Dagboek van de opperrabbijn 20 aug. 2025

Vandaag geen dagboek maar een opinie, hoewel de opinie wel de opinie van gisteren was en dus ook als dagboek van gisteren geschreven had kunnen worden en als dagboek van vandaag verschijnen.

Ronny Naftaniel en Binyomin Jacobs, zijn, of beter gezegd waren, tegenpooltjes. Bewust gebruik ik de verkleinvorm, want echte polen zijn we nou ook weer niet, maar toch: Hij van de Liberaal Joodse Gemeente en ik niet. Hij neigt een beetje naar links en ik ietwat naar rechts. Maar na jaren hebben we elkaar gevonden, want links of rechts, liberaal of traditioneel, beiden strijden we tegen het antisemitisme, willen het niet overdrijven, maar weigeren het te ontkennen en weg te kijken. En dus kwamen we op de idee om samen een opinieartikel te schrijven en te proberen het gepubliceerd te krijgen. Maar waar?  Niet in de Telegraaf en niet in het RD, want die zullen het wel plaatsen en hun publiek heeft onze opinie niet nodig, maar in NRC of Trouw, in de hoop onze zorg over het antisemitisme te kunnen delen met een lezerspubliek dat we zo graag de kant op willen hebben van het anti-antisemitisme! En zie hier ons resultaat dat dinsdag verscheen in dagblad Trouw waarop ik ooit zelf geabonneerd was.

“Voor Joden wordt Nederland onleefbaarder.

Waarom worden Joden aangesproken op de oorlog in Gaza? Van een Syrische Nederlander verwacht men toch ook niet dat hij president Al-Sharaa een extremist noemt? Zijn er Chinese restaurants die geboycot worden vanwege de Oeigoeren? Het is onacceptabel om Nederlandse Joden verantwoordelijk te houden voor het schrijnende conflict tussen Israël en Hamas. Voor daden van een regering waarop ze niet kunnen stemmen.

Onderkant formulier

Veel Joden hebben een innige band met Israël, maar er bestaan onder hen evenveel meningen als in Israël zelf. Het louter toedichten van eigenschappen of opvattingen aan personen of bevolkingsgroepen op basis van hun afkomst is een ernstige vorm van discriminatie.

Activistische druk

De wijze waarop het antisemitisme na 7 oktober 2023, ook in Nederland, in een stroomversnelling is geraakt, knaagt aan onze rechtsstaat. Het gaat niet zozeer om de radicale actievoerders, die een Palestina willen van de ‘River to the sea’ en het zionisme verketteren. Dat universiteiten, culturele instellingen en politieke partijen opvallend snel blijken te buigen voor deze activistische druk en Joodse medeburgers daarbij in de steek worden gelaten, baart ons zorgen. Het wijst op een fundamentele weeffout in het denken over Israël en Joden.

Sprekers op bijeenkomsten van Joodse studenten zijn door pro-Palestijnse actievoerders de mond gesnoerd. Bij de Universiteit Maastricht greep de politie in, maar waren het de toehoorders, niet de activisten, die onder politiebegeleiding moesten vertrekken.

Nauwelijks geboekt

Theaters, soms gesubsidieerd, mijden artiesten, omdat hun Jood-zijn of hun repertoire problemen zouden kunnen opleveren. Lenny Kuhr mocht niet in Leiden optreden. Klezmergroepen worden nauwelijks geboekt. De Israëlische komiek Yohay Sponder kreeg te horen dat hij maar een Joods zaaltje moest zoeken, maar Paradiso ontvangt wel het Britse rapduo Bob Vylan, dat gewelddadige leuzen roept als “dood aan de IDF”. De Belastingdienst te Almelo annuleerde een gepland teamuitje naar de synagoge in Enschede. Recent weigerde een hovenier “wegens Gaza” een boom van een Haagse synagoge te snoeien en werd het gebouw van het Cidi beklad.

De Belastingdienst annuleerde een uitje naar de synagoge van Enschede

Instellingen zijn vooral bang voor ‘gedoe’ en kiezen vervolgens de ‘veilige weg’ door Joden te mijden, wetend dat Joden toch geen vernielingen aanrichten. Maar die veilige weg is schijn. Nederlandse Joden voelen zich hierdoor apart gezet. Ze zijn steeds minder vrij om zichzelf te zijn en zich zichtbaar te uiten. Mezoeza’s (gebedskokertjes) zijn van de deuren weggehaald, keppels worden verborgen onder petten.

Dat Joden zich op deze wijze niet meer uiten uit angst voor geweld en intimidatie is een ernstige aantasting van de rechtsstaat. De kern daarvan is immers de bescherming van minderheden, het recht op vrijheid van meningsuiting en geloofsuitoefening en de plicht van de overheid om deze grondrechten voor alle burgers te waarborgen. Daarbij is het opvallend dat politieke partijen, die doorgaans vooroplopen in de strijd tegen discriminatie en racisme, regelmatig zwijgen als het om Joden gaat.

Trotse Nederlanders

Nederland wordt voor ons snel onleefbaarder. Niet alleen fysiek – bijeenkomsten en scholen vergen zware beveiliging – maar ook sociaal en moreel is het klimaat soms verstikkend. Toch buigen we niet en vertrekken evenmin. Wij laten ons niet monddood maken in een samenleving waaraan wij generaties lang hebben bijgedragen. Wij blijven hier als trotse Nederlandse Joden.

Bovendien hopen wij door op te komen voor onze rechten de democratie te verdedigen. Want als intimidatie bepaalt wie mag spreken, is niemand meer veilig. Steeds als we iets zeggen, herinneren we eraan wat het betekent om als minderheid in een rechtsstaat te leven. Wij blijven staan voor onze rechten en die van ieder ander mens, ongeacht religie, afkomst of geaardheid. We mogen van mening verschillen, dat is immers de kern van onze democratie. Maar haten, intimideren en isoleren van mensen puur wegens hun afkomst moet Nederland onwaardig zijn.”

En ondertussen heb ik een dagje vrij genomen, even weg van al het gedoe, een hele dag geen telefoon, niet in mijn e-mail kijken (alleen af en toe stiekem), even opladen. Moet kunnen! In mijn volgende dagboek zal ik opbiechten in hoeverre dat dagje-even-weg geslaagd was, want mezelf kennende heb ik er al bij voorbaat een hard hoofd in. Want weet u, het is niet alleen gedoe dat er in mijn inbox belandt. Ook hulpvragen van medemensen voor wie ik kennelijk iets zou kunnen betekenen, schrijnende kwesties die ik echt niet vanwege een dagje ‘geen gedoe’ aan de kant mag schuiven, maar ook mooie bemoedigende woorden die mij kracht en moed geven in een periode waarin Ronny en ik een opinie schrijven met als titel: Voor Joden wordt Nederland onleefbaarder.

