Dagboek van de Opperrabbijn 11 augustus 2024

“Kie beetie beet tefilla jikaree legol ha’amiem -want mijn huis zal een bedehuis genoemd worden voor alle volkeren.”

Deze verwelkomende tekst siert de ingang van de synagoge van Amersfoort en toont hoe Jodendom een open beleid heeft ten opzichte van niet-Joden. Helaas is heden ten dage deze openheid, die overigens absoluut geen bekering tot doel heeft, zwaar ingeperkt en is meer theorie dan praktijk. In geen sjoel kun je nog zomaar binnenkomen en je als niet-jood beroepen op deze verwelkomende tekst uit Jesjaja (56:7) zal niet lukken. Neen, als je vandaag de dag een bezoek wilt brengen aan een synagoge voor een rondleiding of om eens een dienst bij te wonen, dan zul je je vooraf moeten melden, kopie van paspoort sturen of anderzijds moeten aantonen wie je bent zodat er een veiligheidscontrole kan plaatsvinden. Knetter, dat dat nodig is en volledig in tegenspraak met de grote mitswa (gebod) van gastvrijheid. Een opendeurbeleid bestaat niet meer.

Maar gelijk de niet-Jood zich zal moeten identificeren, zo ook moet een Jood, die niet bekend is bij de Joodse Gemeente, dezelfde ongastvrije weg bewandelen.

En zo geschiedde het dat de secretaris van de Joodse Gemeente Amersfoort vrijdag een telefoontje kreeg van een man die zegt Joods te zijn en vraagt hoe laat de dienst op sjabbat begint. En dus kreeg hij in eerste instantie geen tijdstip te horen, maar werd hij ondervraagd en moest een kopie van zijn paspoort sturen. Tot zover niets bijzonders en vindt dit soort veiligheidscontroles bij alle synagogen plaats, of vooraf of ter plekke door de beveiliging die voor de synagoge staat. Maar hier was het toch wel even bijzonder. Een man uit Australië die op vakantie was in Amersfoort wilde naar sjoel. Na de gebruikelijke controle was hij braaf op tijd aanwezig, werd door de gabbe voorzien van een gebedenboek, van een keppeltje en een tallieth (gebedsmantel). Hij was een Joodse man, woonde dus in Australië, had een Israëlische moeder en een vader die in Boedapest was geboren en was nog nooit in een synagoge geweest. Zijnde in Amersfoort kwam out of the blue bij hem het verlangen op om eens een synagoge-dienst bij te wonen. En zo hadden we dus sjabbat jongstleden een bar-mitswa, een man van zo’n zestig jaar oud die voor het eerst van z’n leven in een sjoel was en ook nog werd opgeroepen voor de Thora. Ik had het gevoel dat alleen hiervoor al het bestaan van de bijna driehonderd jarige oudste synagoge van West-Europa, gerechtvaardigd was…  Nadat hij de berachot, zegenspreuken, had uitgesproken weerklonk spontaan het “siman tov en mazzeltov”, werd de bar-mitswa-jongen toegezongen en werd er een dansje met hem gemaakt. Waarom hij naar sjoel had willen gaan was hem ook niet duidelijk, maar dit fenomeen, de Jood die zich plotseling bewust is van zijn Joodse identiteit, is zeker niet nieuw, maar is wel steeds vaker voorkomend na 7 oktober. Tot zover de unieke bar-mitswa.

De Brith Milah, waarover ik in mijn vorige dagboek had geschreven, had ik donderdag mogen meemaken in Maastricht. Een choepa, huwelijksvoltrekking, staat in de planning voor over drie weken, en wat er dus nog ontbrak (en had mogen blijven ontbreken!) was een begrafenis.

Maar helaas:  Ds. Jaap de Vreugd, jarenlang voorzitter van Christenen voor Israël, heeft dit aardse bestaan ingeruild voor een hoger leven. Dag en nacht stond hij in de frontlinies om voor Israël op te komen in woord en daad. Een vriend van het Joodse volk, een vriend van mij persoonlijk, een vriend van de Staat Israël waar zeer veel instellingen en projecten dankzij zijn inzet werden en nog steeds worden gesteund.

Moge zijn ziel gebundeld worden in de bundel van het eeuwige leven.

 

Dagboek van de Opperrabbijn 8 augustus 2024

Het was me het weekje wel van contradicties! Terwijl ik probeer opruiende taal te voorkomen, steeds weer de nuance aan te brengen, te depolariseren, als een rechtgeaarde Nederlander steeds te polderen en het generaliseren van ‘de ‘ moslims keihard te bestrijden, word ik wel dagelijks, en dan nog bij voorkeur gewoon voor ons huis, door nieuwe-Nederlandse-snotaapjes nagescholden, omdat ik Jood en dus zionist ben. Politie doet wat ze kan, maar het is vechten tegen de bierkaai  (hoewel ze van hun religie geen bier/alcohol mogen drinken) en bovendien kan de politie eigenlijk niks, vanwege onderbezetting en toenemende echte criminaliteit. Maar laat ik het niet overdrijven want de snotaapjes, kleine kinderen, weten en bedoelen waarschijnlijk niet wat ze zeggen en schelden doet trouwens ook geen pijn. En die auto die op ons inreed was uiteindelijk heel bewust net voor ons gestopt. Laten we het positief bekijken!

Bij onze zuiderburen met de zachte g , mocht er binnen het kader van de literaire vrijheid letterlijk worden geschreven in het weekblad Humo: ’en ik word zo woedend dat ik iedere jood die ik tegenkom een puntig mes los door de keel wil rammen.”  Klinkt erg literair, zeker in de huidige spannende tijd,  en ik ben er dan ook bijna van overtuigd dat zo’n poëtische uiting een belangrijke bijdrage aan de wereldvrede levert. Zo’n literaire volzin werkt inspirerend, daarin kan ik me nog wel vinden. De vraag is echter of alleen de schrijver en de uitgever de literaire waarde onder ogen zien en de oproep louter spiritueel beschouwen. Want kijkt de gewone reguliere antisemiet er ook zo tegenaan of ziet hij dit juist als een oproep om het puntige mes ter hand te nemen om zodra hij een Jood tegenkomt het gevaarlijke mes door zijn keel gaat rammen?

Weliswaar niet publiekelijk gepubliceerd, maar alleen naar mij verzonden:  “Weet één ding: alle kerkverbanden zoals de Hersteld Hervormde, Gereformeerde Gemeente, Oud Gereformeerde gemeente in Ned., Gereformeerde Gemeente in Ned. en nog meer losse kerkverbanden vanuit orthodoxe hoek staan pal achter Israël! Wij geloven dat al sturen ze 100.000 duizend raketten tegelijkertijd af op Israël, dan nog zal het joodse volk niet ten onder gaan.”

