Van Den Helder naar Sobibor, Dagboek van een Opperrabbijn 15 oktober 2020

Ik ben weer ouderwets pré-coronaansch gevloerd. Om 11:30 uur vertrokken en nu om 19:00 uur thuis. Ik werd gereden door mijn vaste driver en omdat ik dus zelf niet reed, had ik alle tijd om mijn zoom-sjioer die ik om 20:00 uur moest geven voor RabbijnenNL voor te bereiden. En natuurlijk de telefoontjes en e-mails. De eerste stop was Den Helder. Onthulling van het monument ter nagedachtenis aan de 118 Joden die werden weggevoerd. Uiteraard was alles in de open lucht en in zeer afgeslankte vorm. Burgemeester had eerst niet willen komen om te voorkomen dat hem verweten zou worden toch ergens publiekelijk aanwezig te zijn. Maar uiteindekijk was hij er toch, hield een gloedvol betoog voor het kleine selecte gezelschap. Het was goed, zo gaf ik aan in mijn toespraak na de onthulling, dat we toch bijeenkwamen. Goed omdat er fotografen en journalisten gekomen waren om de boodschap van dit monument verder uit te dragen. Afgelasten had ik onjuist gevonden. Voor mijn gevoel zou het ongepast en oneerbiedig zijn voor hen die hier toch nog hun eigen ‘grafzerk’ hebben gekregen na meer dan 75 jaar.

Luister hoe treffend de staddichter Regina Kikkert het verwoordde:

 

Deze stenen in Den-Helder

vertellen een geschiedenis

van liefdeloze onvrede,

een tijd van diepe duisternis.

 

Steen is onvergankelijk,

markeert de Eeuwigheid op aard

zelfs weer en wind kan het doorstaan

en blijft ten allen tijd bewaard.

 

Verzonken in Helderse grond

zijn Joodse namen thuis gebracht,

een teken van identiteit

en in een monument herdacht.

 

Beschermd door de dijk en pieren,

dicht bij de duinen, zee en kust,

veilig beschut in de luwte

komt een levensverhaal tot rust.

 

In herinnering verbonden

spreekt elke steen, zijn eigen taal.

Geëerd wordt heel het mensbestaan

als medeburgers, allemaal.

 

Met stil respect, vertraagd de pas,

verleden tijd….. maakt nieuw begin.

ZIJ ZULLEN NOOIT VERGETEN ZIJN,

want zij gaan mee, de toekomst in.

 

De Vrede is een kostbaar goed

die wordt gekoesterd en bewaakt.

Onder de Nederlandse vlag

wordt een stil, eerbetoon gemaakt.

 

Voor allen die gestorven zijn

klinkt een SHALOM als welkomstgroet,

in het Huis van de Eeuwige

rust hun ziel in Vrede, voorgoed.

 

Maar los hiervan: we zien in onze huidige corona-bubbel dat corona alles en iedereen overheerst. Ziekenhuizen zijn aan het afschalen.  Ik begrijp het, want corona is een zeer gevaarlijk virus. Maar antisemitisme is minstens zo sluw en onberekenbaar. We weten allen dat het coronavirus een beperkte levensverwachting heeft, uiteindelijk zal het uitgeroeid zijn of op z’n minst behandelbaar. Maar met het virus antisemitisme zal het niet zo goed aflopen. Dat venijn heeft zich bewezen onuitroeibaar te zijn en zit in een bijna voortdurend proces van mutaties. We hadden eerst het verkeerde geloof, toen veroorzaakten wij de pest, mijn ouders hadden het verkeerde ras en ik ben zionist en wordt ook al op social media verklaard tot de fabrikant van Covid-19. En daarom was de korte bijeenkomst met een zeer beperkt publiek zo enorm goed en indrukwekkend.

Van Den Helder naar Heemstede voor een bespreking met het bestuur van de Joodse Gemeente Noord-Holland Noordwest en toen naar huis na onderweg nog een telefoontje uit IJsland te hebben gehad. Toch onbegrijpelijk dat iemand uit IJsland mij zomaar weet te vinden tussen de Kanaalweg in Den Helder en de synagoge in Heemstede. We vinden het allemaal maar gewoon, maar dat is het toch echt niet!

Het was dus een positieve dag en met een goed gevoel kwam ik weer thuis. Ik gaf mijn Zoom cursus en in plaats van naar bed gaan, ging ik toch nog de documentaire over de opstand in Sobibor bekijken. Alles kwam weer boven. Ik ben de generatie van direct na de oorlog. Ik ben grootgebracht met vóór en ná de oorlog, ik weet nog dat mijn ouders hebben geleden en alles in het werk hebben gesteld om mij er niet mee te confronteren. Wij, de generatie die nu al in de zeventig is, wij moeten doorvertellen wat onze ouders niet durfden bespreekbaar te maken. In het Sinai Centrum woonden de mensen die de oorlog wel en niet hebben overleefd. Streepjes-pyjama’s waren niet toegestaan. De verpleegsters mochten geen laarzen dragen en douchen kon ook echt niet. Onze bewoners wisten namelijk niet of er water of gas uit de douchekoppen zou komen……Ik verwijt mijzelf dat ik misschien niet goed genoeg doordrongen was van hun pijn. Ik weet zelfs niet hoe mijn lieve vader en mijn lieve moeder wel of niet nog hebben geleden van hun onderduik en verlies van hun naasten en hun angsten. Van mijn moeder hoorde ik de innige dankbaarheid voor de mensen bij wie zij is huis was geweest en die door en door goed waren. Haar angsten heeft ze nauwelijks met mij gedeeld. “Wij hebben het goed gehad, want wij waren niet in de kampen” heb ik honderden keren van mijn moeder moeten horen. Ik stop. Ik moet nog kunnen slapen. Den Helder was goed. Maar ook de onthulling in Warnsveld die zojuist is afgelast, moet mijns inziens doorgaan. Dan maar met minder mensen. En ik moet luisteren naar Jules Schelvis die in de documentaire de opdracht gaf om het door te vertellen……Wij, de second generation, moeten de opdracht “om niet te vergeten” overnemen, ook als dat onszelf schaadt, want het terugdenken aan en het zien van dit soort documentaires laat me niet onberoerd.

Gedurende coronatijd houdt Opperrabbijn Jacobs een dagboek bij voor het Joods Cultureel Kwartier. NIW publiceert deze bijzondere stukken dagelijks op www.niw.nl

Mijn G’d, de moffen, we gaan er allemaal aan…. Dagboek van een Opperrabbijn 14 oktober 2020

Vandaag heb ik enige uren op Muiderberg rondgelopen en gezocht naar de graven van mijn overgrootouders, de ouders van mijn opa. Vandaag precies acht jaar geleden is mijn moeder overleden en had ik dus vandaag Jaartijd. Extra aan tsedaka, liefdadigheid, gedoneerd en natuurlijk lang bij het graf van mijn moeder gestaan. Zevenennegentig jaar heeft mijn moeder op deze aarde doorgebracht. Meer dan zestig jaar mocht ik haar als moeder hebben. En omdat ik toch op Muiderberg was heb ik uiteraard ook de graven van mijn grootouders bezocht en ook die van de ouders van mijn opa Jacobs. Veld C, rij 46, graf 82 en 83.  Maar ook heb ik gezocht en helaas niet gevonden.

