Een nieuwe Duitse ambassadeur en dus zat ik vorige week in Den Haag in de residentie aan de Lange Vijverberg tegenover ‘het Torentje’. Een fijne kennismaking en, naar ik verwacht, een voortzetting van de bijzondere relatie die ik met zijn voorganger Cyrill Jean Nunn mocht opbouwen. Dus geen verandering en niets nieuws onder de Duits/Nederlandse Joodse zon.
Mijn goede relatie met Duitse ambassadeurs begon ergens tussen 1990 en 1994. Ik was aanwezig q.q. bij een herdenking in Westerbork. In de periode tussen 1 november 1985 ( de sterfdag van mijn dierbare voorganger opperrabbijn Berlinger zl.) en november 2008 was ik nog steeds waarnemend-opperrabbijn, maar mocht me niet zo noemen om mij tot op heden onbekende reden. Ik werd geacht mezelf “hoofdrabbijn” te noemen. Maar in november 2008, dus na een proeftijd van 23 jaar, verdween de niet-bestaande titel “hoofdrabbijn” en werd “waarnemend” officieel van mijn “opperrabbijn” verwijderd.
Maar hoe het ook zij, ik zat dus als waarnemend-opperrabbijn ergens tussen 1990 en 1994, op een van de voorste rijen bij de herdenking en naast mij zat (nog) niemand. Een oudere man kwam naar me toe, sprak mij aan en vroeg mij in perfect Nederlands, met een zwaar Duits accent, of hij naast mij mocht plaatsnemen. ”Mijn naam is Citron en ik ben de ambassadeur van Duitsland. En hoewel mijn vader in de oorlog als verzetsstrijder was gefusilleerd, ben ik hier niet als zoon van mijn vader, maar als vertegenwoordiger van het land dat zes miljoen van uw volk heeft vermoord”. Hij kwam naast me zitten en sindsdien had ik een meer dan goede relatie met de ambassadeurs van Duitsland, terwijl wij privé er nog niet over peinsden om een Duitse auto of wasmachine te nemen en Duitse grond werd niet betreden, ook niet op doorreis.
Tijdens de kennismaking vorige week kwam iets interessants naar voren. Ik wist het al, maar niet echt bewust. Mijn kinderen hebben van mijn ouders meer gehoord over hun lijdensweg in de jaren ’40-’45, dan ik, hun kind. Zoiets had de nieuwe ambassadeur, en met hem zijn hele generatie, ook, maar dan volledig anders. De grootouders zwegen. Geen woord over de oorlog. Maar (klein)kinderen zijn nieuwsgierig. Wat heeft Großvater in de oorlog gedaan? En zo worden kleinkinderen in hun zoektocht naar een te verzwijgen verleden, meer en meer geconfronteerd met angstaanjagende vraagtekens. Van Großvater was alleen bekend dat hij om gezondheidsreden niet in het leger hoefde of niet bij de SS… Tot kleinkinderen de zwijgende leugen doorbreken.
De conclusie van ons kennismakingsgesprek: we gaan elkaar spoedig weer ontmoeten. Israël heeft steun nodig. Joden willen vrienden, juist ook niet-Joodse en de ambassadeur van de Bundes Republiek Duitsland, wil een meer dan goede relatie met de Joodse gemeenschap.
De dinsdag voor Soekot moest mijn auto naar de garage. Er was iets mis met de remmen, zoals u in een eerder dagboek had kunnen lezen. Ik kom de garage binnen, groet netjes de mevrouw achter de receptie. In plaats van een “ook een goede morgen’” reageerde de mevrouw achter de receptie met een verbaasd “Rabbijn Jacobs, ik had u bijna niet herkend, want u heeft geen net pak aan ”. Omdat ik die dag gewoon alleen thuis zou werken had ik geen net pak aan, maar een katoenen broek, en het keurig gestreken witte overhemd was vervangen door een T-shirt dat weliswaar schoon was, maar verre van Opperrabbinaat-ogend. Er staat in de Sjoelchan Aruch, het Joodse wetboek, dat een Joods-Geleerde niet met een vlek op zijn kleren mag rondlopen, want dan zullen niet-Joden zeggen: alle Joden lopen met vlekken op hun kleding, alle Joden zijn vies. Ten aanzien van deze wet, mag, neen moet, iedere Jood zichzelf als een geleerde beschouwen.