En in diezelfde Inbox ontving ik ook een foto van een jong Nederlands gezin met vier kinderen op weg naar Israël. De lang geleden geplande kibboets-landbouw-werkvakantie ging gewoon door. Hun kinderen moesten en zouden het Heilige Land zien, voelen, steunen en beleven. En mocht het onmogelijk blijken om na de veertien dagen terug te vliegen, dan, zo stond onder de foto, ‘krijgen de kinderen home scholing en zal ik vanaf mijn laptop vanuit Jeruzalem mijn bouwbedrijf draaiende houden.’

Humo en de e-mail van de orthodoxe christenen liggen wel erg ver uit mekaar. Bijna net zover van elkaar vandaan als Maastricht en Leeuwarden. Donderdag reed ik eerst naar Maastricht voor de brith milah van de nieuwste kleinzoon van rabbijn Awraham en Etty Cohen. Locatie: sjoel Maastricht. Daarna een bespreking in Leeuwarden om vervolgens na de bespreking een toespraakje te houden voor een groep christenen die iedere donderdagavond bijeenkomt om te bidden voor de sjalom van Israël. Hoewel samen bidden niet echt de bedoeling is, is een steunbetuiging van onze kant wel zo juist en gepast. Vandaar!

Ondertussen heb ik allerlei telefonische afspraken gepland gedurende de uren-en-uren in-de-auto met een km dagstand van zeshonderd drieëntachtig en ben ik ook al voorzichtig begonnen mijn Chanoeka-agenda vol te krijgen die nu al bijna geen gaatje meer kent.

En zo rabbijnenen we maar verder. Never a dull moment met als een soort zwaard van Damocles de alles overstijgende zorg over de situatie in het Midden-Oosten en het diepe verlangen naar sjalom, voor Israël en voor alle bewoners van Uw aarde.

Dagboek van de Opperrabbijn 4 aug. 2024

Dat het komkommertijd is heeft ertoe geleid dat ik sjabbat jongstleden helemaal niet ben nagescholden! Dat was wel even wennen, want dat is sinds 7 oktober niet meer gebeurd.

Ondertussen zit de spanning er in de wereld helaas wel in en hoor ik binnen Joods-Nederland veel zorgen. (Hierbij als kanttekening dat zij die zorgeloos zijn zich niet tot mij wenden). Tel daar dan nog bij op dat ik zojuist een mededeling ontving van de Ambassade der Nederlanden in Israël dat heel Israël tot onveilig gebied is verklaard…  Ik weet niet wat ik ervan moet denken. Hoewel ikzelf niet zo bang ben uitgevallen, maar oorlog betekent altijd slachtoffers.

Zondag en maandag was ik in Budapest. Een klusje voor de EJA, European Jewish Association. Het is nu maandagavond en zit ik geradbraakt in het vliegtuig op weg naar huis. Maar: missie geslaagd en dat geeft een goed gevoel!

Los hiervan: Boedapest zit vol met Joodse toeristen en van antisemitisme is niets te merken. Ik heb, zoals altijd, weer niets toeristisch kunnen doen, maar zat de twee dagen of in vergadering of in een taxi of op de computer of hing aan de telefoon. Een van de taxichauffeurs, die aangaf Joods te zijn, vertelde mij dat de Hongaren zich erg vriendelijk en pro-joods kunnen voordoen, maar, volgens deze Hongaarse taxichauffeur, zijn Hongaren per definitie tegen Joden en tegen zigeuners. Hij begreep dat ze van zigeuners niets moeten hebben, want die stelen altijd, maar hun Jodenhaat was het gevolg van jaloezie. Joden zijn namelijk altijd met elkaar verbonden, hebben allen heel veel geld en beheersen ook nog de wereld.

Behalve dit praatje met de Joodse taxichauffeur, heb ik niets gezelligs gedaan. Dat is mijn lot. Ik kom op interessante plaatsen, maar zie gewoonlijk alleen het vliegveld, taxi’s en een saaie hotelkamer.

En toch was er nog iets totaal onverwachts: een ontmoeting met de Israëlische Minister van Religieuze Zaken (zie foto). Hoewel we elkaar goed kennen, was de ontmoeting, in een van de koosjere restaurants die Boedapest rijk is, geheel onverwacht.  Die ontmoeting was voor mij (en ook voor hem)  emotioneel. De omhelzing voelde als een omhelzing van het Bijbelse Israël, het land dat hij religieus vertegenwoordigt, het land waarvoor we al eeuwenlang bidden, het land dat door zovelen wordt belaagd en het land dat ervoor zorgt dat ik in mijn Nederland al meer dan veertien jaar om veiligheidsredenen geen gebruik kan maken van Openbaar Vervoer!

 Verder niets opwindends beleefd. Wel een email van een mevrouw die vraagt of ze bij mij op het juiste adres is om uitgezocht te krijgen of ze Joods is. En zo ja, hoelang duurt het onderzoek? Ja, u leest het goed: hoelang duurt het onderzoek?? Ik denk dat ze de rabbinale verklaring, die ze wil hebben, vergelijkt met de aanvraag van een paspoort. Daar staat een aantal dagen voor en als je extra betaalt kan het sneller.

Ook was er een soortgelijke knetter aanvraag, in het Engels geschreven hoewel mijn Nederlands echt wel goed is. Die aanvraag hield verband met antisemitisme. Een mij onbekend heerschap, niet Joods, wilde van mij met spoed een gioer (toetreding tot het Jodendom). De reden is dat hij dan met mijn verklaring dat hij Joods is geworden, naar Israël kan gaan. En waarom wil de beste man naar Israël? Omdat hij erg veel last heeft van antisemitisme. Mocht u het niet helemaal begrijpen -want hij is dus niet Joods en waarom zou hij dan dus last hebben van antisemitisme??- troost u dan, want ik snap er ook niets van. Hij geeft wel aan dat hij begrijpt dat er aan die verklaring en de toetreding kosten verbonden zijn, maar gezien zijn financiële moeizame situatie vraagt hij om korting. 

De steward kwam zojuist naar me toe, want ik zit dus in het vliegtuig:  “Mijnheer Jacobs, is alles naar wens? En wat heeft u in Boedapest gedaan? Zaken? Familiebezoek?”  Kijk, die persoonlijke aandacht geeft een goed gevoel en attendeert mij erop dat het oplossen van een klusje in Boedapest best erg belangrijk kan zijn, maar persoonlijke aandacht voor de leden van onze Joodse gemeenschap, een telefoontje, een e-mailtje, een bezoekje misschien nog veel belangrijker is.  Ik ga morgen gewoon een aantal mensen bellen en vragen hoe het ermee gaat in deze moeizame tijden.

