Dag- en nachtboek van de Opperrabbijn 27-28 november 2024.

We hebben een woelige week achter ons. Never a dull moment. Maar of al het woelige ook zo positief was, durf ik niet te beweren. De bekladding van de voorgevel, in haar volle breedte, van het Israël Producten Centrum in Nijkerk was niet plezierig. Notabene christenen, of wat daarvoor doorgaat, beschuldigen (mede-) Christenen (voor Israël) van genocide en kindermoord. De bekladding was groot, de protesterende massa klein. Het regende en was ook nog ijzig koud. Aardig en ook nogal komisch was het aanbod van Christenen voor Israël om de bibberende protestanten (dubbele betekenis!) van koffie te voorzien. De koffie werd namelijk geserveerd in een Israël-beker met daarop de afbeelding van de Israëlische vlag. Moet kunnen, dacht ik bij mezelf, want de hete koffie komt niet uit de Bezette Gebieden. Dat de koffie werd geserveerd door kindermoordenaars van wie een normaal mens natuurlijk niet wil profiteren, werd vergeten. Het leek even een broederlijke saamhorigheid tussen schreeuwende bekladders en genocidale kindermoordenaars. Welkom in Nijkerk, bij de koffie!

Overigens deden de Urker-boys hun beklag dat zij niet meteen waren opgetrommeld om het anti-Israël groepje de laan uit te helpen, letterlijk en niet figuurlijk, wel te verstaan.  De rode-verf-juffrouw is inmiddels een ervaringsdeskundige, omdat ze IPC al eerder had beklad, ook op de Dam haar aanwezigheid met wat rode verf kenbaar had gemaakt en zich ook nu weer bevond bij het groepje oproerkraaiers.

Het Joodse leven draait momenteel mijns inziens veel te veel om angst en bezorgdheid. Eergisteren weer twee aanvragen voor een Rabbinale Verklaring om daarmee, zo nodig, naar Israël te kunnen vluchten. En gisteren was ik in Muiderberg om het graf van mijn vader en moeder te bezoeken. Het was namelijk de Jaartijd van mijn vader. Op de Jaartijd, de sterfdag, wordt er door de kinderen een Jaartijdlicht aangestoken. Dat mag een kaars zijn die meer dan 24 uur brandt, maar een elektrisch lampje, vaak met daarin in het Hebreeuws de woorden Lezikaron, ter nagedachtenis, is ook goed. Licht, daar draait het om!

Dadelijk, het is inmiddels donderdagochtend in de zeer vroege uurtjes, gaan we naar Zeeland. De sjoel van Middelburg bestaat dertig jaar. Terwijl vanavond om 19:30 uur de landelijke pro-Israël demonstratie zal plaatsvinden die duizenden en duizenden Nederlanders zal samenbrengen en ik notabene gevraagd was door onze christelijke vrienden om een van de tien sprekers te zijn, ben ik gezegend met een geweldig waterdicht excuus om daar niet te zijn. Die pro-Israël demonstratie heeft alles te maken met het opkomend antisemitisme en is eigenlijk niet echt een pro-Israël demonstratie, maar veel meer een anti-antisemitisme bijeenkomst.

Na dit nachtboek, het is halfvier in de vroege uurtjes van vandaag, moet ik voor mezelf nog op een rijtje zetten wat ik dadelijk in de volle sjoel van Middelburg ga zeggen. Ga ik spreken over duisternis of juist over licht?

De sjoel van Middelburg werd letterlijk gebouwd op de ruïne van het vooroorlogse Gebedshuis. Het waren niet de Duitsers die de synagoge hadden vernietigd, maar in november 1944 bij de bevrijding van Walcheren werd de sjoel van Middelburg, de eerste synagoge die buiten Amsterdam was gebouwd (1705), getroffen door een Britse granaat. Slechts een deel van de muren overleefde, de rest was veranderd in ruïne. En op die ruïne herrees de huidige sjoel. Bij de inwijding dertig jaar geleden, riep ik op om toch vooral te zorgen dat de synagoge niet zou verworden tot een monument, maar een plaats waar de kleine Joodse gemeenschap bijeen zou mogen komen om het Jodendom te vieren en om vooral ook licht te mogen uitstralen naar de brede samenleving. De inwijding vond plaats op Chanoeka. Op Chanoeka staan twee wonderen centraal. Het wonder van de oorlogsstrijd. Een klein Joods legertje wist de gigantisch grote Griekse legerschare te overwinnen. En het tweede wonder is het wonder van het kruikje olie dat slechts genoeg olie bevatte om de Menora in de Tempel één dag te laten branden, maar uiteindelijk acht dagen bleek te voldoen. De anti-antisemitisme demonstratie bij de Stopera in Amsterdam zou ik willen vergelijken met het wonder van de kleine gedreven legerschare die de professionele Griekse overmacht wist te verslaan. En de kleinere bijeenkomst in de sjoel van Middelburg, zie ik als het kleine vlammetje van de Menora dat kon branden dankzij het wonder van het kruikje olie. Ik mag dadelijk bij het wonder van het kruikje olie in Middelburg aanwezig zijn en aanschouwen hoe een klein vlammetje, de Joodse Gemeente Zeeland, in staat is om omringende duisternis te verdrijven, niet door te strijden maar door licht te verspreiden.

Stop, zeg ik tegen mezelf, Binyomin, je hebt nu genoeg stof om dadelijk je toespraak te gaan maken. Schrijf je dagboek!

Gisterochtend gaf ik om kwart over tien een online-babbeltje voor zo’n negentig lijfelijk aanwezige leden van de Joodse Gemeenschap in Australië. Hoeveel meekeken per zoom of andere technische middelen weet ik niet, maar het waren er zeker enige duizenden. Onderwerp? Antisemitisme! Gisteravond werd ik vereerd met een bezoek van Rabbi Abraham Cooper. Hij behoort tot een van de meest invloedrijke rabbijnen in de USA. Hij staat op de zevende plaats en wilde zijn collega-rabbijn Jacobs (dat ben ik) ontmoeten, vandaar zijn bezoek aan huize Jacobs. Die zevende plaats doet me natuurlijk denken aan de zeven armen van de Menora die in de Tempel in Jeruzalem stond. Licht in duisternis. Hij kwam speciaal voor de demonstratie naar Nederland vanuit zijn positie als “associate dean and director, global social action” van het Simon Wiesenthal Center. Voor mij een enorme eer om hem en zijn secretaris gisteravond voor een vijf-sterren-maaltijd (dank aan mijn Blouma!) bij ons thuis te mogen ontvangen. Roger van Oordt van Christenen voor Israël schoof ook nog even aan. We spraken over licht en duisternis. Over de vele vijanden die onze aardbol menen te moeten begiftigen. Maar ook uitgebreid over de lichtpunten die we niet mogen vergeten en waarvoor we oog moeten hebben, anders wordt het allemaal zo triest en donker. En dat moeten we niet willen!