Een Israëlische arts die nu in België aan een van de Universitaire Ziekenhuizen is verbonden, probeert uit te vinden wie haar Nederlandse groot- en overgrootouders waren. En dus werd ze in contact gebracht met mij. We hebben al familie weten op te sporen waarvan zij het bestaan überhaupt niet wist. En ook die opgespoorde familie wist niet dat er nog nazaten van hun overgrootvader in leven waren. Vanochtend, net voordat ik naar Muiderberg vertrok, ontving ik de foto van haar oma. Oma was 43 jaar toen zij, haar man en haar kinderen stierven. Op 15 mei 1940 stierven ze allen, ze zagen de bui al hangen en namen zich het leven. Ik hoopte hun graven op Muiderberg te kunnen vinden, gezocht maar niet gevonden. Waar ze dan wel hun laatste rustplaats hebben gevonden wil ik nog uitvinden. Hun kleindochter, de arts, wil hun graven bezoeken. En al zoekend kwam ik het graf tegen van notaris Joseph Sanders, geboren in Sneek, de geboorteplaats van mijn oma. Moet de oom zijn geweest van mijn oma, gezien de verdere namen op de zerk. Nooit van zijn bestaan geweten. Maar ik heb zoveel niet geweten, want mijn lieve vader en moeder wilden mij, hun enige kind, niet belasten met al het verdriet dat zij moesten meemaken. En dus weet ik niet wie hun ooms en tantes, neven en nichten waren. Ik heb er ook nooit naar gevraagd. Ik denk dat ik intuïtief aanvoelde dat er over de oorlog niet gesproken mocht worden, hoewel wel alles zich voor of na de oorlog afspeelde. Kennelijk heeft die periode tussen voor en na de oorlog niet bestaan. Mijn kinderen weten meer over het leven van mijn ouders in die periode dan ik. Maar één opmerking van mijn opa, de vader van mijn moeder, bleef en blijft in mijn geheugen gegrift. Mijn moeder vertelde me ieder jaar weer op 10 mei dat toen opa, haar vader, de vliegtuigen van de moffen boven Steenwijk hoorde en zag vliegen, hij zijn handen omhoog hief en uitriep: Mijn G’d, de moffen, we gaan er allemaal aan…… Opa, oma en mijn moeder en haar twee broers hebben de oorlog wel overleefd. Wat er gebeurd is met hun twee pleegkinderen, Joodse vluchtelingetjes uit Oostenrijk, weet ik niet. Is nooit over gesproken. Steeds weer die oorlog en de vertaalslag naar het opkomend antisemitisme van nu. Misschien trek ik het aan, lok ik het uit. Ik weet het niet. Morgen spreek ik bij de onthulling van het monument ter nagedachtenis aan de vermoorde Joden in Den Helder. Weer dus de oorlog. En ook weer die oorlog toen ik een telefoontje kreeg van een hoogleraar. Hij wil me spreken want hij is een ‘vader-Jood’’. Een afschuwelijke benaming voor iemand die alleen een Joodse vader heeft en dus niet Joods is. Zijn grootvader was een orthodoxe Jood uit Polen. Hun zoontje weten ze net voor de Duitse bezetting naar Nederland te krijgen. En dan komt ook hier een bezetting en het jongetje, dan inmiddels al een puber is, duikt onder. Het jongetje gaat na de oorlog trouwen met de dochter van zijn duikouders. En dus heeft hun zoon, de hoogleraar, een probleem. Hij valt tussen de niet-joodse wal en het Joodse schip. En wie lijdt hieronder het meest? De dochter van de Professor. We, de Professor en ik, gaan een kop koffie drinken, kijken waar ik iets kan betekenen voor hem en zijn dochter. Zeggen dat hij toch Joods is omdat ook vader-joden Joods zijn, klinkt leuk, lost niets op en klopt niet. Vergelijkbaar met een arts die een zieke patiënt vertelt dat de ziekte nauwelijks een ziekte is. Ja. Professor, u heeft een probleem. Ontkennen lost het probleem niet op, maar misschien stoppen we te spreken over de vader-jood als probleem. Laten we het een uitdaging noemen, klinkt beter oplosbaar. Tenslotte nog dit: mijn enige oude lieve tante, vandaag 93 geworden en die ik net heb gesproken, is van mening dat de schuld van de noodzaak tot verscherping van de corona-regels bij de veertigers ligt, die weigerden afstand te houden en zich aan de corona-wetten te onderwerpen. Waarom weigerden ze volgens mijn tante zich aan de corona-regels te houden? Ze hadden de oorlog niet meegemaakt!

Ziet u het? Zelfs mij lieve intelligente tante die ik alleen maar belde om haar mazzeltov te wensen, lukte het om de oorlog weer op tafel te krijgen.

Gedurende coronatijd houdt Opperrabbijn Jacobs een dagboek bij voor het Joods Cultureel Kwartier. NIW publiceert deze bijzondere stukken dagelijks op www.niw.nl

 

 

 

 

De echte Zeven Wereldwonderen, Dagboek van een Opperrabbijn 13 oktober 2020

Uiteraard ontvang ik vele e-mails over van alles en nog wat. Fijn dat we ondanks alle lockdown-maatregelen toch nog de mogelijkheid hebben om te communiceren. Zelfs bestaat de mogelijkheid om indien er door de week geen mogelijkheid bestaat om naar de synagoge te gaan voor het ochtend-, middag- en avondgebed mee te doen met de diensten bij de Klaagmuur in Jeruzalem! Het klinkt natuurlijk erg interessant om aan te geven dat je dermate veel e-mails ontvangt dat je geen tijd hebt om ze allemaal te lezen en dus blokkeert. Ik blokkeer niet, geef openhartig toe dat ze niet allemaal mijn interesse krijgen, maar er zitten soms prachtige gedachten tussen. Neem bijvoorbeeld deze, die mooi past bij het Scheppingsverhaal dat we aanstaande sjabbat in alles sjoels ter wereld lezen (als ze nog open mogen zijn!):

Aan een klas op school wordt door de juffrouw gevraagd aan de kinderen om de Zeven Wereldwonderen op te schrijven. Uiteindelijk, na stemmen, kwamen de volgende wonderen eruit: 1/de Pyramides in Egypte; 2/de Taj Mahal; 3/ Grand Canyon; 4/ het Panamakanaal; 5/ Empire State Building; 6/ St Pieters Basiliek; 7/ de Chinese Muur. Er was echter één meisje in de klas dat haar papiertje nog niet had ingeleverd. Op de vraag waarom zij nog niets had opgeschreven zei ze dat ze er niet uit kwam. Er zijn zoveel wonderen op deze wereld, zoveel gebouwen, natuurverschijnselen, technieken, medicijnen. Ik weet niet welke een groter wonder is. Maar eigenlijk denk ik aan heel iets anders als we spreken over wonderen, zei het meisje. Voor mij zijn er wonderen die al die gebouwen, uitvindingen en natuurverschijnselen overtreffen. Ik denk eraan dat ik kan 1/ aanraken; 2/ smaken; 3/ zien; 4/ horen; 5/ voelen; 6/ lachen; 7/ liefhebben. Dat zijn voor mij de Zeven Wereldwonderen. Dat kleine meisje heeft gelijk. En weet u, ik ontmoet juist in deze coronatijd mensen die zo intens dankbaar zijn dat ze gezond zijn, dat al hun zintuigen werken en dat ze ook nog kunnen lachen en houden van.  Wie is gelukkig, wordt gevraagd in de Spreuken der Vaderen, hij die tevreden is met wat hij bezit. En dus ben ik dankbaar dat zoveel mensen aan mij denken en mij e-mails sturen, ook als ze slechts hiervoor eenmaal op een knopje hoeven te drukken.