 

 

Dagboek van de Opperrabbijn 31 juli 2024

Wat is belangrijk en wat niet? Wat is de juiste benadering en wat de verkeerde? Deze week had ik van die ‘dingetjes’ waarmee ik als rabbijn niet scoor, maar die wellicht, althans mijns inziens, belangrijker zijn dan de voorpagina. Waarschijnlijk verschijnt er morgen, donderdag, een uitgebreid interview met mij in de Volkskrant. Ik denk dat dat goed is, vanwege het bereik, juist onder een publiek dat zeker niet als pro-Israël betiteld kan worden. En het onderwerp heeft niet van doen met politiek, maar gaat over het tot een ander inzicht komen. Dit naar aanleiding van mijn gewijzigde mening over de voorzitters van de Joodse Raad. Een neutraal onderwerp dus, ten aanzien van de spanning in het Midden-Oosten, dat mij wel zal neerzetten in woord en beeld. Wat daaruit zal voortkomen kan ik niet overzien, maar ik zie geen enkele aanleiding waarom dit op kritiek zal stuiten. Neen, ik hoop hiermee goodwill te kweken en mogelijkerwijs deuren te openen die wellicht tot nu gesloten waren of op een klein kiertje stonden. En sowieso komt het mijn naamsbekendheid ten goede. Maar: heb ik dat nodig? Is het zinvol? Mag ik dat willen nastreven? Levert het wat op in de strijd tegen antisemitisme en tegen antizionisme? Wel of niet, zal het onduidelijke antwoord moeten luiden. Wat het zeker wel oplevert is een goed gevoel voor mijn persoontje. Groot interview, mooie professionele foto, mijn ego zal een (positieve) duw krijgen! Het woord ‘positief’ heb ik maar snel tussen haakjes geplaatst, want of ego’s positief kunnen zijn, weet ik zo net nog niet. Als we kijken in de Pirkee Awoth, de Spreuken der Vaderen, dan lernen we daar dat bescheidenheid een zeer belangrijke eigenschap is en hoogmoed vergelijkbaar is met afgodendienst, het summum van kwaad. En toch wordt van ieder van ons verlangd om daar waar nodig er te zijn en dan niet weg te duiken onder het mom van bescheidenheid. Als je een bijdrage kunt leveren aan het welzijn van onze Joodse gemeenschap of van de samenleving in het algemeen, in welke vorm dan ook, dan moet je er zijn, klaar staan en je niet gaan hullen in een zogenaamde bescheidenheid die op dat moment het bijvoeglijke naamwoord ‘valse’ behoeft. En dus hoop ik dat het interview in de Volkskrant dusdanig positief overkomt, dat de groei van mijn ego erbij in het niet valt.

Maar de mitswa die ik gisteren heb mogen vervullen en waarmee niets te scoren valt, is mij toch veel dierbaarder dan het interview en de foto in het landelijk dagblad!

Mijn Blouma kreeg een foto toegestuurd van een grafzerk op een niet-Joodse begraafplaats. De overledene was Joods, althans de tekst op de zerk liet daarover geen onduidelijkheid bestaan. Maar aan de voet van de matsewa, grafzerk, stond op een toegevoegd bordje “Grafrechten komen te vervallen”. Met andere woorden: dit graf zal binnen afzienbare tijd geruimd worden! En het ruimen van graven is Joods bezien een gruwel die we moeten zien te voorkomen. Over plaatsgebrek op Joodse begraafplaatsen hebben we helaas niet te klagen…bijna tachtig procent van Joodse Nederlanders werd zelfs geen graf gegund.

Om een lang dagboek-verhaal kort te maken: na ontvangst van de foto heb ik de voorzitter van de Joodse Gemeente waar het graf zich bevindt gebeld en binnen enige uren hebben we kunnen regelen dat het bordje is verwijderd en vastgelegd is dat niet en nooit ruiming zal plaatsvinden. Het ruimgevaar is voor nu dus geweken en we gaan nu in alle rust de toekomst van dit graf bekijken, om onverhoopte herhaling te voorkomen.

Waarmee ik ook wederom werd geconfronteerd was het verhaal van de zachte heelmeesters met de stinkende wonden. Bestuurders van Joodse Gemeenten die ‘om maar van het gezeur af te zijn’ een lid inschrijven waarvan het Jood-zijn op z’n zachts uitgedrukt ‘niet geheel duidelijk’ is. Iedereen dus tevreden, tot het moment dat de persoon in kwestie op aliya naar Israël wil gaan of Choepa wil hebben of Joods begraven. Lieve bestuurders, ieder heeft zijn verantwoordelijkheid. De een bestuurt en de ander houdt zich bezig met de Halacha. En samen maken we er iets moois van. Onderschat de stinkende wonden niet, ook als ze aan het begin goed genezen lijken.

 

 

Dagboek van de Opperrabbijn 28 juli 2024

Een goede vriend kwam naar me toe: “Binyomin, je verliest draagvlak want, zo hoorde ik in het roddelcircuit,  je reist te veel.”  Nou kan ik best goed kritiek wegduwen en negeren, hetgeen wellicht het meest gezond is, maar of ik dat doe is afhankelijk van wie mij die kritiek levert. En dus ben ik gaan berekenen hoe vaak ik in Nederland afwezig ben, want daarmee hadden kennelijk een aantal het moeilijk. Maar, dacht ik bij mezelf, Nederland? Mijn deelname aan de jaarlijkse conferentie in Krakau bijvoorbeeld is weliswaar een EU Conferentie georganiseerd door de EJA, de European Jewish Association, maar mijn deelname heeft niet alleen waarde voor mijn EU-contacten, maar zeker ook voor mijn Nederlandse netwerk en netwerk kan ik weer gebruiken voor…. Bestuurders van Joodse gemeenten en Nederlandse politici participeren en de ontmoeting buiten Nederland, samen in een niet-Nederlandse omgeving, heeft zo ook zijn voordeel.  Conclusie: afwezigheid heeft ook voordeel. Maar ben ik dan zoveel afwezig? Een korte interne afwezigheid-telling toont dat dat wel erg meevalt. Maar in mijn dagboeken komen de buitenlandse reizen verhoudingsgewijs meer aan bod dan mijn autorit naar Groningen, Maastricht, Schin op Geul of Middelburg, omdat een vlucht of het vertoeven op een vliegveld nou eenmaal interessanter is voor mijn dagboekeniers dan een ritje Amsterdam-Roermond op de achterbank of naast mijn onbezoldigde chauffeur. En dus is mijn conclusie: het reisbeleid blijft ongewijzigd, maar het schrijfbeleid behoeft aanpassing. Dank mijn goede vriend voor de waarschuwing!