Maar de vlek is niet alleen een vlek op onze kleding, maar ook in ons gedrag. Speciaal in deze tijd van sterk opkomend antisemitisme, moeten wij een schoon gedrag vertonen, gewoon in het alledaagse leven. Mijn Blouma laat me niet met ongestreken overhemden rondlopen, vlekken op mijn kleding worden niet getolereerd en als we aanstaande zaterdagnacht een hut zullen hebben op de boot tussen Harwich en Hoek van Holland, zullen we, zoals altijd, de hut netjes achterlaten, om Chiloel Hasjeem, een versmading van G’ds Naam, te voorkomen.
En hoewel een schoon T-shirt en een nette katoenen broek naar de garage mijns inziens best moet kunnen (hoewel mijn Blouma daar anders tegenaan kijkt en ik haar braaf zal volgen), is de les toch wel erg duidelijk: er wordt naar ons Joden gekeken, zeker naar een rabbijn, naar onze kleding, naar een stinkend smerige auto, naar de netheid van de hotelkamer die we achterlaten…. Maar ook naar ons dansen met de Thora, aanstaande vrijdag, de vreugde die we zullen uitstralen, de eenheid die we zichtbaar beleven op Simchat Thora, Vreugde der Wet, juist na 7 oktober. Gut Jom Tov, nog vele jaren Soekot, Sjalom al Jisraeel!

Op 8 oktober, nauwelijks 7 oktober achter ons, werden de heer Engel, Frank van Oordt, voorzitter van Christenen voor Israël, de voorzitter van de Joodse Gemeente Amersfoort, Alexander van Dijkhuizen, en mijn persoontje door burgemeester Bolsius op het Stadhuis van Amersfoort ontvangen. Ter gelegenheid van wat deze ontmoeting, vraagt u zich af.
Het onderwerp? 7 Oktober. Wat is de impact op de Joods Gemeenschap? Een geweldige opkomst en gedurende mijn lezing van iets meer dan een uur: muisstil! Maar… een kleine uitglijder was dat een van de aanwezigen aan het eind publiekelijk meende de hoop te moeten uitspreken dat “de opperrabbijn tot het ware geloof zal mogen komen”. Ik liet het maar over me heen komen, maar na afloop heb ik de zendeling aangegeven, toen hij mij de hand kwam schudden, dat ik zijn bede ongepast vond. Hij schrok en de lokale predikant alsook de organisatoren, begrepen mijn irritatie volledig en vonden zijn hoop op bekering onjuist. Ik verwacht eerstdaags nog wel een excuusbrief. De kerk, na alle eeuwen met pogroms, inquisitie en Jodenhaat, dient zich bescheiden op te stellen. En los daarvan: als ik me bekeer, ben ik mijn baantje als opperrabbijn kwijt.

Vandaag werd ik om twaalf uur afgehaald om deel te nemen aan de anti-antisemitisme demonstratie in Enschede. Zo’n driehonderd deelnemers verzamelden zich op de Oude Markt om na drie duidelijke toespraken, onder zware politiebegeleiding, naar de synagoge te lopen in een stille tocht zonder vlaggen, zonder geschreeuw, maar waardig en duidelijk met als slogan: Antisemitisme? Nee. Loop je mee?
Maandag de jaarlijkse Selichot-dienst op de begraafplaats van Arnhem en dinsdagochtend herdenking Werkkamp Het Wijde Gat. Nederland telde vele zogenaamde werkkampen. Dat waren voorportalen voor Westerbork en eindigden in de vernietigingskampen. Dit soort herdenkingen hebben een duidelijke extra lading gekregen, na 7-oktober.
“Op woensdag 25 september heeft de burgemeester van Hilversum een heel goed gesprek gehad met Opperrabbijn Binyomin Jacobs en Gerard Klein. De verhalen over de onveiligheid die de Joodse gemeenschap ervaart zijn indringend. We moeten in de samenleving op zoek blijven naar verbinding en dialoog, juist als het zo onrustig is in de wereld zoals dat nu het geval is. Niemand zou zich zorgen moeten maken over zijn vrijheid en veiligheid omwille van zijn of haar geloof of afkomst. Dat betekent dat we een actieve plicht hebben, zeker ook naar de Joodse gemeenschap, om als samenleving ervoor elkaar te zijn en het maatschappelijke debat te voeren hoe de onrust in de wereld ons niet verder uit elkaar drijft maar dichter bij elkaar brengt.”
