Dagboek van de Opperrabbijn 27 januari 2025

Ik ontbrak, wel/niet tot mijn spijt, bij de Nationale Auschwitz Herdenking in Amsterdam. De reden? Ik was gevraagd om een lezing te geven in Cadier en Keer vanwege de Katholieke Dag van het Jodendom. De andere spreker was de bisschop van Roermond, Mgr. Ron van den Hout, de opvolger van Mgr. Smeets, die zo triest veel te jong was overleden. De organisatie was in handen van de Resonansgroep, een al vele jaren bestaande ontmoeting tussen de Rooms Katholieke Kerk en de Joodse Gemeente Limburg. Een van de oprichters van de Resonansgroep was Benoit Wesly, de vorige voorzitter van de Joodse Gemeente, de eigenaar van Hotel Derlon in Maastricht, de koning van Maastricht, zoals hij wel wordt genoemd, en, last but not least, mijn vriend, de Honorair Consul van Israël. Speciaal in deze tijd van florerend antisemitisme hebben wij als Joodse gemeenschap vrienden nodig die pal achter ons staan. En om die vriendschap te tonen was ik zondag niet bij de Nationale Auschwitz Herdenking in Amsterdam, maar in het verre Limburg.

Provinciale Holocaust Herdenking

Maar er was nog een reden om in Maastricht te vertoeven: de viering dat 80 jaar geleden Limburg werd bevrijd en de daaraan gekoppelde Limburgse Holocaust herdenking. Een serene stilte heerste er in het Gouvernement. Sprekers waren de gouverneur Emile Roemer, Lalla Weiss, namens de Roma en Sinti, Onno Hoes en Ferdinand Grapperhaus. En tussen alle sprekers was er muziek en voordracht. Geen applaus, uitsluitend een zeer gepaste stilte. En na afloop van het programma een receptie, een samenzijn, een van gedachten wisselen. Voor koosjere hapjes was er royal gezorgd. En een parkeerplaats hoefde ik ook niet te zoeken, want wij kregen een gereserveerde plaats. Roemer bedankt mij voor mijn aanwezigheid, terwijl mijn dank echt naar hem uitging. We voelden ons zo bijzonder welkom.

Als ik terugdenk aan alle bijeenkomsten waarbij ik aanwezig mocht zijn, dan ben ik dankbaar dat er zoveel vrijwilligers zich geheel belangeloos hebben ingezet om de herinnering aan de Holocaust levend te houden en ook achter Israël te staan, gisteren, nu en morgen. Am Jisrael Chaj, het Joodse volk leeft en zal altijd overleven! Maar ondersteuning en vriendschap vanuit de niet-Joodse samenleving kunnen we goed gebruiken! Voelt goed!

Wat heeft op mij de meeste indruk gemaakt, vroeg ik mezelf af. Van alle bijeenkomsten die ik heb meegemaakt beginnend met de borrel van de coördinator antisemitisme bestrijding en vanmiddag eindigend met de Holocaust Herdenking in het Gouvernement aan de Maas, was ik het meest getroffen door een Stolpersteine zonder tekst. Bij de herdenking van het Apeldoornsche Bosch trad een zanger op. Ik weet niet of het woord zanger hem voldoende omschrijft, want hoewel hij zong, zong hij eigenlijk niet. Al zingend beschreef hij waarvoor hij stond. Hij had zich in de plechtigheid verdiept en verwoordde de reden van het samenzijn, het pijnlijke onbeschrijfelijke leed dat de bewoners van het Apeldoornsche Bosch was aangedaan.

Toen ik hem complimenteerde voor zijn sensitieve optreden, vroeg hij mij advies. Hij was gevraagd om een lied te componeren voor de onthulling van een Stolperstein-zonder-naam. Een tekstloos steentje, ter herinnering aan een naamloos slachtoffer, een baby die nog geen baby was. Zijn pappa en mamma hadden zich aangemeld voor de zogenaamde “tewerkstelling in het Oosten”. Pappa werd bij aankomst vergast. Mamma, zichtbaar zwanger, kwam onder de moordende handen van de kamparts Josef Mengele. Haar baarmoeder werd opengesneden en de baby, ongeboren, werd naamloos vermoord. Voor hem moest de zanger zingen bij de onthulling van de naamloze Stolperstein. Zijn moeder overleefde, maar heeft zich jaren na de bevrijding van het leven benomen, want fysiek had ze overleeft, maar geestelijk was ze vermoord.

Nog even de krant van morgen bekeken: een museumdirecteur wil niet, naar aanleiding van de brutale kunstdiefstal in Assen, dat een museum in gewapend beton moet worden gegoten. Terecht! Maar, mijnheer de museumdirecteur, is het u bekend dat Joodse scholen en bijeenkomsten al vele jaren binnen het gewapende beton zijn geplaatst? Hoe luidde het spreekwoord ook alweer? Kanarie in de kolenmijn?

Morgen een televisieopname van de EO voor een of ander programma over de Auschwitz herdenking en daarna komt Miriam Nir, voormalig voorzitter van de Joodse Gemeente Bussum, om mij te interviewen voor mijn eigen jaarverslag over 2024.

Maar de Stoplperstein-zonder-naam krijg ik voorlopig niet uit mijn gedachten…

 

Dagboek van de Opperrabbijn 23 januari 2025

We zitten nu op de boot naar Engeland. Uitgaande sjabbat gaan we weer terug en dan zondagochtend vanuit Hoek van Holland direct naar Maastricht vanwege de Dag van het Jodendom. In Cadier en Keer, in een zaal grenzend aan het klooster, wordt van mij een lezing verwacht. Onderwerp, u raadt het al: antisemitisme. Maandagmiddag zijn we dan in het Gouvernement voor de herdenking dat tachtig jaar geleden Limburg werd bevrijd. Daar zal ik geen toespraak houden maar fungeer ik als decorum, op nadrukkelijke persoonlijke uitnodiging van Emile Roemers, de Gouverneur van Limburg. X. Ook dat is van belang, maar vergt nagenoeg geen voorbereiding. Hoewel: schoenen moeten gepoetst zijn, stropdas, net pak, lintje goed zichtbaar. De hoofdspreker zal Grappenhaus zijn, de voormalige minister van Justitie en Veiligheid. En dan omstreeks 17::00 uur terug naar huis. Waarom ‘even’ Londen? Jaartijd van Yisrolik zl. onze oudste zoon die daar begraven ligt. Zijn vrouw, onze schoondochter, bezoeken en haar op zijn sterfdag tot steun zijn…

Ik weet niet meer waar te beginnen en waar te eindigen met dit dagboek. Zoveel impressies, zoveel Auschwitz, zoveel namen die werden, in Apeldoorn, en nog steeds worden, in Westerbork, voorgelezen, zoveel inzet van vrijwilligers, burgemeesters…

De afgelopen week begon met de borrel op het Ministerie van Justitie en Veiligheid, voor allen die hadden meegewerkt aan het educatieve project van de Coördinator Antisemitisme bestrijding. Naast de staf, ik begreep dat die bestaat uit tien medewerkers, waren er ook nog zo’n veertig genodigden. Behalve een welkomstwoord van Eddo Verdoner, de coördinator, was er geen programma, maar volop gelegenheid kennis te maken met elkaar en gedachten uit te wisselen over de broodnodige Holocaust educatie. Dat was goed en vooral warm. Alle hapjes waren koosjer en erg goed verzorgd. Maar na die maandagavond begon het.