Dagboek van de Opperrabbijn, 24 november 2024

De ontvangst op de ambassade van Hongarije, donderdagmiddag voor de kennismaking met de nieuwe ambassadeur was meer dan hartelijk. Dat ‘meer dan’ heb ik toegevoegd omdat ze zelfs voor koosjer gebak en drank hadden gezorgd. Uiteraard is het antisemitisme ter sprake gekomen en de opstelling van Hongarije ten opzichte van de uitspraak van het ICC over Netanyahu. De nieuwe ambassadeur heet Daniel Horogszegi Szilagyi-Landeck, maar gemakshalve noem ik hem maar gewoon Daniel omdat het mij niet helemaal duidelijk is waar zijn voornaam eindigt en zijn achternaam begint. Over de vraag hoe het huidige antisemitisme te bestrijden hoefden we niet te spreken, want antisemitisme wordt in Hongarije niet getolereerd. Collega’s rabbijnen in Budapest hebben mij dat ook bevestigd. De synagogen hebben daar geen beveiliging nodig op het niveau-NL. Overigens ben ik de laatste maanden diverse keren in Budapest geweest en niet één keer nagescholden, hetgeen in mijn eigen Nederland bijna ondenkbaar is.

Sjabbath jl. heb ik een primeur mogen beleven. Vanuit de moskee niet ver van mijn huis op weg naar sjoel werd ik uitgescholden. Uiteraard doorgegeven aan de politie, maar ik vrees dat ze er niets mee kunnen, omdat ik bij voorbaat weet dat ze zullen reageren in de ontkenning. De Moskee behoort tot de voornamelijk Turkse moslims en streeft naar integratie en de dialoog met andersdenkenden, zo vind ik op internet. Vreemd, denk ik dan, dat ze me nog nooit hebben benaderd en/of een bloemetje gestuurd als teken van medeleven met 7 oktober, want ik weet zeker dat mijn adres bekend is.

Het plan van de Overheid om duidelijk het antisemitisme te bestrijden, juich ik van ganser harte toe. Diverse media uit Nederland, maar ook uit Frankrijk, Israël, Duitsland, VS, Nieuw-Zeeland en Hongarije hebben mijn mening gevraagd over het anti- antisemitisme plan en duidelijk liet ik weten dat ik dankbaar ben dat de Overheid zo’n bemoedigende boodschap afgeeft. Nederland accepteert onvoorwaardelijk geen antisemitisme, zonder welke ‘maar’ dan ook. Ik ben ervan overtuigd dat die boodschap top-down de Joodse Gemeenschap in ons land tot steun is, en dat is van essentieel belang.

Maar (toch een maar, maar dan van mijn kant): hoe alle onderwijsplannen, onderdeel van de bestrijding, praktisch uitvoerbaar zullen zijn, is mij vooralsnog niet duidelijk. Het maken van lesmateriaal voor scholen vergt deskundigheid en die kan zeker worden ingehuurd en dat zal ook gebeuren! Lastiger is echter het vinden van de juiste docenten die gemotiveerd de boodschap kunnen en willen overbrengen, zelfs als de leraar niets hoeft te zeggen en uitsluitend een video moet afspelen. Want je kunt het beste programma hebben, als de presentatie tekortschiet, is het waardeloos. Vergelijkbaar met een peperdure diamant die geplaatst is in een goedkoop ringetje.

En helaas, dat goedkope ring bestaat al!

 

Tien jaar lang, van 1976-1986, heb ik pastoraal werk verricht in het toen nog bestaande ressort Overijssel. Eens in de zes weken bezocht ik Zwolle, Almelo, Hengelo, Deventer en twee keer in de zes weken Enschede. Ik herinner mij een bezoek aan een toen reeds op-leeftijd-zijnde echtpaar. Ze waren weliswaar lid was van de Joodse Gemeente, maar toonden totaal geen betrokkenheid. Als de Joodse Gemeente gebeld zou hebben met de vraag of ze een bezoek van de rabbijn zouden waarderen, zou er zeker een neen komen. En dus liet ik nooit, bij dit soort leden, bellen met de vraag of ze een bezoekje op prijs zouden stellen. maar belde ik zelf en gaf aan dat ik toevallig op die en die dag bij hen in de buurt zou zijn en of ik dan mocht langskomen om een kop koffie te drinken. Ik herinner me niet ooit een neen te hebben ontvangen. Enfin, ik dus naar dit oudere echtpaar getogen, druk op de bel, hoor een enorm geblaf, de deur wordt door de vrouw des huizes (en de hond) geopend en terwijl zij mij buitengewoon vriendelijk welkom heet en aangeeft dat haar blaffende hond niet bijt, voel ik zijn tanden in mijn been. Om de sfeer niet te verstoren heb ik dat niet-bijten braaf geaccepteerd om na het fijne bezoek de schade op te nemen: een scheur in mijn linker broekspijp en in mijn been de gevolgen van het hondse gebit.

Waar gaat Jacobs heen, hoor ik u denken, is hij zijn dagboek-draad kwijt? Neen! Bij mij leeft het stellige positieve gevoel en de nadrukkelijke overtuiging dat onze Overheid absoluut niet beticht kan en mag worden van antisemitisme, maar het accepteren van het ICC-Netanyahu-arrestatiebevel, want zo komt het over, doet mij toch pijn, ook als het in de praktijk niet en nooit tot een arrestatie zal komen. Het voelt als die hondenbeet van veertig jaar geleden. Een gevoel dat ik niet had bij de Hongaarse ambassadeur Daniel, die had duidelijk geen hond.

Via een choepa in Maastricht, een geweldige bijeenkomst in het Joods Museum ter gelegenheid van zevenendertig jaar advocaat-schap van mijn zeer gewaardeerde vriend Prof. Mr. Knoops en een bezoek aan het tankstation, waren we om half één thuis, voldaan en bekaf.