Dagboek van de Opperrabbijn 17 augustus 2025

Mijn sjabbat was bijna letterlijk in de soep gelopen. In sjoel was een kiddoesj aangekondigd omdat een van onze trouwe sjoelbezoeksters jarig was, op sjabbat zelf, en ze de sjoelbezoekers wilde laten delen in haar feestvreugde. Nu is er na iedere sjabbat-sjoeldienst een kiddoesj, een inspirerend en gezellig samenzijn, maar deze kiddoesj was dusdanig uitgebreid dat de sjabbat-maaltijd die we thuis zouden hebben na de sjoel-kiddoesj er niet meer bij zou kunnen. En dus hebben we de maaltijd thuis verplaatst van 14:15 uur naar 18:00 uur. Maar, en nu dus het probleem, onze warmhoudplaat zat op de klok en zou uitgaan om 15:00 uur. En dus zou de tsjolent, het hoofdgerecht van onze sjabbat-maaltijd, tegen 18:00 uur niet meer warm zijn. En omdat we deze week geen gewone reguliere tsjolent zouden hebben, maar soep-tsjolent, zou onze maaltijd dus echt letterlijk in de soep lopen want het kenmerk van tsjolent is dat het warm is.  Terwijl ik bovenstaande soep-probleem aan mijn digitale dagboek toevertrouw, staat de wereld in brand, sneuvelen soldaten op de diverse fronten, worden schuldige en onschuldige burgers afgeslacht, kijkt de wereld uitsluitend naar een paar brandhaarden en kijkt diezelfde wereld bewust weg van nog veel grotere zich nu afspelende catastrofen die economisch bezien oninteressant zijn en wind ik me op over een afgekoelde soep die uiteindelijk toch nog in afgekoelde vorm goed te verorberen was… En toch hebben de ogenschijnlijk kleine details ook hun waarde, want de groten van deze aarde, die bepalen wie vermoord moet worden, werden gevormd door de opvoeding die zij in hun prille jaren hebben gekregen. En daarom is het onacceptabel dat om redenen van privacy ik niet mag spreken met de ouders van kleine kinderen die mij naroepen met kreten als ‘Free Palestine’ of gewoon in het Arabisch ‘jehoed’.  Ik begrijp hoe belangrijk privacy is, maar als privacy ertoe lijdt dat kinderen worden grootgebracht tot haatpredikers, mogen we dan wegkijken? Als er in miljoenen schoolboekjes haat wordt gekweekt tegen Joden, zal er geen vrede zijn. En die haat wordt er gekweekt en niet uitsluitend in Arabische schoolboekjes, maar ook in onze Nederlandse scholen en door Nederlandse media. ‘Ja, maar Israël…’   Vergeet Israël en zie wat er in ons Nederland gebeurt! Kijk naar de kleintjes en wees ervan doordrongen dat over een paar jaar die kleintjes groot zullen zijn en doordrenkt met haat naar Joden, christenen, medemensen met een andere geaardheid… En dat was nou precies de inhoud van mijn toespraak tot de jarige, moeder van twee jongens. Juist de ogenschijnlijk kleine details van de opvoeding zijn van groot en wezenlijk belang want die vormen of, G’d behoede, misvormen. Eigenlijk hoefde de jarige moeder mijn hagenpreek niet te horen, want zij en haar echtgenoot zijn een toonbeeld van ouders die zich inzetten om hun kinderen een evenwichtige en goede opvoeding te bieden met oog juist voor de zogenaamde kleine details.  Ik bracht het als zeer gemeend compliment maar meer nog als een boodschap naar de aanwezigen om deze gedachte uit te dragen.

Maar het is niet alleen kommer en kwel. Niet iedereen en alles is antisemitisch, hoewel de rechterflank van ons politieke Nederland niet zo goed is in het zien van de nuance en meer dan enthousiast meewerkt aan het bevorderen van Jodenhaat. Het is de eerste keer in mijn leven als Nederlander (heb nooit een andere nationaliteit gehad en heb slechts één paspoort) dat de verkiezingen voor Joden in Nederland van dusdanig belang zijn dat de uitslag ertoe zou kunnen leiden dat…. Ik wil het niet eens uitspreken en doe maar net of ik de bekladding op ons Nationaal Monument op de Dam maar niet heb gezien. Maar, nogmaals, het is niet uitsluitend kommer en kwel. Een politieagent met een duidelijk Islamitische achtergrond wenste me sjabbat sjalom. Geweldig toch. En wederom afgelopen sjabbat door niemand uitgescholden, maar wel een aantal bijzonder vriendelijke sjabbat-sjalom groeten, ook van niet-islamieten. Wat me wel stoort is dat er dagelijks aantoonbaar raketten vanuit Jemen richting Israël gaan, maar dat onze Nederlandse objectieve pers hierover geen melding doet. Dus hoe objectief is die pers dan? En hoewel niet alles vermeld hoeft te worden is voor de overgrote meerderheid van de Nederlanders een Jood een zionist en een zionist een Jood. En dus zou een iets evenwichtigere berichtgeving over Israël het antizionisme, en dus het antisemitisme, kunnen verminderen. Maar ik denk soms dat vermindering in ons land van antisemitisme niet bovenaan het verlanglijstje staat van Nederlandse (sociale-)media.

Vrijdagavond waren wij, bij hoge uitzondering, niet thuis voor de sjabbat-maaltijd. Bij wie waren we dan? Bij collega Rabbijn Brodman, Landesrabbiner van München. Hij is hier met zijn echtgenote, zijn broer en schoonzuster voor vakantie. En omdat zijn echtgenote iets minder goed ter been is, hebben Blouma en ik de vrijdagavond-sjabbat-maaltijd bij hen gevierd in hun vakantieverblijf. Heen per auto, want het was nog geen sjabbat, en terug te voet, een uur flink doorstappen. Voor mij een peulenschilletje, voor Blouma een peulenschil en qua veiligheid een uitdaging zo midden in de nacht. Maar we hebben ons huis om 0:30 uur zonder kleerscheuren bereikt.

Zojuist heb ik een afspraak gemaakt voor morgen met een Belgische jongeman die in Kenia woont en door de lokale Keniaanse rabbijn naar mij is verwezen met een ingewikkeld verhaal. Wat en hoe is me nog niet duidelijk. Ook een rabbijn uit Antwerpen is hierbij betrokken geraakt en heeft mij hierover zojuist gebeld.

O ja, zou ik bijna vergeten: donderdagavond een ad hoc overleg bij mij thuis over een gevoelig en redelijk ingewikkeld vraagstuk, waarover ik voor de zuiverheid collegiale rabbinale ruggenspraak wilde houden. Hoewel de halaga niet gebaseerd is op ‘meeste stemmen gelden’, ben ik wel van het voorzichtige type en hoor soms graag meerdere invalshoeken alvorens tot mijn uitspraak te komen. Is dat goed of niet? Geen idee, maar zo zit ik nu eenmaal in mekaar. Ik ben geheel niet bevreesd om (halagische) knopen door te hakken, maar wil wel eerst goed weten wat en waar de knoop is.

Dagboek van de Opperrabbijn 13 augustus 2025

Bij dezen beken ik dat ik in de regel de binnengekomen commentaren niet altijd lees/las. Reden: tijdgebrek. Maar af en toe doe ik dat dus stiekem wel en dan zie ik hoe juist het lezen van reacties heel goed en tijdbesparend kan zijn.

Goed, omdat het doel van mijn dagboeken niet uitsluitend voor mijzelf van (therapeutische?) waarde is. In plaats van achter de (rabbinale) geraniums te zitten, geef ik mijn tijd (hopelijk) een zinvolle invulling met het delen van gedachten en af en toe het doen van semipolitieke uitspraken waarmee ik meen mijn trouwe dagboekeniers richting te kunnen geven in een samenleving die steeds vaker de weg totaal kwijt is. Die richting baseer ik dan op de richting die Thora en Traditie mij/ons aangeeft. Maar los hiervan merk ik dat er tussen de reactieschrijvers een onderlinge verbondenheid ontstaat. Men gaat op elkaar reageren. En dat is sociaal en is goed.

Tijdbesparend, omdat er ook reacties binnenkomen die dusdanig boeiend zijn dat ik ze integraal kan overnemen en dus al snel met zo’n overname honderd woorden van mijn gewoonlijk duizend woorden tellende dagboek heb ingevuld.

En hier dan de overname van dit dagboek:

Ik raakte in gesprek met een collega van Turkse komaf. Superleuke vrouw. Spraken over o.a. Joden en hoeveel er in NL wonen. “Tja…weet niet” zei mijn collega.” Ik denk best veel…” Ik: doe eens een gok. Zij:”4 miljoen?”  Dit bericht ontving ik van een Joodse vrouw, academisch hooggeschoold, die in gesprek was met een even hooggeschoolde collega van Turkse afkomst, volledig geïntegreerd in onze Nederlandse samenleving. Als dit niveau al het verschil niet kan zien tussen één keer veertigduizend en honderd keer veertigduizend (vier miljoen!), wat mag ik dan verwachten van een laagopgeleide immigrant die nog niet eens onze Nederlandse taal machtig is en leeft in een maatschappij die dagelijks wordt gevoed met anti-Israëlische en anti-Joodse propaganda! Ik begrijp dat het inschatten lastig is en als mij gevraagd zou worden hoeveel medemensen met een islamitische achtergrond ons land telt, dan zou ook ik dat niet zo precies kunnen inschatten. Maar het verschil tussen één of honderd, gelijk tussen 40.000 en 4.000.000, kan ik absoluut wel herkennen. Wetend ook dat de totale populatie van ons land 17 miljoen betreft en dus de 4 miljoen Joden iets minder dan een kwart van onze bevolking omvatten. Met andere woorden (getallen): van iedere vier Nederlanders die ik ontmoet, de nieuwe Nederlanders meegerekend, zou één dan een Jood of Jodin moeten zijn. Forget it!

