Dagboek van de Opperrabbijn 8 jan. 2025

Gioer, toetreding tot het Jodendom, behoort nu niet bepaald tot de leukste onderdelen van het rabbinale baantje. Toen opperrabbijn Berlinger, mijn voorganger en leraar, mij vroeg of ik zijn assistent wilde worden richting opvolger, stelde ik voor dat ik al zijn werkzaamheden stukje bij beetje zou overnemen, maar dat ik het prefereerde om gioer zo lang mogelijk bij hem te laten. Zijn reactie was overduidelijk: alles of niets! En zeker niet alleen de krenten uit de pap. 

De lokale rabbijn of voorganger mag de kandidaat steunen, maar ik moet als Beth Din (Joodse Rechtbank) juist de tegenpartij zijn. En juist dat ‘tegenpartij zijn’ past totaal niet bij mij. Ik wil het de kandidaten niet onnodig lastig maken, maar van mij wordt Halachisch verwacht dat ik dat dus in zekere zin wel doe. Het viel me op, en daarom breng ik het onderwerp ter sprake, dat ik sinds 7 oktober veel meer gioer-telefoontjes krijg dan gewoonlijk. Ik begrijp werkelijk niet waarom iemand juist nu het antisemitisme zo abnormaal van zich laat horen, Joods zou willen worden. Maar ja, denk ik dan, er is heel veel op onze rumoerige aarde dat ik niet vat, en toch is het er en moet ik, moeten we, ermee omgaan en leven.

Mijn agenda kent bijna geen vaste punten meer. Corona en de daaraan gekoppelde cursus ‘hoe kan ik verder zonder-buiten-te-komen’, en de uitvinding van de computer, mijn portabel rabbinale kantoor, maken rondreizen bijna geheel overbodig.

Omdat we niet-joods nieuwjaar net achter ons hebben en ik me herinner dat mijn vader aan het eind van het jaar de kas opmaakte, ben ik zelf ook maar even gaan terugblikken. Dat ‘even’ liep uit en enige uren later zat ik nog steeds achter deze computer om dit dagboek voor u klaar te krijgen.

De laatste dagen van het maatschappelijk jaar zijn een goede samenvatting van mijn afgelopen jaar: een potpourri van alles en nog wat.

Een mooie lewaja (begrafenis). Mooi, omdat er veel mensen waren en de overledene een hoge leeftijd mocht bereiken. Mooi ook omdat er sjiwwe werd gezeten en er velen naar de sjiwwe (treur-week) waren gekomen. Helaas is dit in Joods Nederland niet meer het normale, want de gemeenschap dunt uit en de kennis van het Jodendom verzwakt.

Positief is dat ik de laatste week gesprekken heb gehad met toppers uit onze niet-Joodse samenleving, die bezorgd zijn, meeleven en beiden onafhankelijk van elkaar mij benaderden en wilden weten hoe de Kersttoespraak van Z.M. de koning was overgekomen binnen Joods Nederland. Nou moet ik er uiteraard voor waken om niet te snel ‘namens’ te spreken, maar mijn inschatting was, na goed luisteren gedurende de Chanoeka bijeenkomsten, dat Joods Nederland de toespraak als warm en bemoediging heeft ervaren. En dat is goed!

Wat lastig was voor mij, en ik ben er nog niet uit, was het verzoek van een bejaarde vrouw die aangeeft zich al heel lang Joods te voelen, altijd meedoet met de activiteiten van de Joodse Gemeente, maar tegelijkertijd vertelt ze mij dat ze niet-Joods is. Ik kan natuurlijk schrijven dat ze het in essentie wel is of zoiets, maar ik voel me geroepen haar echt te helpen en dat zal uitsluitend kunnen door de realiteit waarin ze zich bevindt, te accepteren als de plaats waar G’d haar wil hebben omdat daar haar persoonlijke opdracht ligt. Anders geformuleerd: daar waar je bent moet je zijn, ook als je daarvan nog niet bent doordrongen.

 

 

 

 

En toen: het Hoornbeeck College. Zeshonderd docenten Voortgezet Onderwijs kwamen naar mij luisteren als onderdeel van hun bezinningsdag. Mijn aanwezigheid was via een professionele video aangekondigd en toen ik het podium betrad, werd achter mij voor ieder goed zichtbaar die video vertoond, waarin ik aangaf waarover ik zou spreken. Het was goed dat die video, die ik nog niet had gezien en gehoord, werd afgespeeld. Ik wist toen tenminste wat er van mij als spreker werd verwacht. Klinkt wellicht wat grappig, maar is voor mij wel de realiteit. Ik houd niet van toespraken die van papier worden voorgedragen. Ik spreek liever met de zaal, ik wil contact, verbondenheid. Ik heb duidelijk te horen gekregen dat mijn toespraak was geland, mijn oproep aan de docent om vooral ook aan zichzelf te werken, aan zijn eigen religiositeit. De beste, meest professionele, educatieve videopresentatie zal niet gehoord worden als de docent hem niet op de juiste wijze weet te presenteren. Als een top-video over de oorlog (’40-’45) niet door de leerkracht wordt gedragen, dan is de video gelijk een peperdure diamant in een plastieken ordinaire disposable ring.

En terwijl ik gistermiddag in de synagoge van Amstelveen een fijn gesprek had met de voorzitter van de Joodse Gemeente Amsterdam, Sidney Bialystock, en mijn collega rabbijn Wolff, kreeg Blouma bezoek van onze wijkagent met de vraag of ik tevreden was met de aanwezigheid van politie tijdens mijn lezing voor het Hoornbeeck College.

En tussen al deze bemoedigingen was er ook nog een Bar Mitswa op maandagochtend in Amersfoort. Maar omdat het oproepen voor de Thora slechts het begin was van het bar-mitswa-feest, want aanstaande sjabbat zal de bar-mitswa-jongen uit de Thora lezen, daarna een grote kiddoesj en dan ook nog een dag later een groot bar-mitswa-feest, wacht ik nog even met bar-mitswa-details. Overigens had ik ook nog een twee uur durende kennismaking met de nieuwe medewerker van ‘Joods bij de EO’ en blijft mijn dagboek vooralsnog gewoon ook bij hen, gewoon op de facebook-line Joods bij de EO.

