de gemiddelde Amerikaan ten aanzien van Europa. Voor hen kan Kopenhagen zomaar de hoofdstad zijn van Nederland en weten ze bijna allemaal dat in Nederland dankzij het moedige optreden van de koningin bijna alle Joden zijn gered. En Anne Frank is min of meer het bewijs van deze aanname. De Duitsers waren de moordenaars en de Nederlanders waren de redders. Toen ik aangaf dat Nederland de West-Europese kroon spande betreffende het aantal Joden dat niet, zoals mijn ouders dat noemden, ‘niet waren teruggekeerd’ viel hij bijna achterover van verbazing. Verbazing over zijn eigen onwetendheid en verbazing dat ik negatief sprak over mijn eigen ‘State’. Kennelijk zijn de Amerikanen niet zo goed in zelfkritiek.

Morgen worden er drie Yad Vashem onderscheidingen postuum uitgereikt in Kamp Amersfoort. Ik ben gevraagd door de Ambassade om Kadiesj te zeggen en een korte overdenking uit te spreken. Ik denk dat ik een link ga leggen met Pinchas. De Bijbelse Pinchas, over wie aanstaande sjabbat in alle synagogen ter wereld wordt gelezen, was het prototype van een mens die optrad toen optreden vereist was. Geen berekeningen, niet te veel nadenken, gewoon doen wat gedaan moet worden en mens blijven ook als anderen hun mens-zijn volledig zijn vergeten.

Blouma attendeerde me gisteravond op een tekst op een bordje dat bij een omgevallen boom stond. Een tekst die aangaf hoe hecht vriendschap kan zijn en welk een kracht ervan kan uitgaan. Ik wil die tekst een keer gebruiken. Maar voor nu is die tekst te lang. En dus eindig ik met een andere tekst die veel korter is. Ook deze tekst stond op een toeristisch bordje, maar kwam op mij diep filosofisch over, bijna Bijbels. Het bordje stond in Vaals, nabij het Drielandenpunt op de Vaalserberg, op de plaats waar kennelijk Nederland op z’n hoogst is:

Alleen als je in de diepste vallei bent geweest, kunnen je weten hoe magnifiek het is om op de hoogste berg te zijn.

Mijn leven kent helaas ook zijn dalen, maar geen diepe valleien. En daarom waardeer ik, naar mijn gevoel, de hoogtepunten niet voldoende. Ik brei een einde aan dit nachtboek, na eerst een blik te hebben geworpen op Maastricht bij nacht. Schitterend!

 

 

Gedurende de coronatijd begon Opperrabbijn Jacobs met zijn dagboek op verzoek van het

Joods Cultureel Kwartier.

NIW publiceert nu deze bijzondere stukken op haar website www.niw.nl .

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Dagboek van de Opperrabbijn van 28 juni 2023

Een maar liefst zeven verdiepingen tellend nieuw onderkomen voor de Jüdische Chabad Gemeinde Berlin werd ingewijd. De straat voor het gebouw was uiteraard zwaar beveiligd en stond vol met kraampjes waar gratis falafel, shoarma, fruitsalades, allerlei soorten drank en hamburgers gratis aan de duizenden gasten werd uitgereikt. Ongelofelijk goed georganiseerd. Wat er voor mijn gevoel ontbrak waren de Berliner bollen. Die Berliner bollen waren voor mijn gevoel meer op z’n plaats geweest dan de Hamburgers. Am Jisraeel Chaj – het Joodse volk leeft, werd niet alleen gezongen, maar beleefd en gedemonstreerd. De Berlijnse en Duitse nationale overheid was aanwezig. Rabbijnen uit heel Europa participeerden, bestuurders van Joodse Gemeenten gaven acte de présence, iedereen was er, zelfs de Sefardische Opperrabbijn van Israël rabbijn Jitschak Joseph, was even komen invliegen. En ik, als decorum-deelnemer, werd vanwege mijn grijze baard, naast de opperrabbijn geplaatst en zag hoevelen hem de hand kwamen schudden en hem een bracha, als.

Eenmaal weer terug en ik vol enthousiasme een goede vriend deelgenoot maakte van wat ik zou willen betitelen als ‘het wonder van Berlijn’ werd ik er fijntjes op geattendeerd dat weliswaar de Duitse Overheid alles doet om het on-reparabele verleden zoveel mogelijk te herstellen, het antisemitisme onder de gewone Duitse bevolking schrikbarend groeit.

Terug naar normaal, de gewone dagelijkse beslommeringen. Nou ja, gewoon? Geen dag is bij mij gewoon. Vandaag was mijn agenda bijna leeg. Eerst om 9:00 uur een zoom vergadering. Een leerling van een Talmoed Hogeschool in Israël kon zijn Jood-zijn niet aantonen en gezien hij oorspronkelijk uit Nederland afkomstig is, mocht ik het probleem oplossen. Om 10:00 uur was de vergadering afgelopen, maar zijn Joodse afkomst heb ik niet kunnen aantonen. Integendeel, te veel klopte er niet. De hele familie zou dus wel Joods zijn, volgens de leerling, maar dat werd strikt geheimgehouden. Maar: terwijl de Joden werden afgevoerd of probeerden onder te duiken, kwam deze Joodse (?) familie juist als Joodse(?) familie bijeen? Vreemd en levensgevaarlijk!

Daarna een zoom vergadering over een groot Europees symposium volgend jaar mei/juni over antisemitisme. We moeten het onder de aandacht houden, want het groeit. Toen ik gisteravond rond 21:00 uur even een frisse neus ging halen werd ik uitgebreid na-gescholden met Free Palestine en Hamas (3X), Joden aan het gas. Moet toch kunnen in ons tolerante Nederlandje. Ik heb per sms de wijkagent geïnformeerd en verwacht van hem over een of twee weken een reactie, want veel sneller zal die niet komen!

Zojuist ben ik gebeld door Trouw over het door de minister uitgevaardigde verbod betreffende het dragen van religieuze kenmerken bij de politie. Hoe ik hierover denk? Mijn reactie was als volgt: Ik begrijp de minister volledig. Ik ben ervan overtuigd dat in principe haar de mening is toegedaan dat religieuze uitingen zouden moeten kunnen!  Maar kijkt zij van boven naar beneden of van beneden naar boven? Als helaas de ongewenste realiteit bestaat dat voor sommige burgers het dragen van een hoofddoekje de neutraliteit van de agent in twijfel zou trekken omdat, helaas, helaas er tussen de moslims enkelingen rondlopen met onacceptabele denkbeelden, dan begrijp ik haar keuze ter bescherming van de burger (het beneden) die bang zou kunnen worden. De minister heeft dan geen andere keus dan ook het kruisje en het keppeltje mee te nemen om haar neutraliteit en geloofwaardigheid te waarborgen. Overigens kan een Joodse politieagent zijn of haar pet opzetten, de Joodse wet verlangt hoofdbedekking en niet specifiek een keppeltje. Het ware echter het best geweest als iedereen met zijn eigen religieuze insignes en/of kleding politieagent kan zijn. Maar helaas is dit niet haalbaar omdat onze samenleving geen plaats biedt voor totale gelijkheid in minimale verscheidenheid. Met andere woorden: er is een probleem in de samenleving, maar niet in de minister. En dus moest de minister een compromis verzinnen om een zieke multiculturele samenleving voor verdere verzieking te behoeden.