Hoewel ik net voordat ik sjabbat mijn huis binnenliep door een passerende auto nog even Palestina naar mijn hoofd geslingerd kreeg, was vrijdag een ongekende positieve anti-antisemitische dag en de donderdag ervoor eveneens. Die donderdag deden Blouma en ik een uurtje Dierenpark. “Sjalom rabbijn Jacobs” weerklonk het van vlak bij het chimpansees-verblijf. Ik werd herkend door een Vriend van Israël die ooit bij een lezing van mij aanwezig was in Katwijk. En dus even gesproken over de toestand in de wereld, maar tot een oplossing heeft de ontmoeting niet geleid. Zelfs de chimpansees, die onze conversatie woord voor woord konden volgen, toonden geen enkel teken van gewijzigd inzicht.

Vrijdag ging ik even bij de supermarkt iets halen en wie staan me daaraan te staren? Een paar van de snotaapjes die me vorige week sjabbat nog meenden te moeten bekogelen met een kanonnade van free Palestine. Ik zag ze in de war raken toen ik ze van een afstand van iets meer dan een meter vriendelijk hallo zei. Ze wisten even niet hoe te reageren. “Wat vindt u van Israël?”, kwam er eindelijk uit. Ik heb ze maar niet verwezen naar mijn dagboeken, maar heb ze vriendelijk toegesproken, uitgenodigd om iets dichterbij te komen, maar dat durfden ze niet. Begrijpelijk, want het zou zomaar kunnen, en ik weet wat ik schrijf, dat ze thuis gewaarschuwd waren voor die enge Joodse mijnheer die hun ogen wil uitsteken om die dan aan blinde Joodse kindertjes in Israël te geven… Vervolgens verschijnen twee mannen, duidelijk moslims, van begin dertig, ten tonele (dat gesprek met die drie jongetjes en het van afstand meekijkende publiek had wel wat van een toneelvoorstelling) en een van hen vroeg mij of de jongetjes mij uitscholden. Dat was echt niet het geval. Er ontstond een gesprek. De een was geriater in opleiding. De ander chemicus of zoiets. Ze waren beiden fel tegen zionisme maar even zo fel tegen antisemitisme en, en dat was voor mijn gevoel fijn om te horen, ze stonden open voor gesprek over de Staat Israël, veroordeelden keihard ISIS, Taliban, Hamas en andere terroristische clubjes. Dat we daar zichtbaar voor vele van afstand moslim-mee-kijkers stonden, was goed. In hoeverre de afstand-kijkers hierdoor ten positieve beïnvloed zouden worden, vroegen we ons gedrieën af. Ik verwacht niet meer dan een chimpansee-reactie, want de diversiteit binnen de Moslimgemeenschap is zo groot, dat dat moeilijk inschatbaar is. Maar toch: we stonden met elkaar te spreken.

Ons gesprek dreigde nog even verstoord te worden door een autochtone redelijk bejaarde Nederlander die aangaf tegen Hitler te zijn, maar ook tegen Netanyahu, maar de geriater in opleiding, die toonde goed te kunnen omgaan met bejaarde calvinistische Nederlanders, maakte aan de interruptie een professioneel einde. Voor dit dagboek had ik graag een foto geplaatst van ons gesprek voor de supermarkt, maar de chemicus vond dat toch te riskant. Jammer, maar wel begrijpelijk, nadat hij omstandig had uitgelegd hoe binnen hun gemeenschap het aantal onwetende meelopers de verregaande meerderheid heeft en agressiviteit als gevolg van onwetendheid rijkelijk aanwezig is.

Ik heb ze aangeven om mijn dagboek te volgen. Wie weet heb ik een klein zaadje mogen deponeren op een unieke vruchtbare plek in een vijandig antisemitisch veld.

Vrijdagochtend, uren voor de Islamitische ontmoeting, een verhaal aan de grote jongens van het Chabad Zomerdagkamp verteld en morgen mag ik weer aantreden met een verhaal voor de rest van de kampers. Wordt een lastige om meer dan tweehonderd Joodse kindertjes stil te laten luisteren. Toch moet het lukken, want ik ben wel wat gewend. We gaan het zien. En… mocht u in de financiële gelegenheid zijn om het Zomerdagkamp, een project van Chabad Holland, te steunen:

Chabad Holland, NL95 INGB 0000 59 16 59, met graag als vermelding Zomerdagkamp. Alles is dit jaar duurder is geworden.  Maar los van de prijsstijgingen mogen we dit jaar niet meer vertrouwen op een beveiliging van 80%, maar hebben we echt 110% nodig en dus: tel maar uit uw / onze winst! Mag ik op u rekenen?

Dagboek van de Opperrabbijn 24 juli 2024

We zitten nu in de zogenaamde Drie Weken. Begonnen op 17 Tammoez (dinsdag jl., gisteren dus) met de herinnering aan het beleg van Jeruzalem en eindigend op 9 Aw, de dag waarop zowel de Eerste Tempel alsook de Tweede Tempel in Jeruzalem werden verwoest: het begin van het galoeth, het ballingschap, waarin we ons nog steeds bevinden.

Door de eeuwen heen vonden er vele pogroms plaats, juist in deze periode. Speciaal in de zogenaamde Negen Dagen, het laatste gedeelte van de Drie Weken, was het een tijd van narigheid voor het Joodse Volk. Vandaar ook dat bij voorkeur er niet nodeloos wordt gereisd in deze periode en is men extra voorzichtig met nodeloos gevaar lopen. Als iemand onverhoopt voor de rechtbank is gedaagd dan wordt aanbevolen in de Joodse mystiek om te proberen de rechtszaak tot na de Negen dagen uit te stellen, want het gesternte staat ons Joden in die periode tegen.

En dus houd ik toch een beetje in deze periode van de Joodse kalender mijn hart vast. Situatie in Israël, antisemitisme ook hier in ons land…  Maar pas op! Niet alles is zwart, er is ook duidelijk zichtbaar wit, om nog maar te zwijgen van grijs.