Dagboek van de Opperrabbijn 5 jan. 2025

Na mijn Chanoeka-Toer en naar ik hoop heel veel licht in duisternis te hebben verspreid, had ik vanochtend even niets te doen. Het was nog te donker om te dawenen, het ochtendgebed uit te spreken, en terug naar bed was niet nodig want ik was klaarwakker. En wat doet Jacobs dan? Dagboek, en dus terugblikken en vooruitkijken. Vooruitkijken in mijn agenda toont heel veel representatie. Een aantal Nieuwjaarsrecepties bij burgemeesters en Commissarissen van de Koning en ook een aantal lezingen. Een van die lezingen, morgen, is voor een bezinningsdag voor leraren. Als ik het goed heb begrepen worden zo’n zeshonderd docenten verwacht. Ik zal daarover, naar ik vermoed, nog wel gaan schrijven. Maar wat me trof was de titel die me was gegeven: ’He jij, waar ben je?’ Omdat we aanstaande sjabbat het eerste boek van de Thora, Bereesjiet-Genesis, zullen eindigen vloog mijn gedachte meteen naar het begin van Bereesjiet, omdat vanuit Joods filosofisch perspectief begin en eind altijd aan elkaar gekoppeld zijn. En dus kwam ik uit bij de eerste mens, Adam. Adam ging de fout in, besefte dat en verborg zich. En toen weerklonk de stem van God die hem vroeg: Adam, waar ben je? (Genesis 3:9) De Thora is geen geschiedenisboek, maar primair een leerboek dat ons aangeeft hoe we ons dienen te gedragen. Adam is de mens, dat bent u, mijn trouwe dagboekenier, en dat ben ik. En dus had ik meteen het begin van het mij aangereikte onderwerp: ‘He jij, waar ben je?’ of in Bijbelse bewoording: ‘Adam, waar ben je’. Omdat ik nog geen zin had om die lezing voor te bereiden zonk ik weg in een soort zelfbeschouwing: ‘Binyomin, waar ben je?’ Acht dagen ben je bezig geweest om anderen te attenderen op duisternis en hoe in die duisternis licht te brengen, maar wat met je eigen duisternis? En dus ben ik op zoek gegaan naar mijn eigen duisternis.

Enige weken geleden werd ik publiekelijk beschaamd. Omdat ik van mijn hart geen moordkuil maak heb ik de belediger gevraagd naar zijn drijfveer. Zijn geïrriteerde antwoord was dat ik me te veel profileerde, te zichtbaar ben. Op zichzelf was dit een goed bericht voor mij want ik herinner mij als de dag van vandaag dat rabbijn Vorst zl. en ik met iets bezig waren, Jad Achat, dat veel tijd en energie vergde, alles van een leien dakje liep en wij ons dus afvroegen of we wel goed bezig waren. Maar Baroeg Hasjeem kwam er toen kritiek en wisten we dat we dat we dus op de juiste weg zaten!

En toch raakte mij de kritiek van de jaloerse belediger en vroeg ik mezelf af: ben ik wel goed bezig? Hoe zit het met de duisternis in mezelf. Was mijn primaire doel van de Chanoeka-Jacobs-Toer, Chanoeka-Toer of Jacobs? Het antwoord zal wel ergens in het midden liggen, denk ik. Maar is dat juist? Een mens, Adam, moet zichzelf wegcijferen, maar dat is vaak lastig, want de neiging om jezelf als het middelpunt van de wereld te beschouwen ligt voortdurend op de loer, er is in ieder mens een voortdurende strijd tussen de goede eigenschappen en de minder goede neigingen, die ook bij ieder aanwezig zijn. Het belangrijkste is dat de mens ervan doordrongen is dat die strijd speelt en dat we ons voortdurend de vraag moeten stellen: ’He jij, waar ben je?’.

Gelijk het niet is toegestaan om kwaad te spreken over anderen, zo ook hoort een mens niet over zichzelf te roddelen. En dus zwijg ik hier over de uitslag van mijn zelfonderzoek, het duister in mezelf. Maar een lichtpunt wil ik wel delen. Omdat ik veertig jaar in het Sinai Centrum heb mogen werken ben ik erg goed in staat om te scheiden. Als ik iemand ontmoet die ik uitsluitend ken vanuit de psychiatrische entourage, zal ik nooit tonen dat ik weert wie hij of zij is. De reden van opname en zijn/haar moeizame situatie, zijn buiten de Sinai niet in mijn hoofd. Nooit zal ik die kennis gebruiken, ook als dat mij van pas zou kunnen komen. Het scheiden van belangen is essentieel. Als mij een Halachische of een hulpvraag bereikt, dien ik naar eer en geweten een antwoord of advies te geven. Het is onacceptabel als bij die hulpverlening of de Halachische uitspraak een belangenverstrengeling optreedt en er dus politiek wordt bedreven. Een gioer-kandidaat wilde mij verrassen met een prachtige bos bloemen, heel lief bedoeld. Ik heb de kandidaat uiteraard netjes en beleefd ontvangen, maar de bloemen niet aanvaard, ook niet met een ‘het was voor uw vrouw bestemd, niet voor u’. Ik hoop mijn allergie voor omkoping tot in lengte van jaren te mogen behouden, mijn belediger te hebben wakker geschud met mijn opmerking over belangenverstrengeling en ga nu toch nog even naar bed.

Jacobs’ Chanoeka-toer, dag 8: Bourtange en Zutphen in 2014

 
‘Gevloerd……na een Chanoeka-week van 1.967 km (zegge: een duizend negen honderd zeven en zestig kilometers) ! Vandaag Bourtange. Meer belangstelling dan ooit. Ongeveer 180 mensen! Velen konden tijdens de middagdienst, voorafgaande aan de grote menora op de markt, de sjoel niet in. Hoe kom ik in Bourtange, vraagt u zich wellicht af. Toen 25 jaar geleden mij gevraagd was om de gerestaureerde sjoel in de Vesting van Bourtange in te wijden, stelde ik als voorwaarde dat er minstens een keer per jaar een echte sjoeldienst zou moeten plaatsvinden. En dus hebben we dit jaar voor de 25ste keer Chanoeka gevierd in Bourtange. Toen de vicevoorzitter van de Stichting synagoge Bourtange mij introduceerde vermeldde hij onder andere dat van de 25 keer ik ‘slechts’ 23 keer ben gekomen. U kunt zich voorstellen dat ik me nu dus redelijk schuldig voel. Twee keer gemist!
 
