Er is iets nieuws ontstaan dat er, althans voor mijn gevoel, niet eerder was. Als ik op sjabbat, zichtbaar Joods als ik ben, naar sjoel loop dan is het inmiddels de minhag, het gebruik, dat ik word nageroepen met woorden die geen pijn doen, maar wel pijnlijk bedoeld zijn. Toeterende auto’s met wel of niet openende raampjes die het getoeter begeleiden met schreeuwende Arabische kreten die ik meestal niet eens kan verstaan, behoren inmiddels tot het normaal. Maar nieuw is dat tot voor kort de uitschelders alleen jongens waren, maar sinds sjabbat jongstleden ook Moslima’s mij nastaren en trakteren op boze blikken. Verbale uitingen van haat heb ik nog niet kunnen onderscheiden, maar het is niet gezegd dat die er niet waren, maar gezien de afstand niet door mij werden gehoord. Ik kom in sjoel aan en bij de kiddoesj verneem ik dat ook een andere sjoelganger de eer te beurt is gevallen om sinds zeer recentelijk door jonge Islamitische dames te worden nagescholden. In ieder geval heeft het feit dat ook dames nu naschelden ook een positieve kant. Al jaren probeer ik erop te hameren dat vluchtelingen die we in Nederland binnen laten komen omdat ze in hun eigen land vervolgd worden, voorzien moeten worden van brood, bed en bad, maar ook van een vierde B, namelijk de B van basisnormen. En tot die basisnormen behoort: geen Joden, christenen of medemensen met een andere geaardheid discrimineren. Maar ook afstand nemen van de visie dat vrouwen gebruiksvoorwerpen zijn. Nu dus niet alleen heren, maar ook dames ons Joden naschelden, is dat voor ons niet gezellig, maar wel een positieve stap in de richting van de gelijkwaardigheid van man en vrouw. Een beetje positief denken in een wereld die vaak erg negatief eruitziet, kan geen kwaad!
Voordat ik maandag naar Rome vloog, waar ik de paus volgens afspraak niet heb ontmoet, mocht ik in Congrescentrum de Schakel in Nijkerk een kleine 250 man (en vrouw) toespreken. Het was ademloos stil tijdens mijn lezing. Het RD en het ND hadden beiden een verslag aan deze bijeenkomst gewijd die georganiseerd was door de Protestantse Raad voor Kerk en Israël. Het onderwerp? “Ga mee in het bevrijdende van Pesach en Pasen.” Zovelen die zo intens pro-Israël zijn, werkt op z’n zachts uitgedrukt, bemoedigend! Dank voor de organisatie en dank voor de deelnemers.
En toen dus vanuit Nijkerk pijlsnel richting Schiphol.
“Moisjele uit Wolosjene, net aangekomen in de Verenigde Staten, zag meteen dat het leven in het moderne Amerika anders is dan in het Oost-Europese armoedige Joodse getto-bestaan. En dus ging hij meteen op zoek naar een andere Joodse identiteit. Hij kocht een modern maatpak en ruilde zijn afgedragen pet in voor een keurige hoed. Om in sjoel een positie te verkrijgen besloot hij zichzelf voor te doen als een kohen. Een kohen wordt als eerste bij de Thora-lezing opgeroepen en op de Jamiem Towiem, de Feestdagen, moet hij doechenen, voor de Heilige Arke staande de sjoel-bezoekers zegenen.
De eerste Jom Tov in de Nieuwe Wereld ging hij naar de Grote Synagoge. Toen de gabbe uitriep, voor de Thora-voorlezing, of er kohanim aanwezig waren stak Moisjele prompt en vol enthousiasme z’n hand op, werd als eerste opgeroepen en bij het Moesaf-gebed stond hij fier en trots voor de Heilige Arke om de gemeenschap te zegenen. Moisjele voelde zich ontzettend belangrijk, speciaal toen de goegemeente hem uitgebreid de hand kwam schudden om te bedanken. Hij voelde zich een ander mens, een rijk en belangrijk persoon.
Na afloop van de sjoeldienst ging iedereen naar de opperrabbijn om hem goed Jom Tov te wensen. Toen Moisjele de opperrabbijn de hand schudde keek die hem verbaasd aan en zei: “Moisjele! Jij bent toch Moisjele uit Wolosjene, ik herken je, ik woonde bij jou om de hoek. Wat geweldig om je hier te zien. Maar, wacht even, ik heb je vader goed gekend en zelfs je grootvader. Maar hoezo ben jij een kohen? Ik weet zeker dat je vader en grootvader dat niet waren!” Moisjele keek de opperrabbijn recht in de ogen en zei: “U hebt gelijk. Maar net zoals u in Wolosjene geen rabbijn was en hier zelfs opperrabbijn bent, precies zo ben ik nu kohen”.
Met deze anekdote werd maandag een besloten tweedaagse inspirerende conferentie geopend voor een dertigtal vooraanstaande bestuurders van Europese Joodse Gemeenten. Omdat ik chairman ben van het Committee Combatting Antisemitism van de EJA, de European Jewish Association, was ik ook uitgenodigd. De rode draad was awareness, bewustwording van de gevaren van het opkomend antisemitisme en antizionisme. Experts uit Israël kwamen waarschuwen en reikten handvaten aan hoe fysiek om te gaan met de nieuwe werkelijkheid die intensieve beveiliging vereist. Maar, en dat was nog veel belangrijker, de alertheid werd geprikkeld en ieders plicht benadrukt om bescheidenheid aan de kant te zetten en vooraan te gaan staan in de strijd tegen het antisemitisme.
Ja, Am Jisraeel Chaj, het Joodse volk leeft en zal altijd overleven, maar wegkijken en achteroverleunen draagt daartoe niet bij! Met andere woorden: ieder moet zijn of haar verantwoordelijkheid nemen, ook als hij/zij denkt dat niet te kunnen. Aan misplaatste bescheidenheid hebben we even geen behoefte!