Neem nou het kennismakingsbezoek, vorige week, met de nieuwe burgemeester van Almere, Mr. Hein van der Loo. Rabbijn Stiefel, de rabbijn van Flevoland en daarnaast in zijn vrije tijd ook mijn schoonzoon, had mij verzocht om mee te gaan naar het gesprek met de burgemeester die hij uiteraard reeds eerder had ontmoet. Wat een betrokkenheid met de Almeerse Joodse gemeenschap, wat een bereidheid om publiekelijk Joods Almere te steunen en überhaupt een duidelijk standpunt in te nemen tegen antisemitisme. De kennismaking gaf mij, de Joodse burger, goede moed. En die moed hebben we nodig voor de gemoedsrust, want die staat bij vele Joodse Nederlanders onder druk. Natuurlijk mag er kritiek zijn op het beleid van Israël, maar haat zaaien tegen wie dan ook deugt niet en het importeren van conflicten elders in de wereld in ons vredige landje, is onjuist en ongepast. Mijn kinderen hadden het niet in hun hoofd moeten halen wie dan ook na te schelden omdat ze moslim zijn, een gekleurde huidskleur hebben of wat dan ook anders dan wij. Maar andersom, en ik ga het nu niet preciseren, is het gewoon en volledig geaccepteerd. Wat doet de overheid hieraan? Zich uitspreken tegen, maar veel verder komt het niet. Als ik een kenteken doorgeef van de auto van waaruit ik intimiderend word gefotografeerd, verneem ik niets meer. Ik begrijp dat intimiderend fotograferen niet bepaald het zwaarste misdrijf is, maar van het een kan zomaar het ander…

Een van mijn kinderen, woonachtig in Montreal, had een verkeersongeluk, een RV (een camper) was op hun auto ingereden met als gevolg hun auto total loss, de hele familie in twee ambulances naar het ziekenhuis, maar na de gebruikelijke medische controles zijn ze, zonder auto, nu weer thuis. En nu de onverwachte winst: Mijn schoonzoon belde me na het ongeluk en gaf aan dat een Arabier hem had aangereden, er zou dus, zo dacht ik in een opwelling, sprake kunnen zijn van een bewust veroorzaakte aanrijding. Waarop baseerde ik dit? RV klonk, op een niet goed hoorbare telefoonlijn als Ar(a)wie en dat betekent Arabier. Was dus totale onzin, maar zo kunnen misverstanden ontstaan en vooringenomen denkbeelden gevoed worden. Niet goed, maar zo gaat het helaas te vaak.

Maar nu de winst: Ook in Montreal bloeit het antisemitisme weelderig, althans zo hoor ik. Mijn kinderen hadden dit ook al vele keren gehoord, maar gelukkig nog nooit aan den lijve ondervonden. Maar ja, als je het via de media keer op keer hoort, dan zal het dus wel kloppen, denk je toch onbewust. En nu komt het: bij hun verkeersongeval, dat er in eerste instantie dramatisch uitzag, kwam er van alle kanten hulp. Bewoners uit de straat, passanten, politie, ambulance…zoveel steun, medeleven, opvang. Ontroerd waren mijn kinderen door de onbaatzuchtige liefde die ze mochten ondervinden van niet-Joodse mede-Canadezen.  De aanrijding had dus eigenlijk behalve de schrik en de kapotte auto, toch een zeer happy end. Mijn schoonzoon heeft waar mogelijk de hulpverleners, voorbijgangers en bewoners van de huizen van waaruit de hulp is gekomen  telefonisch bedankt en heeft zelfs de moeite genomen om naar de plek des onheils terug te gaan (meer dan een uur rijden in een geleende auto) om zijn dankbaarheid kenbaar te maken.

Dus toch nog iets moois voortgekomen uit het autowrak!

Dagboek van de Opperrabbijn 21 juli 2024

Sjabbat jongstleden door niemand nagescholden, toch geweldig! Wel was er niet ver van ons huis op sjabbat een of andere vechtpartij waarbij vijf jongelui werden gearresteerd, maar dat had niets met antisemitisme te maken en zelfs niet met Israël!

Ondertussen krijg ik meer en meer aanvragen van mensen die denken Joods te zijn. Sommigen blijken het te zijn, maar anderen hebben kennelijk tijd over en schrijven hun vermeende Joodse stamboom in lange en oninteressante epistels met vele bijlagen en voorzien van uitweidingen over kwesties die best interessant kunnen zijn, maar niet van doen hebben met de vraag of hun Joodse afstamming klopt. Omdat ik fatsoenlijk wil blijven lees ik alle inkomende post en reageer ook nog.

Wat vindt u van deze aanvraag: Een mevrouw beweert Joods te zijn want zij is de dochter, van de dochter, van de dochter van de dochter van een mevrouw die getrouwd was met een man die naar alle waarschijnlijkheid Joods was want hij was, zo blijkt uit de familiaire overlevering, in het bezit van een Joodse kandelaar. Nou kunnen kandelaars uiteraard niet Joods zijn, maar waarschijnlijk doelt ze op een Menora! Nadat ik de zeven pagina’s had doorgeworsteld merkte ik dat mijn doorgaans engelengeduld onder druk kwam te staan en ik het even niet meer zag zitten.

Een andere aanvraag baseerde haar Jood-zijn op een Joodse moeder, vijf generaties geleden. Het enige probleem is echter dat die moeder als achternaam Cohen had moeten hebben, maar in de papieren stond Jansen en dat was, volgens aanvraagster, een begrijpelijke verschrijving…

En wat vindt u van die mevrouw wiens moeder op een Joodse begraafplaats ligt begraven in Parijs, het weet te regelen om lid te worden van een NIK-Joodse Gemeente, steen en been loopt te klagen over de traagheid waarmee Jacobs haar duidelijke en eenvoudige zaak oppakt en met die klacht de nodige bestuurders, die me om andere redenen niet zo aardig vinden (die bestaan echt!) bestookt. Na twee jaar ben ik erin geslaagd de in Parijs begraven moeder te traceren. Ze werd gecremeerd in Meppel!

Dinsdag aanstaande is het de zeventiende van de Joodse maand Tammoez, een vastendag.  Op die dag zijn onder andere de Stenen Tafelen door Moshe gebroken toen hij zag dat het volk bezig was met het aanbidden van het Gouden Kalf. Ook op diezelfde dag was er, eeuwen later, een bres geslagen in de muren van Jeruzalem met als gevolg drie weken later de vernietiging van de Tempel in Jeruzalem. De Stenen Tafelen zijn in feite de kortste samenvatting van de totaliteit van Thora en Traditie. Na het breken van de eerste set Stenen Tafelen gaat Moshe nogmaals naar Boven om G’d vergiffenis te vragen voor de bedreven afgodendienst. En tenslotte gaat Moshe nog een derde keer naar Boven en komt dan terug met de tweede set Tien Geboden die uiteindelijk in de Tempel in Jeruzalem in het Allerheiligste zal worden bewaard. En rondom dat gebouw, met de Stenen Tafelen, is een muur waarin een wig is geslagen die leidde tot de vernietiging van de Tempel.