Alle Joden uit de verre omgeving en ook uit Duitsland, vijfhonderd meter verderop, waren aanwezig. Het was schitterend. De burgemeester kwam en komt altijd, en spreekt warme en oprechte woorden. Ze had het dit keer niet zo moeilijk om iets te zeggen, want ze had, zo gaf ze me aan, gisteravond op Radio 1 het interview met mij gehoord bij het Omroep Max-programma ‘Twee Dingen’. Zonder mijn trouwe chauffeur en maatje, Louk de Liever, was het veel en veel te vermoeiend geweest voor mij. Het lijken soms eindeloze ritten, uren asfalt en ook de telefoon die doorgeschakeld staat. Ondertussen kijken naar oplossingen voor allerlei vetes en dilemma’s. Paniek in Zeeland: Op de begraafplaats van de Joodse gemeente te Vlissingen heeft grafschennis plaatsgevonden. Wat gaan we doen? Wel of niet een persbericht? Verzwijgen? Is het antisemitisme of gewoon baldadigheid? Terwijl de kilometerteller gestaag doortelt, besluiten wij, de vijf bestuursleden van de Joodse gemeente Zeeland en ik, vanuit de auto, om een persbericht de deur uit te doen gaan waarin we melding doen van ernstige grafschennis. Maar tegelijk zullen we aangeven dat vooralsnog er geen enkel teken is dat er sprake is van antisemitisme. Antisemitisme moet aan de kaak gesteld worden. De tijd van de kop in het zand steken is mijns inziens voorbij, maar zorgvuldigheid is geboden. We mogen het niet erger maken dan het is. De geloofwaardigheid mag geen deuk oplopen.
 
Overigens waren er in de zaal waar we na afloop van het aansteken van de menora de traditionele kosjere broodjes aten, niet voldoende zitplaatsen. Geweldig! In Zutphen werden we verwacht om half acht ‘s avonds. Voor de sjoel in de steeg wordt daar de menora aangestoken. Om 19:28 uur waren we erg. We hadden de tijd prima onder controle. Een flinke opkomst en ook de secretaris van het NIK, federatie van Joodse gemeenten, was aanwezig zoals afgesproken. Weer hetzelfde recept, en nu dus voor het laatst gedurende mijn Chanoeka toer 2014/5775: de voorzitter van de Joodse gemeente de Stedendriehoek heet welkom, de burgemeester spreekt, mijn speech en dan het aansteken van de menora door de burgemeester en mijn persoontje. Ruben Vis, de secretaris van hert NIK zong het haneerot hallaloe, een kort gebed, en vervolgens weerklonk uit de monden van alle aanwezigen luide het ma’oz tsoer in de straten van Zutphen. Iedereen werd uitgenodigd om in sjoel een kop soep en een latke, een soort aardappelkoek in olie gebakken, te nuttigen. Ik mocht nog een paar kranten en lokale omroepen te woord staan, wat persoonlijke gesprekken hebben en kon daarna terug naar huis.
 
Thuis stond de menora al klaar. Mijn vrouw Blouma en ik gaan nu samen onze eigen huiselijke menora aansteken. We blikken terug op een volle week. Het ma’oz tsoer galmt nog na in mijn hoofd. Zoveel contacten, indrukken, een scala aan toespraken, twaalf radio-interviews, iets mogen regelen voor een heel eenzame mevrouw, geen normale maaltijd genuttigd, veel te veel olie en natuurlijk liters benzine…….maar beiden zijn we innig dankbaar om ons zo te mogen inzetten voor Joods Nederland. Overal licht brengen en op zo vele plaatsen vlammetjes te mogen ontsteken. En voor 5776/2016: bijna alle avonden zijn al geboekt. Chanoeka heeft immers maar acht avonden. Helaas?’
 
Rabbijn Binyomin Jacobs is opperrabbijn. Tijdens zijn Chanoeka-toer steekt hij op plaatsen in heel het land kaarsen aan. Na hetzelfde vorig jaar met succes te hebben gedaan, maakt Jacobs ook dit jaar een dagboekverslag voor Jonet van zijn belevenissen.

Dagboek van de Opperrabbijn 1 januari 2025

Het leek me wel zo netjes om er met Nieuwjaar even tussenuit te gaan. Ik bedoel niet met vakantie (of nog erger), maar even te stoppen met mijn dagboek-geschrijf, hoewel ik dat eigenlijk ook niet bedoel! Neen, wat ik wilde aangeven is dat omdat ik zo’n beetje non-stop aan het schrijven ben, moeten al die vrijwilligers ook aan de slag om mijn dagboek op de diverse social media te krijgen met alles wat daarbij komt kijken. En vrijwilligers mogen ook af en toe rust hebben. Dus voor jullie, mijn vrijwilligers die mijn dagboek vooraf telkens weer corrigeren op taalfouten, vergissingen en doublures, etc.: allemaal alsnog een goed en gezond jaar gewenst, een jaar van sjalom. Ik heb dus de Chanoeka-dagen vrij van dagboekenen (nieuw woord) genomen.

Waar heb ik de lichtjes (hopelijk) niet alleen fysiek ontstoken maar ook spiritueel?

Het eerste lichtje was heel bijzonder, afwijkend van de gewone Jacobs-Chanoeka-Toer.  Een voormalig bestuurder en vriend was wegens ziekte dit jaar niet in staat om naar de publieke Menora te gaan. En dus gingen Blouma en ik met nog twee vrienden van de zieke naar zijn huis. Als Mozes niet bij de berg komt, dan komt de berg bij Mozes. Ik weet niet of de uitdrukking bestaat, zo niet, dan vanaf heden wel. Dat eerste lichtje was bijzonder, warm, oprecht en hoewel niet publiekelijk, voelden we allen de geweldige uitstraling. Mochten we volgend jaar nog niet met de komst van de Mosjieach in Jeruzalem zijn, dan gaan we onze vriend niet nogmaals in zijn huis bezoeken, maar gewoon bij de publieke Menora. Vanaf dit dagboek voor hem en voor allen die een refoe’a sjeleema, een spoedig herstel, nodig hebben, of een bevrijding uit gevangenschap of een verlossing van misère: een goed en gezond jaar, vol licht, vreugde en sjalom!