En zo leeft dus de onbekendheid over de Nederlandse Joden, hun omvang, hun wetten en gebruiken. En bij gebrek aan bekendheid kunnen de complottheorieën groeien en bloeien: en dat zien we helaas gebeuren. Ik ben daarom ook een bijna fanatiek voorstander van een totale boycot van Israëlische producten, maar dan wel echt totaal. En dus geen mobiele telefoontjes, computers, hoogwaardige technische en medische ontwikkelingen en vergeet niet de vele levensreddende medicijnen. Dat de samenleving dan als het ware teruggaat naar de Middeleeuwen qua technisch niveau, is dan een onherroepelijk gevolg. Maar je mag wel iets over hebben om principieel het satanische Israël te boycotten, denk ik dan stilletjes… En zo gaat de demonisering van Israël en van Joden in het algemeen maar door. Het verschil tussen de Staat Israël, de enige democratie in het Midden-Oosten, en een gewone Nederlandse Jood, is nauwelijks nog uit te leggen. En als de uitleg wel overkomt, dan nog wordt die uitleg weggehoond door onze nationale uiterst betrouwbare nationale media, want antizionisme = antisemitisme, terwijl het natuurlijk niet zo is.

Maar er zijn ook fakkels van hoop! Wellicht is het u opgevallen dat ik vorige week stiekem een dagboek heb overgeslagen. Dat heb ik geweten, want een van de reacties op dat (niet-verschenen) dagboek was een vraag van een kennelijk trouwe lezer, waar het in mijn arbeidsvoorwaarden stond dat ik recht heb op vakantie en dus het overslaan van een dagboek. Maar, om een lang verhaal kort te houden: ik heb een dagboek overgeslagen want Blouma en ik hadden een uitstapje gemaakt met onze kleinkinderen.

En terwijl volgens Blouma onze GPS ons een omweg liet maken tussen Barneveld (waar Blouma een kledingzaak had verrijkt), en recreatiegebied Bussloo (waar we met de kleinkinderen zouden gaan barbecueën) gaf Blouma plotsklaps een gil en riep uit: een Israëlische vlag! Ik gestopt, teruggereden en waarlijk: langs de provinciale weg ter hoogte van Kootwijkerbroek, net buiten de bebouwde kom, wapperde bemoedigend en vredig de vlag van Israël. Wij het erf opgereden en troffen daar een boerenechtpaar dat ons van harte welkom heette: vrienden van Israël! Ze excuseerden zich dat door gebrek aan wind het wapperen van Israëls’ vlag enigszins tegenviel, maar verder stonden ze volledig achter Israël. Overigens vermoed ik dat mijn verbazing over de vlag even zo groot was als hun verbazing over de ontmoeting met een rabbijn die geheel onverwacht zich vertoont op hun boerenerf, als verschenen uit het niets. Ik weet zeker dat ze dit niet hadden kunnen dromen.

Aanstaande sjabbat begint de voorlezing uit de Thora (Deut. 7:12) met de volgende woorden: Als gij naar de lichtere geboden, die de mensen dikwijls met voeten treden, zult luisteren, dan zal de Eeuwige, uw G’d, voor u acht geven op het verbond en de genade, die Hij uw voorouders toegezworen heeft. Anders vertaald: heb oog juist voor de ogenschijnlijk minder belangrijke daden. Juist door de kleinigheidjes niet met voeten te treden, weet G’d zich gebonden om Zijn verbond in ere te houden. En dus, het moge dan zo zijn dat die Israëlische vlag in een voorgehucht van Kootwijkerbroek geen enkele voorpagina zal halen, het zijn juist de kleinigheidjes die van ongekend belang zijn en licht brengen waar de anti-Israël tendens volledig de media en de emoties overheersen en verduisteren. Ik zag het door die vlag weer helemaal zitten!

Dagboek van de Opperrabbijn 10 aug. 2025

‘want gij zijt het kleinst van alle volkeren’

Het was gisteren een opmerkelijke sjabbat: niet een keer uitgescholden! Niet van huis naar sjoel, niet van sjoel naar huis en zelfs niet tijdens mijn sjabbat middagwandeling! Wel een paar keer vriendelijk sjabbat sjalom en een keer werd ik zelfs fysiek staande gehouden door een ietwat oudere man die me bij mijn arm greep en me op het hart drukte: houd stand, we laten jullie niet vallen. De politieke pro-Israël uitspraken die de man deed zal ik hier niet herhalen want pro-Israël uitspraken en al helemaal pro-Netanyahu komen in mijn Nederland niet zo goed over en gezien ik de staande-houder niet in verlegenheid wil brengen, zelfs niet anoniem, en ikzelf een fanatieke tegenstander ben van het importeren van conflicten van elders, laat ik het hierbij.

Overigens maak ik me een beetje zorgen over het NOS-journaal. Toen ik namelijk na sjabbat het journaal van 20:00 uur terugkeek werd er geen woord gerept over en geen beeld gewijd aan Gaza. U begrijpt dat ik me dus zorgen maak over de NOS, want gewoonlijk begint en eindigt ieder journaal met nieuws uit het Midden-Oosten gebaseerd op informatie van het betrouwbare ministerie van gezondheid van Gaza, de Hamas in schaapskleren! Maar ondertussen groeit het antisemitisme per dag en mondiaal, ondanks de vriendelijke en ontspannen sjabbat van gisteren, die ik als een uitzondering beschouw.

Het was overigens gisteren de vijftiende van de maand Menachem Aw. Op de vijftiende van de Joodse maand is het altijd volle maan omdat bij de Joodse kalender de eerste dag van de maand gekoppeld is aan de nieuwe maan en op de laatste dag de maan nagenoeg onzichtbaar is. Het Joodse volk wordt in de Joodse filosofie vergeleken met de maan. Gelijk er bij de zichtbaarheid van de maan sprake is van groei, volle maan en vervolgens is de maan weer aan het slinken, zo vergaat het door de eeuwen heen ook het Joodse volk. Perioden van bloei en van vervolging, volgen elkaar op, door de eeuwen heen. Ik hoop en bid dat we, nu we de vijftiende van de Joodse maand net gepasseerd zijn, het huidige antisemitisme, bij menigeen verkleed als antizionisme, zijn dieptepunt heeft bereikt en we ons dus bevinden in de tweede helft van de maand, ook vooral figuurlijk. Maar mijn realistische inslag, soms neigend tot een ietwat pessimistisch denken, heeft er een hard hoofd in.

Maar ’er een hard hoofd in hebben’ zet geen zoden aan de Joodse (en ook niet aan een niet-Joodse) dijk. Wat ik bedoel te zeggen is dat het niet zo moeilijk is om iets, in dit geval het pijlsnel toenemend antisemitisme, te constateren.  Velen beginnen de dag, na ochtendgebed en na of tijdens het ontbijt, met het lezen van de ochtendkrant of het kijken naar het nieuws op de televisie. Maar de vraag reist dan: wat doen we met het vergaarde nieuws? En als die vraag dan beantwoord wordt met een begrijpelijk ‘niets’, dan mag je jezelf afvragen wat de waarde is van het volgen van het nieuws, want van ons wordt, vanuit het Joodse gedachtegoed, verlangd om steeds zinvol en doelbewust bezig te zijn.

 Maar als ik niet bij machte ben om de hele wereld te veranderen en zelfs in mijn eigen beperkte omgeving niets met het nieuws kan doen, dan betekent dat nog niet dat ik er niets mee kan in mijn eigen persoonlijke dagelijkse leven.

We lazen gisteren in de Thora (Deut. 7:7) dat G’d het Joodse volk laat weten ‘want gij zijt het kleinst van alle volkeren’. Wat betekent die goddelijke uitspraak en, nog veel belangrijker: wat doe ik hiermee? Want de Thora is geen geschiedenisboek maar een gebruiksaanwijzing hoe ik als mens op deze aarde dien te leven. Het klein-zijn waarover hier wordt gesproken heeft niet alleen een fysieke betekenis, maar bevat ook een essentiële spirituele les die ons aangeeft dat we de potentie hebben om onszelf heel klein en bescheiden te voelen en, nog belangrijker, ons heel bescheiden weten te gedragen. En die bescheiden opstelling kan ertoe leiden dat mijn omgeving mij niet als een bedreiging ziet, maar mij als een zegen ervaart.