Maar Berlijn was geweldig!

 

Gedurende de coronatijd begon Opperrabbijn Jacobs met zijn dagboek op verzoek van het

Joods Cultureel Kwartier.

NIW publiceert nu deze bijzondere stukken op haar website www.niw.nl .

 

 

 

Dagboek van de Opperrabbijn van 25 juni 2023

Het klinkt wellicht vreemd maar ik zit nu heerlijk te relaxen. Het is zondagochtend. Opgestaan om 5 uur, gedawend (ochtendgebed), een stukje homebaked cheesecake gegeten en nu zit ik in de KLM Lounge op Schiphol in afwachting van mijn vlucht naar Berlijn. Ik zal vandaag dus in Berlijn zijn, niet als spreker maar als decorum. Er wordt daar een community center voor de Joodse gemeenschap geopend. Zeven verdiepingen hoog en een gigantische hoeveelheid vierkante meters. Ik zie het dadelijk wel. Gezien er bij de opening van 12:00 uur tot ca. 14:00 uur veel Duitse Vips aanwezig zullen zijn, ben ik van (de Nederlandse) stal gehaald vanwege mijn grijze baard en zal ik wel ergens zichtbaar gepositioneerd worden. In het Nederlands noemen we dit dus decorum, maar mijn (ooit Engelse) Blouma spreekt over “rent a crowd’. Meer over het uitstapje Berlijn op of na de terug vlucht vanavond om 18:50 uur 

 

Donderdagavond was het aflevering twee van de debatavond van het RD, het Reformatorisch Dagblad, vanwege 75 jaar Israël. Na aflevering nr. I in Gorinchem volgde nu aflevering II. Nou, aflevering? Het had meer weg van een bokswedstrijd. Nadat de heer Hamburger in duel I zich meende te moeten bedienen van vergelijkingen die mijns inziens niet kunnen, heb ik het RD laten weten dat ik er nog even niet uit ben of ik aan duel II nog wel wil meedoen. En dus heb ik u, mijn trouwe dagboekeniers, via mijn dagboek verzocht om mee te denken en te adviseren.  Uiteraard was het mijn bedoeling om gevraagd advies op te volgen, want waarom anders zou ik u vragen. Maar dat pakte anders uit dan verwacht, want hoewel ik niet echt de stemmen heb geteld, ontstond er een soort gelijkspel of om in schaakterminologie te spreken: een patstelling. En dus moest ik uiteindelijk toch zelf de knoop doorhakken en stond ik afgelopen donderdagavond, na intern beraad met mezelf, in Apeldoorn in het gebouw van het Erdee in de boksring. Nou heb ik in mijn jonge jaren weinig aan sport gedaan en al helemaal niet aan de bokssport, omdat mijn lieve moeder bevreesd was dat ik me zou bezeren, maar was ik wel een enthousiast schaker en heb in mijn schooljaren aan menig schaaktoernooi deelgenomen. Dat schaken, en dan ook nog simultaan, komt mij als opperrabbijn zeer goed van pas. Kenners van de Joodse (schaak)wereld begrijpen waarop ik doel. Maar om een lang (dagboek)verhaal kort te maken er ontstonden bij mijn adviseurs drie benaderingen: (1) Absoluut niet deelnemen. (2) Je had de uitnodiging van het RD niet moeten accepteren, maar nu je aan deel I hebt meegedaan zul je ook bij deel II de ring in moeten. (3) Goed om mee te doen en het Ander (on)Joodse Geluid een paar ferme dreunen te geven.

 

Dag Rabbijn Jacobs,

Ik vind dat u het fantastisch hebt gedaan afgelopen donderdag. Er zijn helaas weinig mensen die dit goed kunnen, op een volwassen manier in gesprek gaan over Israël met mensen die diametraal het tegenovergestelde vinden. Ondanks de eenzijdige beschuldigingen aan het adres van Israël en de halve waarheden die Jaap Hamburger van Een Ander Joods Geluid regelmatig verkondigde, bleef u beleefd, door geduldig de feiten te benoemen, door te vragen en de bredere context te schetsen. Keihard nodig in zo’n gepolariseerd debat. Respect!

Beste rabbijn Jacobs,

 

Terugkijkend op de discussieavond van het RD, moet mij het volgende van het hart.

U sprak met de directrice van het CIDI en de voorzitter van Een Ander Joods Geluid.

In een dergelijke discussie heeft het CIDI uw religieuze opvattingen niet nodig, hoe waardevol die ook zijn. Voor het publiek van het RD is uw visie uiteraard van harte welkom.

Maar dat hoeft niet in een dergelijke setting, de viering van 75 jaar Israël kan ook anders!

Ik denk echter dat het beneden uw waardigheid is om met iemand die u op twitter betitelt als ‘rabbijntje’ in discussie te gaan. Hij beledigt daarmee niet alleen u, maar iedereen die respect heeft voor de Nederlandse rabbijnen die u vertegenwoordigt. Goed dat u toch weer hebt deelgenomen, maar Ik zou u adviseren om bij een volgende gelegenheid te bedanken voor de ‘eer’.

Door aan te schuiven in een dergelijk discussiepanel biedt u een podium aan een marginale club als ‘een Anti joods geluid’, want dat is het. De verzuurde en verknipte Hamburger verdient geen discussiepartners als het CIDI en de opperrabbijn om zijn leugenachtige stokpaardjes te ventileren.

Toch heeft u zich goed geweerd en de enige Joodse staat waardig verdedigd.

Ik wens u veel waardige gesprekspartners die u helpen het Heilige Land te promoten.

 

Beste Binyomin.