Gemeente Apeldoorn – Herinneringscentrum Apeldoornsche Bosch is uitgebreid en heropent op dinsdagavond 21 januari. Voorafgaand aan de opening wordt een theatervoorstelling opgevoerd in Het Vierhuis: Ludmilla of Lijken aan de lopende band. Foto Rob Voss

Dinsdag stond letterlijk de hele dag in het teken van het Apeldoornsche Bosch. Van tien uur ’s ochtends tot elf uur ’s avonds. Meer dan 1400 bewoners en medewerkers werden op 21/22 januari 1943 afgevoerd. Slechts 21 hebben het overleefd. Vanwege mijn veertig jaar Sinai Centrum, de naoorlogse opvolger van het psychiatrische ziekenhuis het Apeldoornsche Bosch, voel ik me extra verbonden. Bij het monument heb ik het herdenkingsgebed uitgesproken, kadiesj gezegd en uiteraard mijn jaarlijkse toespraakje gehouden. Hoewel ik absoluut niet voornemens was om de huidige politieke situatie in Israël ter sprake te brengen, kon ik het toch niet nalaten om keihard aan te geven dat als toen de Staat Israël had bestaan, we nu niet bijeen hadden hoeven komen om de onmenselijke moord op de bewoners van het Apeldoornsche Bosch te herdenken.

’s Avonds heeft Hare Koninklijke Hoogheid prinses Margriet het hernieuwde herdenkingscentrum geopend. De avond was zo geweldig georganiseerd, perfecte indrukwekkende zang/muziek, goede toespraken, alles verliep zo indrukwekkend, was zo geweldig voorbereid en Blouma en ik voelden ons zo welkom. Het hernieuwde Herinneringscentrum is van groot belang. Een eerbetoon aan de toenmalige bewoners en hun begeleiders en een brok educatie. Scholen moeten hierheen gaan, om te herdenken en om te voorkomen dat…. De confrontatie met antisemitisme, racisme, het summum van ontmenselijking.  Dat was dus dinsdag.

Woensdag van tien tot elf uur in Amstelveen: Symposium Joodse Sector VGVZ, Vereniging voor Geestelijk Verzorgers. Door mijn opvolger in het Sinai Centrum, Daniel van Praag, werd een studiedag georganiseerd. Zo’n twintig geestelijk verzorgers van de Joodse Sector kwamen bijeen om te leren over het Joodse aspect van geestelijke verzorging. Aan mij was gevraagd om van 10:30 uur tot 11:00 uur te spreken over de invloed van 7 oktober op Joods Nederland.

Om 11:10 uur zat ik weer in de auto, gereden door een van mijn onvervangbare vrijwillige chauffeurs en om 13:25 uur was ik waar ik wezen moest: Westerbork!  Van twee tot drie waren wij uitgenodigd. Met wij bedoel ik twee overlevenden met hun kleinkind. Twee burgemeesters. Nog een klein aantal zeer betrokkenen en Yanki en ik. Het was het officiële begin van een paar dagen onafgebroken voorlezen van namen van hen die via Westerbork in de gaskamers van voornamelijk Sobibor en Auschwitz uit ons midden werden weggerukt. Namen, namen, namen. En leeftijden. Hoogbejaard en slechts enige maanden oud. Bertien Minco, de directeur van Herinneringscentrum Kamp Westerbork heette ons welkom en gaf hiermee de aftrap voor het lezen van namen en namen en namen… Uiteraard is ze in dienst van Westerbork, het is haar baan, duidelijk. Maar de wijze waarop ze invulling geeft, verdient een groot applaus. Ik maak even een sprongetje van woensdag naar dinsdagavond. Mevrouw Minco was een van de sprekers. Alle toespraken waren stuk voor stuk meer dan goed. En toch sprong voor mij de toespraak van Bertien eruit. Haar toespraak was geen toespraak, maar de persoonlijke dramatische geschiedenis van haar tante Sara, verpleegster in het Apeldoornsche Bosch. Ik voelde me niet meer aanwezig bij een herdenking. Neen, we werden door haar woorden en de foto’s die haar toespraak begeleidde, meegezogen in het drama van toen.

 

Dagboek van de Opperrabbijn 20 januari 2025

De laatste dagen begonnen met een bijna lege agenda, maar uiteindelijk werd de agenda dagelijks on the spot ingevuld. De komende dagen is precies andersom. Een propvolle agenda zonder tijd voor tussendoortjes of onverwachte afspraken. En dus ben ik verzoeken voor een gesprek of ontmoetingen die ik moet organiseren aan het vooruit duwen, richting februari. Een ingewikkeld probleem met betrekking tot de veiligheid van een Joodse school in een EU-land buiten de Benelux, dat via via bij mij is aangekomen, stuur ik via via netjes terug naar waar het hoort te zijn, namelijk bij de beveiligingsorganisatie in dat EU-land. Vergelijkbaar met het voorleggen van een Halachisch vraagstuk aan een rabbijn die niet in Nederland woonachtig is. Haagsche vraagstukken die (ook) te maken hebben met de omgeving waarin het vraagstuk zich afspeelt, horen door de lokale rabbijn te worden beantwoord, niet door een buitenlandse rabbijn die geen zicht heeft op de situatie en de entourage. Hetzelfde geldt dus voor veiligheidsvraagstukken. Terwijl ik dit dagboek begin te schrijven zit ik in de lucht richting Boedapest. In Boedapest mag ik als een soort bemiddelaar een klusje klaren. En om daartoe in staat te zijn zal ik vandaag een aantal betrokkenen ontmoeten. We gaan landen, met vertraging.