Ik heb een beetje een soft day. Niets schokkends, maar wel iets heel moois in lijn met de Zeven allergrootste Wereldwonderen. Vandaag was ik in Etrog Amerpoort. Dit is de voortzetting van wat eens de afdeling verstandelijk gehandicapten van het Sinai Centrum was, bekend als de ‘kinderafdeling’. Nog Zeven bewoners van weleer wonen hier in hun nieuwe thuis. Ze eten koosjer, weten zich in een Joodse omgeving en worden met liefde omringd. Maar inmiddels zijn alle kinderen van toen hoogbejaard. Ludwig vierde vorige week zijn 80ste verjaardag. Jaap Kleve is daar een van de ‘oude’ medewerkers en hij zorgt er met een enorme overgave voor dat alles zoveel mogelijk Joods en koosjer blijft. Geweldig zijn inzet. Vanwege de verhuizing naar een nieuwe locatie waren er ook veel nieuwe medewerkers en mocht ik dus aantreden om te vertellen over Jodendom. Altijd weer is het schitterend, bijna ontroerend, te zien hoe medewerkers in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking zich inzetten voor ‘hun’ bewoners. Zij beschouwen hun werk niet als werk maar als roeping en dus willen ze goed de achtergrond van ‘hun’ bewoners weten en bovenal aanvoelen. En dus mag ik terugkomen na dit eerste hernieuwde contact. Ik vind dat ook fijn, want zo kan ik iets betekenen voor medemensen die niet de top van de samenleving vormen, maar gewoon oprecht en kinderlijk eerlijk zijn. Hier ligt mijn hart. Ik denk terug aan mijn werkzaamheden in het Sinai Centrum, aan de gerontopsychiatrische afdeling, de psychiatrie, ambulante zorg en ‘de kinderafdeling’.  Ik mocht ze Joodse les geven. Alef, beet, weet, gimmel….de melodie welt weer in me op. Ze klapten allemaal mee. Zij die konden zingen zongen. Ze omhelsden me, wuifden als ik wegging. En een week later zongen we weer precies dezelfde liedjes. Alef, beet, weet, gimmel, dalet… Jarenlang! En ook vandaag wuifde Sakia naar me toen ze me zag. Ik had haar moeder beloofd altijd een oogje in het zeil te houden, waar nodig voor haar belangen op te komen, als haar moeder er niet meer zou zijn. Waarschijnlijk gelooft u mij niet, maar het werk in de Sinai was zo mooi. Er viel weliswaar geen eer mee te behalen, maar dat was juist het mooie. Als rabbijn krijg je applaus. Ook veel tegenstand, maar als het applaus de tegenwerking overstemt, ben je geslaagd. Steeds politiek, commentaar, politiek. Maar natuurlijk ook steun en instemming. Maar altijd spanning! In mijn Sinai werk was alles uitsluitend gericht op hulp aan de medemens in geestelijke nood of aan de medemens die geestelijk zwaar of geheel hulpbehoevend was. Ik droom terug naar die tijd. Ik voel me weer aanwezig bij de patiëntenbesprekingen. Ik waan me weer in Londen op mijn driemaandelijkse reis met een psychiater en een specialist op het gebied van ouderenzorg om daar de lokale Joodse gemeenschap te helpen, want het Sinai was een topper van een ongekend hoog niveau. Drie dagen waren we dan in Londen voorzien van een bomvolle agenda om te helpen, te helpen en nogmaals te helpen.

Ik word wakker. Die Sinai-tijd is voorbij. Maar is dat zo? Waak je ervoor, zo spreek ik tegen mezelf, om de essentie uit het oog te verliezen. Staar jezelf niet bot op het grote en imponerende werk waarmee je als opperrabbijn kunt scoren! Luister naar dat ene meisje dat de echte Zeven Wereldwonderen wist te benoemen.

Het was een goede dag. Even terug bij het Sinai Centrum. En wat ik eraan overhield? “Een prachtige bos bloemen voor uw Blouma”. Geweldig!

 

Gedurende coronatijd houdt Opperrabbijn Jacobs een dagboek bij voor het Joods Cultureel Kwartier. NIW publiceert deze bijzondere stukken dagelijks op www.niw.nl

Een gezonde winter! Dagboek van een Opperrabbijn, 12 oktober 2020

Tijdens de oorlog werden Duitsers die zich vrijwillig bij de SS en de SD hadden aangesloten en Nederlandse handlangers van de Nazi’s begraven in de Gemeenten waar ze waren doodgegaan of gefusilleerd. Na de oorlog wilden de Gemeenten waar die Jodenjagers en ander gespuis begraven lagen hun stoffelijke resten niet langer op die lokale kerkhoven dulden. Het Ministerie van Defensie stelde toen een stuk grond in Ysselsteyn beschikbaar waar dat tuig herbegraven moest worden. Die dodenakker in Ysselsteyn is dus een verzamelbak van SS-tuig, Nederlandse SD-ers, collaborateurs, waarvan een aantal door het verzet was gefusilleerd, en ook nog ‘gewone’ Duitse soldaten. Ook de persoon die Anne Frank en haar familie op transport liet stellen ligt daar begraven.

Een herdenking op een begraafplaats waar alleen gesneuvelde ‘gewone’ soldaten begraven liggen, zelfs als dat uitsluitend Duitse soldaten zouden zijn, is in mijn optiek een totaal ander verhaal. Daar herdenken is het overwegen zeker waard. Maar hier in Ysselsteyn eer betonen aan verraders en moordenaars die er vrijwillig voor gekozen hebben om o.a. mijn familie uit te moorden en/of ze naar de gaskamers te hebben gestuurd? No way! En dus heb ik de petitie alsnog getekend, hoewel ik van nature niet zo’n ondertekenaar ben. Ik voegde mijn naam toe aan de petitie om te voorkomen dat ook maar iemand zou kunnen denken dat ik hen hun gruweldaden heb vergeven, omdat het al zolang geleden zich heeft afgespeeld, omdat het inmiddels geschiedenis is geworden, omdat de misdaden zijn verjaard…. Neen dus. Dit soort misdaden tegen de menselijkheid kan en mag niet verjaren en verworden tot oude spannende geschiedenis. Ben ik dan haatdragend? Toen jaren geleden in het Sinai Centrum (Joods psychiatrisch centrum) de vraag kwam of wij als Joodse instelling kinderen van foute ouders willen behandelen, liet ik duidelijk horen: zeker! Wij mogen kinderen niet straffen voor fouten van hun ouders en ik ben dankbaar dat ik die slachtoffers van de oorlog mocht helpen, omdat ook zij slachtoffers zijn van die afschuwelijke donkere jaren. Dat hun ouders tegenover mijn ouders stonden, maakt hen niet minder slachtoffer, niet minder second generation. Uiteraard spreken we hier wel over kinderen die lijden omdat ook in hun optiek hun ouders ‘fout’ waren. Ik herinner mij een ontmoeting in Israel van mijn echtgenote met een dochter van een Duitse SS-er. Huilend omarmden die dochter en mijn Blouma elkaar: een hartverscheurend en indrukwekkend tafereel!