 

Ik had je duidelijk aangegeven dat je absoluut niet moest meedoen. Niet aan deel I en al helemaal niet aan deel II. Ik heb je na deel 1 meerdere keren gebeld en je bijna gesmeekt om je terug te trekken. Mijn redenen om absoluut niet te gaan: 1. met mensen als de heer Hamburg valt niet op een redelijke manier een discussie te voeren. 2. Een rabbijn (en zeker een opperrabbijn) heeft een religieuze functie en moet zich niet met een politiek debat in een positie laten manoeuvreren, waardoor hij mogelijkerwijs een redelijk deel van de onder hem vallende joodse gemeenschap tegen zich krijgt. Politiek bezien moet je neutraal blijven en boven de Joodse partijen blijven staan, ook boven het onjoodse geluid.

 

Als ik zelf terugdenk heb ik er toch wel goed aan gedaan om na deel I niet af te haken. Ik had het gevoel CIDI aan mijn (joodse) kant te hebben en de tegenpartij een paar gevoelige dreunen te hebben toegediend, speciaal door mijn slotopmerking dat CIDI en ik geen kwaad woord hebben gezegd over de Palestijnen, aangegeven dat er een probleem is, opgeroepen tot vrede, duidelijk verschil hebben aangebracht tussen de gewone Arabische Israëliërs en terroristen als Hamas. Anders gezegd: terwijl de tegenpartij zichzelf beschadigde door uitsluitend te polariseren, probeerden CIDI en het ‘opperrabbijntje’ speciaal bij deel II te depolariseren!

 

Inmiddels ben ik weer geland na een vertraging van bijna een uur, maar wel met een geweldig fijn gevoel over Berlijn, ondanks of juist door mijn decorum-positie. Even gewoon aan iets deelnemen zonder aan zet te zijn. In het volgende dagboek zal ik wel uitwijden over die indrukwekkende happening.

 

 

Gedurende de coronatijd begon Opperrabbijn Jacobs met zijn dagboek op verzoek van het

Joods Cultureel Kwartier.

NIW publiceert nu deze bijzondere stukken op haar website www.niw.nl .

 

 

 

Dagboek van de Opperrabbijn van 21 juni 2023

Hoewel het alweer een halve week geleden is, gonst de muziek en vooral de sfeer nog na in mijn gehoor en, nog belangrijker, in mijn gevoel. Een geweldig concert in de sjoel van Arnhem, zondag jl. ter gelegenheid van 75-jaar Israël. Meer dan 160 aanwezigen, waaronder de ambassadeur van Israël en zijn echtgenote. Een geweldig feest. Maar wat misschien belangrijker was dan het concert zelf, was de uitgebreide inloop vooraf en het nablijven na afloop. Het voelde als een ouderwetse Mediene-dag, men ontmoette elkaar, het was als één grote familie. Met andere woorden: het middel was het schitterende concert, maar het doel reikte verder. Enige weken geleden toen ik werd gevraagd om een toespraak te houden, was er sprake van tien minuten. Maar enige dagen voor het concert kreeg ik te horen dat mijn spreektijd was gereduceerd tot zeven minuten. Nadat ik over de inkorting van mijn spreektijd mijn verbazing had kenbaar gemaakt werd mij aangegeven dat ik acht minuten moest spreken. En zie: mijn toespraak was klaar! Tien staat immers symbool voor de Tien Geboden, spiritualiteit. Zeven zijn de zeven dagen van de week, materialisme. En acht staat voor zeven plus één. Zeven het aardse en één is G’d: met beide beentjes op de grond staan en tegelijkertijd weten dat het niet realistisch is om te denken dat dat alles realistisch is. Anders gezegd: als een mens ziek is moet hij naar de dokter. Maar zowel de arts alsook de patient moeten beseffen dat de uiteindelijke genezing van Boven komt. En deze gedachte kwam precies overeen (want toeval bestaat niet!) met de Sidra van de week, het deel van de Thora dat sjabbat jongstleden centraal stond en ook met de lezing van aanstaande sjabbath. Sjabbat jl. lernden we over de zogenaamde Verspieders. U kent de geschiedenis hopelijk (zo niet, stuur me even een email rabbi.jacobs@planet.nl en ik geef u aan hoe u die geschiedenis kunt vinden). De Verspieders wilden Israël niet binnentrekken maar in de woestijn blijven. In de woestijn was sprake van een volledig geestelijk religieus leven. Dat kon ook want het brood viel uit de hemel, de wolken beschermden het Joodse volk tegen ieder gevaar van buitenaf, kortom: het was een groot religieus gebeuren. Israël binnentrekken zou ongetwijfeld leiden tot beproevingen, keihard werken voor het dagelijks brood, amper tijd om de Eeuwige te dienen…en dat was hun fout! Alleen de Tien (Geboden) is onjuist. Maar ook uitsluitend de Zeven (werkdagen van de week) is niet hetgeen G’d van ons wil. Acht (zeven plus één) is de Joodse weg. Gewoon werken om in het levensonderhoud te voorzien, maar weten dat uiteindelijk alles van Boven komt. Maar ook niet opgaan in spiritualiteit en verwachten dat daardoor de bankbiljetten binnenvliegen, zonder een winkeltje te bouwen: niet dat is de Joodse benadering.

Gezien het steeds om de acht moet draaien, kwamen de woorden van de ambassadeur wel bij mij en bij David Simon, in-fly voorzitter van de Joodse Gemeente Arnhem, binnen. Hij gaf aan dat hij waar hij ook komt bij evenementen in den lande hij bijna altijd Simon als bestuurder of ceremoniemeester tegenkomt, en even zovele keren mij als rabbijn (of opperrabbijntje, zoals mijn vriend Hamburger van dat Andere niet-zo Joodse Geluid mij meent te moeten betitelen). Zo’n opmerking doet iets met mijn ego… en dat is niet goed. Maar als ik daardoor juist extra wordt gestimuleerd en meer ga produceren op religieus gebied, vaker voor de ander klaar sta, minder mijn eigenbelang voor ogen heb, dan is juist dat mezelf-voelen een goede zaak die inspireert.

En nu ik dan toch al minder dagboekachtig bezig ben en meer op de prekende toer, kan er nog iets aan worden toegevoegd: De Alter Rebbe heeft in 1795 in Lyozne (Oekraïne) aan zijn leerlingen verteld dat tevreden-zijn goed en slecht kan zijn. Als een mens tevreden is met wat hij heeft, is dat prima.  Zoals het in de Spreuken der Vaderen staat geschreven: wie is gelukkig? Hij die tevreden is met wat hij bezit. Maar als een mens tevreden is met zijn spiritueel niveau van vroomheid en oprechtheid, dan is tevredenheid een probleem dat moet worden opgelost, omdat hij dan kennelijk is vergeten dat na goed altijd een beter bestaat.