Sderot is een grote familie, iedereen kent elkaar, steunt elkaar, vecht voor elkaars leven en enkelen zijn voor elkaar gestorven. Am Jisraeel Chaj, zeker hier. Meer dan honderd sjoels op een populatie van zo’n 35.000 inwoners. De terroristen hadden zich gericht op het politiebureau omdat van daaruit de controle over de stad het eenvoudigst was te verkrijgen. Maar ondanks hun overmacht aan manschappen en aan geavanceerde wapens (met dank aan de Nederlandse belastingbetaler voor de financiële ondersteuning hiervan) zijn ze er niet in geslaagd om Sderot te veroveren. Maar het heeft slachtoffers gekost, jonge onvervangbare levens.
Zondag en maandag stonden geheel in het teken van Chesed, naastenliefde. De opening van de nieuwe vleugel van Shalva. Christeren voor Israël had de gelden bijeen gesjnord en daardoor kon Shalva zijn hulp aan mensen met een verstandelijke handicap gigantisch uitbreiden. Het wemelt bij Shalva van de vrijwilligers en respect voor de medemens met een beperking voert daar de boventoon. Ik voelde me weer een beetje terug in de jeugdafdeling van het Sinai Centrum, waar mijn Blouma en ik veertig jaar mochten werken.
Na Shalva namen we een kijkje in de keuken van Colel Chabad. Wow, wow! Een liefdadigheidsinstelling die ruim tweehonderd jaar geleden werd opgericht om behoeftigen in Israël, toen er nog geen druppeltje sprake was van een Staat, financieel te steunen. Vandaag helpt deze organisatie tienduizenden met opvang, maaltijden, maatschappelijke hulp, geestelijke bijstand, kleding etc. etc. Alles in nauwe samenwerking met de landelijke en lokale overheden.
Een meisje van 17 dat mij een tekening toont die ze zelf heeft gemaakt. Ze legt me uit dat de tekening haarzelf uitbeeldt terwijl ze zich probeert te verbergen en doodangsten uitstaat. Op de tekening is een bommenwerper te zien die zijn dodelijke bagage mikt op het theater in Mariupol waar zij zich verbergt. De bommen bereikten hun doel en zij is een van de weinige overlevenden, zwaar getraumatiseerd. En zo hebben alle deelnemers aan deze sjabbaton hun verhaal, hun verdriet, hun omgekomen dierbaren, hun man of zoon die is achtergebleven en Oekraïne niet kan verlaten vanwege de dienstplicht. En allen hebben ze ook hun toekomst in Israël met nieuwe uitdagingen en onzekerheden en met een nieuwe oorlogsdreiging. Om o/a hen en Reb Mendel met zijn onvervangbare echtgenote te bemoedigen zijn we hier.
Het was weer een herdenkingsweek. Zondagmiddag herdenking van de ontruiming van Kamp Vught , 80 jaar geleden. Vanwege de oprukkende geallieerde troepen heerste er paniek bij de SS’ers en moest Vught acuut ontruimd worden. De mannen werden afgevoerd naar Mauthausen en de vrouwen naar Sachsenhausen. Bijna niemand heeft het overleefd. Maar voor de transporten werden eerst nog honderden ter plekke gefusilleerd. Blouma en ik waren aanwezig. We hadden er geen functie, ik hield er geen toespraak, heb geen gebed uitgesproken en zelfs niet op de sjofar geblazen. Het enige dat we deden was meelopen in de stille tocht en bij de herdenking op de fusieladeplaats op de eerste rij zitten op gereserveerde plaatsen. Had u dan niets beters te doen, hoor ik een aantal van u vragen. Antwoord: inderdaad, we hadden niets beters te doen. Ondanks dat ik deze keer niet iets moest doen, meenden wij er juist daarom te moeten zijn en hiermee te tonen dat wij de organisatie van deze herdenking van groot belang achten, juist in deze tijd van opkomend antisemitisme, juist omdat Kamp Vught niet alleen Joodse slachtoffers herdenkt maar vooral verzetsstrijders die hun leven gaven in de strijd tegen het nazisme en juist omdat we niet aanwezig waren vanwege een verplichting, maar enkel en alleen om er te zijn!