Moeten wij Joden ons dan als lammetjes laten afslachten? Duidelijk niet. We moeten ons tegen het antisemitisme verdedigen en het niet gewillig aanvaarden als we met de dood en uitroeiing worden bedreigd. Als we in de Thora gisteren lazen dat wij als het Joodse volk erg klein zijn, dan is dit niet uitsluitend een constatering van feiten, maar tegelijk een opdracht en een oproep om ervan doordrongen te zijn dat ik, Binyomin Jacobs, klein en bescheiden kan zijn. En dus als ik niets tastbaars zou kunnen doen in mijn strijd tegen antisemitisme of alles wat in mijn vermogen ligt al heb gedaan, dan nog kan ik en moet ik iets met deze goddelijke oproep doen, namelijk weten dat ik de potentie heb om klein te zijn, de tegenligger van hoogmoed. Hoogmoed staat gelijk aan een afgodendienst waarin het hele leven om Ik en nog eens Ik en daarna uitsluitend om Mezelf draait. Bescheidenheid maakt het leven voor mezelf stukken eenvoudiger. Een bescheiden mens denkt niet dat alles hem toekomt en een bescheiden mens verlangt ook aanzienlijk minder dan een hoogmoedige egoïst. Maar los van het persoonlijke voordeel heeft een bescheiden persoon een uitstraling die andersdenkenden zien en voelen, anders gezegd: de bescheiden mens brengt licht in duisternis en bestrijdt dus indirect ook het antisemitisme. Want als de wereld ziet dat ik enerzijds mezelf blijf, maar tegelijkertijd een warme stralende bijdrage lever aan de ons omringende samenleving, dan moet de antisemiet van goede (slechte) huize komen, wil zijn antipathie kunnen standhouden.

De maan is inmiddels op deze vroege zondagochtend niet meer zichtbaar omdat hij heeft plaatsgemaakt voor de zon. Hoe mijn programma er vandaag gaat uitzien, weet ik nog niet. Vanavond heb ik drie afspraken op mijn kantoor. Dat kantoor bestaat sinds de corona- periode uit een kantoorstoel, twee vaste telefoonlijnen, een mobieltje, een paar archiefmappen en mijn laptop. En dat geheel is gestationeerd in een hoekje van onze woonkamer. Piepklein dus, maar voldoet daarmee wel aan de bovenvermelde opdracht ‘want gij zijt het kleinst van alle volkeren’.

Dagboek van de Opperrabbijn 4 aug. 2025

Dr. Aletta Jacobs feminist, geen extremist.

De negende van de maand Menachem Aw ligt weer achter ons. De verwoesting van beide Tempels in Jeruzalem hebben we herdacht met vasten, op de grond zitten, treur… 9 Aw is/was de treurigste dag van de Joodse kalender. Het begin van het galoet, de ballingschap, waarin we ons nog steeds bevinden.

En toch, hoe vreemd het ook moge klinken, ondanks de afschuwelijke beelden die ons bereikten van de gijzelaars, het summum van sadisme, het bijna onstuitbare antisemitisme, had ik de laatste dagen ook positieve ervaringen. Tijdens een van mijn snel-wandelingen ontwaarde ik een groepje jongeren met, ik druk me netjes uit, een niet-zo-Nederlandse-afkomst. Ze waren met z’n vijven en twee scooters waarvan een op z’n kop stond en dus kennelijk pech had. Even in mezelf een snelle inschatting: omkeren en wegwezen? Doen of mijn neus bloed? Er negerend langslopen? Vriendelijk groeten? Ik verkoos het laatste en na een beleefd goede-middag-groet vroeg ik ze of ze hulp nodig hadden met het repareren van hun scooter. Ze leken blij verrast door mijn vriendelijke bejegening en vroegen of ik verstand had van dynamo’s. Ik reageerde hierop positief want ooit tijdens de natuurkunde les in de vijfde klas van mijn middelbare school was hieraan aandacht besteed. Van mijn technische dynamo-kennis hoefde echter geen gebruik gemaakt te worden want terwijl mij naar mijn dynamo-technisch kunnen was gevraagd door een van de jongens, bleek dat ding alweer te werken, was de scooter weer berijdbaar en liep ik verder. Geen onvertogen woord, geen enkele nare blik, eigenlijk een en al beleefdheid en vriendelijkheid. Zo kan het dus ook.

Kom ik thuis, open mijn computer en wat lees ik in mijn inbox: Net zag ik op YouTube in een programma dat Rob Oudkerk had gezegd dat de Nederlandse Joden in Nederland niet meer veilig zouden zijn. Dat is een enge gedachte. Wat mag ik doen om ze te helpen? Ik laat het aan u over, u bent opperrabbijn. Groetjes, Annie. Geen idee wie Annie is, maar zo’n aanbod en zo’n blijk van medeleven doet goed.

Er wordt aangebeld, ik doe open en zie: de wijkagent die komt informeren naar ons welzijn en om ook gewoon even bij te babbelen. Hij was al twee keer eerder geweest, maar beide keren kon ik hem niet binnenlaten. De eerste keer had ik bezoek van een mijnheer die diep in de misère zat en van verre was gekomen om zijn verdriet te bespreken.  De tweede keer was ik online in een lastig langdurig gesprek met een jonge Europese rabbijn over een gecompliceerd geval van wel/niet Joods van een jongeman die op korte termijn onder de choepa wilde gaan en nu plotseling bleek geen Joodse moeder te hebben.

Nu had ik dus wel de tijd en hadden we een goed en bijna pastoraal therapeutisch beveiligingsgesprek. Mijn kleinzoon uit het Hoofdgerucht, zoals de Telegraaf-columnist Rob Hoogland onze hoofdstad Amsterdam denigrerend noemt, was een paar dagen bij ons. Met zijn negen jaar jong was zo’n wijkagent in vol ornaat natuurlijk bijzonder interessant. Hij mocht het politie-jasje aan, op vele knopjes drukken en zelfs plaatsnemen op een heuse politiemotor. Het enige waar hij op de motor niet aan mocht komen was de sirene, maar alle andere toeters en bellen mocht hij in- en uitdrukken.

Beveiliger in opleiding, flitste door mijn hoofd. Van mij mag hij later zeker vrijwilliger worden bij BLeW, bij Leven en Welzijn, de Joodse beveiligingsorganisatie die dag en nacht klaarstaat om waar nodig te komen beveiligen. Waar de politie niet de gelegenheid heeft om aanwezig te zijn, staat BLeW paraat. Het zal u verbazen, maar ooit was ik een van de eerste leden van BLeW, dat toen nog niet zo heette. Een aantal jongeren, waartoe ik ooit behoorde, zag het gevaar van het antisemitisme opkomen en besloot een stille eigen beveiligingsgroep op te richten om daar waar nodig aanwezig te zijn. De groep Stoppelman, heette die voorloper van BLeW. Paul Stoppelman is nog actief als beveiliger, maar van die groep is natuurlijk nauwelijks nog iets of iemand over. Paul dus en mijn persoontje. Dit alles speelde ongeveer vijfenveertig jaar geleden en dus was ook ik nog zo’n vijfenveertig jaar jonger dan vandaag.

Licht na licht is niet echt opvallend, maar licht na duisternis wel. Na 9-Aw gaan we richting de Hoge Feestdagen. Ik moest gisteren al een artikel inleveren voor een krantje dat over een paar weken verschijnt, dus ik zit al met mijn hoofd in die periode van de Hoge Feestdagen, die in het Hebreeuws de Ontzagwekkende dagen worden genoemd. Dagen die dus ‘ontzag’ moeten opwekken. Ontzag voor de Eeuwige, onze G’d, de Schepper van de wereld. Maar ook ontzag voor Overheid, voor politie, voor de medemens. En daar ligt een gigantisch probleem want er dreigt anarchie, naar politie wordt niet meer geluisterd. De periode dat op ethisch gebied alles mag en alles kan, heeft zich uitgebreid naar fysiek geweld. Beroepsdemonstranten overheersen onze eens zo rustige Nederlandse calvinistische samenleving waarin polderen het sleutelwoord was. De zwart-wit mentaliteit bestond nog niet. Extremisme was een woord dat waarschijnlijk nog niet eens was uitgevonden en altijd werd naar de gulden middenweg gezocht. Polarisatie was net zo onbekend als genderneutrale toiletten en dames mochten gewoon vrouwelijk zijn zoals ook de directeur van mijn lagere school gewoon de directrice was evenals de conductrice in de tram of trein. Die tijden zijn voorbij, waarbij ik me wel blijf afvragen waarom de directrice directeur is geworden en niet de directeur gewoon directrice. Voor mijn moderne gevoel is dit tegen het beginsel van gelijkheid. Ik weet niet hoe Dr. Aletta Jacobs hierover gedacht zou hebben. Hoewel ze familie was, kan ik het haar niet meer vragen omdat zij op 10 augustus 1929 op 75-jarige leeftijd was overleden. Maar hoewel ik haar uiteraard nooit heb kunnen kennen, weet ik wel hoe de Jacobsen denken en dus ben ik er bijna geheel van overtuigd dat in haar feministische denken er gewoon twee toiletten hadden mogen blijven bestaan en de directeur en directrice vredig naast elkaar hadden mogen leven. Want Dr. Aletta Jacobs streed met faveure voor de rechten van de vrouw, maar een extremist was ze echt niet.  