En dus hierbij mijn boodschap naar de organisatoren van het 75-jaar Israël concert: Het was goed en hoewel er altijd beter bestaat, zou ik niet weten hoe dat beter eruit zou moeten zien. Jullie zijn een kleine Joodse Gemeenschap, maar jullie inzet en prestatie was groot en groots! Dank!

 

Gedurende de coronatijd begon Opperrabbijn Jacobs met zijn dagboek op verzoek van het

Joods Cultureel Kwartier.

NIW publiceert nu deze bijzondere stukken op haar website www.niw.nl .

 

 

 

 

Dagboek van de Opperrabbijn van 18 juni 2023

Het is zondag, vroeg ik de ochtend, mijn tuindeur staat open en de frisse lucht schept een goed klimaat in onze woonkamer in afwachting van de op komst zijnde hitte. Ik moet mijn toespraakje voor het chazzanoet concert dadelijk in Arnhem nog voorbereiden, maar dat gaat wel lukken. Ik denk niet dat ik mijn woorden ga opschrijven, het moet ‘uit het hoofd’ lukken, dat is spontaner en klinkt echter. Als ik spreek bij een lewaja, begrafenis, is mijn doel om de familie tot steun te zijn en eer te bewijzen aan de overledene. Als ik een bruidspaar mag toespreken wil ik het jonge echtpaar iets mee  geven voor hun verdere leven.

Een lezing is een ander verhaal. Het publiek dat naar mij komt luisteren dien ik te verrijken met kennis over een bepaald onderwerp. Dat wordt meestal een klein uur spreken, pauze en dan vragen beantwoorden.

Mijn lezing van woensdagavond in Genemuiden voor een gelovig christelijk publiek ging over de vraag of het mogelijk is om antisemitisme uit te roeien. Zo’n spreekbeurt vergt niet veel voorbereiding. Ik schrijf punten op en voel ter plekke aan, lees af van de gezichten van de toehoorders, wat wel en wat niet naar voren te brengen. Er was in Genemuiden sprake van een bijna onzichtbaar samenspel met als resultaat dat ik, voor mijn gevoel, goodwill heb mogen kweken voor de Joodse gemeenschap en zeker ook voor de Staat Israël. Met name dit laatste is van belang omdat helaas ook in christelijke kringen de liefde voor en verbondenheid met Israël onder (politieke!) druk staat.

Terug naar het fenomeen ‘toespraken’. Donderdagavond hield ik in Enschede een toespraak die ik nauwkeurig had opgeschreven en die mij uren en uren voorbereiding had gekost. Even heel kort de uiterst complexe geschiedenis: In 1915 vond niet alleen de bekende Armeense Genocide plaats, maar ook de Sayfo, de genocide op de Arameeërs. Meer dan anderhalf miljoen Arameeërs vonden de dood. Jaarlijks spreek ik bij deze herdenking. Maar dit jaar lag deze herdenking onder zware druk, omdat de Arameeërs in Enschede een herdenkingsmonument willen, terwijl Turkse nationalisten daar fel op tegen zijn, omdat volgens hen er geen sprake was van genocide.

En in dat spanningsveld mocht ik dus mijn toespraak houden. Afzeggen was toegeven aan en wel het woord voeren was zichtbaar partij kiezen. En dus moest ik me gaan verdiepen in een zeer ingewikkelde geschiedenis van: Arameeërs, Armeniërs, Pontische Grieken, het Ottomaanse rijk, definitie van genocide en het verschil tussen genocide en massamoord. Voeg daar nog aan toe dat ons parlement de genocide erkent, maar onze regering niet en dat er verschil bestaat tussen de juridische betekenis van genocide en een historisch bewijs. Ik ben gegaan en heb ieder woord in mijn toespraak op de weegschaal moeten leggen, een aantal deskundigen om advies gevraagd en zie hier een paar fragmenten uit mijn speech:

 

Toen ik 35 jaar geleden een herdenking bijwoonde in Durchganslager Westerbork kwam een mij onbekende oudere man naar me toe en vroeg mij of ik bezwaar had als hij naast mij zou plaatsnemen. Mijn naam is Klaus Jürgen Citron, ik ben de ambassadeur van Duitsland, het land dat een derde van uw volk, zes miljoen Joden, heeft vermoord. Mijn vader, zo sprak hij, was in de oorlog gefusilleerd omdat hij het Naziregime bevocht. Maar ik ben hier niet als zoon van mijn vader, maar als vertegenwoordiger van het land, de natie, die uw volk wilde uitroeien. Wij werden goede vrienden. Dat kon,

omdat hij de holocaust erkende.

 

Vorig jaar heb ik op 4 mei met de huidige ambassadeur van Duitsland, Cyrill Jean Nunn, voor het eerst in de vaderlandse geschiedenis een gezamenlijke krans gelegd op het oorlogsereveld in Loenen. Dat was een doorbraak die kon plaatsvinden,

omdat hij de holocaust erkende.

 

Er worden voor hetgeen de Joden in de Tweede Wereldoorlog is aangedaan nog steeds, en vaak juist nu, meer dan tachtig jaar na dato, monumenten onthuld. Zo’n monument is geen graf, maar wordt wel beleefd als een grafzerk en ook ervaren als een

teken van erkenning.

 

Hetzelfde geldt voor de slavernij. Eeuwen later lijden nazaten nog steeds over hetgeen toen geschiedde met hun overgrootouders of nog verder verwijderd. Ook zij hunkeren naar een teken van erkenning.

Het lijkt lang geleden, 1915. Maar een wond kan alleen genezen als de omgeving genezend werkt, belangstelling toont, geen juridische complexe discussies aangaat en geen zout op de nog steeds open wond legt.

Maar zelfs met een entourage die aan de genezing wil bijdragen, moet er een graf zijn, een plaats die uitsluitend bedoeld is om te gedenken,

teken van erkenning.

Wat zou het sieren als in de nabije toekomst alle partijen hier in vriendschap en gezamenlijkheid een krans leggen, nazaten van slachtoffers en nazaten van hen die tot de tegenpartij behoorden, om hiermee publiekelijk iedere vorm van onrecht te veroordelen en het recht en dus de vrede, de echte sjalom, te laten zegenvieren.

Inmiddels is het zondagavond. We zijn terug van een geweldig concert in de sjoel van Arnhem ter gelegenheid van 75-jaar Israël.  Maar dit dagboek dreigt te lang te worden en zal ik er volgend dagboek over schrijven. O ja, in Arnhem werd ik erop aangesproken dat het onaanvaardbaar is dat ik op 22 juni weer ga deelnemen met het RD-debat over 75-jaar Israël. De heer Hamburger van Een Ander Joods (???) Geluid heeft zich dusdanig schofferend over mij uitgelaten, dat het niet past voor mij om wederom deel te nemen. Ik voel dit echter niet zo en ben van mening dat ik juist moet gaan. Laat hij zich maar belachelijk maken, het raakt me van geen kant. Hoe kijkt u er tegenaan?