Dagboek van de Opperrabbijn, 20 november 2024

Om vijf uur ’s ochtends stond Taxi Boute voor mijn deur om ons naar Schiphol te brengen. Los van de zeer aantrekkelijke prijs voor zo’n Schiphol-rit, wil ik door deze reclamespot duidelijk maken dat ik sinds het gedonder in Amsterdam niet zomaar een onbekende taxi durf te nemen. Jammer, want van het openbaar vervoer maak ik al jarenlang geen gebruik meer, op aanraden van, wel te verstaan. Nu worden de mij niet bekende taxibedrijven en Uber helaas toegevoegd aan mijn niet-reis-lijstje. Dus als u zich afvroeg waarom ik naar Schiphol moest met Taxi Boute, dan weet u dat nu. Vliegen doe ik trouwens bijna uitsluitend met KLM, niet uit veiligheidsoverwegingen, maar omdat ik airmiles spaar…

Maandag de hele dag met meer dan 130 bestuurders van Europese Joodse organisaties en niet-Joodse europolitici. Onderwerp: hoe kunnen we een eind maken aan het Europese antisemitisme. De hele maandag discussies, panels, lezingen en dag twee: Auschwitz-Birkenau. Aan het eind van de conferentie was het probleem nog niet opgelost, maar de boodschap was wel overgekomen: Joden en niet-joden zullen eendrachtig onze schouders eronder moeten zetten, want het gaat van kwaad tot erger. Onze Aartsvaders Awraham en zoon Jitschak liepen beiden een onbekende, onbegrijpelijke en dreigende toekomst tegemoet. Desondanks waren ze eensgezind en als gevolg van die eendracht kon het Joodse Volk voortbestaan. Op de EJA-conferentie werden vriendschappen gesloten en initiatieven ontplooid. Het was een goede en intense conferentie met tijdens het galadiner een  onderscheiding  die werd toebedeeld aan David Beesemer voor zijn inzet voor Maccabi Europa en voor zijn optreden donderdag jl. bij de pogrom, die David en ik beiden geen pogrom  willen noemen.  Tijdens de terugvlucht heb ik een aantal uiltjes geknapt, want ook de dinsdag begon in de zeer vroege ochtend, half zes.

Goed nieuws was dat de burgemeester van Apeldoorn aangifte heeft gedaan tegen de “Judenrein sticker-plakkers”. Hij geeft hiermee een duidelijk signaal af en toont waar hij staat.

Woensdagochtend had ik een scala aan telefoontjes. Journalisten die nog bezig zijn met ‘de pogrom’, die ik geen pogrom wil noemen, verzoek om aan een educatief programma over de jaren ’40-’45 mee te werken en natuurlijk moest ik mijn Urk-middag/avond voorbereiden. Inmiddels was het al 12:30 uur en heb ik er nog een snel-wandelingetje tussen gepropt en verzocht om het vannacht ontvangen e-mail-verslag van mijn Boedapest interventie aan te passen. Want wat aan het papier, zelfs als dat slechts digitaal is, wordt toevertrouwd, kan jaren later uit de kast (of computer) worden gehaald en goed of verkeerd geïnterpreteerd worden.

Omdat ik om uiterlijk 15:30 uur op Urk (en niet in Urk) verwacht word, zaten we, Blouma ging mee) om 14:15 uur in de auto.

Urk was één groot warm bad plus ook nog een extra warme douche. Christenen voor Israël had een avond georganiseerd om geld in te zamelen voor Jad Ezra. Meer dan 250 vrienden van Israël waren aanwezig en samen hebben ze €81.000 bijeengebracht voor de restauratie van de keuken die dagelijks 2000 maaltijden vervaardigt en onder de behoeftigen verdeelt. (Dit was het warme bad).

Maar er was nog iets toegevoegd aan onze Urker-trip, de hete douche!. Om 15:30 uur heb ik een groep van Urkers ontvangen in De Koningshof van Willem de Boer. Gewone Urker-burgers om ze te bedanken voor hun niet aflatende steun en inzet voor Israël de Nederlandse Joden. Mocht u hierover meer willen weten: gewoon even in de Telegraaf kijken!

En om vier uur was ik op het Gemeentehuis om de nieuwe burgemeester, die nog maar een maand in functie is, te ontmoeten. Het gesprek was goed en open. We weten elkaar daar waar nodig (en ook niet-nodig) te vinden, dag en nacht. Dat dag en nacht klinkt u wellicht wat vreemd en overdreven in de oren, maar inmiddels hebben we voor en na de ontmoeting op het Gemeentehuis al twee keer diep in de late uurtjes met elkaar gesproken. Ik duik m’n bed in. Morgen overdag twee ontmoetingen in Den Haag en in de avond een bar mitswa. U ziet het: ik hoef me niet te vervelen.

Dagboek van de Opperrabbijn 17 november 2024

Met grote afschuw en verdriet heb ik kennisgenomen van de recente gebeurtenissen in Amsterdam, waar Joodse medeburgers werden geconfronteerd met bedreigingen, beledigingen en zelfs achtervolgingen. Deze uitingen van haat en antisemitisme zijn onacceptabel!”

“…toch wil ik graag dat jullie weten dat jullie er niet alleen voor staan. Ook onder jongeren leeft een gevoel van verbondenheid met de Joodse gemeenschap en een afkeer van haat. Misschien spreekt niet iedereen zich hardop op tegen antisemitisme, maar ik wil dit wel blijven doen. Ik zal het Joodse volk blijven steunen en Israël, jullie staan er niet alleen voor.”

“We voelen ons beschaamd en zeer verdrietig dat het kwaad en antisemitisme zo zijn lelijke kop opsteekt. Weet dat wij meerdere malen per dag bidden voor bescherming voor onze Joodse broeders en zusters hier en overal in de wereld en in Israël, voor de vrede van Jeruzalem en dat de Mosjiach snel komt.” 

“Gisteren hebben wij en anderen met ons de vlag halfstok gehangen op de dag van rouw en berouw n.a.v. de akelige gebeurtenissen vorige week donderdag en daarna.”

Als ik wil hoef ik de komende weken zelf geen dagboeken meer te schrijven want ik deel gewoon met u citaten van hartverwarmende e-mails en whatsapps die ik dagelijks ontvang. En de bossen bloemen, kaarten, sinaasappels en vrijwilligers die zich aanbieden zijn ook zeker het vermelden waard. Neem nou vandaag: eerst was ik in Aalten en daarna in Zwolle en zojuist een vergadering in de omgeving van Amersfoort…maar ik heb zelf geen km hoeven rijden. Ook gisteravond, uitgaande sjabbat, om 19:00 uur vertrokken en na 23:00 uur thuis. Ik hoefde alleen maar te spreken voor een groep niet-joodse jongeren, zo’n anderhalf uur. Maar het heenrijden en de reis terug, zat ik rustig achterovergeleund in de auto dankzij vrijwilligers van de rechtvaardigen onder de volkeren.  Die zijn er dus wel degelijk.

Ja, ik ben sjabbat weer uitgescholden, zoals iedere sjabbat de minhag-gewoonte is. Alleen was het nu ook vanuit de moskee zelf, waarschijnlijk omdat mijn langslopen ervaren werd als een uiting van islamofobie!