Dagboek van de Opperrabbijn 30 juli 2025

“Mijd het kwade en doe het goede, zoek de vrede en streef er naar”.  

Hoewel mijn geheugen me af en toe in de steek laat, weet ik zeker dat ik mijn dagboek nog nooit eerder ben begonnen met een vers uit Tehillim-Psalmen (34:15) om de eenvoudige reden dat mijn dagboek niet door mij werd bedoeld als een stichtelijke preek, maar als een dagboek om buitenstaanders de gelegenheid te bieden een kijkje te nemen in het leven van een Joodse Opperrabbijn. Nu ben ik ervan doordrongen dat spreken over een Joodse Opperrabbijn net zo’n pleonasme is als een Joodse Synagoge, het groene gras of, om het maar ongenuanceerd en uitdagend de politiek in te trekken: de Joodse Staat Israël. Als ik de spellingscontrole van mijn computer loslaat op bovenstaande tekst dan wordt automatisch het bijvoeglijk naamwoord groen verwijderd, want gras is altijd groen. Bij de Joodse Synagoge en de Joodse Rabbijn gebeurt er echter niets, terwijl ik er bijna zeker van ben dat bij de Rooms-katholieke Paus het rooms-katholieke verwijderd zal worden omdat de paus per definitie katholiek is en dus is er sprake van pleonasme. Maar waarom grijpt de spellingscontrole niet in bij de Joodse synagoge en de Joodse rabbijn? Heeft niets van doen met voorgeprogrammeerd antisemitisme want een spellingscontrole heeft geen vrije wil en kan daarom niet voor of tegen zijn en zelfs niet tegen Joden. Los hiervan moeten we ervoor waken om achter iedere boom een antisemiet te zien, hoewel… De onbekendheid met alles wat met Joden en Jodendom te maken heeft groeit per dag.  Dat ik als Jood in Nederland ben geboren is voor velen niet te vatten omdat in de huidige Nederlandse samenleving Joden in Israël zijn geboren en niet uit Nederland afkomstig kunnen zijn. En de Joodse synagoge moet ook als Joods bestempeld worden omdat het woord synagoge niet meer wordt gekend. Onwetendheid! En u kent de Nederlandse uitdrukking: ‘onbekend maakt onbemind’ en ‘wat een boer niet kent, eet hij niet’.

Onwetendheid en onbekendheid vormen een belangrijke oorzaak van het huidige zich in een groeispurt bevindende anti-Joods gevoel. Maar het is natuurlijk niet uitsluitend gebrek aan kennis. Volgens het Joodse denken bestaat de wereld uit goed, kwaad en fiftyfifty. Het moge duidelijk zijn dat het kwade te allen tijde geweerd moet worden en het goede omarmd. ‘Mijd het kwade en doe het goede’.  Maar wat te doen met de fiftyfifty categorie? Met criminelen valt niet te onderhandelen, maar die vormen echt niet de meerderheid van de samenleving. Door en door goede mensen behoeven niet beïnvloed te worden om een goed mens te zijn, ze zijn het van nature, komen altijd op voor het welzijn van de maatschappij in haar volle breedte, staan dag en nacht klaar voor de medemens ongeacht zijn religie, etniciteit, intelligentie en zelfs maken ze geen onderscheid tussen arm en rijk. Maar ook zij zijn niet dik bezaaid.

Aan de middengroep, de fiftyfifty, de overgrote meerderheid, de kudde die de makkelijkste weg volgt en zomaar de verkeerde kant kan opgaan: aan hen moet gewerkt worden: zoek de vrede en streef ernaar!

De kudde in mezelf, het automatisme om mee te doen met de overweldigende meerderheid, daaraan dient ieder mens te werken. In dat middensegment bestaat geen eenrichtingsverkeer. Ieder heeft keuzevrijheid en iedere gemeenschap dus ook. En daarom wil ik met u delen de e-mail die ik ontving van Tanja Haseloop, burgemeester van Oldebroek, die naast haar vele functies ook landelijk voorzitter is van het  Nationaal Comité Herdenking Capitulaties 1945 (Wageningen45) en die dinsdag jl. na een bezoek aan Kamp Amersfoort het Joodse monument in Amersfoort aandeed, maar leest u zelf:

Geachte opperrabbijn Jacobs, amice,

Dank u wel voor de ontmoeting gisteren met Maud Peper-Dahme en de groep docenten uit de VS. Het was een heel emotionele ontmoeting, niet alleen voor Maud maar voor alle aanwezigen. Als meisje van 6 is Maud met haar zusje in 1942 ondergedoken in Oldebroek, de gemeente waar ik nu burgemeester mag zijn. Haar ouders gaven hun kinderen mee aan een vreemde. Ze vertrouwden iemand die beloofde voor de meisjes te zorgen. Maud en haar zusje verbleven tot het eind van de oorlog eerst in Oldebroek en toen dat niet meer veilig was, in Elburg. Het gezin overleefde de oorlog en emigreerde naar de VS.  Sinds de jaren 80 van de vorige eeuw komt Maud jaarlijks met een groep docenten naar Europa om de vernietigingskampen te bezoeken en vervolgens in Nederland haar onderduikadressen. Om haar verhaal te vertellen, om de verhalen van iedereen die het niet meer na kan vertellen door te geven. Om de geschiedenis te delen met docenten uit de VS, zodat zij het kunnen delen met hun leerlingen. Ook schreef ze een boek: ‘Chocola, de smaak van vrijheid’. Zoals ze daarin schreef: “we moeten vergeven om verder te kunnen leven. We kunnen niet leven onder de last van onze haat”.

Ik heb Maud 3 jaar geleden voor het eerst ontmoet. Een oudere dame, inmiddels 89. Afgelopen jaar, 80 jaar na de bevrijding, hebben we haar levenswerk kunnen bekronen met een Koninklijke Onderscheiding. Ze was aanwezig bij het Defilé in Wageningen op 5 mei waar u haar ontmoette. Maar het meest indrukwekkende was misschien wel het bezoek aan het Borneoplein in Amersfoort. Het herdenkingsmonument was toen nog niet helemaal klaar, maar als oud inwoner van Amersfoort toen al een heel bijzonder moment voor Maud.

Eergisteren bezochten we het monument samen met ‘haar’ docenten, nadat we een bezoek brachten aan Kamp Amersfoort. U was daar om de groep te ontvangen, er was verbinding en herkenning. Voor Maud heel emotioneel om op die plek in gedachten dicht bij haar opa’s en oma’s, een dienstmeisje, haar oom en tante en haar neefjes te zijn. Bijna 85 jaar nadat ze, zonder het zich toen bewust te zijn, afscheid van ze had genomen.

Dit bezoek, maar ook zeker ons contact, houdt me de afgelopen dagen bezig. Ik was getuige van verbinding die tijd overbrugt, die generaties overbrugt, die een oceaan overbrugt. Dat geeft hoop in een tijd waarin we te vaak zien dat polarisatie de medemenselijkheid verdrukt. Ik hoop dat we ons samen kunnen blijven inzetten voor een wereld waarin respect en liefde voor de ander de verschillen overbrugt.

Met vriendelijke groet,

T.H. Haseloop-Amsing

Burgemeester

 

 

Dagboek van de Opperrabbijn 27 juli 2025

Soedan, China, de Congo, Haïti, Myanmar, Afghanistan, Syrië, Gaza…

Ieder heeft zo zijn zwakten. Een van mijn problemen is dat ik me altijd goed kan herinneren wat ik heb gezegd, maar vaak niet meer waar en wanneer. En dus, toen ik gevraagd werd om vrijdag jl. een verhaal te vertellen voor de vierendertig jongens van Gan Israël, onderdeel van Chabad Zomerdagkamp, ter afsluiting van twee weken Joodse zomerpret, heb ik geïnformeerd bij de leiding of ik het verhaal van ‘de hoteleigenaar en de wijnhandelaar’ al eens had verteld. Nee dus, werd me verzekerd, ik had het vorig jaar en het jaar daarvoor echt niet verteld! Maar eenmaal voor de groep staande bleek dat een paar jongens het verhaal al kenden, van een vorig jaar. Dat was jammer omdat ik graag iets had meegegeven wat de kinderen nog niet kenden. Maar het was ook verheugend omdat de paar kinderen die het al eerder hadden gehoord het verhaal nog helemaal kenden en zelfs de strekking goed hadden onthouden. En wat was de strekking dan, hoor ik u vragen:

Uiteindelijk komt alles van Boven! Maar achteroverleunen is onjoods!