 

 

Gedurende de coronatijd begon Opperrabbijn Jacobs met zijn dagboek op verzoek van het

Joods Cultureel Kwartier.

NIW publiceert nu deze bijzondere stukken op haar website www.niw.nl .

Dagboek van de Opperrabbijn van 15 juni 2023

Omdat ik regelmatig op mijn digitale vingers wordt getikt dat mijn dagboeken vaak triest zijn, heb ik, om bijna therapeutische reden, deze keer diep nagedacht voor anti-trieste gebeurtenissen in mijn dagelijks leven. En die waren inderdaad rijkelijk aanwezig.  Neem nou vorige week de Algemene Ledenvergadering van de Vereniging Hebreeuws, stichting ter bevordering van kennis van Hebreeuws. Een vereniging met zo’n vierhonderd leden. De leden komen voornamelijk uit de wereld der universiteiten.  (Voormalige) hoogleraren, theologen, een aantal Joden die zich om de een of andere reden op universitair niveau bevinden en een extra band hebben met de Hebreeuwse taal. En wie er ook in zit, is mijn Blouma en dan zelfs als bestuurder. Ze is niet verbonden aan welke universiteit dan ook, maar haar kennis van de Hebreeuwse taal staat op hoog niveau, niet alleen qua taal maar ook qua kennis van grammatica en taalhistorie. En dus was zij uitverkoren om een dagje Antwerpen te organiseren nadat eerst in de zaal van Hoffy’s (aan de overkant) een Algemene Ledenvergadering had plaatsgevonden met gebak, koffie, thee en versnaperingen. Na de ALV een diner op z’n Hoffy’s en toen een bezoek aan de grote sjoel van Antwerpen om vervolgens via het Monument ter nagedachtenis aan de vermoorde Antwerpse Joden een bezoek te brengen aan de Jesjiwa. Voor bijna alle 50 deelnemers was dit voor het eerst om een Jesjiwa van binnen te aanschouwen. Een van de deelnemers gaf aan al vaak Jesjiwot (grammaticale meervoudsvorm van Jesjiwa) van buiten te hebben gezien, maar van binnen…  Vrijelijk met de leerlingen te converseren, te vragen naar wat ze lernen, wat hun toekomstplannen zijn en waar hun ouders wonen. Een veelheid van EU-landen was vertegenwoordigd. Leerlingen uit Oekraïne en Rusland lernen hier vredig met en naast elkaar. Kunnen ze in hun thuislanden nog wel iets van leren! Eigenlijk zou die eenheid de voorpagina moeten halen.

Maar nu we het toch hebben over oorlog en educatie: ergens in juli word ik geïnterviewd in het Holocaust Museum over mijn leven als kind van direct na de oorlog. Ik dacht dat het voorbereidingsgesprek hooguit anderhalf uur zou duren, maar het werden uren. Hoe ik het heb beleefd als kind van na de oorlog en te worden grootgebracht met het dagelijkse ritueel van vóór en na de oorlog. En steeds maar weer te moeten horen dat ‘wij’, mijn ouders dus, geen klagen hadden want ‘wij’ waren slechts ondergedoken. Neen, zij die in de kampen waren geweest hadden echt geleden. En ondertussen mocht ik vertellen, mezelf beschrijven, mijn angsten, zorgen en vreugdemomenten. Voor het eerst in mijn leven heb ik iets heel persoonlijks gedeeld, bewust, maar wel gedoseerd en met grote voorzichtigheid om niemand te beschadigen. De interviewster was buitengewoon goed, begripvol en zorgvuldig.

Ik had vandaag ook mijn tweede gesprek met Ruth Wasserman, de columnist van Jerusalem Post. Ze wil samenwerken, maar ik verdenk haar er stiekem van dat ze op zoek is naar inhoud voor haar columns. Niks mis mee, de samenwerking die ze aangaf na te streven, maar het ligt dus anders. Ik kan me er wel iets bij voorstellen, want ik denk ook in dagboeken, NIW-columns en toespraken.

Probleem waren vandaag de matsewot, de teksten op grafzerken die ik er dus op mijn bordje bij kreeg. Omdat mijn collega rabbijn Shimon Evers met verdiend pensioen is gegaan, liggen de grafzerken plat, ook de staande. En zie, zo beleef ik dat, de enige die zich er echt om bekommert en ook geacht wordt een oplossing aan te dragen, dat ben ik, althans dat denk ik.

De heer Hamburger, voorzitter van Een Ander Joods (???) Geluid, met wie ik een debat mocht voeren tijdens de RD-debatavond ter gelegenheid van 75 jaar Israël, behoort waarschijnlijk niet tot mijn naaste vriendenkring gezien de tweets die hij meende te moeten plaatsen. Ik ben zelf geen twitter, maar was blij verrast met deze hulde uit de hoek van Ander Joods Geluid. Leest u maar even mee:

Jun 9

1/2 Ons opperrabbijntje heeft zich duchtig opgewonden 😝 over standpunten v/EAJG. Hij kon zich niet meer helemaal inhouden en werd ‘persoonlijk’, zoals dat heet. Ondergetekende mocht

2/2 en een grote mond, die het rabbijntje zelf hier inbrengt. Maar wat precies, dat is de vraag. Mijn antwoord: Tikun Olam, en het uitdragen v/d Golden Rule (wat gij enz.). Precies wat EAJG – en ik persoonlijk- nastreef. Niet Joods🤡? De rabbijn was denkelijk even van het padje🥸

Jun 10

Het boeiende is dat de rabbijn volledig in gebreke blijft aan te geven wat ‘op joodse wijze leven’ inhoudt. Maar het vermoeden dringt zich op dat hij bedoelt: je als jood conformeren aan de belachelijke jubeltoon waarop hijzelf en zijn geestverwanten orakelen over ‘het wonder 🇮🇱

De rabbijn J. gebruikte de hem toebemeten spreektijd vnml. om wantrouwen te zaaien t.a.v. de VN. Die had zich in 1976 (!) afkeurend uitgelaten over een Isr. bevrijdingsactie buiten eigen grondgebied (Entebbe, Uganda). Dat was ‘t. Later zei hij nog ‘dat hij geen politiek bedreef’.