Het Jodendom behoeft een omheining ter bescherming. Maar af en toe worden er krachten in werking gesteld om in die omheining een wig te slaan. Te sjoemelen met de vraag wie er wel/niet Joods is. Dit soort aanvallen op de Joodse muur kan leiden tot de vernietiging van het allerheiligste, onze Joodse identiteit. Aan mij en aan ons allen is het om die muur overeind te houden. Die muur die we nodig hebben om het allerheiligste te beschermen.

Ik moest er vanmiddag even tussenuit. Na alle hete dagen, na al het bovenstaande gezeur waarvan ik u slechts een klein overzicht liet zien, na bestuurders en collega’s die me soms niet zo aardig vinden, na en na… Een schip kan alleen dan zijn doel bereiken als hij koers houdt. Een klein graadje uit de koers heeft grote gevolgen voor het missen van het ultieme doel. Ik, als opperrabbijn, word geacht de koers goed in de gaten te houden en zorgvuldig te bewaken.

Dagboek van de Opperrabbijn 17 juli 2024

Over enige maanden zullen we eindelijk weer een sjabbaton in Middelburg mogen beleven met de Joodse Gemeente. Maar anders dan andere jaren, wanneer het een gewone sjabbat betreft, zal ons bezoek gekoppeld zijn aan het dertigjarig bestaan van de gerestaureerde synagoge. Dertig jaar geleden mocht ik samen met chazan Prof. Hans Bloemendal de sjoel inwijden, nadat op de ruïnes van de in de oorlog door een bom getroffen sjoel, de nieuwe sjoel van Middelburg was herrezen. Maar los van de sjoel: wat een eenheid, wat een vriendelijkheid, wat een prachtige Joodse gemeente. Nu waren wij er slechts een paar uurtjes om een tentoonstelling te openen, die eigenlijk al geopend was, maar die ik toch met terugwerkende kracht heb geopend. Schitterende tekeningen die een en al spiritualiteit toonden en allen waren voorzien van een uitgebreide en diepgaande uitleg. De kunstenaar was een broer van ‘mijn man in Zeeland’, Luuc Smit, de chazan, opbouwer, kiddoesj-regelaar en bovenal de ziel van  Zeelands synagoge.

Nablijven was deze keer niet mogelijk want om 18:45 uur werd ik verwacht in Amsterdam,  waar de March of Life, de wandeltocht van Westerbork naar de Hollandsche Schouwburg officieel werd beëindigd. Mij was verzocht om de wandelaars, niet-Joodse Nederlanders en niet-Joodse Duitsers, toe te spreken. Vijf minuten en niet langer, want ook de andere sprekers zouden het kort houden.  Maar toen ik de andere sprekers had gehoord begreep ik dat vijf minuten een zeer rekbaar begrip was geworden. Ik voelde me thuis en heb dan ook duidelijk aangegeven dat volgend jaar ik niet alleen aan het eind zal komen, maar, indien mogelijk, de tocht ga meemaken. Een pro-Israël demonstratieve wandeling die als enig doel heeft: tonen aan de wereld dat we achter Israël staan en blijven staan. Een indrukwekkende bijeenkomst. Speciaal de Duitse vrouw die als kind niet anders wist dan dat haar grootvader vanwege longproblemen in de Sjoa niet in Hitlers leger had gediend… tot ze op onderzoek uitging en de leugen de waarheid niet langer kon verbergen. Haar grootvader was de elektricien van Auschwitz die zeer actief had meegebouwd aan de gaskamers van de hel… Voor zijn kleindochter begon toen een lijdensweg van schuldgevoelens en woede.

Omdat ik de gewoonte heb om iedere dag  “Chitas te lernen” las ik vanochtend o.a. dat daar waar een mens zich bevindt een opdracht op hem ligt te wachten. Gisteravond bij mij thuis een journalist van de Volkskrant voor een interview voor de krant van, naar ik meen, aanstaande zaterdag. Wat ik daar heb geprobeerd te zeggen kunt u dus over een paar dagen in de Volkskrant lezen. Gisteravond dus de journalist en vanochtend de fotograaf.  Met het nemen van zo’n foto zijn gewoonlijk enige uren gemoeid: zus staan, zo staan: hier kijken, daar kijken. Maar ik ben het ondertussen wel gewend, het gaat altijd zo. Maar wat nu anders was dan anders, en daar lag dus kennelijk mijn opdracht voor vandaag, dat was de fotograaf zelf, een moslim wiens ouders uit Tunesië afkomstig waren. We hebben toch alles bij mekaar bijna twee uur gesproken over antisemitisme, Israël, het Midden-Oosten, het bestaansrecht van Israël, radicalisering, extremisme, Gaza en Hamas. We zijn er nog niet in geslaagd om het Midden-Oosten conflict op te lossen, maar we hebben gesproken en dat is al heel wat. Want helaas is de bereidheid om met elkaar in contact te zijn aan onze kant, de Nederlandse Joden, en van hun kant de vertegenwoordigers van de Moskeeën, miserabel klein.

Na enige uren achter de computer e-mails beantwoorden en telefoongesprekken, ging ik wandelend naar mijn opticien om mijn bril een beetje te laten bijstellen. Dat is niet zo spannend, maar wel de wandeling erheen.

Een man met duidelijk de kenmerken van iemand die uit een niet-westers land, stond naast zijn fiets langs de route in het parkje. Maar na de opticien stond hij er nog en staarde mij met grote ogen aan. Benieuwd zijnde vroeg ik hem wie hij was en na die vraag brak hij los: afkomstig uit Afghanistan, vrouw en drie kinderen, woont hier al een tijdje, was een journalist en doet een inburgeringscursus. Van Joden had hij nog nooit gehoord, maar wel wist hij me te vertellen dat Mohammed de Jehoed-mannen had vermoord om vervolgens, naar zijn zeggen, hun vrouwen tot slavin te maken en hun bezittingen te confisqueren. We blijken beiden tegen fanatisme en tegen extremisme te zijn. Hij is fel tegen de Taliban en legt me uit dat Taliban in Pakistan hoort te leven en niet in Afghanistan. Ik knik vol begrip om hem een goed gevoel te geven, maar ik weet nauwelijks het verschil tussen Pakistan en Afghanistan, voor mij zo’n beetje gelijk aan het verschil tussen Drenthe en Groningen. Een heel aardige man, maar hij leeft nog steeds in zijn ver weg land en lijdt zichtbaar onder de angsten van voor zes maanden geleden, voordat hij in Nederland werd toegelaten, nadat hij onze soldaten jarenlang had mogen helpen met vertalen.