’s Avonds: Gevloerd ben ik nu in mijn hotel aangekomen na vandaag twaalf gesprekken te hebben gevoerd. U leest het goed: twaalf! Het aardige is dat klus A geklaard lijkt te zijn, maar al oplossend kwamen er ook twee andere klusjes bovendrijven… maar gezien ik rabbijn probeer te zijn en geen ambitie heb om klusjesman te worden…!

Morgenvroeg word ik om 6:30 uur verwacht in de sjoel, daarna gesprekken en om 11:00 uur naar het vliegveld, terug naar Nederland. Daarna naar Den Haag, naar huis en dan de volgende ochtend herdenking Apeldoornsche Bosch.  Maar nu even een pauze ingelast en morgen schrijf ik wel verder, dacht ik.

Want ik kreeg een vreemd telefoontje dat ik gevoelsmatig via mijn dagboek bijna moet delen. Een journalist aan de telefoon gehad, net voordat ik de terugvlucht zou beginnen. Een zware Nederlandse delegatie gaat volgende week naar Auschwitz. Mijns inziens een erg goede zaak, speciaal nu het antisemitisme zo zichtbaar aan het opkomen is. Volgens de journalist, en ik ga ervan uit dat hij weet waarover hij het heeft, mogen er in Auschwitz geen toespraken worden gehouden. Wat ik hiervan vind? Met stomheid geslagen. Het antisemitisme neemt gigantisch toe, het lijkt alsof Auschwitz nooit bestaan heeft…en dan mag er over antisemitisme nabij de gaskamers niet gesproken worden? En wie heeft het dan verboden, vraag ik me af, en waarom? Vanwege Gaza? Vanwege druk vanuit de Verenigde Naties? Direct na landing op Schiphol staan Blouma en mijn (vrijwillige) chauffeur me op te wachten. We gaan meteen door naar het Ministerie van Justitie en Veiligheid alwaar het onderwijsprogramma over de Holocaust officieel wordt gepresenteerd door de Coördinator Antisemitisme Bestrijding. Waarom heeft Nederland deze coördinator aangesteld? Om antisemitisme te bestrijden: kennelijk is dat nodig! Maar als een zeer hoge Nederlandse delegatie Auschwitz aandoet, mag er niet gesproken worden, dus antisemitisme moet onvermeld blijven, want waar anders over wordt er daar gesproken. Het is dat ik in een vliegtuig zit en we dadelijk gaan landen, anders had ik gedacht: dit kan niet waar zijn, de journalist ziet ze vliegen of ik, nu mijn beide beentjes niet op de grond staan, ben ook geestelijk even het contact met de werkelijkheid kwijt. Ik zweef en moet gewoon dadelijk landen. Ik hoop dat ik het allemaal verkeerd heb begrepen of door vermoeidheid overmand, het contact met de realiteit even kwijt ben.

Dagboek van de Opperrabbijn 15 jan. 2025

De laatste dagen had ik overdag relatief veel open plekken in mijn agenda, maar uiteindelijk werden die lege plekken opgevuld met totaal onverwachte telefoontjes en ontmoetingen. Voordat ik het eerste telefoontje te berde breng wil ik eerst iets pijnlijks vermelden van enige jaren geleden om herhaling te voorkomen. Twee predikanten wilden naar ons huis komen om vergiffenis te vragen voor de foute houding van hun ouders en grootouders in de oorlog. Ik heb ze duidelijk laten weten dat ze van harte welkom zijn, maar ik accepteer hun persoonlijke vergiffenis niet, omdat zij niets naar mij hebben misdaan. Dat de kerk als geheel afstand heeft genomen van het antisemitisme door de eeuwen heen, is een ander verhaal en door mij hogelijk gewaardeerd… en dus verschijnt er in de buitenlandse Joodse pers een mededeling dat Jacobs het algemene brede christelijke excuus weigerde te accepteren en hiermee ook de Joodse Nederlanders diep heeft gekwetst. Er wordt nog een buitenlandse rabbijn bij gesleept, die me kennelijk niet zo aardig vindt, en die weet te vertellen dat ik het Nederlandse Jodendom niet begrijp.

Ik kreeg een telefoontje van een meisje van begin twintig. Na het openbaar maken van het oorlogsarchief is het haar duidelijk geworden dat in haar familie meer dan zeventien voorouders, inclusief ooms en tantes, zwaar fout zijn geweest. ‘Kunt u hen allen vergiffenis schenken’, was haar verzoek. Mijn antwoord was voorzichtig maar duidelijk dat ik dat niet kan en niet wil. Zij die door hun toedoen werden vermoord, zijn de enigen die zouden kunnen vergeven, maar zij zijn niet meer. Vergast dankzij haar zeventien familieleden. Maar, heb ik haar uitgebreid uitgelegd, ‘jij bent niet schuldig aan hun fouten, jij hebt niets verkeerd gedaan! Integendeel, jij neemt afstand van hun daden en lijdt onder hun misstappen. Doe goed, sta klaar voor de medemens en help ons Joden in de strijd tegen antisemitisme. G’d zegene jou en jouw familie’. Ondertussen heb ik al een tweetal van dit soort gesprekken mogen voeren en hoop ik dat ik de nazaten tot steun ben geweest. Nazaten die de NSB-opstelling van hun ouders/grootouders onacceptabel vinden. De nazaten die het eens zijn met foute ouders zullen mij niet bellen.

Omdat ik op nogal wat plaatsen ben geweest, plaatsen waar ik doorgaans niet zo vaak kom, ontmoette ik mensen die ik niet zo vaak zie of überhaupt nog nooit heb ontmoet. Een lid van een Joodse Gemeente die me vertelt dat zijn moeder nooit naar Joodse bijeenkomsten ging, ze wilde haar Jodendom verbergen. Maar toen het Jodendom naar haar kwam, toen in het hartje van haar stad de torenhoge Menora werd aangestoken, toen het publiek voor een zeer groot deel uit niet-joden bestond, toen waagde ze richting Jodendom te komen. Na die grote Menora wist ik dat ik echt Joods was en zie wat er nu voor u staat: tefillin, gebedsriemen, tsietsiet, schouwdraden, een keppeltje. Een dag later vertelt een oudere man een soortgelijk verhaal. Ook hij is via de publiekelijke Menora terug naar zijn roots gekomen. Tegelijkertijd weet een van de twee Publiekelijke-Menora-Joden me te vertellen dat hij iemand benaderde, een Joodse man, om hem te attenderen op de grote Menora. Maar de man ontstak in woede en van de valse beschuldiging dat hij een jood was! Hij was het zeker, vier Joodse grootouders. Maar voor hem was Jodendom een keihard taboe.