En terwijl ik vanuit mijn auto bovenstaande informatie over Ysselsteyn bevestigd wist te krijgen, was ik op weg naar Den Haag samen met de secretaris van het NIK. Een afspraak met de Ambassadeur van Polen de heer Marcin Czepelak. (Vraag me niet hoe deze naam uit te spreken. Ik merk dat die ambassadeurs uit die voormalige Oostbloklanden allemaal van die onuitspreekbare namen hebben.)  Het was een goed en vriendschappelijk gesprek. Het ging over de dreigende nieuwe wet die export van in Polen geslacht koosjer vlees wil gaan verbieden. De Poolse Joden zullen voor binnenlands gebruik koosjer mogen blijven slachten, maar export? Dat zou een brug te ver moeten worden. De ambassadeur begreep goed dat het hier niet alleen een praktisch en zakelijk probleem betreft. Hij voorzag heel duidelijk dat indien Polen de export gaat verbieden meerdere EU-landen zullen volgen en aan het eind van de politieke rit zal er geen koosjer vlees meer te verkrijgen zijn binnen de EU, ook niet in Nederland. Daarover bestond bij de Ambassadeur geen twijfel. Maar hij voelde ook haarscherp dat het verbod op export van koosjer vlees de Joodse gemeenschap in zijn volle breedte een pijnlijke dreun zou geven, hun Jood-zijn diep zou raken. Ook Joden die nooit koosjer eten en misschien koosjer eten als onzin en niet-meer-van-deze-tijd beschouwen, worden, zo gaf de ambassadeur zelf aan, net zozeer getroffen door deze maatregel. Want het moge dan zo zijn dat zij geen koosjer vlees nuttigen, toch is het verbod op de export van koosjer vlees een aanslag op hun Joodse identiteit.

En nu dan aan het eind van deze dag dit dagboek aan het digitale papier toevertrouwd en hopelijk nog puf om de Soeka, de Loofhut, vanavond nog af te breken en weg te zetten tot volgend jaar. En tot dan? Hopelijk rust en een zeer spoedige verlossing van het kwaad dat corona wordt genoemd en ook het Joodse leven in ons polderlandje behoorlijk, of beter geformuleerd ‘onbehoorlijk’, onder druk zet! Zelfs op Jom Kippoer waren er Joodse Gemeenten die geen sjoeldienst hadden. En dit jaar moeten nu veel minder loofhutten die bij de synagogen stonden worden afgebroken. Reden? Ze werden helaas vanwege corona ook niet opgebouwd! Aan het eind van al deze Joodse Feestdagen wensen wij elkaar, en ik u dus ook: een gezonde winter!

Gedurende coronatijd houdt Opperrabbijn Jacobs een dagboek bij voor het Joods Cultureel Kwartier. NIW publiceert deze bijzondere stukken dagelijks op www.niw.nl.

 

Binnen 24 uur begraven! Dagboek van een opperrabbijn, 11 oktober 2020

Ik had me een plezieriger Hosjana Rabba voorgesteld. Hosjana Rabba is de laatste dag van de tussendagen Soekot, de laatste dag dat we, als we in de soeka een maaltijd gebruiken, de lofzegging over de Soeka uitspreken. Een lewaja, begrafenis. Een goede bekende van mij, een klinisch psycholoog, die ooit zo’n 35 jaar geleden af en toe een sjabbat bij ons doorbracht. En vervolgens ontmoette ik hem ieder jaar bij de herdenking van de ‘ontruiming van het Apeldoornsche Bosch’, het Joodse psychiatrisch ziekenhuis in Apeldoorn en af en toe hadden we professioneel contact. Hij stuurde cliënten naar mij en ik ook naar hem. Hij was een ‘mensch’! Klaar staan voor de medemens in geestelijke nood, was zijn devies.

Maar enige maanden geleden belde hij mij op, huilend. Ernstig ziek. Hij wist dat hij het niet zou halen. Ik hoop dat ik hem nog een beetje tot steun heb kunnen zijn. Zijn wens was dat ik de lewaja zou leiden en dat hij begraven zou worden op de begraafplaats waar velen van zijn familieleden ook begraven hadden willen worden…….en dus naar Zutphen gereden op deze feestelijke Soekot dag. Het zal u wellicht verbazen, maar ik kan hier helemaal niet tegen. Nooit heb ik kunnen wennen aan begrafenissen, zeker niet als het schrijnende gevallen betreft en er nagenoeg geen familie is en geen nazaten. Hij was een goed mens, stond klaar om te helpen en heeft er nog met veel inzet voor gezorgd vanaf zijn ziekbed dat zijn cliënten werden overgedragen aan andere therapeuten.

Het was indrukwekkend hoe de kleine Joodse Gemeente Stedendriehoek binnen 24 uur alles heeft weten te regelen opdat de lewaja nog voor de Sjabbat en de Jom Tov kon plaatsvinden: Verlof tot begraven, transport, wassing, graf delven en de lewaja met minjan zodat alle gebeden konden worden uitgesproken! Kol hakawod – een prestatie! Ook hadden ze nog een cameraman en een geluidsman georganiseerd zodat de familie in Israël toch nog een beetje aanwezig kon zijn. Meer dan driehonderd mensen hadden meegekeken, vertelde de cameraman mij na afloop. Was de begrafenis toch nog aanzienlijk minder eenzaam dan ik aanvankelijk verwachtte.

Inmiddels is het zondagavond en waren we Sjemini Atseret (het Slotfeest) en Simchat Thora (Vreugde der Wet) in Amsterdam bij onze zoon, schoondochter en de kleinkinderen (met inachtneming van de 1.50 m. We hadden zelfs een eigen appartement). Even weg van alles. Vanwege Jom Tov geen e-mail, geen Whatsapp en zelfs geen krant en radio. Wel corona, niet corona, het is even aan mij voorbijgegaan. Naar welke sjoel ik was in Amsterdam? Twee bekende vooraanstaande leden van de Joodse Gemeente Amsterdam, hebben direct na de eerste coronageluiden in de tuin een grote tent met verwarming, stoelen en eenpersoons tafeltjes gekocht en sindsdien is daar twee keer daags coronavrij sjoeldienst. Ik mocht daar sjabbat en zondag alle Jom Tov diensten bijwonen, want het aantal aanwezigen moet uiteraard beperkt blijven. Geweldig! Wat een gastvrijheid en wat een sfeer en saamhorigheid.

Ondertussen zit ik in dubio over Ysselsteyn. Ysselsteyn hoor ik u denken. Er gaat weer een herdenking plaatsvinden op de begraafplaats in Ysselsteyn waar Duitse soldaten begraven liggen, waaronder ook grote schurken en verraders die vele Joden de dood in gedreven hebben. Hiertegen is nu een petitie in omloop. Voor mij is het duidelijk dat dit niet aanvaardbaar is, maar voordat ik teken wil ik toch eerst weten hoe de vork precies in de steel zit. Want het gerucht gaat dat notabelen als Hirsch Ballin en Donner deze herdenking steunen en daar zullen ze zeker een reden voor hebben.  Anderzijds zie ik dat het prominente lid van mijn persoonlijke adviesraad, Hans Knoop, ook de petitie heeft getekend. Wat is mijn twijfel? Mijn oma had een achterneef die met een niet-joodse vrouw was getrouwd. Hij was in 1938 uit Duitsland gevlucht, vrouw en kinderen achterlatend in Hamburg. Zijn kinderen werden gedwongen als soldaten op het Oostfront te vechten….Ik herinner mij dat ik met mijn ouders die achterachterneven van mijn vader als kind heb ontmoet. Voelt u mijn dubio om te tekenen? Zeer velen van die omgekomen Duitse soldaten waren niet per se ‘fout’, Ik ga dus eerst natrekken alvorens een besluit te nemen. Want ik plaats nooit zomaar even snel een handtekening!