1/2 Dat was de inleiding van de rabbijn over verleden heden en toekomst van Israël. Au fond is hij daarin amper geïnteresseerd. ‘t Land is voor de joden, de woestijn bloeit, ooit komt de Messiah, antizionisme is antisemitisme, de VN deugen niet, en joden die kritisch zijn,

2/2 En met die geestelijke bagage word je door de Christenen voor Israël en door NIW Esther Voet op een voetstuk gezet en dat laat de rabbijn zich welgevallen. Maar wie zich met CvI verbindt verraadt op termijn het Judaisme. Wie dan leeft die dan zorgt.

Ik vond bovenstaande wel komisch. Dank aan Jaap Hamburger voor zijn gratis humoristische reclame en literaire (dagboek)woorden.

Ondertussen staan er twee choepot in de wacht en gonst nog steeds de muziek in mijn hoofd van die prachtige choepa in Nijmegen zondag jl.  Die gons houd ik er graag in…want: Dien G’d met vreugde!

 

Gedurende de coronatijd begon Opperrabbijn Jacobs met zijn dagboek op verzoek van het

Joods Cultureel Kwartier.

NIW publiceert nu deze bijzondere stukken op haar website www.niw.nl .

 

Dagboek van de Opperrabbijn van 11 juni 2023

Met de gedachte van “schoenmaker had je maar bij je leest gehouden” kwam ik donderdagavond thuis na een zogenaamde debatavond die georganiseerd was om het bestaan van 75 jaar Israël te vieren. Ik was benieuwd wat het Reformatorisch Dagblad, de organisator van deze viering van 75 jaar Israël, erover zou schrijven. Maar op vrijdag stonden er mooie foto’s in de krant, maar op de inhoud werd niet ingegaan. Terecht, dacht ik bij mezelf, want als het publiek uitgebreid mocht aanhoren dat Gaza het grootste concentratiekamp ter wereld is, dat de wetten van de enige democratie in het Midden-Oosten, gelijk zijn aan de wetten van Nazi-Duitsland, dat Hamas en de andere Palestijnse terroristische organisaties niet de vernietiging van Israel voor ogen hebben…

Had ik moeten deelnemen en doe ik op 22 juni weer mee als er wederom met dezelfde deelnemers een debatavond wordt georganiseerd?

In mijn mailbox ontving ik daags na de debat-debacle-dag de volgende reactie van een van de aanwezigen:

Donderdagavond 8 juni hebben mijn vrouw en ik de bovengenoemde avond in Gorinchem bijgewoond. In uw aankondiging van het RD van 13 mei kondigt u aan, dat 75 jaar Israël alle reden is om dit jubileum te vieren. Er is echter niets gevierd. Wij hebben deze avond als volstrekt mislukt en het RD onwaardig ervaren. Van debatteren was geen sprake.

De volgende stellingnames wil ik specifiek benoemen:

  • Er wordt ontkend dat God het land Israël voor eeuwig aan zijn uitverkoren – het Joodse – volk gegeven heeft.
  • Israël zou de Palestijnen behandelen zoals Hitler Duitsland de Joden behandelde.
  • De Palestijnen zouden gevangenen zijn van Israël en Gaza zou een concentratiekamp zijn.
  • Dat de kinderen worden geïndoctrineerd door schoolboeken die haat tegen het Joodse volk leren zou een fabeltje zijn dat door pro-Israël politici binnen de VN en vele anderen daarbuiten wordt verkondigd.

 

Kort na de hervatting van het programma met de behandeling van vragen uit het publiek waarbij het EAJG-Een Ander Joods Geluid, zich weer uitgebreid het woord toe eigende zonder door de debatleider te worden onderbroken, hebben wij de zaal verlaten

Ik zit in dubio. Hoewel ik heb toegezegd twee avonden te komen debatteren, en de tweede voor 22 juni staat aangekondigd, had ik niet verwacht dat het zo’n onevenwichtige avond zou worden. Ga ik nu wel of niet donderdag avond 22 juni naar Apeldoorn? Morgen of overmorgen zal ik er een gesprek over hebben met de hoofdredactie van het RD. Uiteindelijk zal ik zwichten en omwille van de lieve vree toch wederom meedoen met het debat.

Want zo zit ik dus in mekaar: ik kan geen nee zeggen!

Daarmee heb ik ook intern te maken op mijn rabbinale kantoor. Een van mijn trouwe naaste medewerkers is ontslagen en een ander is met pensioen gegaan en stopt hiermee alle werkzaamheden. En dus, omdat het bestuur niets heeft geregeld, krijg ik alles op mijn bordje en ben ik letterlijk dag en nacht in de weer! Het is nu bijvoorbeeld maandagochtend 4 uur. Ik ga dadelijk wel weer terug naar bed. Daarna eerst het ochtendgebed, dan een zoom-vergadering en daarna weer naar Arnhem voor een lewaja (een begrafenis). Ik schreef ‘weer naar Arnhem’ omdat ik er vandaag ook al was voor de onthulling van de grafzerk van mevrouw Stegers zl., de echtgenote van de voormalige voorzitter. En daarna was ik, bijna om de hoek, in Nijmegen voor een choepa, een huwelijksinzegening.  Rabbijn Mendel en zijn lieve echtgenote Devorah Esther hadden alles meer dan perfect geregeld, met zorg, oog voor de details en beiden met een stralend gelaat. Mazzeltov bruidspaar, aanwinst voor de Joodse Gemeente Nijmegen!

O ja, bijna vergeten! In de auto tussen Arnhem en Nijmegen kreeg ik een journalist van de Telegraaf aan de lijn. In Terborg was een Joods monument beschadigd. Wat ik ervan vond. Wel, dacht ik, wat zal ik ervan vinden? Toch maar even een P opgereden en even rustig met de journalist gesproken. En zie, bemerkte ik zojuist, mijn quote is goed en juist overgekomen. Jammer dat het onderwerp “bekladding van Joods monument” het onderwerp is. Maar het is wat het is, de realiteit van het moment!

Maar ondertussen heb ik aangegeven dat ik bepaalde taken, die tot op heden door rabbijn Evers werden uitgevoerd, niet ga overnemen. Evers is net met pensioen gegaan.

Het vervaardigen van teksten voor grafzerken is een rotklus en dus weiger ik die taak op mijn bordje geschoven te krijgen. Dit probleem zal ik op korte termijn moeten oplossen. Hoe weet ik nog niet, maar opgelost zal het worden want de nazaten, en anderen die onze rabbinale diensten nodig hebben, mogen geen slachtoffers worden van bestuurlijk disfunctioneren.