Donderdagavond was ik gastspreker bij een bijeenkomst van de business-club voor ondernemers van Christenen voor Israël. Het voelde als een warm bad. Alleen één fout heb ik gemaakt. Ik spreek het liefst uit mijn hoofd en nagenoeg onvoorbereid, dat wil zeggen dat ik weet welke boodschap ik wil geven (hoop ik), maar het is heel wel mogelijk dat ik ter plekke toch een andere boodschap belangrijker vind of een ander had mijn boodschap al voor mij weggekaapt. Maar mijn wandelende geheugen, mijn Blouma dus, vindt dat ik wel mijn toespraak van tevoren moet opschrijven. Dit meningsverschil hebben we opgelost. Ik schrijf dus niet mijn hele toespraak, maar alleen de punten.  Maar toen ik werd aangekondigd als spreker bleken de punten niet in mijn zak te zitten: thuis vergeten! En dus toch uit het blote hoofd.

Overigens voel ik me toch wel redelijk gediscrimineerd. Niet zozeer vanwege het bakje bevroren ijs dat in mijn tuin werd geslingerd en gelukkig niemand had geraakt (videobeelden aan de politie gegeven), neen de discriminatie komt vanuit de media. Er wordt alleen maar gesproken over antisemitisme in Amsterdam, terwijl ook buiten Amsterdam e.e.a. speelt dat best verontrustend genoemd mag worden. Neem nou de sticker waarmee Apeldoorn verarmd werd: Apeldoorn, vrij van Joden!  Waar heb ik die tekst eerder gehoord? Judenrein?

Uitgaande sjabbat was ik dus ik dus in Zevenaar om vanuit Bijbelsperspectief het recht dat wij Joden op Israël hebben te bespreken. Met dat recht aantonen was ik in vijf minuten klaar. Rasjie, onze grote verklaarder, brengt dat meteen aan het begin van Bereesjiet-Genesis. Als de Verenigde Naties komen en tegen de Joden zeggen dat wij Joden het land hebben gestolen en het ons niet toebehoort, dan is ons antwoord dat G’d de wereld heeft geschapen en dat HIJ dat stukje land aan ons heeft toebedeeld en dus hebben we gesproken over ethische problemen, over het opkomend antisemitisme en over de nieuwe godsdienst genaamd: secularisatie! Het was een inspirerende avond, maar eigenlijk had de landelijke-studentenrabbijn moeten spreken, niet ik. Maar omdat hij mij vanmiddag in Ysselsteyn verving bij de Volkstrauertag, want ik moest dus in Zwolle zijn, heb ik van hem de zaterdagavond overgenomen. Mooi toch! We kunnen een inval-rabbijnen-bedrijf beginnen, voor het geval een rabbijn uitvalt.

Artikel voor het jubileumnummer van de Joodse Gemeente Zeeland geschreven. Hun sjoel bestaat namelijk binnenkort dertig jaar en morgen om zes uur staat de taxi voor de deur. Richting Schiphol. Dinsdagavond weer terug en ondertussen ben ik in overleg met de lokale overheid over de stickers in Apeldoorn.

O ja, in de sjoel van Zwolle kreeg ik 11.000 handtekeningen aangeboden. De actie is nog lopende, maar tot nu toe elfduizend Nederlanders die getekend hebben tegen de Jodenhaat in Nederland en naar ons toe het bericht: You are not alone.

 

 

Dagboek van de Opperrabbijn, 13 november 2024

U heeft uiteraard wel gehoord dat de overlevingskracht van de Joden o.a. is door onder alle omstandigheden de humor te behouden. En zo kreeg ik hedenochtend een telefoontje van een rabbijn uit Australië. Hij ging ervan uit dat we elkaar goed kenden, terwijl ik hem echt niet kon plaatsen. Het is heel wel mogelijk dat we elkaar inderdaad kennen, maar mijn geheugen liet mij volledig in de steek. Hij wil dat ik via zoom of zoiets verslag doe van de huidige toestand in Amsterdam. Datum: dinsdag 26 november. Dat moet een verkeerde datum zijn, want hoe kan ik over twee weken verslag doen van de actuele situatie nu? Ik vraag hem dus drie keer of de datum wel klopt. Blijkt toch te kloppen. Het blijft dus 24 november!

En nu het tijdstip:  Hoe laat? 19:30 uur, komt het resolute antwoord. Dat werd lastig voor mij want ik zou die dag pas om 20:00 thuiskomen. Na over en weer te zoeken naar een geschikt tijdstip en vele whatsapps verder, vroeg ik mezelf af of mijn vriend en collega, die ik nog steeds niet kan plaatsen, doelde op de Nederlandse tijd of de Australische. Het bleek dus de lokale tijd van Melbourne te zijn en dus werd de half acht ’s avonds acht uur eerder en bij mij dus in de redelijk vroege ochtend. Dit grapje met datum en tijdstip heeft alles bij mekaar meer dan een half uur gekost en ik werd er redelijk ongeduldig van.

En dat halve uur is minstens een heel uur teveel, want sinds de voetbalwedstijd Ajax-Maccabi wordt ik overstelpt met verzoeken voor interviews in krant en op televisies. Ik ben de hele dag zo’n beetje non-stop in touw met telefoneren, e-mails beantwoorden en artikeltjes schrijven. En dan de anarchie zien op de Dam in Amsterdam. Waar gaat dit naar toe?

Gert Jan Segers heeft een bericht doen uitgaan: Joden zijn vorige week in Amsterdam opgejaagd, om hun paspoort gevraagd, geslagen, tegen hun hoofd getrapt door lieden die riepen dat ze op “Jodenjacht gingen”. Maar je weet pas écht zeker dat het antisemitisme is als je ziet dat uiteindelijk ook dit de schuld van de Joden zelf is.   

En zie hier: De aanhangers van Maccabi hadden het zelf uitgelokt. De oproerkraaiers gaan nu een rechtszaak beginnen tegen de aanhangers van Maccabi . Wie is schuldig: de Joden of de lantaarnpaal?  Antwoord: Hoezo lantaarnpaal?

We zullen maar blijven lachen, terwijl Israël gedemoniseerd wordt en onze brave Overheid overlegt en bespreekt en discussieert. Dadelijk gaan we gezellig polderen. Vooral geen problemen oplossen. Maar ondertussen wordt de haat jegens Israël en tegen Joden per minuut groter.

Wat kan ik doen? Schrijven en schrijven en lezingen geven en lezingen geven! Journalisten in binnen- en buitenland de juiste info geven en keihard tegenspreken dat onze Overheid  tegen Joden is.  Maar de linker flank is wel erg duidelijk pro-Palestina.

 

 

En pro-Palestina is helaas anti-Israel…. en antizionisme is het synoniem geworden van antisemitisme.