Overigens heb ik wel een brief ondertekend aan de President van Polen met het dringende verzoek om de wet die export van koosjer vlees verbiedt tegen te houden. Als die wet wordt aangenomen is dat een enorme klap voor Joods Europa. In steeds meer landen wordt koosjer slachten verboden en dus wordt er geslacht in bijvoorbeeld Polen. Maar als dan Polen de export gaat verbieden, hebben we een probleem. Met dierenwelzijn heeft dit echt niets te maken, puur antisemitisme. Het dierenleed in de slachthuizen is zeker een wezenlijk probleem, maar heeft niets te maken met koosjer slachten. Ook het vervoer naar de slachthuizen deugt vaak niet. Maar dat wordt, en ik beperk me maar even tot Nederland, niet aangepakt want de Voedsel en Warenautoriteit heeft het te druk met het zeuren over een paar flesjes wijn uit de zogenaamde Bezette Gebieden! Waarbij ik niet wil zeggen dat de voorstanders van zo’n exportverbod antisemieten zouden zijn, dat weet ik gewoonweg niet. Maar het fenomeen van het verbod op de sjechieta is door de eeuwen heen een voorloper geweest van Jodenvervolging. De eerste wet die in Nederland na de bezetting werd uitgevaardigd door de bezetter was, in juni 1940: verbod op koosjer slachten.

Ondertussen ontving ik weer een verzoek om na te gaan of iemand die nu in Israël woont nog familie heeft in Nederland. In dit specifieke geval kwam de vraag bij mij vanuit een organisatie die tegen betaling dit soort onderzoeken doet. Maar dat opsporingsbedrijf komt er niet uit en dus: Gewoon Jacobs vragen om diep in archieven te gaan duiken, zelf uit te vissen of die archieven überhaupt bestaan en hopend dat Jacobs met minimale informatie de speld in de hooiberg kan vinden. Jacobs mag dus het werk doen en het bedrijf int de gelden! Daar pas ik dus netjes voor. Ik help graag, ben bereid ingewikkelde klussen op te lossen, maar ik weiger misbruikt te worden.

De Feestdagen liggen achter ons, de soeka ga ik morgen afbreken en dan naar Den Haag. Een afspraak met de ambassadeur van Polen over die brief aan zijn President. De rust van twee heerlijke dagen is voorbij.

Gedurende coronatijd houdt Opperrabbijn Jacobs een dagboek bij voor het Joods Cultureel Kwartier. NIW publiceert deze bijzondere stukken dagelijks op www.niw.nl.

 

De ene berg kan de andere berg niet ontmoeten.

Op Simchat Thora dansen we allen samen in sjoel. De Thora staat centraal en de onderlinge sociale en intellectuele verschillen zijn verdwenen!

Onze Geleerden zeggen: ”De ene berg kan de andere berg niet ontmoeten, maar een mens kan wel een medemens tegenkomen”. Wat wordt hiermede bedoeld?

Als een mens niet hoogmoedig is, maar bescheiden, dan komt hij makkelijk in contact met de ander. Het is plezierig om met hem/haar te spreken, hij is een mens onder de mensen. Indien een persoon zich echter voelt als een berg, verheven, hoger dan de ander, dan zal hij niet snel een ander zien, bereid zijn om naar hem te luisteren, bevriend raken: “De ene berg kan de andere berg niet ontmoeten.”

Van een leider van het Joodse volk, van een bestuurder, van een rabbijn, van een gabbe in sjoel, van ieder wordt verlangd dat hij zichzelf niet verheft boven de gemeenschap en de ander beschouwt als “onder” hem. Er wordt gebracht dat “IK (G’d) en hij kunnen niet samenwonen”. Als de mens zichzelf als G’d beschouwt, dan wil G’d niet met hem vertoeven. En als G’d al niet in zijn nabijheid kan zijn, zoveel temeer zal een medemens het niet kunnen verdragen om met hem te zijn, zoals we lernen in de Pirkee Awoth, de Spreuken der Vaderen, dat “ieder met wie G’d niet tevreden is, ook niet verdragen wordt door de medemens”.

Toen Mozes een opvolger zocht wilde hij een “iesj al haeeda”, een mens als leider over het volk, want één mens kan een tweede mens ontmoeten, maar bergen, zij die vol hoogmoed zitten en zich zwaar verheven voelen, treffen elkaar niet en nooit.

“Vandaag staan jullie allen voor de Allerhoogste van de stamhoofden tot de houthakkers en waterdragers”, allen zijn jullie gelijk. Vandaag, en hiermee wordt Rosj Hasjana bedoeld, staat immers niet centraal de opleiding en de maatschappelijke positie, maar onze essentie, onze nesjomme, onze ziel, en daarin zijn wij allen gelijk.

Dit lezend zult u wellicht denken dat u het bovenstaande volledig onderschrijft want u kent velen die zich boven de gemeenschap wanen. En u weet meteen wie ik bedoel…….

Maar zo werkt het niet. Rosj Hasjana moet ik met mijzelf bezig zijn en niet met de ander. Ik moet mijzelf aan een grondig onderzoek onderwerpen en ieder gevoel van hoogmoed en verhevenheid uit mijzelf bannen. En dan aan het eind van de periode der Hoge Feestdagen, aan het eind van Soekot, op Simchat Thora, komt de test: Kan ik de Rosj Hasjana theorie in praktijk brengen? Ben ik in staat om met ieder, ongeacht zijn maatschappelijke status, ongeacht zijn intellectuele capaciteit, ongeacht zijn financiële positie, dansend (dit jaar figuurlijk en uitsluitend in gedachte!!) de Thora te omarmen, omdat we feitelijk één zijn?

Het klinkt allemaal erg hoogdravend, maar het is toch de essentie van onze samenleving: bescheidenheid, geen berg-gevoel. Alleen als ik mijzelf niet boven de ander plaats, ben ik een aangenaam mens, maak ik vrienden, en heerst er rondom mij een gevoel van gelijkwaardigheid en respect.

Met vele mooie gedachten staan wij in de synagoge, in sjoel

Wij lernen en zingen, maar pas op: het gevoel!

Want hoe geleerd wij ook mogen zijn

Of wij nu voorzitter, dokter, advocaat zijn of rabbijn

Alleen een bescheiden mens wordt door G’d geëerd

En alleen hij wordt door de medemens gewaardeerd

Daarom, lieve lezers van deze brief

Wees toch naar elkander begripvol en lief

Weet dat er meer is dan een titel, dan roem en geld

En als je dat beseft, is ieder ook op jou gesteld

Dan is er Sjalom, vrede voor jou en voor allen om je heen

Zegt hierop allen: Ameen.

 

 

 

Nog vele jaren in vrede, voorspoed en gezondheid.

Gut Jom Tov!

 

 

 

Binyomin Jacobs, opperrabbijn

Simchat Thora 5781

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Inter Provinciaal Opper Rabbinaatt

rabbi.jacobs@ipor.nl

Het Rabbinaat omvat: Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Flevoland,

Noord-Holland (m.u.v. Amsterdam), Utrecht, Zeeland, Noord-Brabant, Limburg

 

Ik stop er (niet) mee!, Dagboek 8 okt. 2020

Het is vandaag wel en niet mijn laatste dagboek. Laat ik nog iets duidelijker zijn. Vlak voor Pesach werd ik benaderd door Prof. Emile Schrijver van het Joods Cultureel Kwartier. Het Joods Historisch Museum, onderdeel van het Joods Cultureel Kwartier, wil graag dat ik een dagboek ga bijhouden, “Dagboek van een opperrabbijn in Coronatijd”. Mijn wellicht ietwat onnozele vraag was wat er dan gaat gebeuren met dat dagboek. Het antwoord was ontluisterend duidelijk: voorlopig niets. Misschien in de toekomst voor een tentoonstelling, of een uitgave, of….we zien wel.