Maar na die eerste dag verliep alles volgens het jaarlijkse Chanoeka-plan. Waar we waren? Dag twee in Bourtange, voor het eerst niet onder leiding van de heer Fokkens die vanaf dag één de grote leider was. Heer Fokkens: vanaf deze plaats dank voor al uw inzet. U was en blijft, zeker voor mij, de Ambassadeur van Joodse Nederland in de Noordelijke Provincies. Dank ook dat u voor perfecte opvolging hebt gezorgd en dus Bourtange weer een groot succes was, qua kwaliteit en qua kwantiteit. Bijna 150 aanwezigen. Dag drie, vrijdagavond, ging mis. Normaliter plaats ik een grote advertentie in het NIW met de locaties, data en tijden waar de menora publiekelijk wordt aangestoken. Omdat sommigen juist niet willen komen dit jaar als er te veel ruchtbaarheid aan is gegeven, heb ik van die advertentie afgezien. Niet omdat ik de angst terecht vind, absoluut niet, maar omdat ieder het recht heeft om bang te zijn. Geen landelijke advertentie dus. En desondanks zeer grote lokale opkomsten. Uitgaande sjabbat was ik in Kampen bij mijn vriend de burgervader Sander de Rouwe. Gigantische opkomst. Helaas, er moet altijd iets fout gaan, had het bestuur van Zwolle, waar Kampen onder ressorteert, geen uitnodiging ontvangen. Foutje! Volgend jaar beter.

Als vrijwillige chauffeur had ik drs. Leopold Smole meegenomen omdat hij in Kampen als rabbinaal-archeoloog momenteel actief is in verband met de voormalige en dus verplaatste oude Joodse begraafplaats waar mogelijk nog stoffelijke resten zouden kunnen zijn achtergebleven. De meeste chauffeurs gaan mee omdat ze het interessant vinden de lezing of plechtigheid te beleven en omdat ze van alles en nog wat te zien krijgen dat ze anders nooit zouden hebben zien en/of horen. De boodschap van mijn toespraak, had ik Leo op de heenweg uitgelegd, is het verlichten van de duisternis. Die boodschap werd door hem iets te letterlijk opgevat. Ik leg het uit: omdat we niet wisten waar te parkeren heb ik mijn vriend de Kamper- burgemeester gebeld omdat bij de plaats-der-ontsteking geen parkeergelegenheid was. En dus moesten we naar het Gemeentehuis rijden, parkeerden op een van de parkeerplaatsen bestemd voor het college van B&W naast de auto van de burgervader en liepen toen met burgermeester en zijn echtgenote naar de ontstekingsplaats. Om een lang dagboek kort te houden. Toen we enige uren later bij onze auto arriveerden bleek onze Leo de verlichtingsboodschap te letterlijk opgevat te hebben, want de autolampen brandden nog steeds omdat hij de motor niet had uitgeschakeld. Licht in duisternis! Misschien moet dit Kamper-Chanoeka-Wonder jaarlijks herdacht worden, want het was onbegrijpelijk dat de accu het had overleefd.

Na zondag samen met de Brabander rabbijn Simcha Steinberg in Eindhoven voor het Stadhuis in aanwezigheid van burgemeester Jeroen Dijsselbloem de menora te hebben aangestoken en gisteren Lelystad en Zutphen te hebben gedaan, ga ik nu mijn Nieuwjaarsdag-dagboek stoppen want ik moet dadelijk naar Apeldoorn om vervolgens de Chanoeka-Toer-5785/2024/2025 in Amersfoort af te sluiten.

Moge het voor ons liggende jaar de echte en blijvende sjalom brengen voor “alle bewoners van Uw aarde, wie ze ook zijn en waar ze zich ook bevinden”.

 

 

Chanoeka 5785

Het klopt dat de Hellenistische heerschappij het niet toeliet dat de Joden op hun eigen Joodse manier wilden leven. Het is juist dat het kleine groepje Maccabeeërs de strijd aanbond met de Griekse overheersing en keihard weigerde om mee te doen met de Hellenistische manier van doen en laten, die alles liet draaien om het welzijn van het lichamelijke. En het is ook waar dat op Chanoeka, het Inwijdingsfeest, de Joden hun vrijheid van G’dsdienst heroverden.

Maar het is pertinent onjuist om de vrijheid van G’dsdienst, die de Maccabeeërs wisten te verwerven, te verbreden tot een alomvattende en mondiale vrijheid van denken. Vrijheid kent zijn beperkingen en zijn grenzen, zoals ook democratie zijn beperkingen moet hebben. Als democratie misbruikt gaat worden om andersdenkenden te elimineren…als vrijheid betekent dat respect voor de medemens niet meer van kracht is…als er een zienswijze ontstaat die de mens tot G’d wil verheffen en hem het recht geeft te oordelen over leven en dood… dan is dat niet de vrijheid waarvoor de Maccabeeërs streden. De vrijheid van G’dsdienst kent grenzen en juist daarom is het een echte vrijheid. Maar als we naar de Menora kijken zien we niet alleen de geschiedenis van toen met vertaalslagen naar de huidige samenleving. Het is geen fakkel die brandt in de Menora, maar het zijn kleine zuivere en kwetsbare vlammetjes. Vlammetjes die, naast de grote geschiedenis, ook de individuele mens met zijn emoties demonstreren.

Een jongen van 24 jaar, terwijl hij uit het raam van de trein kijkt, roept luidkeels: Pa, kijk, de bomen verliezen van ons, want wij gaan veel sneller! De vader kijkt naar zijn zoon vol zichtbare vreugde en met een innige glimlach. Een jong stelletje, dat in dezelfde coupé van de trein zit, kijkt verbaasd naar de reactie van de vader. Zij begrijpen niet dat de vader de infantiele opmerking met een glimlach afdoet, maar komen tot de trieste conclusie dat de volwassen ogende zoon lijdt aan een ernstige psychische stoornis. Een tijdje later brult de zoon geëmotioneerd: Papa, de wolken in de lucht gaan net zo snel als onze trein!

Het stelletje kan nu zijn mond niet meer houden en zegt tegen de vader: mijnheer, we willen ons niet bemoeien met uw zoon en met zijn gezondheid, maar het zou verstandig zijn om met hem naar een goede dokter te gaan, bij voorkeur naar een psychiater. Oprechte dank voor jullie advies, reageert de vader, maar mijn zoon komt net terug van een verblijf van enige weken in het ziekenhuis en heeft een ingewikkelde behandeling ondergaan. Niet van een psychiater, maar van een neuroloog. In jullie optiek vertoont mijn zoon een afwijkend en gestoord gedrag. Maar jullie moeten weten dat mijn zoon vanaf zijn geboorte blind was. Vandaag is de eerste dag in zijn leven dat hij kan zien! Voor mij is het een onbeschrijfelijk wonder! Het jonge stelletje schoot vol tranen, was volkomen verbouwereerd en tegelijkertijd vol schaamte over hun foutieve en kwetsende opmerking.