Gedurende de coronatijd begon Opperrabbijn Jacobs met zijn dagboek op verzoek van het
Joods Cultureel Kwartier.
NIW publiceert nu deze bijzondere stukken op haar website www.niw.nl .

Het was/is de laatste weken wel veel vliegen, want nadat ik maandag was teruggekomen uit Montreal vertrok ik donderdag in alle vroegte naar Wenen om vrijdagochtend om 8:30 uur weer terug te zijn op Schiphol.
In mijn aanstaande column voor het papieren NIW ga ik in op de zegen en de vloek die social media kunnen brengen. Want het moge dan zo zijn dat als er twitter zou zijn geweest in de Shoa de wereld had kunnen vernemen over de vernietigingskampen, maar mijns inziens zou dat niet veel hebben uitgemaakt, want een berichtje over de gaskamers zou worden weggehoond door duizenden berichtjes die dat ene berichtje of die ene video naar het land der (bloed) sprookjes zouden verwijzen. Maar nog voordat mijn column in NIW 20 is verschenen, worden we naar aanleiding van 7 oktober overspoeld met “aanwijzingen en bewijzen” dat Israëlische soldaten zich schuldig maken aan martelingen van onschuldige Palestijnse gevangenen en verkrachting van Palestijnse vrouwen…
Mijn computer geeft aan in de balk onderaan het scherm: -11 C en lichte sneeuw. U begrijpt dus dat ik waarschijnlijk niet in ons natte kikkerlandje ben. Klopt! Vandaag vliegen we terug naar Nederland na een kleine Montreal-week. Bar-Mitswa van de oudste zoon van onze jongste dochter.
Hoewel ik geen groot krantenlezer ben, viel mijn oog op een interview in het ND (Nederlands Dagblad, voor krant-analfabeten) van 13 februari met Caspar Veldkamp, lid van de Tweede Kamer en voormalig ambassadeur der Nederlanden in Israël. De kop van het artikel luidde: “Ik zie grote misverstanden in debat over Israël”. Een genuanceerd verhaal met een genuanceerde kop. Die kop is essentieel omdat helaas de gemiddelde krant-lezende Nederlander niet verder komt dan de koppen. De kop van een ander artikel, naast het interview met Veldkamp, luidde “Winkeliers samen in actie tegen winkeldief”. Dat artikel beschrijft hoe de winkeliers in Hoog Catharijne lijden onder terreur, want zo klinkt het, van brutale ongeremde winkeldieven. Het gaat zelfs zo ver dat er toestemming is verkregen om beelden van de dieven/oproerkraaiers, zichtbaar op de vele camera’s, openbaar te maken.
De Brith Milah in Lelystad ben ik nog steeds niet vergeten. Tsores moet je vergeten en simches koesteren. En dus hierbij nog een foto die me werd nagestuurd. Maar er waren de laatste dagen, zelfs vandaag, ook een paar mooie verrassingen. Al enige jaren doe ik mee met de rubriek “Vraag het de rabbijn”. Het werkt als volgt: mensen sturen via een link een vraag in en die wordt dan door de initiatiefnemer beoordeeld en indien goedgekeurd, ontvang ik hem. De vraag wordt niet doorgestuurd als de vraag geen vraag is maar zomaar iets onzinnigs. Ook een poging om mij te bekeren wordt niet doorgestuurd, want de initiatiefnemer van de site wil niet dat ik bekeerd word, want dan zit hij bij “Vraag het de rabbijn” zonder rabbijn en dus krijg ik vragen die rieken naar bekering nooit doorgestuurd.
De hakenkruizen op de vriendelijke totaal onschuldige synagoge van Middelburg hebben mij afgelopen dagen beziggehouden. Duidelijk is dat het niet toevallig een voorbijganger was die plotseling dacht “ik heb even niets te doen dus laat ik maar een hakenkruis aanbrengen” en toevallig had hij een spuitbus bij zich en wederom zeer toevallig stond hij net voor de synagoge van Middelburg. Maar of de bekladder extreemrechts is of extreem-links, gewoon extreem sukkelig of product van een moeizame opvoeding, is momenteel nog niet bekend en dus moeten we oppassen met het trekken van conclusies. Maar hoe je het ook draait, wendt of keert, de bekladding is niet goed, maar heeft toch ook iets moois opgeleverd: een zee aan bloemen.
En toen de ontmoeting in de Tweede Kamer:
Het was een heel fijne sjabbat. Een erg goede opkomst in sjoel. De nieuwe voorganger, Shaja Groenewoudt, zoon van mijn Amsterdamse collega, voelt zich al helemaal thuis, ik hoor alleen maar positieve geluiden uit de kehilla over zijn functioneren en de goegemeente blijft langer en langer aanwezig bij de kiddoesj na afloop, een goed teken. Hoewel ik niet iedere sjoelbezoeker ervan verdenk dat hij met volledige devotie alle gebeden in sjoel volgt, zingt iedereen luidkeels en vol overgave mee of luistert aandachtig als het gebed voor de Staat Israël en voor het welzijn van onze soldaten wordt uitgesproken. Ik schrijf bewust ‘onze’ soldaten omdat meer en meer bij ons, Nederlandse Joden, gevoeld wordt dat als ik hier in Nederland niet meer kan blijven, de grens van het Heilige Land voor ons openstaat. Mijn ouders, denk ik dan, konden in de jaren ’40-’45 geen kant op. Nergens waren ze welkom. Wat dankbaar moet ik zijn dat Israël bestaat.
Het waren best fijne en succesvolle dagen. Toebisjwat, het nieuwjaarsfeest der bomen, was ik