De dialoog is goed en belangrijk. Op z’n minst naar elkaar luisteren. Proberen elkaar te begrijpen. In mijn woonplaats is een zogenaamd Bondgenotenoverleg. Dat overleg is bedoeld om spanningen in de stad te voorkomen, daar moet het contact zijn. Mais non, alle denkbare schakeringen, kleuren en geloven doen mee, behalve: de moskeeën! Mijn persoonlijke gesprekken waren goed, zinvol en hoopvol, maar het gesprek met vertegenwoordigers van de Islamitische gemeenschap wordt vermeden. En dus hoeven we niet verbaasd te zijn als het antisemitisme groeit en groeit en groeit!

Maar er bestaat een Joodse traditie dat het niet goed is om met iets negatiefs te eindigen en dus moet ik melding maken van het bezoek helemaal aan het eind van mijn dag. Rabbijn Mendi Kotlarsky, zoon en opvolger van de recentelijk overleden leider van de educatieve afdeling van Chabad International en ook familie van mijn Blouma, was op doorreis in Nederland. Maar ondanks de zeer beperkte tijd is hij speciaal voor een half uur vanaf Schiphol naar Amersfoort gekomen om mij de hand te drukken. Die onverwachte handdruk was warm en bemoedigend… Een mooi einde van een paar zware dagen met vele kilometers!

 

 

Dagboek van de Opperrabbijn 14 juli 2024

Nooit kijk ik in het vliegtuig naar films, maar deze keer dus wel. Een film over de oorlog. (Ik bedoel niet de oorlog tussen Rusland en Oekraïne. Ook doel ik niet op de oorlog Israël – Gaza of een van de vele andere oorlogen die nu meestal wreed worden uitgevochten, maar die voor (social) media oninteressant zijn. Neen, ik bedoel gewoon de oorlog, de jaren ’40-’45 die we al bijna zijn vergeten. De film ging over Nicholas Winton die 669 bijna allemaal Joodse kinderen uit Praag wist te redden door ze met toestemming van hun ouders naar Engeland te brengen. Zij overleefden, hun ouders niet. Ik moest halverwege stoppen om naar deze film te kijken, want het werd me te veel. Maar net voordat ik stopte met kijken hoorde ik nog hoe moeizaam het was om in Engeland pleegouders te vinden, dat er voor ieder kind aan Engeland vijftig British Pond betaald moest worden en dat ons brave Nederland aanvankelijk toestemming weigerde om de kinderen via Nederland naar Engeland te laten reizen… en besloot ik om verder niet te kijken.
Tijdens mijn verblijf aan de andere kant van de Oceaan, had ik enige dagen geleden een ontmoeting met de gevangenis rabbijn over de Joodse jongeman die al sinds 2016 in handen is van de Huti’s in Jemen, terwijl zijn moeder al jarenlang in Egypte wacht op de bevrijding van haar zoon. De hoop was er nu op gericht dat zijn naam zou verschijnen op de lijst van de zoveelste gevangenenruil tussen Saoedi-Arabië en de Huti’s, maar wederom kwam de naam van de stumper, of wat daarvan nog over is, niet voor.
En ik maar lekker vakantie vieren! En vooral de afschuwelijke beelden niet willen zien. Want zo gaat het in dit aardse bestaan: count your blessings en kijk zoveel mogelijk weg van onrecht!
Noch nauwelijks geland spoedde ik mij naar Nijkerk. Het Israël Product Center was zwaar beklad en de ambassadeur van Israël zou uit een soort solidariteit (niet met de bekladders, wel te verstaan!) de medewerkers toespreken. Ook ik was gevraagd om enkele woorden tot de aanwezigen te richten.
’s Avonds zou ik, breed aangekondigd, meelopen met de wekelijkse solidariteit mars vanaf het Stadhuis van Amersfoort naar de sjoel, die in 2027 driehonderd jaar bestaat. Geweldig te zien hoe inmiddels week in en week uit niet-Joodse medeburgers demonstratief achter ons staan, maar hun stille tocht geen demonstratie noemen, want dat vonden ze te luidruchtig!
Omdat zowel de dus niet demonstrerende solidariteits-lopers en de medewerkers van het IPC allen tot het steeds zeldzamer wordende religieus gemotiveerde deel van onze samenleving behoren, heb ik er niet voor geschroomd een link te leggen tussen de bekladders en de Sidra, de Schriftlezing, van de week. Korach komt in opstand. Zijn doel was om via een machtsstrijd chaos te creëren. Dat doen de klimaat gekkies ook. Want of het nu de verwarming van de aarde betreft of de oorlog in Gaza, of het wegkijken van afschuwelijke brandhaarden op zovele plaatsen in onze beschaafde wereld. Het zijn dezelfde schreeuwend lekkende bekladders die vooraan staan om het recht op abortus te bepleiten en die ook tegen mij hun haatvolle zorg kenbaar maakten over het vertrouwde ouderwetse eeuwenlange fenomeen “mannetje- vrouwtje”. Die twee zouden dus volgens hen niet meer van deze tijd zijn. De mannetjes en vrouwtjes moeten gewoon genderneutraal worden genoemd, want dan raakt volgens deze deskundige pleiter voor anarchie er niemand meer beledigd. Hoewel: wat doen we met het befaamde lied A Jiddische mamme. Is dat nog geoorloofd en mag ik dat nog, met tranen in mijn ogen, voor mijn lieve overbezorgde Jiddische mamme zingen?
En deze week lezen we in alle synagogen ter wereld over de as van de rode koe, over rein en onrein. Deze wet, die zelfs koning Salomo niet kon verklaren, heeft alles te maken met het aanvaarden dat we dienen te beseffen dat we niet alles kunnen begrijpen omdat uiteindelijk alles van Boven komt.
Dus: vechten tegen antisemitisme en tegen iedere vorm van onrecht, maar tegelijkertijd weten dat we ook moeten aanvaarden dat er veel onaanvaardbaar is!
 
En ondertussen zijn de voorbereidingen voor het Chabad Zomerdagkamp in volle gang, en zweet ik me een rotje om ook voor dit jaar het financiële plaatsje weer rond te krijgen. Alles is duurder geworden, ouders beschikken dus over minder geld, de beveiliging mag niet meer negentig procent zijn, maar minstens honderd. En aan die honderd hangt een tien procent duurder prijskaartje dan aan die negentig. Maar zoals de anti Israël demonstranten niet te stoppen zijn, zo ook gaan wij verder met de opvoeding van zoveel mogelijk Joodse kinderen, ondanks alles en juist nu!
 