Ieder mens heeft in zich een vlammetje. En ieder vlammetje is uniek. Ieder vlammetje heeft ook een eigen geschiedenis. De Menora wordt aangestoken voor het raam, als het buiten donker is. Meestal zijn alleen de vlammetjes zichtbaar, maar de olie en ook het lontje onttrekt zich aan het gezichtsveld. Waarvandaan het mooie warme lichtje komt, is dus eigenlijk onbekend. Maar tegelijkertijd, zo luidt de Joodse wet, als het vlammetje het resultaat is van een brandstof met een onfrisse geur, dan kan hiermee de Menora niet worden verlicht. Met andere woorden: Als de uitstraling van de medemens afkomstig is van een stinkende bron, dan is het ogenschijnlijk positieve licht niet-koosjer. Maar als de bron zuiver is, ook als wij het lontje en de brandstof niet kunnen zien, de geschiedenis is ons onbekend, dan moeten wij ervoor waken om te (ver)oordelen.

Dit leert ons het licht van de Menora, ook en juist anno 5785 -2024!

 

 

Dagboek van de Opperrabbijn 18 december 2024

de chanoeka wordt ontsyoken door opper rabijn jacobs op het marktplein van bourtange

Ik raak een beetje in de war. Chanoeka is in aantocht en ik weet niet precies meer hoe ik me moet gaan gedragen en waar ik met Chanoeka wel en niet mag zijn, of ik dat wel of niet mag aankondigen en uiteraard is het me niet meer duidelijk wat ik wel of niet mag zeggen. Nog niet zolang geleden werd me nog verteld dat ik vooral moet blijven doen wat ik deed. “Jij doet wat je meent te moeten doen, jij zegt wat je meent te moeten zeggen, en aan ons, de Nederlandse Overheid, is het er zorg voor te dragen dat jij dat veilig kunt uitvoeren”. Maar die opstelling is gewijzigd, met de beste bedoelingen  en omwille van mijn veiligheid en welzijn. Het advies luidt nu dat ik beter niet kan publiceren waar ik met Chanoeka de Menora publiekelijk ga aansteken, maar achteraf aan u, mijn trouwe dagboekenier, laat weten waar en voor wie ik de Menora aangestoken heb.

Maar ook word ik benaderd met adviezen wat ik wel mag zeggen en wat vooral niet. Sommige burgemeesters zijn bevreesd dat ik bij het aansteken van de Menora politieke standpunten ga verkondigen die misschien niet door ieder worden gewaardeerd. Duidelijk, ik zal braaf luisteren.

Maar zo duidelijk is het toch eigenlijk ook weer niet. Want stel ik ga verkondigen dat de Maccabeeërs streden voor vrijheid van godsdienst. Dan is dat ten eerste niet helemaal waar, maar, los hiervan, kwets ik dan velen wier geloof tegen vrijheid van godsdienst is, want ieder mens moet zich tot hun geloof bekeren en als dat niet goedschiks kan, dan maar met geweld. Fantaseer ik? Ik denk het niet want als we om ons heen kijken, zien we vele landen waar de bevolking wordt gedwongen tot een manier van leven die met vrijheid van godsdienst of vrijheid van denken niets meer van doen heeft.

Overigens zien we dat ook in ons eigen vrije Nederland. Kinderen die worden opgevoed met haat naar andersdenkenden of medemensen met een andere geaardheid.

Kort samengevat wat men van mij wil: schrijven waar ik was, en niet waar ik zal zijn. Geen politieke uitspraken, waar sommigen zenuwachtig van kunnen worden en vooral woorden van verbinding verkondigen.

Nou ben ik zwaar voor de verbindende woorden, maar als de andersdenkenden weigeren naar mij te luisteren, met mij niet willen spreken, maar wel thuis te horen krijgen hoe slecht wij Joden zijn, de hele wereld regeren, rivieren vergiftigen en bloed van niet-joodse kinderen gebruiken om onze matzes te bakken en dat dus verdelging de enige manier is om van ons en van het land Israël af te komen, dan weet ik niet zo goed wat ik bij de zuivere vlammetjes van de Menora wel of niet mag zeggen.

Ik vroeg mijn zoon die in een van de Joodse wijken van Londen woont of hij last heeft van antisemitisme. Zijn reactie: helemaal niet. Maar, zo vervolgde hij, als kind in Nederland werd ik wel iedere sjabbat op weg naar sjoel uitgescholden.  Mag ik dit bij de Menora nou wel of niet vermelden of is dit te politiek?

Dagboek van de Opperrabbijn 15 december 2024

Vandaag zat ik de hele dag in Brussel voor mijn werkzaamheden voor de RCE, de Rabbinical Center of Europe. Wat ik daar precies doe? Lokale rabbijnen helpen met problemen waar ze zelf niet uitkomen en waarvan ze hopen dat ik er wel raad mee weet (hetgeen ik ook hoop!). Zo’n dag werkt uitputtend. Na afloop, nu dus, ben ik bekaf en dan ook dankbaar dat de rabbinale-archeoloog Leo Smole mijn chauffeur is en ik dit dagboek nu tussen Brussel en Amersfoort kan schrijven, met af en toe een dutje.

Donderdag was een bijzonder hoogtepunt, een pré-Chanoeka bijeenkomst in de Tweede Kamer. Leest u maar het verslag dat mij werd toegezonden, daags na de viering, door een van de aanwezige participanten:

Zingen in de Tweede Kamer

Omdat de eerste dag Chanoeka, het Joodse Inwijdingsfeest, dit jaar op 25 december valt en zowel de Kamer dan met kerstreces is en veel leden van de Joodse gemeenschap op vakantie zullen zijn, wordt er dit jaar geen Chanoeka viering in de Tweede Kamer georganiseerd, maar een pre-Chanoeka-bijeenkomst. Vanuit religieus perspectief heeft dat weinig betekenis, maar vanuit sociaal-maatschappelijk oogpunt meer dan waardevol. Het was een moment van ontmoeting tussen beleidsmakers in Den Haag, leden van de Eerste en Tweede Kamer en een diversiteit aan vertegenwoordigers en prominenten uit de Nederlands Joodse gemeenschap.