Dat wel/niet Jood zijn brengt mij naar maandagmiddag. JMW, Joods Maatschappelijk Werk. Jews in the Netherlands in the 2020s. De JPR, European Jewish Demography Unit, heeft Joods Nederland in kaart gebracht. Met z’n hoevelen zijn we nog? Hoevelen gaan naar sjoel? Wie zijn liberaal en wie orthodox? Hoe veel zijn getrouwd met een niet-joodse partner? Hoeveel Israëliërs zijn onze Joodse gelederen komen versterken of misschien juist verzwakken?

Met het bekend zijn van de getalletjes en de globale mate van betrokkenheid, kan er mijns inziens doelgerichter worden gewerkt. Maar zelfs als het rendement van dit indrukwekkende demografische onderzoek nul zou zijn, dan nog is het goed voor de geschiedenis om de getallen te kennen, you never know!  Dank aan JMW, vanaf deze dagboek-plaats, voor de uitnodiging en dat ik zelfs gereserveerd zat op de voorste rij!

Op weg naar sjoel, sjabbat jongstleden, komt een moslima met donkere huidskleur naar mij toe. Ik was de eerste Jood ooit die ze in levenden lijve had mogen aanschouwen. Ze is jaloers op Joden, want, zo zei ze, wij moslims hebben maar één profeet en jullie Joden heel veel. Fijn om te horen, dacht ik, terwijl ze afscheid neemt van ons met een warm sjalom. Geen river en geen sea! Zo kan het dus ook.

 

Dagboek van de Opperrabbijn 12 jan. 2025

Een ogenschijnlijk raar einde van het eerste boek van de Thora, Bereesjiet-Genesis, dat sjabbat jongstleden in alle synagogen ter wereld werd gelezen. Joseph wil dat na zijn overlijden zijn stoffelijk overschot niet meteen in Israël zal worden begraven, maar gebalsemd en gekist pas Egypte zou verlaten als ook de Joden uit Egypte zouden worden bevrijd. Waar maakte hij zich druk over en waarom werd zijn vader Jacob wel meteen na overlijden naar de grot van Machpela, in Chevron- Israël, overgebracht? Onze aartsvader Jacob heeft weliswaar in Egypte gewoond, maar toch ook weer niet, want in Egypte woonde hij met zijn familie in Goshen, afgezonderd van de Egyptische samenleving. Joseph daarentegen werd volledig omringd door een cultuur die verre van Joods was en gaf ook nog opdracht om na zijn overlijden vooral in Egypte te blijven. Joseph wilde bij het Joodse volk blijven, ook als ze in ballingschap, in slavernij, zouden zijn, om ze erop te attenderen dat Jodendom niet alleen beleeft moet worden als alles goed gaat, als het eenvoudig is en er geen tegenstand is, maar ook, zoals het Joseph verging, wanneer de omgeving tegen Jodendom is, iedere mitswa als het ware een probleem is.

 

Ik hoor u even schrikken, want mijn dagboek is niet bedoeld als een religieuze column, maar gaat nu wel even die kant op. De Sidra van de week, de Schriftlezing van afgelopen sjabbat, kan toch echt niet als profaan worden betiteld. En toch misbruik ik de mij gegeven dagboekruimte, niet om het te religieuzeren, maar om te tonen dat religieus en profaan binnen het Joods religieus/profaan denken niet van elkaar gescheiden kan worden. Afgelopen sjabbat was ik aanwezig bij een grote bar-mitswa, die niet alleen op sjabbat werd gevierd, maar al op de maandag ervoor, toen de bar-mitswa-jongen op een doordeweekse dag voor de Thora werd opgeroepen en ook vandaag, op de zondag erna. Het feest was niet religieus en niet niet-religieus. De bar-mitswa jongen zal zeker iedere sjabbat naar sjoel komen en dagelijks tefillin, de gebedsriemen, aandoen. Maar ook het gewone dagelijkse schoolleven, zwemmen, fietsen, eten… ook dat zal doorspekt zijn (om even een niet zo Joodse uitdrukking te gebruiken) met Jodendom. Dat was de boodschap van Joseph aan het Joodse volk in ballingschap en aan de bar-mitswa jongen.

Voor die bar-mitswa hadden Blouma en ik ons jaarlijkse etentje in Antwerpen. Ooit was er een gigantische ruzie in het doorgaans vredige Middelburg, tussen de Joodse Gemeente Zeeland en de Stichting Behoud Synagoge Middelburg. De Joodse Gemeente was bijna letterlijk de sjoel uitgezet. Als bemiddelaar heb ik de partijen aan tafel gekregen en de langdurig slepende vete kunnen oplossen. Om vetes te voorkomen is er afgesproken dat we eens per jaar naar Antwerpen komen om eventuele pijnpunten uit te spreken, om ontploffingen voor te zijn. Ondertussen weet niemand meer waarover de ruzie ging, maar komen we nog wel een keer per jaar naar Antwerpen voor het ruzie-voorkomende etentje.

O ja, mijn kleinzoon uit Almere, die sjabbat bij ons was, had kennelijk nog nooit een oversteekplaats met voetgangers stoplicht gezien. Het viel hem op dat bij het oversteek-verkeerslicht in plaats van een groen of rood jongetje, een groen of rood meisje verschijnt. Ik leg hem uit dat jongetjes vervangen zijn door meisjes vanwege de emancipatie en dat moet hij als nazaat van Dr. Aletta Jacobs toch echt begrijpen. Steeds een jongetje in verband brengen met wel of niet oversteken werkt stigmatiserend. Maar, zo vroeg mijn kleinzoontje, als dat zo is, waarom moet dat oversteek-meisje een paardenstaart hebben. Mogen jongetjes dus geen paardenstaarten hebben, alleen meisjes? Mag een meisje er ook voor kiezen om zonder een paardenstaart door het leven te gaan? En waarom draagt dat oversteek-meisje een broek? Moeten meisjes broeken dragen en zijn rokjes voor meisjes dus verboden? Inmiddels stond het voetgangers-oversteeklicht op groen en liepen we verder zonder de complexiteit van voortdurend wisselende en vaak onzinnige typisch Nederlandse ethiek te hebben opgelost.

 

 

Dagboek van de Opperrabbijn 8 jan. 2025

Gioer, toetreding tot het Jodendom, behoort nu niet bepaald tot de leukste onderdelen van het rabbinale baantje. Toen opperrabbijn Berlinger, mijn voorganger en leraar, mij vroeg of ik zijn assistent wilde worden richting opvolger, stelde ik voor dat ik al zijn werkzaamheden stukje bij beetje zou overnemen, maar dat ik het prefereerde om gioer zo lang mogelijk bij hem te laten. Zijn reactie was overduidelijk: alles of niets! En zeker niet alleen de krenten uit de pap. 