Ik dus braaf in de digitale pen geklommen vanuit mijn quarantaine in Montreal. Een paar weken voor Pesach was ik daar namelijk aangekomen in de veronderstelling dat voor Pesach alles weer normaal zou zijn! Hoe het verder is gegaan ondervindt u allen nog steeds aan den lijve. Maar na enige tijd was mijn werk toch een beetje een monnikenwerk, wat voor een rabbijn natuurlijk niet fijn is. Werken zonder respons, spreken voor een lege zaal. En toen kwam CIP in mijn gedachten opwellen.

Misschien is mijn vriendje Rik Bokelman, bekend van de Rab en Rik show van enige jaren geleden, en ook nog de baas van CIP, wellicht geïnteresseerd voor zijn CIP. Prof. Schrijver helemaal akkoord en ook Rik. En zie, maanden achtereen vijf keer per week op een christelijke website een Joodse rabbijn. Ondertussen verschijnt het dagboek ook op diverse facebooken, op Joods bij de EO, Christenen voor Israël en is enige tijd geleden is het enige Nederlands Israëlitische Weekblad, het NIW, ook mee gaan doen.

Maar even los van de inhoud van de dagboeken en het bereik: in een periode waarin het eeuwenoude virus genaamd antisemitisme weer stevig aan het opleven is, is het juist van belang dat er geen geestelijke social distance is, maar dat er coalities worden gevormd. Antisemitisme is namelijk niet alleen een Joods probleem, maar het probleem van de brede samenleving. In de Tweede Wereldoorlog waren er niet uitsluitend 6 miljoen Joden vermoord, maar kwamen meer dan 52 miljoen mensen om het leven! Mijn dagboek voelde ik als een soort brugbouwproject. Een handreiking, een teken van verbondenheid, een demonstratie van eenheid in diversiteit.

CIP gaat dus nu stoppen met mijn dagboek. Maar www.niw.nl en de diverse facebooken gaan gewoon verder, omdat het Joods Cultureel Kwartier, mijn oorspronkelijke opdrachtgever, mij geen rust gunt.

Maar neem ik dan afscheid van CIP?

Zeker niet.

Rab & Rik gaan op een andere manier samen verder. Direct na Soekot, het Loofhuttenfeest. Iedere sjabbat wordt er in de hele wereld een vastgelegd deel, een Sidra, uit de Thora voorgelezen. Drie keer per week ga ik gedachten uit de Sidra van de week brengen. Op maandag, woensdag en vrijdag zullen die gedachten verschijnen. Dat is dus de taak van Rab(bijn). Rik (Bokelman) zal, voordat het op CIP verschijnt, de tekst hebben doorgenomen en Rik zal dan aan Rab per gedachte twee vragen stellen die Rab dan weer mag gaan beantwoorden.  En dan precies over een jaar hebben we de hele Thora doorgelernd en gaat CIP dit in boekvorm uitgeven.  

We stoppen dus zeker niet en toch ook weer een beetje wel. Maar het belangrijkste is, dat er een brug is geslagen tussen jullie, de CIP-lezers, en wij, de Joodse Gemeenschap. Dat we hopelijk ervan doordrongen zijn dat we veel gemeen hebben en moeten proberen met ons gemeengoed samen op te trekken in een samenleving die dreigt steeds verder van de Eeuwige af te dwalen. Een samenleving ook die momenteel gebukt gaat onder het coronavirus. Corona zal worden aangepakt, daar komt met G’ds hulp zeer spoedig een vaccin voor. Maar tegen dat eeuwenoude virus genaamd antisemitisme zal het veel lastiger zijn te strijden. Dat virus ondergaat bij voortduring mutaties. In de tijd van de Kruistochten was het virus dodelijk omdat de Joden de oprichter van het Christendom gedood zouden hebben. In de Middeleeuwen veroorzaakten wij de pest en waren wij zelf dus het virus. Mijn ouders hadden in de Shoah het verkeerde ras. En ik ben zionist.

En toch geven we de moed niet op en hoop ik dat ik met mijn dagboeken op CIP coalities heb mogen maken om samen eensgezind te strijden voor een betere wereld.  Een wereld waar de echte shalom zal heersen voor ‘alle bewoners van Uw aarde’.

Gedurende coronatijd houdt Opperrabbijn Jacobs een dagboek bij voor het Joods Cultureel Kwartier. CIP publiceerde  deze bijzondere stukken dagelijks en het NIW gaat er gewoon mee door!

Naschrift CIP.nl: Gedurende het Joods jaar wordt de hele Thora gelezen in de synagoge. Opperrabbijn Jacobs deelt drie keer per week een wijze levensles aan de hand van het schriftgedeelte van die week. Naar aanleiding van die les stelt Rik enkele vragen, waar de rabbijn weer antwoord op geeft. Rab en Rik is een boeiend initiatief waarbij je uit het oudste boek ter wereld lessen leert voor vandaag! Vanaf volgende week vind je bij ons iedere week drie nieuwe levenslessen en inspirerende antwoorden op vragen die je wellicht altijd hebt willen stellen! En het dagboek? Gaat gewoon verder en is te volgen via www.niw.nl.

 

De lege spaarrekening van mijn moeder, Dagboek 7 oktober ’20

Al tientallen jaren streef ik ernaar om bij bijzondere verjaardagen een felicitatiebrief te sturen aan mijn gemeenteleden. Omdat ik afhankelijk ben van de lokale vrijwillige bestuurders in het aanleveren van de data, heeft dat af en toe tot gevolg dat sommige leden geen mazzeltov ontvangen. En dan zijn er onder hen die dat jammer vinden omdat ze een officiële felicitatie vanuit ons Opperrabbinaat toch op prijs hadden gesteld. Het oogt allemaal zo eenvoudig, maar soms kunnen juist de eenvoudige klusjes erg gecompliceerd worden door allerlei langs elkaar lopende gebeurtenissen.

Want als er dan geen schrijven van mij bij de jubilaris verschijnt, of veel te laat, dan heeft dat teleurstelling tot gevolg. Doordat het Joods Cultureel Centrum in Amsterdam vanwege corona gesloten is, gaat het dus niet goed met mijn verjaardagbrieven. Mijn gewaardeerde collega rabbijn Spiero stuurde mij de brieven voor deze maand (we zijn al halverwege de Joodse maand Tisjrei!) gisteravond laat op (hij kon niet eerder het kantoor binnen!) en dus ben ik vanochtend vroeg, toen ik toch wakker was, alles gaan printen en van een paar persoonlijke woorden met de hand gaan voorzien.  Bij sommigen excuus aangeboden vanwege te late verzending, een bijlage over de Hoge Feestdagen bijgevoegd, in de enveloppe gestopt, postzegel geplakt en klaar om naar de brievenbus te brengen. Opgestaan om 3:15 uur en pas klaar om 6 uur! Reden: printer werkte niet. Overigens is het in mijn meer dan 40 jaar mazzeltov-brieven-schrijven ook sporadisch fout gegaan. Een felicitatie naar iemand die net was overleden. Is me twee keer gebeurd. Reden: de eerste keer overleed de jarige nadat ik mijn felicitatiebrief keurig op tijd had verstuurd en de tweede keer had de vrijwillige secretaris van een Joodse Gemeente ons Rabbinaat vergeten te informeren van het overlijden. Sindsdien bellen we vooraf al jarenlang  alle gemeenten op om te vragen of…. Maar los hiervan vinden velen het fijn om ook officieel een mazzeltov te ontvangen. Een kleinigheidje, en niet op het niveau van bijvoorbeeld mijn gesprek maandag aanstaande in Den Haag met de Ambassadeur van Polen over het verbod op export vanuit Polen van koosjer geslacht vlees. Als die wet wordt aangenomen is dat voor heel Europa een groot probleem en los daarvan: welke landen gaan volgen? Maar wie zegt mij dat mijn verjaardagbriefje aan een hoogbejaarde, dat kleinigheidje, minder belangrijk is? En omdat ik dus toch al achter de computer zat vanochtend in de vroege uurtjes, heb ik ook nog even het volgende briefje opgesteld:

 I Join the chorus of prominent Jewish leaders in asking Am Israel to join together as one to help save the life of Rueven Michaelli who has already sacrificed so much and who has suffered greatly in his life. I cannot stress enough the need for us to join together in the coming days before the last days of Sukkot and to quickly raise the amount of money needed to help save Reuven’s life. His life is in imminent danger now, and we are fighting to keep him alive. Together we can and must save an innocent Jewish life! 

Een man in grote nood. Ken ik hem? Helemaal niet. Maar een jongere collega (de meeste collega’s zijn inmiddels jonger!) die werkzaam is in Canada als gevangenisrabbijn benaderde mij met dit kennelijk schrijnenede geval. Klopt het? Is deze persoon een schrijnend geval? Ik ken deze rabbijn en weet dat hij zich met hart en ziel inzet om de medemens in nood te helpen met gedrevenheid en overgave. En dus heb ik hem bovenstaande tekst gestuurd, mijn logo en een fotootje van mezelf. Dankbaar ben ik dat ik hier iets kan betekenen. Het tekstje had ik in een kwartiertje gefabriceerd. Een kwartier even nadenken en hiermee een collega behulpzaam zijn en een medemens in deplorabele omstandigheden vitale hulp verlenen. Ik dank G’d dat ik zo gedurende de Soeka-dagen iets voor de medemens mag betekenen.

Maar verdrietig word ik van de omkoopaffaire in de Gemeente Rotterdam. Het geeft een deuk in mijn vertrouwen in onze overheid. Toen wij pas in Amersfoort woonden wilden wij een aanbouw doen. Onze kleine keuken uitbreiden met een paar meter en aan de zijkant van ons rijtjeshuis een kantoortje voor mij. Keihard werd dat afgewezen door iemand van de Gemeente. Tot huilens toe heeft mij echtgenote op het stadhuis gezeten. Nu, 40 jaar later, mag iedereen aanbouwen wat hij maar wil. Op de millimeter werden wij gecontroleerd op het kleine stukje dat wij wel mochten aanbouwen aan onze keuken. Ik had dus kennelijk een Rolex horloge moeten aanbieden, ware het niet dat omkopen van het ouderwetse Jodendom verboden is…….en waar is het geld op de spaarrekening gebleven van mijn moeder. Zuinig als ze was heeft ze voor de oorlog, nog ongetrouwd, heel braaf gespaard. Na de oorlog was de rekening leeg en niemand wist waar het geld was gebleven. En al die bankrekeningen van de tientallen ooms en tantes van mijn vader, neven en nichten? En de huizen waarin ze woonden? Ik herinner mij dat ik aan een burgemeester vroeg, vijftig jaar na de oorlog, waarom nu pas een monument ter nagedachtenis aan de vermoorde Joodse ingezetenen. Want in die periode was ik bijna wekelijks aan het onthullen. Als ik bij ons thuis op tafel een tafelkleed zag had ik bijna automatisch de neiging om die van de tafel te trekken. De nog redelijk jonge burgemeester legde me het uit: zijn voorganger wilde liever de jaren ’40-’45 zo stil mogelijk houden. Maar de bescherming, beveiliging, die onze Overheid mij nu biedt, ongevraagd en met bezieling, geeft mij een heel dankbaar gevoel en doet mij de lege spaarrekening van mijn moeder bijna vergeten.

 

Gedurende coronatijd houdt Opperrabbijn Jacobs een dagboek bij voor het Joods Cultureel Kwartier. CIP en NIW publiceren deze bijzondere stukken dagelijks.

 

 

Opperrabbijn als rechter

Hoewel het vandaag niet echt soeka-weer was, want er waren enorme plensbuien, toch was het iedere keer als we wilden gaan eten kurkdroog. En dus heb ik niet een keer moeten uitwijken naar de woonkamer of, en dat zou ik dan gedaan hebben, in de soeka gegeten met een dicht dak!

Vanochtend heb ik weer wat ‘gewoon’ rabbinaal werk verricht. Een baby geboren en die moet een brith milah hebben, een besnijdenis. Omdat de ouders geen bekenden zijn van de Joodse Gemeente moet ik op het laatste moment uitzoeken of de moeder inderdaad Joods is, want ervaring heeft me geleerd dat velen pas op het allerlaatste moment mij benaderen. En dus mag ik weer het vuile werk doen. Nou hoor ik u redeneren: als de moeder zegt dat ze Joods is waarom zou ze het dan niet zijn? U stelt een goede vraag, maar ik moet als rechter, want dan ben ik dan even, tot een rabbinale uitspraak komen. Ik ben dan even geen psycholoog en ook geen pastorale werker. Feiten! Overigens heeft de Brith Milah, de besnijdenis, inmiddels plaatsgevonden. Mazzeltov. Weer een Joods jongetje opgenomen in het oeroude verbond.

En dus heb ik niets te maken met de vraag waarom iemand zich zou willen uitgeven als Jood of Jodin als hij of zij dat niet is. Maar even ter informatie: vele keren heb ik aangetoond dat mensen een bewijs van Jood-zijn willen hebben die van geen kant iets met Joden te maken hebben of hebben gehad. Ik herinner mij een mevrouw die aangaf dat ze Joods was, niemand die daaraan twijfelde, ook ik niet. Alleen op een gegeven moment wilde zij voor haar dochter een verklaring hebben dat haar dochter een Joodse moeder heeft. Toen er geen enkel bewijs bestond gaf ze aan dat ze was geadopteerd. Haar ouders hadden haar op weg naar de concentratiekampen afgestaan aan haar pleegmoeder. Maar die pleegmoeder mocht ik niet benaderen, want dat was voor haar te emotioneel. En de naam van haar echte ouders wist ze ook niet.