De organisator van deze viering was de heer Chris Stoffer, fractievoorzitter van de SGP, die ook de eerste spreker was. Andere sprekers waren mevrouw Dilan Yeşilgöz van de VVD, Yanki Jacobs, de landelijk studentenrabbijn, en Frans Timmermans, fractievoorzitter van de gezamenlijke fractie van PvdA-GroenLinks. Nagenoeg alle politieke partijen waren vertegenwoordigd.

Opperrabbijn Binyomin Jacobs en Chanan Hertzberger (voorzitter van het Centraal Joods Overleg-CJO) overhandigden een geïnscribeerde Menora aan de Kamerleden, zodat ook in het Kamergebouw het licht zijn bijdrage kan leveren aan het bestrijden van politieke duisternis.

Het officiële gedeelte werd afgesloten door voorzanger Sacha van Ravenswade, die het lied Ma’oz Tsoer inzette. De aanwezige gasten en Kamerleden zongen spontaan en  luidkeels mee. De eenheid klonk letterlijk als muziek in de oren en de aansluitende receptie duurde aanzienlijk langer dan verwacht.

Ik hoop dat de zuivere vlammetjes, die alleen geestelijk konden worden ontstoken, licht zullen brengen in tijden die toch wel af en toe (on)redelijk donker lijken.

Sjabbat waren we niet thuis maar in de sjoel van de CIZ, Ziekenhuis Amstelveen. Ieder jaar zijn we daar een van de sjabbatot, meervoud van sjabbat,  voor Chanoeka, al jarenlang. De meesten der sjoel-gangers zijn oorspronkelijk afkomstig uit de Mediene en ken ik nog, of hun ouders, van jaren her en dus voelen we ons extra thuis. Het is daar vriendelijk, warm, open. Ieder mag zichzelf zijn en blijven. De CIZ sjoel voelt als een warm bad, speciaal na een stevige vroege ochtend wandeling van anderhalf uur vanuit de Zuidas naar Amstelveen.

Ondertussen heb ik wel al heel wat weken geschreven over de bak keihard bevroren ijs die over onze  schutting werd gegooid, per ongeluk dus (?), niet wetend dat wij daar toevallig wonen en ook alweer toevallig Joods zijn, toen ze toevallig een groot pak bevroren ijs bij zich hadden.. Ik moet en zal dus die kinderen spreken en idem hun ouders. Niet om ze onvriendelijk te bejegenen, niet om ze verbaal van langs te geven, maar om ze juist met naastenliefde en begrip te benaderen. Maar van dat goede en vredige voornemen is in praktijk nog niet veel terechtgekomen. De lichtjes van de Menora mogen uitsluitend van een olie zijn die rustig en vredig brandt. Olie die walmt is niet geoorloofd. Als ik de snotaapjes, die mij op keihard bevroren ijs hebben getrakteerd, wil bereiken, dan moet dat vanuit liefde, het moet honderd procent zuiver zijn. Zolang ik nog boosheid in mezelf voel, moet ik het gesprek niet willen aangaan. Dus: wat in een goed vat zit…  Het heeft dus nog een paar weekjes nodig, opdat ik zonder iedere vorm van innerlijke irritatie de aapjes ga toespreken en proberen om met hun ouders in contact te komen.

Chauffeur, rabbinaal-archeoloog en vriend Leo maakt me wakker want we zijn er bijna en hij verwacht dat ik zelf de auto uitstap, naar binnen ga, naar bed om vervolgens morgenvroeg weer uitgeslapen aan te treden voor een volgend avontuur, want u kunt zeggen en denken wat u wilt, rabbijn is geen saai baantje.

 

Dagboek van de Opperrabbijn 11 december 2024

Een nieuw probleem: mijn jaarlijkse advertentie “Waar brengen de IPOR-rabbijnen het Chanoeka licht” is een probleem aan het worden. Niet de betaling van de advertentie en ook zeker niet het gebrek aan Chanoeka-licht. Ik heb de indruk dat het publiekelijk aansteken van de Menora niet meer weg te denken is.  In den beginne, inmiddels meer dan bijna twintig jaar geleden, was er wat tegenstand vanuit onze eigen Joodse gemeenschap: is het verstandig om als Joodse Gemeenschap je zo zichtbaar op te stellen? Die twijfel is verdwenen. De publiekelijke Menora is tot het normaal gaan behoren.

Maar er is een nieuw probleem ontstaan. Het Risico.  Mogen we het risico lopen? Is het wellicht beter om achteraf te schrijven waar de Menora werd aangestoken. Ik ben van mening dat we normaal moeten blijven doen en niet gaan zwichten voor chantage. Want opgevoerde angst is chantage. Angst dwingt mij/ons om misschien dit jaar de Menora niet publiekelijk te ontsteken… En als we het wel doen, en dat gaat gebeuren, hoe publiceren we het dan? Vooraf of achteraf? En ja, ik heb een uitgesproken mening, ik ben allergisch voor iedere vorm van chantage. Maar het gaat niet alleen over mij, maar over allen die aanwezig zijn bij de grote Menora. Een dilemma, meer dan tachtig jaar na de bevrijding. Of is de bevrijding een soort gepasseerd station, omdat het al zolang achter ons ligt?! Het is toch van de gekken dat ik moet nadenken of ik een vredige apolitieke Chanoeka bijeenkomst in ons Nederland kan aankondigen en oproepen aan Jood en niet-jood om samen licht te brengen in duisternis…

Maar er zijn ook duidelijke lichtpunten, als we even geen nieuws bekijken en wegkijken van de martelgevangenissen in Syrië. Waarom heeft de wereld deze slachthuizen verzwegen? Kwam dat politiek beter uit? Of hadden de Verenigde Nazies geen ruimte meer voor veroordelende resoluties, omdat die al allemaal aan Israël waren toebedeeld? En waar was/is het Internationaal Gerechtshof? Genocide? En wat met de slachthuizen in Iran, waarvan ik met zekerheid weet dat ook ons Ministerie van Buitenlandse Zaken hiervan zeer goed op de hoogte was en is. En waarom zijn zogenaamde christelijke organisaties bij voortduring zich aan het opwinden over wat er in Israël gebeurt, terwijl miljoenen en miljoenen van hun eigen mensen worden vervolgd? Kennelijk interesseert ze dat niet of hebben ze daarvoor geen tijd omdat ze al hun energie moeten steken in het bestrijden en besmeuren van Israël en de Joodse gemeenschap. Want, laat ik heel duidelijk zijn: antizionisme = antisemitisme. Christenen die voor het christelijke Israël Producten Centrum in de stromende regen hun medechristenen staan te beschuldigen van genocide en kindermoord. Waar is het geluid van de Katholieke en Protestante Kerken om deze belachelijke demonstratie te veroordelen en waar is het compliment aan de medewerkers van het IPC die hun drijfnatte geloofsgenoten van warme koffie (in een Israël bekertje) hadden voorzien.