Helaas heb ik, ook weer afgelopen week, een aantal bezorgde Joodse Nederlanders mogen spreken die angstig zijn vanwege het antisemitisme, want onze politici blijven weliswaar benadrukken dat ze zo van Joden houden, maar de Staat Israël scoort bij hen diep beneden het vriespunt. Het lijkt er verdacht veel op dat tegen-Israël-zijn trendy is en louter op emoties en een chronisch gebrek aan feitenkennis is gebaseerd. Kunnen we hier nog blijven wonen? Beter naar Israël verhuizen? Maar is Israël dan wel veilig?  Door angst en onzekerheid gedreven, wenden ze zich tot de rabbijn voor een soort risicoanalyse of een advies, maar vooral voor steun.

Maar dat de antisemitisme problematiek niet stopt bij de grenzen van Nederland, maar een mondiale ziekte is die heel Europa teistert, werd me wel duidelijk tijdens de driedaagse rabbijnen conferentie in Eindhoven. De RCE, Rabbinical Center of Europe, organiseert een paar keer per jaar bijscholing voor jonge rabbijnen. En hoewel ik mezelf nog steeds erg jong voel, was ik, hoewel ik me niet voor de driedaagse conferentie had ingeschreven, toch gevraagd om een deel van het programma bij te wonen. De grote lokale organisatoren waren rabbijn Simcha Steinberg en zijn rabbaniet Rina. Behalve een perfecte organisatie, heeft zich hier iets afgespeeld dat ik elders nog niet zo nadrukkelijk had meegemaakt. Het programma stond in het teken van de vraag hoe om te gaan met antizionisme=antisemitisme. Toen ik dinsdagmiddag arriveerde was de conferentie, een dag eerder begonnen, in volle gang in de synagoge van Eindhoven, de thuishaven van de Steinberg-familie.  Zo’n bijscholingsconferentie heeft kennisverrijking als hoofddoel, maar kennismaking als een belangrijk nevenproduct. Vandaar dat de dinsdag werd afgesloten met een geweldige openlucht BBQ in Nuenen. Zit bij de lezingen ieder braaf op zijn plaats te luisteren, stelt vragen, gaat in discussie, bij de BBQ zag je letterlijk hoe contacten werden gelegd en Europese rabbinale banden werden gesmeed.

Maar wat gebeurde er tussen het vertrek om 17:00 uur uit de Eindhovense synagoge en het begin van de BBQ in Nuenen? Een kennismaking met de Nederlandse cultuur, was het doel van de RCE en van de Brabantse rabbijn. En dus even geen vervoer per bus, maar te voet van de synagoge naar het Philips Museum waar in diverse groepjes de geschiedenis van de Lichtstad door deskundige gidsen werd verteld en getoond.  In 1891 werd de gloeilampenfabriek, die Eindhoven letterlijk en figuurlijk zou gaan verlichten, opgericht door vader Frederik en zoon Gerard Philips. Hoewel zij niet Joods waren heeft Philips wel het een en ander met Joden. De stamvader der Philipsen was Philip Philips, een Joodse koopman uit Noordrijn-Westfalen die zich omstreeks1750 in Nederland vestigde. In de oorlog werd het Philips-Commando door de Duitsers opgericht in concentratiekamp Vught. Vele Joden die in dit commando zaten en moesten werken voor de toenmalige Philipsfabriek, wisten op deze manier de oorlog te overleven. Frits Philips, die in 2005 op 100-jarige leeftijd overleed, kreeg in 1996 de Yad Vashem onderscheiding van de Staat Israël en werd hiermee officieel erkend als Rechtvaardige onder de Volkeren. Deze hoogste Israëlische onderscheiding werd hem toebedeeld vanwege zijn rol in het redden van 382 Joden die deel uitmaakten van het Philips Commando.

Des te pijnlijker was het dat de rabbijnen tijdens hun wandeling van de synagoge naar het Philipsmuseum werden bespuugd en meerdere keren werden uitgescholden vanwege hun Jood-zijn. Maar het was goed dat de rabbijnen ook met dit aspect van de huidige Nederlandse cultuur confronterend kennis maakten.

En toen stond de bus klaar om nog voor de BBQ  een echte functionerende Nederlandse graanmolen te bezichtigen en ook dit deel van de Nederlandse cultuur te aanschouwen en te beklimmen.

Een rabbijn die een eigen gemeente heeft moet kennis hebben van het Jodendom, maar ook zich de cultuur eigen maken van de samenleving waarin hij zijn rabbinale positie mag bekleden. Een Joodse Gemeente gedijt in een niet-Joodse omgeving waarmee moet worden gecommuniceerd en geleefd. Nederland was voor de oorlog een toonbeeld van een land waar de Joodse gemeenschap volledig was geïntegreerd, zonder te assimileren en met een rijke bijdrage aan de brede omringende samenleving. Maar na de oorlog was in Lichtstad Eindhoven het Joodse licht bijna geheel gedoofd.  Maar met de komst van rabbijn Simcha en rabbanit Rina Steinberg, acht jaar geleden, werd een totale uitdoving voorkomen en doet de Lichtstad vandaag weer zijn bijnaam eer aan en staat vanuit de Eindhovense synagoge heel Joods Brabant weer in de schijnwerpers. Rabbijn Steinberg en zijn echtgenote zijn een lichtend voorbeeld van lamplighters die, intern en extern, het Joodse licht brandend houden, ook als bepaalde krachten alles in het werk stellen om het Joodse Eindhovense licht te verduisteren.

De ‘negen dagen van de drie weken’ zijn gisteren, sjabbat, begonnen. Soms zijn er uitdrukkingen of benamingen die voor de Joodse gemeenschap zo helder zijn als een klontje, maar voor de outsider abracadabra. Zoals ‘een melk vork’ of ‘hij kan niet spreken want hij heeft zijn handen gewassen’. Ik vermoed dat ik met dit soort Nederlands Joodse uitdrukkingen, toonbeeld van eeuwenlange integratie, zeker een heel dagboek kan volschrijven, maar dat gaan we niet doen. Ik beperk me tot ‘de drie weken en de negen dagen’.

De drie weken zijn weken van treur die voorafgaan aan de verwoesting van de Tempel in Jeruzalem meer dan 2600 jaar geleden. De laatste negen dagen van die drie weken, de ‘negen dagen’, hebben een zwaardere treur om tenslotte op de negende van de joodse maand Menachem Aw bij de meest trieste dag van het Joodse jaar te arriveren, de herdenking van het begin van de diaspora, de bron van alle Jodenvervolgingen door de eeuwen heen en dus ook de oorzaak van het bespugen en naschelden van Europese rabbijnen die van de synagoge naar Philips liepen, een wandelingetje van een kwartiertje.

Op 9-Aw gedenkt het Joodse volk alle vervolgingen door de eeuwen heen en bidt tegelijkertijd voor de komst van de algehele verlossing, voor de echte sjalom, voor alle bewoners van G’ds Schepping, ook in Soedan, China, de Congo, Haïti, Myanmar, de Sahel-regio, Afghanistan, Syrië, Gaza…

 

Dagboek van de Opperrabbijn 25 juli 2025

Zie de lichtpunten: twee weken Zomerdagkamp.

Al meerdere keren heb ik het imponerende verhaal in mijn dagboek geschreven van die grote Rebbe die het op zich had genomen om de hele wereld te verbeteren. Na decennialange pogingen kwam hij tot de conclusie dat het niet werkte. De slechte wereld bleef ongewijzigd vol kwaad, ondanks zijn enorme inzet. En dus besloot hij om zijn streven iets naar beneden bij te stellen. Niet de hele wereld stelde hij nog als zijn doelgebied, maar uitsluitend Europa. Na jaren en jaren proberen, was het resultaat dusdanig mager dat hij zijn doelgebied besloot te beperken tot uitsluitend Polen, het land waar hij geboren en getogen was en waar hij nog steeds woonde. Maar ook Polen leek niet onder de indruk van de Rebbe-de wereldverbeteraar en dus, de rebbe was inmiddels al flink bejaard, concentreerde hij zich nog uitsluitend op zijn woon en geboorteplaats, Warschau. Helaas, ondanks zijn verwoede pogingen, bleef Warschau dezelfde Warschau en had zijn inzet nauwelijks tot geen resultaat. En dus beperkte hij zijn doel om de wereld te verbeteren tot alleen nog maar zijn woonwijk, maar wederom zonder resultaat. En dus vond er nogmaals een inperking plaats van zijn mondiale streven en richtte hij zich uitsluitend nog op zijn eigen familie, maar ook dat leverde nauwelijks resultaat en daarom, toen hij al stok en stokoud was beschouwde hij alleen nog maar zichzelf als het enige werkterrein om de wereld te verbeteren…

Aan deze inperking denk ik bijna dagelijks in mijn strijd tegen het antisemitisme. De hele wereld is dusdanig besmet dat een mondiale aanpak voor mij net zo onmogelijk is als het vliegen naar de maan. Er zijn er die zo’n maantrip hebben gedaan en dat wederom zouden kunnen doen, zij kunnen de hele wereld beïnvloeden. Neem een man als Tromp of denk even aan Netanyahu: hoe intens groot is hun invloed!