Ik duik m’n bed weer in. Het is inmiddels kwart over vier in de ochtend. Nog even een kop koffie (dat is mijn slaapmiddel) en dan een paar uurtjes voorbereiding voor morgen via de nachtrust die ik nog nodig heb. Nog even een aardigheidje: In Londen trof mijn zoon de naam Jacobs in Hebreeuwse letters en net zo gespeld als wij dat al vele generaties doen. Dat moest welhaast familie zijn. Ik hoop het, want het aantal familieleden mag best was meer! Hoe we Jacobs spellen?  יאקאבס    en niet: יעקובס ! Onze zoon Mendy, woonachtig in Londen, gaat aan het speurwerk beginnen.

 

 

 

Dagboek van de Opperrabbijn van 7 juni 2023

Dat een rabbijn meer is dan een pastoraal werker, een orator en een geestelijke, was me bekend. Ik voel me dus als een Joods manusje van alles. Maar dat ik ook cineast behoor te zijn, ging me net iets te ver! Mij werd per email verzocht of ik bereid was een tekst in te spreken voor een informatiepaaltje bij een voormalige synagoge. Nadat ik dus braaf het ja-woord had gegeven kreeg ik vervolgens een technische beschrijving hoe een en ander op video moest worden opgenomen en met welke belichting. En dat ging me net een stapje te ver. Een tekst voorlezen: prima! Maar een professionele YouTube maken: dat niet! En dus zal er te zijner tijd een technicus naar huize Jacobs komen om een professionele opname te fabriceren, nadat ik had uitgelegd dat een rabbijn weliswaar een manusje van alles is, maar dat het rabbinale ‘alles’ ook z’n beperkingen kent.

Dinsdag was mijn Brussel-dag. De hele dag kandidaten om Joods te worden uit vijf EU-landen die allen de instemming hebben van hun lokale rabbijn, maar aan mij de eer om de Joodse knoop door te hakken en de toetredingsprocedure wel of niet te laten doorgaan. Om 9:30 uur vertrokken en om 21:30 uur weer thuis. Uitgeput!  Uitgeput, omdat het achterhalen van de al dan niet oprechte intentie nogal wat van mijn geest vergt. De essentiële vraag is: wil de kandidaat Joods worden vanwege geloof in G’d en in het Jodendom, of is er sprake van een bijbedoeling of van een opwelling? Zie er maar achter te komen! Vind ik het leuk om hiermee bezig te zijn?  Helemaal niet! Het vreet zenuwen, heel scherp luisteren en je eigen emoties uitschakelen. Medelijden mag niet de reden zijn om iemand te laten toetreden. Medelijden is zeker een zeer goede eigenschap, maar wel gedoseerd en niet te allen tijde.

En nu we het dan toch hebben over medelijden en emoties: Mijn vorige dagboek eindigde ik met de woorden “Ik voel me emotioneel diep geraakt!”. Het ging over de uitvoering van “Sjiwwe”, een toneelstuk (?) van een half uur waarin het lot van De kinderen van de Kindertransporten uit Vught wordt vertoond. De jonge acteurs hebben allen gewoon een baan of zitten nog op school en zijn daarom beperkt in hun tijd. In Nationaal Monument Kamp Vught was het hun dertiende optreden. Ongelooflijk jammer dat ze niet in de gelegenheid zijn om alle middelbare scholen te bezoeken. Hun optreden, Sjiwwe, zou een verplicht onderdeel moeten zijn van educatie over de Holocaust. Prachtig te zien dat de jongeren niet zomaar hun rol als toneelspelers vervulden, maar zichzelf verplaatsen in de echte Kinderen van de Kindertransporten, vandaar het vraagteken dat ik heb geplaatst achter het woord toneelstuk.

En ondertussen wordt de oorlog meer en meer een deel van mijn leven, want er speelt voor mijn gevoel steeds meer. De restitutiesgelden, het fenomeen dat de Holocaust wordt ontkend, de Minister van Justitie en Veiligheid die overweegt het ontkennen van de Holocaust wettelijk strafbaar te maken en de verzoeken die me bereiken om lezingen te geven over antisemitisme.

Zojuist was ik bij de feestelijke opening van de tentoonstelling “Hallo, Israël”. De opening werd verricht door de ambassadeur en ook ik was gevraagd een paar woorden te spreken. Kort samengevat was de essentie van mijn toespraakje: 75 Jaar Israël is niet dankzij de Verenigde Naties, maar ondanks…!

Een van de genodigden kwam naar me toe met de vraag of het wel goed met me gaat. Hoezo, vroeg ik verbaasd. Het antwoord luidde dat mij dagboeken steeds bezorgder klinken. En dat is waar. Ik maak me in toenemender mate zorgen over de toekomst van Joods Nederland. Ik weiger te zwijgen, roep niet op tot collectief vertrek, maar waarschuw wel in de hoop dat mijn waarschuwen de niet-joodse samenleving prikkelen tot alertheid, want: wat toen geschiedde, kan morgen weer gebeuren. De kudde laat zich zo makkelijk de verkeerde kant opdrijven. Waarom zou dat nu niet zo zijn als we weten dat het kuddegedrag altijd heeft bestaan, toen, nu en…morgen…

Een voorbeeld van het nu? Blouma en ik waren aanwezig voor een vergadering in Kamp Amersfoort. Waarover die vergadering ging is voor nu niet relevant. Maar het werd duidelijk dat het Nederlandse pro-Oekraïne-kudde-gedrag wel erg eenzijdig is. In de Tweede Wereldoorlog stonden met name de Oekraïners bekend om hun wreedheden. Oekraïne ligt bezaaid met honderden massagraven. U hoort mij niet zeggen of denken dat ik deze afschuwelijk oorlog acceptabel vind. No way! Maar de Russen zijn de bad-ones en de Oekraïners zijn de good-ones, is iets te simpel. Wij juichen als we horen dat Russische soldaten zijn gesneuveld. Maar die soldaten werden veelal met grote tegenzin naar de fronten gedreven en konden geen kant op. Of van achter zeker de kogel wegens landverraad of van voren misschien een Oekraïens dodelijk schot. Velen van hen laten vrouw en kinderen achter.

Tijdens die vergadering was ook de beheerder van het Sovjet-ereveld aanwezig. Tientallen krijgsgevangenen van het Sovjetleger, dat ons heeft bevrijd, hebben gevangen gezeten in Kamp Amersfoort en werden na executie in de omgeving begraven. De meesten van hen kwamen uit Oezbekistan. Maar voor de gemiddelde huidige Nederlander is de Sovjet-Unie een synoniem van Rusland en is Oezbekistan een land dat uitsluitend in een boek als Kuifje kan voorkomen. Maar nu naar het “Sovjet-ereveld” gaan krijgt al gauw de vertaalslag dat je het eens bent met Poetin. En dus zijn Blouma en ik na de vergadering naar het monument gegaan. Want hoewel Poetins optreden tegen Oekraïne onaanvaardbaar is, zijn deze voor onze vrijheid gefusilleerde jonge soldaten wel onze bevrijders geweest en gaven zij voor ons hun leven.