Gisteravond was ik terechtgekomen in een oase van warmte en pro-Israël-vrienden. Ik gaf een lezing voor een groep ondernemers uit Rotterdam en Omgeving. Allen gelovige Christenen. De sfeer was geweldig, de aandacht indrukwekkend en mijn lezing was inspirerend, (al zeg ik het zelf!). Maar toen de vragen kwamen, bemerkte ik de invloed van de NOS en de anti-Israël media. Er kwamen vragen over de kolonisten. Door deze Joden ‘kolonisten’ te noemen, geef je onbedoeld toe aan een beeldvorming. Idem de benaming ‘bezette’ gebieden. Ik zat dus bij ondernemers die er financieel warmpjes bijzitten, die gelovige mensen zijn en absoluut pro-Israël, en toch wordt hen onbewust een  anti-Israël mening opgedrongen.

Net terug van mijn dagelijkse wandelingetje. Het is donker en toch worden we gezien. Een jonge vrouw met man en hond. Ze kende mij van mijn dagboek en ze gaf aan dat gymnastiek op bejaarden niveau  haar veel energie geeft, ook het lezen van de psalmen en zelfs het lezen van mijn dagboek. Geweldig toch!

Dagboek van de Opperrabbijn 10 november 2024

Ik word nu geleefd door de telefoon/e-mail/Whatsapp over de chaos en Jodenjacht. Het eerste telefoontje kwam binnen vrijdagochtend om 3:00 in de ochtend. En sindsdien word ik zo’n beetje dag en nacht gebeld vanuit Israël, USA, Frankrijk, Engeland. Voornamelijk Joodse media die willen horen hoe we nog kunnen leven in Nederland, of we vertrekken en of het nog mogelijk is om op straat te gaan. Los hiervan slapen de Nederlandse media ook niet en ook zij vernemen graag hoe ik over de Jodenjacht denk. O ja, ik krijg ook vanuit Nederland aanbiedingen om zo nodig te komen onderduiken.

Wat hier is gebeurd is onacceptabel, maar voor mijn gevoel niet onverwacht want het antisemitisme (=antizionisme) is al jarenlang onderhevig aan een zichtbaar groeiproces dat op 7 oktober een flinke impuls heeft gekregen en nu was er weer een aanleiding, een voetbalwedstrijd, om de Jodenhaat verder op de voeren. En dat lukt. Maar toch weiger ik te spreken van een pogrom. Een pogrom was door de Kerk of door de Communistische Partij georganiseerd met volledige instemming van de Overheid. Onze regering kan niet beticht worden van Jodenhaat en voelt zich volledig verantwoordelijk voor hetgeen niet en nooit had mogen gebeuren. Er wordt een onderzoek ingesteld, daders worden opgespoord en hopelijk zwaar gestraft. Dat zware straffen hoop ik dus, maar daar ben ik nog niet zo zeker van…

Donderdagochtend, er was nog niet gevoetbald, was er een bijzondere plechtigheid in Den Helder. Een herdenkingstegel voor Mietje Beek-Oudkerk op de plaats waar ooit haar ouderlijk huis had gestaan. Een bijzondere plechtigheid. Nazaten uit Zuid-Afrika en uit Israël overgevlogen. Een tegel op de plaats waar zij eens woonde en ook wordt haar naam toegevoegd aan het indrukwekkende monument waar alle Joden ‘die niet terugkeerden’ (vermoord dus!) staan vermeld. En, zoals altijd, kon en wilde ik het niet nalaten om vooral onze ogen niet te sluiten voor het sterk opkomend antisemitisme. En zie, nog geen 12 uur nadien, begon in mijn geboortestad, mijn Mokum, de jacht op Joden. Maar zolang onze Overheid in woord en daad antisemitisme afkeurt en met meer overgave het kwaadaardige gezwel onderkent, zie ik geen reden tot vertrek of onderduik. En zelfs als die reden er wel zou zijn omdat onze landelijke Overheid en onze lokale Overheden weigeren Jodenhaat te veroordelen en te bestrijden, dan nog: zolang er nog Joden in Nederland zijn, voelen Blouma en ik het als onze plicht om onze missie te blijven uitvoeren.

En die Joden zijn er nog, en niet alleen in Amsterdam. We hadden een sjabbaton afgelopen vrijdag en sjabbat. Waar? In de sjoel van Zutphen! Een geweldige happening. Vrijdagavond, sjabbat overdag. Lernen, zingen, eten, samenzijn, elkaar beter leren kennen. Dank aan de vrijwilligers die onder de bezielende leiding van Channa Penninkhof alles tot in de puntjes hadden georganiseerd. Er bestond geen verschil van mening over de vraag of dit herhaald moet worden, iedereen riep om herhaling. Zondagochtend had ik in Arnhem moeten zijn voor de jaarlijkse herdenking bij het Joodse monument. Burgemeester Marcouch en mijn persoontje spreken daar jaarlijks, maar dit jaar moest ik verstek laten gaan en werd ik vervangen door de vliegende-mediene-bestuurder, invaller en organisator: David Simon. David, vanuit het KLM-vliegtuig mijn oprechte dank. Mijn afwezigheid was force majeur, een sterfgeval.

Helaas is mijn enige nog in leven zijnde tante donderdagavond, zevenennegentig jaar oud, overleden en was ik vandaag op haar lewaja in Wassenaar. Zij heeft gigantisch veel meegemaakt, behalve de oorlog. Haar enig kind, mijn nichtje Hetty, een jaar na haar choepa, overleden. Geen kinderen dus bij de lewaja, geen kleinkinderen, alleen als meest naaste familie, mijn nicht Roos van der Wieken, mijn neef Fred de Leeuw en ik. Allen zullen we kadiesj zeggen voor haar zielenrust. Nooit klaagde ze, altijd opgewekt en dankbaar. Intelligent en steeds vol belangstelling, een volledig rechtschapen vrouw, die nu dan eindelijk weer bij oom Lo en bij haar enig kind Hetty kan zijn in een wereld waarvan we ons geen voorstelling kunnen maken. Vroomheid drukt zich niet alleen uit in de naleving van de ge- en verboden. Vroomheid is ook zichtbaar in het omgaan met het leven. Overeind blijven, ook als het noodlot toeslaat. We moeten alles doen om dat noodlot te ontwijken, maar als het er toch komt… als de enige dochter van tante Lene en oom Lo hun ontnomen is…

Het is nu 22:35 uur, zondagavond. Ik zit weer eens in een vliegtuig op weg naar een probleem dat ik, vanuit de RCE, het Rabbinical Center of Europe, mag gaan oplossen. Wordt dadelijk netjes afgehaald, naar mijn hotel gebracht en dan morgenochtend om kwart over zeven mijn eerste afspraak. Afspraak na afspraak tot ik morgenmiddag om 17:00 uur weer in de lucht zit richting Nederland, waar ik echt nog wel durf rond te lopen, maar mijn alertheid heeft wel een fikse upgrade gekregen. Jammer dat dat kennelijk nodig is.