Lichtpunt: onze achterkleinzoon werd drie jaar en ter gelegenheid daarvan werd voor het eerst zijn haar geknipt, obsjerenisj. En dus in Lelystad een feestje met een geweldige opkomst van lokale Joden die, dankzij rabbijn Shneur en Mussi (onze Stiefelse kleindochter!), door hun inzet als vanuit het niets verschenen bij de obsjerensij en bij de vele andere activiteiten die langzaam en zeker in Lelystad van de grond komen.

Maar, we konden niet erg lang blijven, want in Nijmegen werd op ons gewacht. De opening van het Mikwa, ritueel bad, in de tuin van de Nijmeegse Rebbe en Rabbanit, Mendel en Debora Ester Levine. Een vervanging voor het oude mikwa dat eens, voor de oorlog, aanwezig was. Hulde voor jullie doorzettingsvermogen, complimenten voor de goed georganiseerde opening, dank voor jullie weergaloze inzet voor Joods Gelders Nederland en voor onze vriendschap.

Lichtpunten in een wereld die overspoeld wordt met duisternis. Goed dus dat het weer binnenkort Chanoeka is: licht in duisternis!  Het kleine zuivere vlammetje dat ondanks alle duisternissen de eeuwen heeft weten te trotseren.

 

Dagboek van de Opperrabbijn 8 december 2024

Meer dan genoeg onderwerpen voor mijn huidige dagboek. Allereerst mijn twijfel en telefonische overleg over wel/niet dit jaar een grote advertentie waarin aangekondigd staat waar overal de grote menora wordt ontstoken met Chanoeka. En dan de obsjerenisj vanmiddag in Lelystad en daarna de inwijding van het nieuwe mikwa in Nijmegen. Over Syrië misschien ook nog en dan natuurlijk hoe Syrië de Joodse gemoederen bezighoudt in Nederland. Genoeg onderwerpen dus. Maar toch sla ik die onderwerpen maar even op om de toespraak te delen die ik dadelijk om 9:00 uur ga uitspreken op het Sovjet Ereveld in Leusden, omdat precies tachtig jaar geleden, op 9 december 1944, de bezetter in Middelharnis zeven leden van een Armeens bataljon wegens sabotage heeft gefusilleerd. Zij werden na de oorlog als onbekenden begraven op het Sovjet Ereveld in Leusden.

 

Toespraak Binyomin Jacobs, opperrabbijn.

Russisch Ereveld, 9 december 2024

 

Vele malen heb ik monumenten mogen onthullen ter nagedachtenis aan onschuldigen die uit hun huizen werden weggerukt om nimmer weer te keren. De namen van de slachtoffers worden voorgelezen en standaard wordt er vermeld dat zolang er nog een naam bekend is, het slachtoffer nog een beetje leeft. Zo een plechtigheid maakt op mij altijd een diepe indruk.

Maar nog meer indruk maakt bij mij het ‘na afloop’.  Mensen komen naar voren, zoeken een naam en leggen vol emotie hun hand op een naam. Dat was hun vader, hun moeder, broertje, neefje, nichtje, oom of tante. Het enige wat er van hen nog over is, is hun naam op het monument.

Maar nog veel indrukwekkender is dat op de meeste namen niemand zijn of haar hand legt. Ze werden vermoord met al hun familie, niemand overleefde. Of, zoals hier op dit ereveld, ze waren onbekend, niet geïdentificeerd, achthonderdvijfenzestig graven, allen hadden en hebben ze familie, allen waren ze zonen van ouders en misschien vaders van kinderen of mannen van vrouwen. Zij rusten hier in vrede, hun graven zijn geadopteerd door goede mensen die hun onbekendheid weigeren te accepteren.

Maar wat met hun familie? Zij kregen levenslang! Zeven soldaten herdenken we vandaag, omdat precies 80 jaar geleden ze werden gefusilleerd. Een van hen was een Joodse man uit Wit-Rusland, Girsj Bogdanov. Voor hem zal ik dadelijk het Jizkor-gebed uitspreken met uiteraard ook de zes anderen in gedachte.  Ruben Melkomjan is overgekomen uit Armenië om voor het eerst van zijn leven zijn opa te bezoeken. Ik weet dat ons samenzijn hier geen voorpagina zal halen, maar de ontmoeting van kleinzoon Ruben Melkomjan met zijn opa en mijn Jizkor-gebed voor Girsj Bogdanov doorklieft hemelen.

Oorlog, oorlog, doden en nog eens doden. Vrouwen en kinderen zijn gesneuveld, onschuldige burgers. In de Tweede Wereldoorlog hebben de geallieerden in Duitsland steden vol onschuldige burgers gebombardeerd, om ons te redden, met als bijkomstig product tienduizenden slachtoffers. En wat met Hiroshima? En wat met soldaten? Die laten we niet onder de onschuldige slachtoffers vallen, want zij waren soldaten.

En dus, als we een Russische tank vandaag de dag zien ontploffen, juichen we. En als een Oekraïense tank sneuvelt voelen we het verdriet. Maar die Russische stumpers werden in die tank gedwongen en zijn precies hetzelfde soort slachtoffer, kanonnenvlees, als hun co-slachtoffers in die Oekraïense tank. De een woonde echter aan de ene kant van de grens en de ander aan de andere kant van diezelfde grens.

Een Joodse jongeman geboren in Polen moest in Hitlers leger. Zijn Jood-zijn was niet bekend. Hij werd ingedeeld bij de Duitse marine en moest de Nederlandse kust bewaken. En dan… een telegram uit Berlijn. Onmiddellijk terug, als enige op zijn schip. Waarschijnlijk was uitgevonden dat hij een Jood was en dus verliet hij zijn legeronderdeel, ontdeed zich van zijn militaire kledij en dook onder in Amsterdam. Een half jaar later was de oorlog voorbij. De Canadezen riepen alle Duitse soldaten op om zich over te geven. Ook onze Joodse Duitse matroos gaf zich over en belandde in een krijgsgevangenenkamp. De leiding berustte bij de Canadezen. De gevangenen waren allen gewone Duitse soldaten.