 

 

Gedurende de coronatijd begon Opperrabbijn Jacobs met zijn dagboek op verzoek van het

Joods Cultureel Kwartier.

NIW publiceert nu deze bijzondere stukken op haar website www.niw.nl .

 

 

 

 

 

 

Dagboek van de Opperrabbijn

Vandaag stond geheel bij mij in het teken van de “de Kindertransporten”. Leest u mijn toespraak:

Toespraak 4 juni 2023 Herdenking Kindertransporten Vught

Als ik me voorbereid voor een toespraak probeer ik me te verdiepen in het onderwerp, de gebeurtenis of de mijlpaal. Ik ga niet zitten voorbereiden op zoek naar teksten, maar ik laat mezelf als het ware wegdromen. 

Het kenmerk van dromen is dat onmogelijkheden mogelijk worden. Dat kan soms heel mooi zijn. 

We zijn hier bijeen vanwege de zogenaamde Kindertransporten van tachtig jaar geleden. De kinderen zouden naar elders worden gebracht, naar speciale kinderkampen, dat klonk erg mooi en zelfs bemoedigend! Tachtig jaar geleden…

Ik ging op zoek naar de betekenis van tachtig: In het vijfde hoofdstuk van de Spreuken der Vaderen, een van onze Heilige Geschriften, leren wij dat een kind van vijf jaar begint met het leren van de Thora, als het kind tien jaar is wordt er begonnen met de studie van de Misjna, de Mondelinge Leer, op z’n dertiende wordt hij bar-mitswa en daarna volgen nog meer leeftijden die mijlpalen zijn in het menselijk leven, zoals de choepa, het huwelijk, tot ik belandde bij tachtig:  בן שמונים לגבורה  – tachtig is de leeftijd der sterken. 

Toen ik zo-even, zoals ieder jaar, vanaf het herinneringscentrum naar het Kindermonument liep werden door kinderen van nu de namen voorgelezen van de kinderen van toen. 

Als de kinderen, die de namen lazen, toen zouden hebben geleefd, Joods zouden zijn geweest en hier gevangen zouden hebben gezeten, dan hadden zij vandaag hier geen haag gevormd, maar dan zouden ook hun namen op dit monument hebben gestaan. 

Als de Kindertransporten niet zouden hebben plaatsgevonden, dan zouden de kinderen van de Kindertransporten de opa’s oma’s zijn geweest van de jeugd van nu…

Als er toen geen Kindertransporten zouden zijn geweest, dan waren onze kinderen allen de leeftijd der sterken al gepasseerd. Sommigen zouden de tachtig niet gehaald hebben, anderen waren wellicht de tachtig royaal gepasseerd…

En dus vroeg ik mij al dromend af: moeten we nog wel herdenken?  Geen mens heeft toch immers het eeuwige leven! Ook onze kinderen van de Kindertransporten zouden dat niet gehad hebben…

En hebben zij, de kinderen van de Kindertransporten, ons herdenken eigenlijk nog wel nodig? 

Waar waren wij, Nederlanders, toen ze ons zeker wel nodig hadden? Heeft Nederland voldoende pogingen ondernomen om de brute moord te voorkomen en/of te verhinderen? 

En heeft Nederland voldoende gedaan, na de oorlog, om die paar kinderen die overleefden te steunen en op te vangen?  En überhaupt waren zij die uit de hel van de vernietigingskampen half levend terugkwamen, terug naar wat zij toen zagen als hun Nederland, waren ze nog wel welkom? 

De huidige burgemeester van Lochem heeft zich verdiept in de geschiedenis van de Joodse Gemeente Lochem voor, tijdens en na de oorlog. De enkelingen die nauwelijks hadden overleefd en al hun familie kwijt waren, werden na de oorlog benaderd door B&W. De Gemeente wilde hun synagoge-pand kopen, want die had de gedecimeerde Joodse Gemeente toch niet meer nodig. Maar, zo kregen die paar overlevenden te horen, de koopprijs zou wel onder de marktwaarde liggen, omdat er geen synagoge-diensten meer werden gehouden door gebrek aan Joden. 

B&W had ze eerst voortvarend aan de gaskamers uitgeleverd om ze vervolgens te verwijten dat ze met te weinigen waren teruggekeerd, het vereiste quorum nodig voor de synagoge-diensten daardoor niet meer aanwezig was, en hun synagoge dus in waarde was gedaald…

En toen ik zo-even, met grote dankbaarheid, de jeugd van nu de namen hoorde lezen van de kinderen van de Kindertransporten, moest ik in mijn gedachte toch even denken aan andere jeugd die meent mij te moeten naschreeuwen met Jehoed, Jehoed. En ik dacht aan de voetbalwedstrijden waar in spreekkoor de meest afschuwelijke teksten worden gezongen: “Joden aan het gas”. 

De Kinderen van de Kindertransporten gingen aan het gas, gestikt, afschuwelijk geleden. Wat zich in de gaskamers heeft afgespeeld is onvoorstelbaar. De treinreis naar de vernietigingskampen was het summum van ontmenselijking…

בן שמונים לגבורה – tachtig is de leeftijd der sterken.”  Laten wij, juist tachtig jaar na dato, onszelf extra gesterkt weten en met kracht en overgave strijden tegen het venijn van het zichtbaar opkomend antisemitisme en iedere vorm van discriminatie en rassenhaat keihard bestrijden. 

Want ik vrees dat de geschiedenis van toen, zomaar de werkelijkheid van morgen kan zijn.

En toen volgde het Jizkor-gebed en twee doodstille minuten stilte. Zoals ieder jaar was er weer een indrukwekkend programma: indruk wekkend! 

Maar zeker ook het programma na afloop van de herdenking: een toneelstuk, uitgevoerd door jongeren: Sjiwwe, heette het. Imponerend en confronterend. Ik kan het niet beschrijven, omdat de opvoering van de weg die de kinderen van de Kindertransporten moeten afleggen, zo echt was dat woorden tekort zouden schieten. Alle Middelbare scholen zouden verplicht dit moeten zien, in de strijd tegen antisemitisme en ieder andere vorm van rassenhaat.

Ik voel me emotioneel diep geraakt!

 

Gedurende de coronatijd begon Opperrabbijn Jacobs met zijn dagboek op verzoek van het 

Joods Cultureel Kwartier. 

NIW publiceert nu deze bijzondere stukken op haar website www.niw.nl .

 

RSS
Follow by Email