Antisemitisme en antizionisme. Met verwoede pogingen en inzet probeer ik die te bestrijden. Ik verslond bijna alle media die iets weergaven over anti-Joodse gebeurtenissen elders in deze wereld. Maar van die grote rebbe heb ik inmiddels geleerd dat mijn invloed op het anti-Joodse wereldgebeuren nihil is. Niemand kent me, niemand is in mijn waarschuwing geïnteresseerd en dus beperk ik mijn strijd tegen het antisemitisme in de mij direct omringende samenleving. Het zijn nog de zeer vroege uurtjes dat ik mijn dagboek nu schrijf, de klok heeft nog nauwelijks de vier gepasseerd! Ik denk na over de afgelopen dagen, over de verdere toename van het antisemitisme, gewoon bij mij om de hoek.

En toen riep ik tegen mezelf: Binyomin, stop met uitsluitend oog te hebben voor het nare en het zorgelijke. Tweehonderd en zevenendertig Joodse kinderen hebben twee geweldige weken beleefd in het Chabad Zomerdagkamp. Uitstapjes, een inspirerend dagprogramma, spelen, Joodse kennis vergaren, niet uitgescholden worden.

Beste Taiby en Chaya. Onder jullie geweldige en inspirerende leiding mocht het jaarlijkse Chabad Zomerdagkamp weer een eclatant succes zijn. Vandaag sluiten jullie de poorten. Vanuit een hechte eenheid hebben jullie alle madrichot, de gehele vrijwillige leiding, aangevoerd. Meer dan tweehonderd kinderen, waarvan velen door het jaar maar weinig aan Jodendom beleven, hebben jullie samengebracht. Dank voor jullie enorme gedrevenheid. Ook dank aan Oshie die de leiding had, gelijk vorige jaren, over een dertigtal oudere jongens. Jij en je staf hebben ze twee warme Joodse weken gegeven met lernen, uitstapjes, zwemmen en noem maar op.      

Het is dus allemaal zo zwart (nog?) niet in ons landje waar de Nederlandse driekleur kwantitatief in de minderheid dreigt te komen of misschien al is.

Ach ja, denk ik dan. We zitten nu in de drie weken van treur. Sjabbat beginnen de negen dagen en dan zondag is het Negen Aw, de dag van de verwoesting van de Tempel in Jeruzalem. Maar die Tempel zal uiteindelijk herbouwd worden met de komst van de Mosjiach wanneer er echte sjlalom zal heersen voor alle bewoners van G’ds aarde, Bimheera wejamenoe, spoedig in onze dagen, Ameen en alvast Sjabbat Sjalom.       

Em o ja, dank aan de beveiligingsploeg. Zonder jullie hadden we het niet gered.                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                        

 

 

Dagboek van de Opperrabbijn 20 juli 2025

Ghent, Flanders, Belgium – July 15 2018 : white armored riot truck with front clearing blade of Belgian police parked on the corner of a street downtown while a young couple passes by

Als je als rabbijn wilt voorkomen dat je populair wordt, dan heb ik een zeer eenvoudig rabbinaal advies: bemoei je met gioer. Voor de onwetenden onder u en nog meer voor allen die denken het te weten, zal ik een korte uiteenzetting geven wat hiermee wordt bedoeld. Wie is Joods? Hij en/of zij die geboren is uit een Joodse moeder of als hij/zij is toegetreden tot het Jodendom volgens de Halaga (de Joodse wet). De kandidaat dient het Beth Din, de rabbinale rechtbank bestaande uit drie rabbijnen, ervan te overtuigen dat hij/zij tot het Jodendom wil overgaan.

Vandaag had ik een gioer-dag in mijn kantoor in Brussel. Als lokale Europese rabbijnen in hun maag zitten met iemand die Joods wil worden en er in hun standplaats geen Beth Din is, als ze weinig of geen ervaring hebben met gioer, dan heeft het RCE, Rabbinical Center of Europe (een soort vakbond voor rabbijnen), mij onbezoldigd ingehuurd om de lokale en vaak nog jonge rabbijn te ondersteunen. En dus had ik vandaag zeven kandidaten ontmoet, waarvan zes voor de eerste keer. De lokale rabbijnen vonden ze geschikt om het gioer-traject in te gaan en wilden in eerste instantie mijn mening. Overigens kwam er slechts één kandidaat alleen. Twee andere kwamen met hun eigen rabbijn, een met haar joodse partner en de overige drie waren een vader, moeder en hun zoontje. Hoe de afronding in z’n werk gaat is niet zo ingewikkeld. De kandidaten verschijnen voor het Beth Din, worden ondervraagd op kennis en vooral op de bereidheid de totaliteit van Thora en Traditie te aanvaarden en gaan dan in het mikwa, het rituele bad. Ze zijn dan Joods en blijven dat vanuit de Joods wettelijke optiek hun hele leven. Ook de toekomstige nazaten van een vrouwelijke toegetreden kandidaat zijn Joods, zijnde de zoon of dochter van een nu volledig Joodse moeder. Aan de uiteindelijke toetreding, dus de verschijning voor het Beth Din, zitten nog allerlei halagische haakjes en oogjes, maar dat is allemaal niet zo spannend, een kwestie van Joods-wettelijke afwikkeling.

Neen, de spanning zit in de periode vanaf dat een kandidaat zich aanmeldt bij een lokale rabbijn tot de uiteindelijke voltooiing.  Hoe bepaal ik of de kandidaat Joods wil worden vanuit een zuivere en religieuze motivatie. Niet omdat hij/zij het interessant vindt, niet omdat hij/zij het doet omdat er sprake is van een toekomstige Joodse partner, niet omdat hij/zij ergens bij wil horen… en zo zijn er vele ‘omdat’ te noemen. Uiteraard moet de kandidaat over voldoende kennis beschikken om Joods te kunnen leven en weten wat hij/zij op zich neemt als hij/zij voor het Beth Din verklaart de totaliteit van het Jodendom te aanvaarden. Maar in essentie gaat het niet over kennis, maar over het aanvaarden van G’d als Schepper van de wereld en de bereidheid om Hem 24/7 te dienen. En in dit laatste ligt het ingewikkelde: de beoordeling van de religieuze oprechtheid. En juist daar ligt mijn primaire werkterrein en daarmee was ik vandaag dus bezig en kwam ik bekaf thuis. Want de gesprekken zijn uitputtend. Ik moet heel erg goed luisteren, tussen de regels door lezen, vriendelijk blijven, maar tegelijkertijd wel een beetje hard en vooral erg duidelijk. Het gesprek met mij is geen pastorale ondersteunende ontmoeting. Hun eigen rabbijn steunt, ik ben tegenpartij. Medeleven en medelijden mogen hier niet mijn mening vormen, hetgeen ik dan ook aan het begin van het gesprek altijd duidelijk aangeef. De kandidaten die uit heel Europa komen invliegen, zijn nerveus en gespannen. Uiteraard zal ik ze proberen te kalmeren, maar tegelijkertijd ook weer niet. Ingewikkeld!

Vaak wordt de vraag gesteld hoeveel tijd er voor het hele gioer-proces staat. Mijn antwoord is dat er niets voor staat. De periode van dag één tot en met de feitelijke afronding kan vele jaren vergen, maar kan ook in een half jaar zijn beslecht, alles afhankelijk van de kandidaats gedrevenheid, inzet en bereidheid.

Bovenstaande is een beetje een technisch verhaal geworden, niet echt passend voor mijn dagboek. Als u dus niet geïnteresseerd was om deze Halagische uiteenzetting te lezen, lees het dan niet nog een keer, maar lees alleen de rest van dit dagboek.