De lokale rabbijn of voorganger mag de kandidaat steunen, maar ik moet als Beth Din (Joodse Rechtbank) juist de tegenpartij zijn. En juist dat ‘tegenpartij zijn’ past totaal niet bij mij. Ik wil het de kandidaten niet onnodig lastig maken, maar van mij wordt Halachisch verwacht dat ik dat dus in zekere zin wel doe. Het viel me op, en daarom breng ik het onderwerp ter sprake, dat ik sinds 7 oktober veel meer gioer-telefoontjes krijg dan gewoonlijk. Ik begrijp werkelijk niet waarom iemand juist nu het antisemitisme zo abnormaal van zich laat horen, Joods zou willen worden. Maar ja, denk ik dan, er is heel veel op onze rumoerige aarde dat ik niet vat, en toch is het er en moet ik, moeten we, ermee omgaan en leven.

Mijn agenda kent bijna geen vaste punten meer. Corona en de daaraan gekoppelde cursus ‘hoe kan ik verder zonder-buiten-te-komen’, en de uitvinding van de computer, mijn portabel rabbinale kantoor, maken rondreizen bijna geheel overbodig.

Omdat we niet-joods nieuwjaar net achter ons hebben en ik me herinner dat mijn vader aan het eind van het jaar de kas opmaakte, ben ik zelf ook maar even gaan terugblikken. Dat ‘even’ liep uit en enige uren later zat ik nog steeds achter deze computer om dit dagboek voor u klaar te krijgen.

De laatste dagen van het maatschappelijk jaar zijn een goede samenvatting van mijn afgelopen jaar: een potpourri van alles en nog wat.

Een mooie lewaja (begrafenis). Mooi, omdat er veel mensen waren en de overledene een hoge leeftijd mocht bereiken. Mooi ook omdat er sjiwwe werd gezeten en er velen naar de sjiwwe (treur-week) waren gekomen. Helaas is dit in Joods Nederland niet meer het normale, want de gemeenschap dunt uit en de kennis van het Jodendom verzwakt.

Positief is dat ik de laatste week gesprekken heb gehad met toppers uit onze niet-Joodse samenleving, die bezorgd zijn, meeleven en beiden onafhankelijk van elkaar mij benaderden en wilden weten hoe de Kersttoespraak van Z.M. de koning was overgekomen binnen Joods Nederland. Nou moet ik er uiteraard voor waken om niet te snel ‘namens’ te spreken, maar mijn inschatting was, na goed luisteren gedurende de Chanoeka bijeenkomsten, dat Joods Nederland de toespraak als warm en bemoediging heeft ervaren. En dat is goed!

Wat lastig was voor mij, en ik ben er nog niet uit, was het verzoek van een bejaarde vrouw die aangeeft zich al heel lang Joods te voelen, altijd meedoet met de activiteiten van de Joodse Gemeente, maar tegelijkertijd vertelt ze mij dat ze niet-Joods is. Ik kan natuurlijk schrijven dat ze het in essentie wel is of zoiets, maar ik voel me geroepen haar echt te helpen en dat zal uitsluitend kunnen door de realiteit waarin ze zich bevindt, te accepteren als de plaats waar G’d haar wil hebben omdat daar haar persoonlijke opdracht ligt. Anders geformuleerd: daar waar je bent moet je zijn, ook als je daarvan nog niet bent doordrongen.

 

 

 

 

En toen: het Hoornbeeck College. Zeshonderd docenten Voortgezet Onderwijs kwamen naar mij luisteren als onderdeel van hun bezinningsdag. Mijn aanwezigheid was via een professionele video aangekondigd en toen ik het podium betrad, werd achter mij voor ieder goed zichtbaar die video vertoond, waarin ik aangaf waarover ik zou spreken. Het was goed dat die video, die ik nog niet had gezien en gehoord, werd afgespeeld. Ik wist toen tenminste wat er van mij als spreker werd verwacht. Klinkt wellicht wat grappig, maar is voor mij wel de realiteit. Ik houd niet van toespraken die van papier worden voorgedragen. Ik spreek liever met de zaal, ik wil contact, verbondenheid. Ik heb duidelijk te horen gekregen dat mijn toespraak was geland, mijn oproep aan de docent om vooral ook aan zichzelf te werken, aan zijn eigen religiositeit. De beste, meest professionele, educatieve videopresentatie zal niet gehoord worden als de docent hem niet op de juiste wijze weet te presenteren. Als een top-video over de oorlog (’40-’45) niet door de leerkracht wordt gedragen, dan is de video gelijk een peperdure diamant in een plastieken ordinaire disposable ring.

En terwijl ik gistermiddag in de synagoge van Amstelveen een fijn gesprek had met de voorzitter van de Joodse Gemeente Amsterdam, Sidney Bialystock, en mijn collega rabbijn Wolff, kreeg Blouma bezoek van onze wijkagent met de vraag of ik tevreden was met de aanwezigheid van politie tijdens mijn lezing voor het Hoornbeeck College.

En tussen al deze bemoedigingen was er ook nog een Bar Mitswa op maandagochtend in Amersfoort. Maar omdat het oproepen voor de Thora slechts het begin was van het bar-mitswa-feest, want aanstaande sjabbat zal de bar-mitswa-jongen uit de Thora lezen, daarna een grote kiddoesj en dan ook nog een dag later een groot bar-mitswa-feest, wacht ik nog even met bar-mitswa-details. Overigens had ik ook nog een twee uur durende kennismaking met de nieuwe medewerker van ‘Joods bij de EO’ en blijft mijn dagboek vooralsnog gewoon ook bij hen, gewoon op de facebook-line Joods bij de EO.