Am Jisraeel Chaj. We leven en overleven, ook in Nederland waar donderdag jl. Joden in de gracht werden gegooid.

Dagboek van de Opperrabbijn 6 nov. 2024

Ben ik in de lift van Beth Shalom om mijn hoogbejaarde tante te bezoeken, tref ik een bewoonster die mij vertelt dat ze altijd mijn dagboeken leest en er zo van geniet. En dus vanaf deze plaats en vanaf dit dagboek: “dank voor onze lift-ontmoeting! Fijn dat we via de lift contact mochten hebben. En dank voor uw complimenten, die ik af en toe best kan gebruiken”

Het zette me aan het denken. Waarvoor schrijf ik mijn dagboeken? Voor de complimenten die ik veelvuldig krijg en hoop te krijgen? Voor mezelf als een bezigheidstherapie?

Mijn gedachten dwalen af naar een filosofisch niveau (daar heb ik ’s nachts wel vaker last van. Het is dus nu midden in de nacht 4 uur ’s ochtends!). Hoe kan het dat we tijdens onze dagelijkse gebeden enerzijds vol devotie G’d als onze Koning aanvaarden, Hem loven en prijzen, om vervolgens om puur materialisme te vragen: Gezondheid, parnose, geluk en voorspoed? 

Het antwoord dat in onze Joodse filosofie wordt gebracht geeft aan dat wij schepselen op deze materialistische wereld zijn neergezet om materie te verheffen. Ik kan eten louter en alleen omdat ik eten lekker vind. Ik kan ook eten met als doel om de kracht die ik uit het eten haal te gebruiken om mitswot, goede daden, te verrichten. Als ik dat doe verhef ik het voedsel. Idem met het geld dat ik verdien, met het huis waarin ik woon. Is mijn hoofddoel veel geld voor een peperdure vakantie voor mezelf of wil ik graag veel geld om veel aan tsedaka, liefdadigheid, te kunnen geven? Is mijn huis er alleen voor mij, als een dak boven mijn hoofd? Of is dat huis er ook om onderdak te bieden aan gasten of, nog beter, om aan medemensen die geen dak boven hun hoofd hebben, een veilige thuishaven te geven?

Pauze! Ik ga weer naar bed. Wordt vervolgd.

Met “wordt vervolgd” was ik ook mijn vorige dagboek geëindigd. En de vervolging (heet dat zo?) zou gaan over de Bat Mitswa van onze oudste kleindochter van onze jongste zoon. Het was een geweldig feest of beter geformuleerd: feesten. Want op de dag dat ze 12 jaar was geworden, werd het gevierd met alle klasgenootjes. Maar zondag jl. was er een prachtige receptie waarin zij zeker het middelpunt vormde, maar waarin ook de brede kennissenkring van haar ouders aanwezig was. Hoe breed precies die kennissenkring is weet ik niet, maar het aantal aanwezigen liep in de honderden.

Rachel Kendel is vernoemd naar mijn moeder omdat toen Yanki mij belde om 1:30 uur ’s nachts om te vertellen dat ze was geboren, aan de andere lijn het ziekenhuis mij liet weten dat mijn moeder zojuist was overleden. Bijzonder om te zien hoe de generaties elkaar opvolgen. Am Jisraeel Chaj!

Tijdens de Bat-Mitswa-receptie werd ik gevraagd om in Lelystad te komen spreken bij het publiekelijk aansteken van de menora met Chanoeka, eind december. En laat Lelystad nog net inpasbaar zijn in mijn Chanoeka-toer 5785. Ik sta al geboekt voor Arnhem, Bourtange, Kampen, Eindhoven, Zutphen, Apeldoorn en nu dus Lelystad ook. Alleen Oudejaarsavond staat er nog geen publiekelijke menora in mijn agenda. Maar wat niet is, kan nog komen. Overigens zal ik ook bij twee pré-Chanoeka-vieringen aanwezig zijn. Hoewel een pré-Chanoeka-viering uiteraard geen Chanoeka-viering is, zie ik het toch als een welkome voorbereiding voor de echte Chanoeka, het feest van het licht. En licht kunnen we dit jaar, zoals de wereld er nu uitziet, buitengewoon goed gebruiken. Licht in de diepe duisternis.

Maar het is nog geen Chanoeka. Eerst deze week een sjabbaton in Zutphen. Het aantal aanmeldingen is boven verwachting. Het gaat hopelijk een inspirerende sjabbat worden. Blouma en ik zullen zeker ons best doen en Channa Penninkhof, de lokale bestuurder, is met hart en ziel en heel veel tijd en zenuwen aan het voorbereiden.

 

Dagboek van de Opperrabbijn 3 nov. 2024

Tussen de aanslagen, drones en raketaanvallen door is Mendel Cohen, de rabbijn van Mariupol, weer even terug in Oekraïne. Ik bedoel uiteraard de raketaanvallen in Oekraïne en niet in Israël waar hij thans woonachtig is, hoewel…

Van stad naar stad trekt hij met zijn maatje de mohel-arts door het gigantisch grote land om jongetjes te besnijden. Maar niet alleen baby-boys, ook tieners en volwassenen. Want ondanks het oorlogsgeweld gaat het leven verder, ook het  Joodse leven, hoewel niet altijd even makkelijk. Een pasgeboren baby en een man van 65 in Chernigiv. Twee baby’s in Kiev. In Anatevka  een man  van 33 … en zo reizen de twee, voorzien van een chauffeur die slaapt als de brith wordt uitgevoerd en wakker is als Mendel en de dokter in de auto hun rust nemen om uitgeslapen aan te komen bij de volgende Brith Milah in bijvoorbeeld Nikolaeva.

We hadden woensdag tussen 16:00-17:15 uur onze sjioer–cursus voor gepensioneerden. In de voor-Coroniaansche tijd was die sjioer om de week bij ons thuis in Amersoort, maar eenmaal aan de computer weegt het in de auto zitten niet op tegen het  gemak van Zoom. En dus is de Corona-Zoom gebleven. De groep mag niet te groot zijn, omdat er ruimte moet zijn voor vragen, discussie en persoonlijk contact.

Donderdag jl.  was ik in Sneek op de Joodse Begraafplaats. Een herdenking. We stonden aan het graf van Justin Gerstner, geboren in het Duitse Ehelsbach op 5 november 1921. Waarschijnlijk hebben zijn ouders hem op 13-jarige leeftijd naar zijn oom in Deventer gestuurd om Hitler-Duitsland  te ontvluchten.