Vraag: hoe reed ik naar Brussel? Antwoord: ik reed niet zelf. Ik herinner me een rit van Brussel naar Amsterdam ongeveer vijfentwintig jaar geleden. De Opperrabbijn van Israël, opperrabbijn Metzger, was in Brussel en moest na afloop van zijn verblijf in Brussel naar de Snoge, de Portugese synagoge, in Amsterdam voor een of andere bijeenkomst. Ik zou hem vanuit Brussel begeleiden. In Brussel moest hij plaatsnemen in een speciaal beveiligde auto omringd door motorpolitie die hem pijlsnel met loeiende sirenes door de files heen loodsten. Als ik me goed herinner duurde die dollemansrit van Brussel naar de Nederlandse grens iets meer dan een half uur. Omdat ik om veiligheidsredenen niet in zijn beveiligde gepantserde auto mocht zitten, heb ik in mijn eigen auto moeten bumperrijden. Eenmaal de Belgisch-Nederlandse grens gepasseerd moest de opperrabbijn de beveiligde gepantserde auto verlaten en mocht hij in mijn ongepantserd reguliere vehikel de reis vervolgen.

Bijna hetzelfde was mij vandaag ook overkomen. In België moest ik begeleid worden. Ik dus mijn autootje bij de grens geparkeerd en toen in een gepantserde politieauto verder, dat wil zeggen, achter mij een politiejeep, voor mij een reguliere politieauto en bij aankomst op het kantoor van de RCE te Brussel bleek de straat te zijn afgezet, vol met politie en zelfs de hondenbrigade was aanwezig. Gedurende mijn aanwezigheid bleef de straat afgezet en toen ik om vijf uur klaar was met mijn besprekingen werd ik naar de grens geracet, kreeg mijn eigen vertrouwde auto weer terug die was gestald op een politieterrein in Brecht en was na een uur en een kwartier weer in mijn veilige Nederlandse woning.

Nou ja, veilig? Een van onze vaste sjoelbezoekers was sjabbat na afloop van de dienst nogal bedreigd met woorden die ik niet wil herhalen, maar dat hij kindermoordenaar werd genoemd, was verhoudingsgewijs nog redelijk mild. Een gast, die mij ‘s middags kwam bezoeken, kreeg een scheldend kinderkoor op fat bikes als begeleiding. Geen (politie) hond kwam hem beschermen, geen voorbijganger durfde iets te zeggen. Neen, dan zat het toch beter in België.

Hoewel, Zijne Majesteit de Koning der Belgen liet zich nu niet bepaald ondersteunend uit naar zijn Joodse Gemeenschap. Ik begrijp dat zijn kritiek absoluut niet zijn Joden betrof, maar zijn nogal felle en ongenuanceerde visie op Gaza-Israël, komt het Belgisch anti-Joodse klimaat niet ten goede. Koninklijke woorden die oproepen tot saamhorigheid hadden, voor mijn gevoel, de noodzaak van de gepantserde auto die mij door België moest loodsen, overbodig gemaakt. Voor België een gemiste kans, voor mij een erg spannende Belgische rit die in mijn geheugen zal worden toegevoegd aan de bumper-rit van een kwart eeuw geleden.

 

Dagboek van de Opperrabbijn 17 juli 2025

Vandaag waren we, met een dochter en een kleinzoon, in het Openluchtmuseum in Arnhem. Vanwege de weersomstandigheden had ik mijn nette pak niet aan, was ik zonder hoed, droeg ik een T-shirt en had zelfs geen stropdas aan. Uiteraard wel hoofdbedekking, namelijk een pet, en staken mijn tsietsiet zichtbaar uit mijn broek. Ik had er geen moeite mee gehad om gewoon met een keppeltje rond te lopen, maar een pet beschermde beter tegen de zon. Er zo sportief bijlopen en een rabbijn wellicht onwaardig, heeft zo z’n pro’s en contra’s. Pro is dat het mij een gevoel geeft van ‘even weg van de dagelijkse rabbinale beslommeringen’. Contra is dat er een wet is in de Sjoelchan Aroeg (het Joods religieuze wetboek) dat een rabbijn, of eigenlijk iedere Jood, niet met vlekken op z’n kleren mag lopen. Als ik namelijk er vies en onverzorgd bijloop kan dat zijn weerslag hebben op de hele Joodse gemeenschap. Nou is er natuurlijk níets mis met een schone pet, een T-shirt zonder vlekken, maar toch… een opperrabbijn in sportieve kleding, zelfs als het snikheet is, voldoet niet aan het verwachtingspatroon. Ik herinner mij, jaren en jaren geleden, ook in het Arnhems Openluchtmuseum, dat ik daar, ook weer in vrijetijdskleding, rondliep en ik ontmoette een groep leden van een van de Joodse Gemeenten die, ook in vrijetijdskleding gezellig en dagje uit waren, een culturele activiteit van hun Joodse Gemeente. Dit keer geen Joodse ontmoeting, maar een onbekende dame die ons op een houten bank onze lunch zag verorberen. Ze zag aan mij en mijn kleinzoontje dat we Joods zijn en wenste ons beteawon-eet smakelijk. Omdat ze niet wist of ze het goed had uitgesproken vroeg ze ons of we haar wens hadden begrepen. Mijn dochter complimenteerde haar en vroeg waar ze Hebreeuws had geleerd. Dat had ze dus niet, was wel in Israël geweest en gaf aan dat ze, hoewel christelijk, zich uitermate verbonden voelde met het Joodse Volk en met het Heilige Land. Ze luisterde ook regelmatig naar de toespraken online van een rabbijn uit Amsterdam, maar wist even niet hoe die rabbijn heette. ‘Zou dat rabbijn Jacobs kunnen zijn’, vroeg ik haar. En ja hoor, het was Jacobs. Nadat ze had uitgelegd hoe geweldig die Jacobs was, vroeg ze ons of wij hem kenden. Dat hebben we allen beaamd, waarop mijn dochter haar vroeg of ze ook zijn dagboeken leest. Nou, dat deed ze. Een en al lof over die dagboeken waaruit ze religieuze inspiratie haalde en tegelijkertijd ook zag hoe breed rabbijnen bezig zijn. Toen mijn dochter aangaf dat ze die rabbijn wel kende, gaf haar dat een heel fijn gevoel. Ze wilde bijna met mijn dochter op de foto, maar toen kwam de tram van het Arnhemse Openluchtmuseum er aan… Beste onbekende mevrouw, vanuit dit dagboek: dank voor uw getoonde vriendschap en steun aan Israël.

Het was een fijne dag. Niet een keer uitgescholden, hoezeer mijn kleinzoon en ik er ook typisch Joods uitzagen. Maar nog iets onverwachts positiefs: in een van de gebouwen was er voor kinderen een tentoonstelling rondom ‘feest”. Kinderen mochten daar van alles en nog wat knutselen geloof ik. Niets bijzonders. Maar opvallend verheugend was dat ook Joodse Feestdagen als Pesach, Poerim en Chanoeka aanwezig waren.  Aan de juffrouw die deze tentoonstelling beheerde vroeg ik tussen neus en lippen door of zij wellicht tot Christenen voor Israël behoorde of anderzijds Christelijk was. Maar nee dus, ze was niet kerkelijk en van Christenen voor Israël had ze nog nooit gehoord. Waarom ik zo verbaasd was om ook Joodse feesten aan te treffen, ontging haar. Waarom dan niet, was haar opstelling.

Dit voelde als een schrille tegenstelling met de rel in het Utrechtse Stadhuis, waar de anti-Israël geluiden door een stel anarchisten luid en storend werden verkondigd en de burgemeester door haar beveiligers moest worden ontzet, toen ze probeerde de brullende groep tot bedaren te brengen. 

Gelijk de uitstraling van kleren met vlekken negatief kunnen zijn, hetzelfde geldt voor de kleding, de uitstraling van de inrichting van bijvoorbeeld een woonkamer.  De inrichting, de boeken in de boekenkast, het meubilair vertellen iets over de bewoners. En tegelijkertijd heeft die inrichting invloed hoe je jezelf voelt. Afgelopen woensdag bezochten Blouma en ik een oudere dame die vanwege ons 50-jarig ambtsjubileum een gift had gedaan aan het Magen David Adom, het Israëlische Rode Kruis, in Israël. Haar appartement was zo stijlvol, georganiseerd en smaakvol ingericht, dat ik me getroffen voelde door een warme rustgevende uitstraling.

Overigens hebben vieze vlekken ook een spirituele betekenis: een vlek in gedrag, een negatieve en onverzorgde uitstraling. Misschien zij gedragsvlekken nog erger dan echte vlekken. We bevinden ons in de zogenaamde drie weken. Na het begin van het beleg van Jeruzalem werd op 9 Aw de Tempel verwoest. Een van de redenen van die verwoesting was onderlinge haat, gebrek aan wederzijds respect. Extra aandacht hiervoor kan ook in onze tijd geen kwaad!                                              

RSS
Follow by Email