Dagboek van de Opperrabbijn 5 jan. 2025

Na mijn Chanoeka-Toer en naar ik hoop heel veel licht in duisternis te hebben verspreid, had ik vanochtend even niets te doen. Het was nog te donker om te dawenen, het ochtendgebed uit te spreken, en terug naar bed was niet nodig want ik was klaarwakker. En wat doet Jacobs dan? Dagboek, en dus terugblikken en vooruitkijken. Vooruitkijken in mijn agenda toont heel veel representatie. Een aantal Nieuwjaarsrecepties bij burgemeesters en Commissarissen van de Koning en ook een aantal lezingen. Een van die lezingen, morgen, is voor een bezinningsdag voor leraren. Als ik het goed heb begrepen worden zo’n zeshonderd docenten verwacht. Ik zal daarover, naar ik vermoed, nog wel gaan schrijven. Maar wat me trof was de titel die me was gegeven: ’He jij, waar ben je?’ Omdat we aanstaande sjabbat het eerste boek van de Thora, Bereesjiet-Genesis, zullen eindigen vloog mijn gedachte meteen naar het begin van Bereesjiet, omdat vanuit Joods filosofisch perspectief begin en eind altijd aan elkaar gekoppeld zijn. En dus kwam ik uit bij de eerste mens, Adam. Adam ging de fout in, besefte dat en verborg zich. En toen weerklonk de stem van God die hem vroeg: Adam, waar ben je? (Genesis 3:9) De Thora is geen geschiedenisboek, maar primair een leerboek dat ons aangeeft hoe we ons dienen te gedragen. Adam is de mens, dat bent u, mijn trouwe dagboekenier, en dat ben ik. En dus had ik meteen het begin van het mij aangereikte onderwerp: ‘He jij, waar ben je?’ of in Bijbelse bewoording: ‘Adam, waar ben je’. Omdat ik nog geen zin had om die lezing voor te bereiden zonk ik weg in een soort zelfbeschouwing: ‘Binyomin, waar ben je?’ Acht dagen ben je bezig geweest om anderen te attenderen op duisternis en hoe in die duisternis licht te brengen, maar wat met je eigen duisternis? En dus ben ik op zoek gegaan naar mijn eigen duisternis.

Enige weken geleden werd ik publiekelijk beschaamd. Omdat ik van mijn hart geen moordkuil maak heb ik de belediger gevraagd naar zijn drijfveer. Zijn geïrriteerde antwoord was dat ik me te veel profileerde, te zichtbaar ben. Op zichzelf was dit een goed bericht voor mij want ik herinner mij als de dag van vandaag dat rabbijn Vorst zl. en ik met iets bezig waren, Jad Achat, dat veel tijd en energie vergde, alles van een leien dakje liep en wij ons dus afvroegen of we wel goed bezig waren. Maar Baroeg Hasjeem kwam er toen kritiek en wisten we dat we dat we dus op de juiste weg zaten!

En toch raakte mij de kritiek van de jaloerse belediger en vroeg ik mezelf af: ben ik wel goed bezig? Hoe zit het met de duisternis in mezelf. Was mijn primaire doel van de Chanoeka-Jacobs-Toer, Chanoeka-Toer of Jacobs? Het antwoord zal wel ergens in het midden liggen, denk ik. Maar is dat juist? Een mens, Adam, moet zichzelf wegcijferen, maar dat is vaak lastig, want de neiging om jezelf als het middelpunt van de wereld te beschouwen ligt voortdurend op de loer, er is in ieder mens een voortdurende strijd tussen de goede eigenschappen en de minder goede neigingen, die ook bij ieder aanwezig zijn. Het belangrijkste is dat de mens ervan doordrongen is dat die strijd speelt en dat we ons voortdurend de vraag moeten stellen: ’He jij, waar ben je?’.

Gelijk het niet is toegestaan om kwaad te spreken over anderen, zo ook hoort een mens niet over zichzelf te roddelen. En dus zwijg ik hier over de uitslag van mijn zelfonderzoek, het duister in mezelf. Maar een lichtpunt wil ik wel delen. Omdat ik veertig jaar in het Sinai Centrum heb mogen werken ben ik erg goed in staat om te scheiden. Als ik iemand ontmoet die ik uitsluitend ken vanuit de psychiatrische entourage, zal ik nooit tonen dat ik weert wie hij of zij is. De reden van opname en zijn/haar moeizame situatie, zijn buiten de Sinai niet in mijn hoofd. Nooit zal ik die kennis gebruiken, ook als dat mij van pas zou kunnen komen. Het scheiden van belangen is essentieel. Als mij een Halachische of een hulpvraag bereikt, dien ik naar eer en geweten een antwoord of advies te geven. Het is onacceptabel als bij die hulpverlening of de Halachische uitspraak een belangenverstrengeling optreedt en er dus politiek wordt bedreven. Een gioer-kandidaat wilde mij verrassen met een prachtige bos bloemen, heel lief bedoeld. Ik heb de kandidaat uiteraard netjes en beleefd ontvangen, maar de bloemen niet aanvaard, ook niet met een ‘het was voor uw vrouw bestemd, niet voor u’. Ik hoop mijn allergie voor omkoping tot in lengte van jaren te mogen behouden, mijn belediger te hebben wakker geschud met mijn opmerking over belangenverstrengeling en ga nu toch nog even naar bed.

Jacobs’ Chanoeka-toer, dag 8: Bourtange en Zutphen in 2014

 
‘Gevloerd……na een Chanoeka-week van 1.967 km (zegge: een duizend negen honderd zeven en zestig kilometers) ! Vandaag Bourtange. Meer belangstelling dan ooit. Ongeveer 180 mensen! Velen konden tijdens de middagdienst, voorafgaande aan de grote menora op de markt, de sjoel niet in. Hoe kom ik in Bourtange, vraagt u zich wellicht af. Toen 25 jaar geleden mij gevraagd was om de gerestaureerde sjoel in de Vesting van Bourtange in te wijden, stelde ik als voorwaarde dat er minstens een keer per jaar een echte sjoeldienst zou moeten plaatsvinden. En dus hebben we dit jaar voor de 25ste keer Chanoeka gevierd in Bourtange. Toen de vicevoorzitter van de Stichting synagoge Bourtange mij introduceerde vermeldde hij onder andere dat van de 25 keer ik ‘slechts’ 23 keer ben gekomen. U kunt zich voorstellen dat ik me nu dus redelijk schuldig voel. Twee keer gemist!
 
Alle Joden uit de verre omgeving en ook uit Duitsland, vijfhonderd meter verderop, waren aanwezig. Het was schitterend. De burgemeester kwam en komt altijd, en spreekt warme en oprechte woorden. Ze had het dit keer niet zo moeilijk om iets te zeggen, want ze had, zo gaf ze me aan, gisteravond op Radio 1 het interview met mij gehoord bij het Omroep Max-programma ‘Twee Dingen’. Zonder mijn trouwe chauffeur en maatje, Louk de Liever, was het veel en veel te vermoeiend geweest voor mij. Het lijken soms eindeloze ritten, uren asfalt en ook de telefoon die doorgeschakeld staat. Ondertussen kijken naar oplossingen voor allerlei vetes en dilemma’s. Paniek in Zeeland: Op de begraafplaats van de Joodse gemeente te Vlissingen heeft grafschennis plaatsgevonden. Wat gaan we doen? Wel of niet een persbericht? Verzwijgen? Is het antisemitisme of gewoon baldadigheid? Terwijl de kilometerteller gestaag doortelt, besluiten wij, de vijf bestuursleden van de Joodse gemeente Zeeland en ik, vanuit de auto, om een persbericht de deur uit te doen gaan waarin we melding doen van ernstige grafschennis. Maar tegelijk zullen we aangeven dat vooralsnog er geen enkel teken is dat er sprake is van antisemitisme. Antisemitisme moet aan de kaak gesteld worden. De tijd van de kop in het zand steken is mijns inziens voorbij, maar zorgvuldigheid is geboden. We mogen het niet erger maken dan het is. De geloofwaardigheid mag geen deuk oplopen.
 