In 1942 kwam de Joodse Justin met een vals persoonsbewijs onder de naam Douwe Elzinga in Eemswoude (Friesland) aan, een geïsoleerde buurtschap bestaande uit zeven boerderijen. De familie Buwalkda gaven hem onderdak. Hij kreeg zijn eigen koe, hielp volop mee op de boerderij en werd een echte boerenjongen.

Op 31 oktober werd hij door de moffen opgepakt en gedwongen zijn schuilplaats en die van anderen te verraden. Op beestachtige wijze werd hij gefolterd en gemarteld, maar hij bleef zwijgen en  heeft niets losgelaten over de vele Joden die in Eemswoude waren ondergedoken.  Zijn moordenaar was Max Strobel, chef van de SD, ‘de beul van Sneek’. die eigenhandig vijfentwintig mensen had vermoord in Sneek en in zijn vorige standplaats Maastricht nog eens veertig. Ongestraft heeft hij na de oorlog verder kunnen genieten van het leven, omdat hij te boek stond als Max Ströbel, met een umlaut, en niet als Strobel, zonder umlaut.

Als Justin zou zijn doorgeslagen had de ramp niet te overzien geweest. Door zijn zwijgen heeft hij de moord op tientallen Joden en even zovele duikouders voorkomen.Ik voelde dat ik aan het graf stond van een  Tsadiek, een door en door goed mens, ik heb gedawend voor zijn zielenrust en G’d gesmeekt voor Sjalom in Israël en ook elders in deze woelige wereld.

We gaan dadelijk  naar de Bat Mitswa van onze kleindochter in Amsterdam, vernoemd naar mijn moeder die op het moment van haar geboorte is overleden.

Ik heb nog een paar uur, maar toch moet ik stoppen vanwege mijn numerus fixus. Mijn NIW columns in het papieren NIW moeten altijd vierhonderd woorden bevatten, geen woord meer en geen woord minder.  Voor mijn dagboeken ben ik vrij het aantal woorden te bepalen, maar ik heb mezelf een numerus fixus van zeshonderd woorden opgelegd. En gezien ik een echte jekke ben, moet ik me wel precies en bijna neurotisch aan tijden en getallen houden. Maar, wat ik nog wel wil toevoegen aan dit dagboek omdat ik nog een paar woorden over heb, is:

Wordt vervolgd met verslag van de Bat Mitswa

Dagboek van de Opperrabbijn 29 oktober 2024

Als het goed is, is het u hopelijk niet ontgaan, trouwe lezer van mijn dagboeken, dat ik een dagboek achter lig. De reden: het was Soekot-Loofhuttenfeest met donderdag en vrijdag Jom Tov en aansluitend de sjabbat en een week later precies hetzelfde verhaal: wederom drie dagen geen elektriciteit, geen radio, geen autorijden en zelfs geen computer en dus geen dagboeken. Daar kwam nog bij dat net na de Soekot periode mijn computer het begaf. Voor mij een kleíne ramp want mijn laptop is mijn kantoor en e-mails beantwoorden via mijn mobieltje is niet echt een oplossing. Maar uiteindelijk is bijna alles weer op zijn computerpootjes terecht gekomen, heb ik een nieuwe laptop aangeschaft en heeft mijn lernmaatje, die computeringenieur is, bijna alles weer kunnen installeren. En dus ga ik ervan uit dat dit dagboek via mijn nieuwe laptop u zal bereiken. En toch, juist toen alles was vastgelopen, besefte ik de niet-vanzelfsprekendheid van de computer. Een piepkleine en voor mij totaal onzichtbare botsing, crash in de software, en de hele handel ligt stil. Geen beweging in te krijgen! Totale paniek.

Waar maakte ik me druk over? Dat een deel van mijn archief zoek zou zijn?

Oom Joseph, die met mijn grootouders en mijn vader zat ondergedoken, had gedurende de onderduik een woordenboek Nederlands-Duits en Duits-Nederlands geschreven. Er was afgesproken met de uitgever dat zijn geschriften gepost zouden worden en dat na de bevrijding de woordenboeken zo nodig afgemaakt zouden worden en daarna gedrukt. Of oom Joseph wel of niet zijn woordenboeken gedurende de twee jaar en drie maanden had afgemaakt, heeft mijn vader me nooit verteld. Wel heeft oom Joseph na de oorlog moeten verwerken dat zijn duikvader, belast met het posten van de geschriften, al zijn Duits-Joodse-monnikenwerk niet in de brievenbus, maar in het vuilnisvat had gedeponeerd.

In vergelijking met oom Joseph is mijn computer-crash van nul en generlei waarde en zat ik me dus straal belachelijk te maken met mijn bijna panische computer-mis angst.

In Knokke waren we de eerste dagen en twee tussendagen Soekot. Een hotel onder mijn rabbinale toezicht in Knokke. Helemaal vakantie was het niet voor mij want naast het rabbinale toezicht, moest ik sjioerim geven en vele toespraken houden, maar ik merkte dat juist door mijn sjioerim op niveau mijn geest tot rust kwam.  De toespraken zijn voor mij niet zo ingewikkeld, maar de lezingen/cursussen wel. Niet ingewikkeld, maar voor een belezen publiek moet er diepgang zijn en geen oude oppervlakkige koek.  Een geweldige sfeer, een indrukwekkende éénheid, een diversiteit aan gasten die allen gemeen hadden: de Simcha van Soekot en de interne éénheid die de loelav symboliseert. De éénheid had een extra dimensie gekregen, helaas, als gevolg van 7 oktober.

Met de trein, de Shuttle, voor de laatste dagen naar Londen en na twee dagen Jom Tov zijn we uitgaande sjabbat, direct na nacht, met de nachtboot terug naar Nederland gevaren. Waarom niet gewoon overdag? Stukken goedkoper! Omdat we aanwezig wilden zijn, zondagmiddag om 14:00 uur in de Uilenburgersjoel, bij de bijzondere bijeenkomst t.g.v. van het 175-jarig bestaan van het NUT dat het predicaat ‘koninklijke’ zou worden toebedeeld. Dat er door de eeuwen heen niet veel veranderd is, werd wel duidelijk, de drie professoren, die het woord voerden, toonden de verhoudingen door de eeuwen heen tussen bestuurders en rabbijnen en tussen rabbijnen en bestuurders. Het leek even of de tijd gewoon stil was blijven staan. Wat niet naar voren kwam was de verhouding tussen bestuurders onderling. En ook rabbijnen onder mekaar konden en kunnen soms redelijk tegenover elkaar staan. Waarbij ik als voetnoot plaats dat niet iedere Jood met een baard rabbijn is en ook niet iedere rabbijn zich rabbinaal gedraagt.