 

Dagboek van de Opperrabbijn 7 juli 2024

Sinds 7 oktober is het aantal aanvragen voor een Rabbinale verklaring enorm toegenomen. Mensen die tot op heden al dan niet bewust hun Jood-zijn geheim hielden, willen nu hun Joodse identiteit bevestigd zien en op de een of andere wijze hun Jood-zijn beleven. Dat beleven kan zich uiten door lid te worden van een Joodse Gemeente, door als niet-lid sjoeldiensten bij te wonen of door af en toe naar een Joodse bijeenkomst te gaan. Tussen hen een aantal dat met mijn Rabbinale verklaring te zijner tijd als het antisemitische vuur te na aan de schenen wordt gelegd Israël als vluchthaven wil gebruiken. Voor onze ouders waren alle grenzen gesloten, ook de Nederlandse. Uiteraard begrijp ik dat zij die kiezen voor assimilatie zich niet tot mij wenden en alles eraan doen hun Jood-zijn te verbergen. Ik begrijp hun keuze, maar betreur die, omdat de eeuwenlange keten van overleven door hen wordt verbroken.

Ook krijg ik verzoeken van vluchtelingen uit Arabische landen die aangeven van Joodse afkomst te zijn en dus graag mijn Rabbinale verklaring willen ontvangen om of naar Israël te gaan of hier, vaak na afwijzing, toch nog een (Joodse) poging willen wagen om een Nederlandse verblijfsvergunning te ontvangen.

En daar wringt mijn rabbinale schoen tussen medelijden en feitelijkheid. Waarom zou iemand beweren Joods te zijn als hij of zij dat niet is? Een goede vraag, maar voor beantwoording moet u naar de psycholoog gaan, niet naar mij die het onderscheid moet bepalen tussen waarheid en fabel. En pas op: niet iedere fabel is onschuldig.

Een jood uit Irak wil een Rabbinale verklaring. Hij diende als piloot van een Apache helikopter in het Iraakse leger en heeft zijn Jood-zijn strikt geheim moeten houden. Maar hij was wel aanwezig, zo blijkt uit onze conversatie, bij de drukbezochte begrafenis van zijn moeder op de Joodse begraafplaats!  En na een gesprek met een deskundige bleek hij niet te weten hoe een Apache helikopter te besturen.

En wat vindt u van die mevrouw uit Iran die er niet Joods uitziet en absoluut geen Joodse naam heeft, maar toch beweert antisemitisch te worden bejegend door Palestijnse vluchtelingen in het AZC, waar bij navraag geen Palestijnse vluchtelingen zaten! En zo kan ik nog een aantal problematische columns volschrijven.

Mohammed woonde in Jordanië, komt uit een familie met een traditie dat ze van joodse afkomst zouden zijn. Dit is hem in vertrouwen door zijn Islamitische vader verteld. Dit zou uitgelekt zijn. Hij is opgegroeid in Jordanië, en woont met zijn gezin, echtgenote en drie kinderen,  nu sinds vier jaar in een AZC omdat, naar zijn zeggen, zijn schoonfamilie hem met de dood bedreigt en hij zich dus genoodzaakt zag om te vluchten. Voordat ze gevlucht zijn, is hij nog op de Jordaans islamitische valreep een aantal malen mishandeld en werd hun huis in brand gestoken. Mohammed en zijn echtgenote hebben inmiddels de Islam radicaal de rug toegekeerd en identificeren zich met het Joodse volk.  Hij richt zich momenteel op het leren van Hebreeuws, op het dagelijks zeggen van het Sjema Jisraeel en is erg geïnspireerd door het lezen van Tehillim. Hun asielverzoek is afgewezen. Ze zijn tweemaal in beroep gegaan en hebben nog een laatste kans, maar het ziet er niet goed voor hen uit. En nu dus aan mij het verzoek of ik mijn invloed kan aanwenden om voor hen alsnog een verblijfsvergunning te regelen.

Natuurlijk is het een dure plicht om iedere medemens in nood te helpen, maar klopt het verhaal? En zo niet: wat willen ze met mijn Rabbinale verklaring of met mijn voorspraak? Zijn ze zielig of is het een vernuftig spel om de Joodse gemeenschap en/of Israël te penetreren en een mogelijke aanslag te plegen.

Ik weet dat positief denken erg belangrijk is.  Ik weet ook dat toen kort voor 10 mei 1940 Nederland de grenzen sloot voor Joodse vluchtelingen uit Duitsland, door die sluiting honderden Joden in de gaskamers belandden. Maar naïviteit en goedgelovigheid kan ook een terreuraanslag op een Joods doel tot gevolg hebben.

En dus kies ik voor de harde lijn. Uitsluitend met een goed traceerbaar verhaal en met de juiste documenten, help ik mee. Maar als die ontbreken of oncontroleerbaar zijn, mag ik geen risico nemen, hetgeen me vaak niet in dank wordt afgenomen.

Hetzelfde geldt ook bij gioer (toetreding tot het Jodendom).  Ook daar is voorzichtigheid en zorgvuldigheid geboden. En aan omkoping en/of chantage geef ik niet toe.

Chantage? Hoezo? Waarmee? Een bevriende rabbijn vroeg mij om de gioer af te ronden. Hij stond volledig achter de kandidate en het was een kwestie van even een middagje Brussel, waar de RCE, Rabbinical Center of Europe, gevestigd is. En dus kwam de kandidate aangevlogen in Brussel voor een eerste kennismaking. Maar die kennismaking deden de kandidate en mijzelf besluiten dat ze er nog niet is. Te weinig kennis en ook (nog?) te weinig motivatie. En dus is haar rabbijn boos op mij, gaf aan dat ik haar ten onrechte heb afgewezen en weet mij te vertellen dat andere Joods religieuze rechtbanken veel soepeler zijn. En dus stop ik met deze kandidaat, omdat de morele chantage van haar rabbijn voor mij parten is gaan spelen. Doe ik dadelijk de gioer voor de oprechte kandidaat of voor de moreel chanterende collega rabbijn? Bij twijfel niet inhalen, heeft mijn lieve moeder me altijd voorgehouden. Ik zal naar haar blijven luisteren, al ware het alleen al vanwege “Eert uw vader en eert uw moeder.”

Naast al het gezeur over wie wel/niet Joods is, heb ik ook (bijna) iets moois mogen ontvangen: een mij onbekende heeft een portret van mij geschilderd. Volgende week komt de kunstenaar het langsbrengen.

 

En ook een positieve en bemoedigende uitspraak van mijn vriend de voorzitter van “een ander Joods geluid” kwam fijn over. Hij benoemde mij namelijk tot  de  “Ultieme verrader van het Judaïsme.”