Overigens waren er in de zaal waar we na afloop van het aansteken van de menora de traditionele kosjere broodjes aten, niet voldoende zitplaatsen. Geweldig! In Zutphen werden we verwacht om half acht ‘s avonds. Voor de sjoel in de steeg wordt daar de menora aangestoken. Om 19:28 uur waren we erg. We hadden de tijd prima onder controle. Een flinke opkomst en ook de secretaris van het NIK, federatie van Joodse gemeenten, was aanwezig zoals afgesproken. Weer hetzelfde recept, en nu dus voor het laatst gedurende mijn Chanoeka toer 2014/5775: de voorzitter van de Joodse gemeente de Stedendriehoek heet welkom, de burgemeester spreekt, mijn speech en dan het aansteken van de menora door de burgemeester en mijn persoontje. Ruben Vis, de secretaris van hert NIK zong het haneerot hallaloe, een kort gebed, en vervolgens weerklonk uit de monden van alle aanwezigen luide het ma’oz tsoer in de straten van Zutphen. Iedereen werd uitgenodigd om in sjoel een kop soep en een latke, een soort aardappelkoek in olie gebakken, te nuttigen. Ik mocht nog een paar kranten en lokale omroepen te woord staan, wat persoonlijke gesprekken hebben en kon daarna terug naar huis.
 
Thuis stond de menora al klaar. Mijn vrouw Blouma en ik gaan nu samen onze eigen huiselijke menora aansteken. We blikken terug op een volle week. Het ma’oz tsoer galmt nog na in mijn hoofd. Zoveel contacten, indrukken, een scala aan toespraken, twaalf radio-interviews, iets mogen regelen voor een heel eenzame mevrouw, geen normale maaltijd genuttigd, veel te veel olie en natuurlijk liters benzine…….maar beiden zijn we innig dankbaar om ons zo te mogen inzetten voor Joods Nederland. Overal licht brengen en op zo vele plaatsen vlammetjes te mogen ontsteken. En voor 5776/2016: bijna alle avonden zijn al geboekt. Chanoeka heeft immers maar acht avonden. Helaas?’
 
Rabbijn Binyomin Jacobs is opperrabbijn. Tijdens zijn Chanoeka-toer steekt hij op plaatsen in heel het land kaarsen aan. Na hetzelfde vorig jaar met succes te hebben gedaan, maakt Jacobs ook dit jaar een dagboekverslag voor Jonet van zijn belevenissen.

Dagboek van de Opperrabbijn 1 januari 2025

Het leek me wel zo netjes om er met Nieuwjaar even tussenuit te gaan. Ik bedoel niet met vakantie (of nog erger), maar even te stoppen met mijn dagboek-geschrijf, hoewel ik dat eigenlijk ook niet bedoel! Neen, wat ik wilde aangeven is dat omdat ik zo’n beetje non-stop aan het schrijven ben, moeten al die vrijwilligers ook aan de slag om mijn dagboek op de diverse social media te krijgen met alles wat daarbij komt kijken. En vrijwilligers mogen ook af en toe rust hebben. Dus voor jullie, mijn vrijwilligers die mijn dagboek vooraf telkens weer corrigeren op taalfouten, vergissingen en doublures, etc.: allemaal alsnog een goed en gezond jaar gewenst, een jaar van sjalom. Ik heb dus de Chanoeka-dagen vrij van dagboekenen (nieuw woord) genomen.

Waar heb ik de lichtjes (hopelijk) niet alleen fysiek ontstoken maar ook spiritueel?

Het eerste lichtje was heel bijzonder, afwijkend van de gewone Jacobs-Chanoeka-Toer.  Een voormalig bestuurder en vriend was wegens ziekte dit jaar niet in staat om naar de publieke Menora te gaan. En dus gingen Blouma en ik met nog twee vrienden van de zieke naar zijn huis. Als Mozes niet bij de berg komt, dan komt de berg bij Mozes. Ik weet niet of de uitdrukking bestaat, zo niet, dan vanaf heden wel. Dat eerste lichtje was bijzonder, warm, oprecht en hoewel niet publiekelijk, voelden we allen de geweldige uitstraling. Mochten we volgend jaar nog niet met de komst van de Mosjieach in Jeruzalem zijn, dan gaan we onze vriend niet nogmaals in zijn huis bezoeken, maar gewoon bij de publieke Menora. Vanaf dit dagboek voor hem en voor allen die een refoe’a sjeleema, een spoedig herstel, nodig hebben, of een bevrijding uit gevangenschap of een verlossing van misère: een goed en gezond jaar, vol licht, vreugde en sjalom!

Maar na die eerste dag verliep alles volgens het jaarlijkse Chanoeka-plan. Waar we waren? Dag twee in Bourtange, voor het eerst niet onder leiding van de heer Fokkens die vanaf dag één de grote leider was. Heer Fokkens: vanaf deze plaats dank voor al uw inzet. U was en blijft, zeker voor mij, de Ambassadeur van Joodse Nederland in de Noordelijke Provincies. Dank ook dat u voor perfecte opvolging hebt gezorgd en dus Bourtange weer een groot succes was, qua kwaliteit en qua kwantiteit. Bijna 150 aanwezigen. Dag drie, vrijdagavond, ging mis. Normaliter plaats ik een grote advertentie in het NIW met de locaties, data en tijden waar de menora publiekelijk wordt aangestoken. Omdat sommigen juist niet willen komen dit jaar als er te veel ruchtbaarheid aan is gegeven, heb ik van die advertentie afgezien. Niet omdat ik de angst terecht vind, absoluut niet, maar omdat ieder het recht heeft om bang te zijn. Geen landelijke advertentie dus. En desondanks zeer grote lokale opkomsten. Uitgaande sjabbat was ik in Kampen bij mijn vriend de burgervader Sander de Rouwe. Gigantische opkomst. Helaas, er moet altijd iets fout gaan, had het bestuur van Zwolle, waar Kampen onder ressorteert, geen uitnodiging ontvangen. Foutje! Volgend jaar beter.