En toch: 7 oktober! Het is een goed Joods gebruik om graven van Tsadikiem te bezoeken en daar gebeden uit te spreken en G’d te vragen voor gezondheid, sjalom, of wat dan ook. Natuurlijk is de Eeuwige alom aanwezig, maar bij het graf van een Tsadiek, een door en door goed mens, worden onze gebeden sneller verhoord.  Ik ontving een aan de Lubavitcher Rebbe toebedeelde uitspraak: een inwoner van Eilat kwam eens bij de Rebbe. “Ik wil graag mijn gebeden uitspreken op het graf van Tsadikiem, maar in Eilat zijn die er niet.”  Waarop de Rebbe antwoordde: “Ga naar de IDF-sectie van de lokale begraafplaats. Daar vind je de echte Tsadikiem”.

 

Dagboek van de Opperrabbijn 20 okt. 2024 

Een nieuwe Duitse ambassadeur en dus zat ik vorige week in Den Haag in de residentie aan de Lange Vijverberg tegenover ‘het Torentje’. Een fijne kennismaking en, naar ik verwacht, een voortzetting van de bijzondere relatie die ik met zijn voorganger Cyrill Jean Nunn mocht opbouwen. Dus geen verandering en niets nieuws onder de Duits/Nederlandse Joodse zon.  

Mijn goede relatie met Duitse ambassadeurs begon ergens tussen 1990 en 1994. Ik was aanwezig q.q. bij een herdenking in Westerbork. In de periode tussen 1 november 1985 ( de sterfdag van mijn dierbare voorganger opperrabbijn Berlinger zl.) en november 2008 was ik nog steeds waarnemend-opperrabbijn, maar mocht me niet zo noemen om mij tot op heden onbekende reden. Ik werd geacht mezelf “hoofdrabbijn” te noemen. Maar in november 2008, dus na een proeftijd van 23 jaar, verdween de niet-bestaande titel “hoofdrabbijn” en werd “waarnemend” officieel van mijn “opperrabbijn” verwijderd. 

Maar hoe het ook zij, ik zat dus als waarnemend-opperrabbijn ergens tussen 1990 en 1994, op een van de voorste rijen bij de herdenking en naast mij zat (nog) niemand. Een oudere man kwam naar me toe, sprak mij aan en vroeg mij in perfect Nederlands, met een zwaar Duits accent, of hij naast mij mocht plaatsnemen. ”Mijn naam is Citron en ik ben de ambassadeur van Duitsland. En hoewel mijn vader in de oorlog als verzetsstrijder was gefusilleerd, ben ik hier niet als zoon van mijn vader, maar als vertegenwoordiger van het land dat zes miljoen van uw volk heeft vermoord”. Hij kwam naast me zitten en sindsdien had ik een meer dan goede relatie met de ambassadeurs van Duitsland, terwijl wij privé er nog niet over peinsden om een Duitse auto of wasmachine te nemen en Duitse grond werd niet betreden, ook niet op doorreis.  

Tijdens de kennismaking vorige week kwam iets interessants naar voren. Ik wist het al, maar niet echt bewust. Mijn kinderen hebben van mijn ouders meer gehoord over hun lijdensweg in de jaren ’40-’45, dan ik, hun kind. Zoiets had de nieuwe ambassadeur, en met hem zijn hele generatie, ook, maar dan volledig anders. De grootouders zwegen. Geen woord over de oorlog. Maar (klein)kinderen zijn nieuwsgierig. Wat heeft Großvater in de oorlog gedaan? En zo worden kleinkinderen in hun zoektocht naar een te verzwijgen verleden, meer en meer geconfronteerd met angstaanjagende vraagtekens. Van Großvater was alleen bekend dat hij om gezondheidsreden niet in het leger hoefde of niet bij de SS… Tot kleinkinderen de zwijgende leugen doorbreken. 

De conclusie van ons kennismakingsgesprek: we gaan elkaar spoedig weer ontmoeten. Israël heeft steun nodig. Joden willen vrienden, juist ook niet-Joodse en de ambassadeur van de Bundes Republiek Duitsland, wil een meer dan goede relatie met de Joodse gemeenschap. 

De dinsdag voor Soekot moest mijn auto naar de garage. Er was iets mis met de remmen, zoals u in een eerder dagboek had kunnen lezen. Ik kom de garage binnen, groet netjes de mevrouw achter de receptie. In plaats van een “ook een goede morgen’” reageerde de mevrouw achter de receptie met een verbaasd “Rabbijn Jacobs, ik had u bijna niet herkend, want u heeft geen net pak aan ”. Omdat ik die dag gewoon alleen thuis zou werken had ik geen net pak aan, maar een katoenen broek, en het keurig gestreken witte overhemd was vervangen door een T-shirt dat weliswaar schoon was,  maar  verre van Opperrabbinaat-ogend. Er staat in de Sjoelchan Aruch, het Joodse wetboek, dat een Joods-Geleerde niet met een vlek op zijn kleren mag rondlopen, want dan zullen niet-Joden zeggen: alle Joden lopen met vlekken op hun kleding, alle Joden zijn vies. Ten aanzien van deze wet, mag, neen moet, iedere Jood zichzelf als een geleerde beschouwen.  

Maar de vlek is niet alleen een vlek op onze kleding, maar ook in ons gedrag. Speciaal in deze tijd van sterk opkomend antisemitisme, moeten wij een schoon gedrag vertonen, gewoon in het alledaagse leven. Mijn Blouma laat me niet met ongestreken overhemden rondlopen, vlekken op mijn kleding worden niet getolereerd en als we aanstaande zaterdagnacht een hut zullen hebben op de boot tussen Harwich en Hoek van Holland, zullen we, zoals altijd, de hut netjes achterlaten, om Chiloel Hasjeem, een versmading van G’ds Naam, te voorkomen.  

En hoewel een schoon T-shirt en een nette katoenen broek naar de garage mijns inziens best moet kunnen (hoewel mijn Blouma daar anders tegenaan kijkt en ik haar braaf zal volgen), is de les toch wel erg duidelijk: er wordt naar ons Joden gekeken, zeker naar een rabbijn, naar onze kleding, naar een stinkend smerige auto, naar de netheid van de hotelkamer die we achterlaten…. Maar ook naar ons dansen met de Thora, aanstaande vrijdag, de vreugde die we zullen uitstralen, de eenheid die we zichtbaar beleven op Simchat Thora, Vreugde der Wet, juist na 7 oktober. Gut Jom Tov, nog vele jaren Soekot, Sjalom al Jisraeel! 

RSS
Follow by Email