Van mij wordt dat verwacht uiteraard vriendelijk te blijven en heel erg goed te luisteren. Waar klopt haar verhaal wel en waar niet. Mijn taak is om haar te helpen in het aantonen van haar Jood-zijn, maar het moet waar zijn. Het betrof hier een keurige, gestudeerde en vermogende vrouw. Ze maakte absoluut niet de indruk dat er iets mis met haar zou zijn. Maar het bevreemde mij wel dat ik haar pleegmoeder niet mocht benaderen. En ook navraag bij het ziekenhuis in Parijs waar zij zeker wist dat ze daar was geboren, werd mij door haar niet toegestaan. Uiteindelijk bleek er iets heel essentieels in haar verhaal niet te kloppen. Haar ouders hadden haar op weg naar Auschwitz afgegeven aan haar pleegmoeder, alleen de datum die ze opgaf en waarover ze zeer stellig was, klopte niet. Auschwitz bestond toen nog niet en er waren toen nog geen deportaties vanuit Frankrijk naar de vernietigingskampen. Ik heb haar dat stuk van haar geschiedenis laten opschrijven, nog een extra keer nagevraagd of alles klopte en speciaal de datum. Nadat ik haar had geconfronteerd met deze onmogelijke datum van transport van haar ouders, vertrok ze bij de Joodse gemeente. Nooit meer van haar ook maar iets vernomen.

Maar ook vandaag werd ik gebeld door een Israëlische arts die ergens binnen de EU werkzaam is in een Academisch Ziekenhuis. Zijn Jood-zijn leidt geen twijfel. Maar hij wil weten wie zijn grootouders waren, Nederlanders van ver voor de oorlog. Niets weet hij over hen. Ik meteen in de telefoon geklommen en kijk, na enige uren heb ik familie boven weten te krijgen waarvan hij het bestaan überhaupt niet wist. De arts en de familie zijn met elkaar in contact gekomen. Beiden zijn erg verheugd. De jonge arts had niet kunnen dromen dat er van zijn voorgeslacht nog overlevenden zouden zijn.

Maar om even terug te keren naar het begin van mijn dagboek van vandaag: Terwijl ik aan het schrijven ben heb ik al drie keer het regen-dak van de Soeka mogen openen en sluiten omdat het begon te regenen of omdat het juist weer droog was.

Zojuist zijn we teruggekeerd van een feestje in de soeka van Almere. Het was uiteraard rustiger dan andere jaren, maar aan Simcha ontbrak het niet. Volop te eten in de grote soeka, alles p.p. verpakt.

Een prachtige show met vuur. Fakkels, vuurspuwen, met vuur een soort levend roulette spelen en dat alles onder een aandachtig luisterend publiek en in een maar niet stoppende regenbui die bijna deed denken aan de vloedgolf uit de tijd van Noach.

Gedurende coronatijd houdt Opperrabbijn Jacobs een dagboek bij voor het Joods Cultureel Kwartier. CIP en NIW publiceren deze bijzondere stukken dagelijks.

Liegende asielzoekers

Enige weken geleden heb ik kennis mogen maken met Ds. Pieter de Boer en we hebben binnenkort een ontmoeting. Ik vroeg me eigenlijk een beetje af waarom ik deze ‘strenggelovige predikant’ zou moeten ontmoeten. Maar, zo is mijn levensregel inmiddels geworden, ga nooit kennismakingen uit de weg.

Toen ik gisteren op CIP een video bekeek over wel/niet dames met broeken in de kerk, dacht ik: nu begrijp ik waarom Ds. de Boer mij wil spreken! Ik denk dat we veel gemeenschappelijk zullen hebben en vermoed dat hij interpretaties van Bijbelteksten aan de Joodse wijze van omgaan met teksten wil toetsen. Het Jodendom kent zijn grondteksten, Tenach-Oude Testament, en hoe uit die grondteksten conclusies te halen of wetten af te leiden, daartoe is dan weer een G’ddelijk systeem dat van meet af aan de Tenach-basis zat gekoppeld. Een rabbijn is geschoold in het afleiden uit de grondteksten aan de hand van dat ‘systeem’. Wat dat betreft heb ik het veel makkelijker dan Ds. de Boer die zelf iets zal moeten vinden. Bij ons, het Traditionele Jodendom, is het vergelijkbaar met een computer, er is sprake van input en output. Ik ben dus benieuwd naar ons gesprek!

Ondertussen heeft mijn Blouma net gelezen dat op Soekot een sjoelbezoeker in Hamburg voor de sjoel is aangevallen door een verwarde man die een papiertje in zijn zak had waarop stond geschreven dat hij een nazi was. De Joodse man ligt ernstig gewond in het ziekenhuis. Het is toch wel frappant dat steeds meer verwarde mensen aanslagen plegen op Joodse doelen. Kennelijk zijn ze ondanks hun verwardheid wel in staat het onderscheid tussen Joden en niet-joden te kunnen bepalen!

Tussen het afhalen van mijn nieuwe leaseauto en het lezen van de handleiding door, hadden we natuurlijk gasten in onze soeka die even een kopje koffie kwamen drinken en de lofzegging uitspreken over de loelav. Overigens heb ik wel een toepasselijk nummerbord gekregen: J-000-RT. De J natuurlijk van Joods en RT is de afkorting van Rabbinaal Toezicht. Dan uiteraard de vraag wat de betekenis is van de drie cijfers die ik maar even als 000 heb weergegeven. Het zou kunnen zijn dat ik aan de drie cijfers ook een bepaalde betekenis zou kunnen geven, maar zelfs als dat mogelijk zou zijn geweest weiger ik dat te doen omdat ik een tegenstander ben van eigen gemaakt gegoochel met getallen. Dus ik beperk me tot Joods Rabbinaal Toezicht hetgeen een mooie ezelsbrug is om mijn nummerbord te onthouden. En over mijn aversie tegen het spelen met getallen zal ik nog weleens een andere keer schrijven.

Waar ik me in mijn gedachten mee bezig hield, was een kop in de Telegraaf die luidde: “Bij honderden ‘minderjarige’ asielzoekers was afgelopen jaar ernstige twijfel of ze wel de waarheid spraken over hun leeftijd.” En verder in het artikel werd ook belicht dat honderden Oegandese vluchtelingen pretendeerden homoseksueel te zijn om zo voor een verblijfsvergunning in aanmerking te komen. Wat een oplichters, flitste het door mijn hoofd. Maar na de eerste flits: wat is er mis mee dat ze een verkeerde leeftijd hebben opgegeven? Mijn eigen schoonvader was volgens de officiële papieren 4½ jaar jonger dan hij feitelijk was. Oplichter? Zeker! Maar als hij niet had opgelicht in de voormalige USSR zou mijn echtgenote naar alle waarschijnlijkheid nooit het levenslicht hebben kunnen aanschouwen omdat mijn schoonvader als gelovige Jood er in het Russische leger nooit levend zou hebben afgebracht.

Hij heeft door die valse papieren 4½ jaar langer moeten werken om recht te hebben op pensioen en zijn smoesje dat hij ouder was werd in Engeland niet geaccepteerd. Overigens zijn/waren zowel mijn schoonmoeder alsook mijn schoonvader Poolse vluchtelingen, terwijl ze nog nooit in Polen waren geweest. O ja, mijn eigen vader heette niet Aron Salomon Jacobs, maar Arie Bijlsma, volgens zijn vervalste persoonsbewijs en er stond op zijn persoonsbewijs geen grote vette J terwijl hij toch echt volledig Joods was. En de opa van een van mijn schoonzoons had zich in de rij na aankomst in Auschwitz een paar jaar ouder opgegeven omdat hij begreep dat te jong de gaskamer zou betekenen. Het is dus allemaal niet zo zwart-wit. Natuurlijk kunnen wij in Nederland niet de hele wereld opnemen, maar ik begrijp dat mensen proberen te overleven…………wat een tragedies!

Gedurende coronatijd houdt Opperrabbijn Jacobs een dagboek bij voor het Joods Cultureel Kwartier. CIP en NIW publiceren deze bijzondere stukken dagelijks.

 

 

RSS
Follow by Email