Als vrijwillige chauffeur had ik drs. Leopold Smole meegenomen omdat hij in Kampen als rabbinaal-archeoloog momenteel actief is in verband met de voormalige en dus verplaatste oude Joodse begraafplaats waar mogelijk nog stoffelijke resten zouden kunnen zijn achtergebleven. De meeste chauffeurs gaan mee omdat ze het interessant vinden de lezing of plechtigheid te beleven en omdat ze van alles en nog wat te zien krijgen dat ze anders nooit zouden hebben zien en/of horen. De boodschap van mijn toespraak, had ik Leo op de heenweg uitgelegd, is het verlichten van de duisternis. Die boodschap werd door hem iets te letterlijk opgevat. Ik leg het uit: omdat we niet wisten waar te parkeren heb ik mijn vriend de Kamper- burgemeester gebeld omdat bij de plaats-der-ontsteking geen parkeergelegenheid was. En dus moesten we naar het Gemeentehuis rijden, parkeerden op een van de parkeerplaatsen bestemd voor het college van B&W naast de auto van de burgervader en liepen toen met burgermeester en zijn echtgenote naar de ontstekingsplaats. Om een lang dagboek kort te houden. Toen we enige uren later bij onze auto arriveerden bleek onze Leo de verlichtingsboodschap te letterlijk opgevat te hebben, want de autolampen brandden nog steeds omdat hij de motor niet had uitgeschakeld. Licht in duisternis! Misschien moet dit Kamper-Chanoeka-Wonder jaarlijks herdacht worden, want het was onbegrijpelijk dat de accu het had overleefd.

Na zondag samen met de Brabander rabbijn Simcha Steinberg in Eindhoven voor het Stadhuis in aanwezigheid van burgemeester Jeroen Dijsselbloem de menora te hebben aangestoken en gisteren Lelystad en Zutphen te hebben gedaan, ga ik nu mijn Nieuwjaarsdag-dagboek stoppen want ik moet dadelijk naar Apeldoorn om vervolgens de Chanoeka-Toer-5785/2024/2025 in Amersfoort af te sluiten.

Moge het voor ons liggende jaar de echte en blijvende sjalom brengen voor “alle bewoners van Uw aarde, wie ze ook zijn en waar ze zich ook bevinden”.

 

 

Chanoeka 5785

Het klopt dat de Hellenistische heerschappij het niet toeliet dat de Joden op hun eigen Joodse manier wilden leven. Het is juist dat het kleine groepje Maccabeeërs de strijd aanbond met de Griekse overheersing en keihard weigerde om mee te doen met de Hellenistische manier van doen en laten, die alles liet draaien om het welzijn van het lichamelijke. En het is ook waar dat op Chanoeka, het Inwijdingsfeest, de Joden hun vrijheid van G’dsdienst heroverden.

Maar het is pertinent onjuist om de vrijheid van G’dsdienst, die de Maccabeeërs wisten te verwerven, te verbreden tot een alomvattende en mondiale vrijheid van denken. Vrijheid kent zijn beperkingen en zijn grenzen, zoals ook democratie zijn beperkingen moet hebben. Als democratie misbruikt gaat worden om andersdenkenden te elimineren…als vrijheid betekent dat respect voor de medemens niet meer van kracht is…als er een zienswijze ontstaat die de mens tot G’d wil verheffen en hem het recht geeft te oordelen over leven en dood… dan is dat niet de vrijheid waarvoor de Maccabeeërs streden. De vrijheid van G’dsdienst kent grenzen en juist daarom is het een echte vrijheid. Maar als we naar de Menora kijken zien we niet alleen de geschiedenis van toen met vertaalslagen naar de huidige samenleving. Het is geen fakkel die brandt in de Menora, maar het zijn kleine zuivere en kwetsbare vlammetjes. Vlammetjes die, naast de grote geschiedenis, ook de individuele mens met zijn emoties demonstreren.

Een jongen van 24 jaar, terwijl hij uit het raam van de trein kijkt, roept luidkeels: Pa, kijk, de bomen verliezen van ons, want wij gaan veel sneller! De vader kijkt naar zijn zoon vol zichtbare vreugde en met een innige glimlach. Een jong stelletje, dat in dezelfde coupé van de trein zit, kijkt verbaasd naar de reactie van de vader. Zij begrijpen niet dat de vader de infantiele opmerking met een glimlach afdoet, maar komen tot de trieste conclusie dat de volwassen ogende zoon lijdt aan een ernstige psychische stoornis. Een tijdje later brult de zoon geëmotioneerd: Papa, de wolken in de lucht gaan net zo snel als onze trein!

Het stelletje kan nu zijn mond niet meer houden en zegt tegen de vader: mijnheer, we willen ons niet bemoeien met uw zoon en met zijn gezondheid, maar het zou verstandig zijn om met hem naar een goede dokter te gaan, bij voorkeur naar een psychiater. Oprechte dank voor jullie advies, reageert de vader, maar mijn zoon komt net terug van een verblijf van enige weken in het ziekenhuis en heeft een ingewikkelde behandeling ondergaan. Niet van een psychiater, maar van een neuroloog. In jullie optiek vertoont mijn zoon een afwijkend en gestoord gedrag. Maar jullie moeten weten dat mijn zoon vanaf zijn geboorte blind was. Vandaag is de eerste dag in zijn leven dat hij kan zien! Voor mij is het een onbeschrijfelijk wonder! Het jonge stelletje schoot vol tranen, was volkomen verbouwereerd en tegelijkertijd vol schaamte over hun foutieve en kwetsende opmerking.

Ieder mens heeft in zich een vlammetje. En ieder vlammetje is uniek. Ieder vlammetje heeft ook een eigen geschiedenis. De Menora wordt aangestoken voor het raam, als het buiten donker is. Meestal zijn alleen de vlammetjes zichtbaar, maar de olie en ook het lontje onttrekt zich aan het gezichtsveld. Waarvandaan het mooie warme lichtje komt, is dus eigenlijk onbekend. Maar tegelijkertijd, zo luidt de Joodse wet, als het vlammetje het resultaat is van een brandstof met een onfrisse geur, dan kan hiermee de Menora niet worden verlicht. Met andere woorden: Als de uitstraling van de medemens afkomstig is van een stinkende bron, dan is het ogenschijnlijk positieve licht niet-koosjer. Maar als de bron zuiver is, ook als wij het lontje en de brandstof niet kunnen zien, de geschiedenis is ons onbekend, dan moeten wij ervoor waken om te (ver)oordelen.

Dit leert ons het licht van de Menora, ook en juist anno 5785 -2024!