In dit interneringskamp werd door de Duitse krijgsgevangen een Krijgsraad samengesteld. Onze matroos werd ter dood veroordeeld, na de bevrijding, in het Canadese kamp, vanwege desertie  uit het Nazi-leger. De Canadese kampleiding verzorgde het vervoer van de ter dood veroordeelde en voorzag de Duitse krijgsgevangen van wapens om de Joodse soldaat te fusilleren.

 Oorlog is het summum van waanzin, van wreedheid, van doden, van nazaten en families die allen levenslang hebben gekregen, omdat hun dierbaren in het zwarte gat van de onbekendheid verdwenen.

Van de 865 mannen die hier rusten moeten nog 600 geïdentificeerd worden, opdat op z’n mist hun namen niet verloren gaan.

 

Dagboek 1 december 2024

Donderdagavond was de anti-antisemitisme demonstratie achter de Stopera. De NOS, die de Joodse Gemeenschap erg goed gezind is (grapje!), liet fijntjes weten dat er beweerd werd door de organisatoren dat er duizenden kwamen opdagen, maar dat het er slechts enige honderden waren. Een klein rekensommetje leert mij echter dat de bussen die waren ingezet alleen al 800 inzittenden hadden en uiteraard kwamen de meeste deelnemers niet per bus. Politie had aangegeven dat er voor 2500 mensen plaats was op de (stampvolle) plaats van (vredige) demonstratie. Mocht ik het allemaal verkeerd begrepen hebben, dan verneem ik dat graag en bied op voorhand mijn excuus aan, aan onze Nationale Omroep.

Zelf was ik niet bij de Stopera. “Vreemd”, kreeg ik van vele kanten te horen. “U had  daar niet mogen ontbreken.” En toch was ik er niet, maar wij waren in Middelburg, gasten van de Joodse Gemeente Zeeland, die op die donderdagavond het dertig jarig bestaan vierde van hun sjoel die Chanoeka 2004 werd ingewijd. Ja, de demonstratie bij de Stopera was veel en veel groter en qua media-bereik onvergelijkbaar belangrijker. En toch hebben Blouma en ik geen seconde in overweging genomen om Middelburg in te ruilen voor Stopera. Op Chanoeka hebben zich twee wonderen afgespeeld. Het wonder met het kruikje olie. Het kruikje olie dat genoeg olie bevatte om de menora in de heroverde Tempel in Jeruzalem één dag te laten branden, bleek acht dagen te voldoen. Acht dagen die nodig waren om nieuwe koosjere olie te vervaardigen. Maar er was ook het wonder dat een klein legertje Joden de gigantische Griekse legerschare wist te verslaan. Dat Joodse legertje was ongetraind, onervaren, zwak. En toch, en dat is het andere Chanoeka-wonder dat we jaarlijks gedenken, wisten de zwakkelingen de professionals te verslaan. Twee wonderen dus.

Het wonder van het kleine legertje vergelijk ik met de protestbijeenkomst bij de Stopera en dertig-jaar synagoge met het wonder van het kruikje olie. En als er in de Talmoed gevraagd wordt: wat is Chanoeka? Dan luidt het antwoord: het wonder van het kruikje olie! En dus waren wij in Middelburg, niet omdat we dat nou eenmaal eerder hadden toegezegd en niet omdat we ook tot na sjabbat zouden blijven en met de kleine Joodse gemeente de sjabbat zouden vieren, maar omdat het wonder van het kruikje olie minstens net zo belangrijk was als de overwinning van dat kleine niet-professionele legertje.

We hebben nog een wondertje mogen beleven. In de Times of Israel werd ik geciteerd. Onder andere werd er vermeld dat ik het betreur dat ik geen enkele reactie van medeleven heb ontvangen vanwege 7 oktober vorig jaar vanuit  de Islamitische Gemeenschap, terwijl ik zeker weet dat echt niet alle in Nederland woonachtige Imans en moskee-bestuurders de 7 oktober pogrom (want dat was dus weldegelijk een georganiseerde pogrom met instemming van het lokale Hamas gezag) hebben goedgekeurd en instemden met de Jodenjacht na de voetbalwedstrijd Ajax-Maccabi.

En nu dus het wondertje: een Iman, namens de moskee waartoe hij behoort,  heeft mij een e-mail gestuurd om medeleven te betuigen en zijn afkeer uit te spreken over de Jodenjacht, benadrukkend hoe goed de verhoudingen waren in Marokko met de Joodse Gemeenschap aldaar.

Terug naar Middelburg: Bij de officiële viering waren twee Zeeuwse burgervaders aanwezig, één burgermoeder en twee gedeputeerden. De sjoel was vol. De bijeenkomst was geweldig en het Hoffy-buffet na afloop verdiende minstens een tien. En daarna, de volgende namiddag: de sjabbaton. Mincha om 16:15 uur en daarna de sjabbat-maaltijd, zingen, lernen, mijn toespraken, verhalen en grappen. Wat een sfeer en vooral: wat een eenheid. Een piepkleine kehilla, één grote familie, iedereen levert zijn/haar bijdrage.

Maar de Joodse Gemeente Zeeland denkt niet alleen aan zichzelf, maar straalt uit vanuit de synagoge ook naar buiten. En dus wordt deze Joodse Gemeente door de Zeeuwse burgerij op handen gedragen. Een heel klein lichtje, een klein vlammetje, maar o zo zuiver. We mochten zo’n beetje non-stop ons geven voor de Joodse Gemeenschap. Om te voorkomen dat tijd verspild zou worden aan van-en-naar sjoel lopen, waren we ingekwartierd in een B&B twee deuren van sjoel verwijderd. Want hoe geweldig de Joodse Gemeente Zeeland ook is, er werd wel 24/7 keer drie inzet van ons verwacht,

Het is nu zondagochtend. Blouma wordt dadelijk opgehaald om babysit te zijn op de Zuidas bij onze kleinkinderen die overigens geen baby’s meer zijn. En ik rijd zo dadelijk naar Arnhem, de lewaja van de hoogbejaarde  mevrouw Senator, weduwe van Fred Senator die in Arnhem, Apeldoorn, Zutphen en nog een paar ander locaties de grote menora jaarlijks opzette om licht te verspreiden. Licht in duisternis.

RSS
Follow by Email