Dagboek van de Opperrabbijn 18 december 2024

de chanoeka wordt ontsyoken door opper rabijn jacobs op het marktplein van bourtange

Ik raak een beetje in de war. Chanoeka is in aantocht en ik weet niet precies meer hoe ik me moet gaan gedragen en waar ik met Chanoeka wel en niet mag zijn, of ik dat wel of niet mag aankondigen en uiteraard is het me niet meer duidelijk wat ik wel of niet mag zeggen. Nog niet zolang geleden werd me nog verteld dat ik vooral moet blijven doen wat ik deed. “Jij doet wat je meent te moeten doen, jij zegt wat je meent te moeten zeggen, en aan ons, de Nederlandse Overheid, is het er zorg voor te dragen dat jij dat veilig kunt uitvoeren”. Maar die opstelling is gewijzigd, met de beste bedoelingen  en omwille van mijn veiligheid en welzijn. Het advies luidt nu dat ik beter niet kan publiceren waar ik met Chanoeka de Menora publiekelijk ga aansteken, maar achteraf aan u, mijn trouwe dagboekenier, laat weten waar en voor wie ik de Menora aangestoken heb.

Maar ook word ik benaderd met adviezen wat ik wel mag zeggen en wat vooral niet. Sommige burgemeesters zijn bevreesd dat ik bij het aansteken van de Menora politieke standpunten ga verkondigen die misschien niet door ieder worden gewaardeerd. Duidelijk, ik zal braaf luisteren.

Maar zo duidelijk is het toch eigenlijk ook weer niet. Want stel ik ga verkondigen dat de Maccabeeërs streden voor vrijheid van godsdienst. Dan is dat ten eerste niet helemaal waar, maar, los hiervan, kwets ik dan velen wier geloof tegen vrijheid van godsdienst is, want ieder mens moet zich tot hun geloof bekeren en als dat niet goedschiks kan, dan maar met geweld. Fantaseer ik? Ik denk het niet want als we om ons heen kijken, zien we vele landen waar de bevolking wordt gedwongen tot een manier van leven die met vrijheid van godsdienst of vrijheid van denken niets meer van doen heeft.

Overigens zien we dat ook in ons eigen vrije Nederland. Kinderen die worden opgevoed met haat naar andersdenkenden of medemensen met een andere geaardheid.

Kort samengevat wat men van mij wil: schrijven waar ik was, en niet waar ik zal zijn. Geen politieke uitspraken, waar sommigen zenuwachtig van kunnen worden en vooral woorden van verbinding verkondigen.

Nou ben ik zwaar voor de verbindende woorden, maar als de andersdenkenden weigeren naar mij te luisteren, met mij niet willen spreken, maar wel thuis te horen krijgen hoe slecht wij Joden zijn, de hele wereld regeren, rivieren vergiftigen en bloed van niet-joodse kinderen gebruiken om onze matzes te bakken en dat dus verdelging de enige manier is om van ons en van het land Israël af te komen, dan weet ik niet zo goed wat ik bij de zuivere vlammetjes van de Menora wel of niet mag zeggen.

Ik vroeg mijn zoon die in een van de Joodse wijken van Londen woont of hij last heeft van antisemitisme. Zijn reactie: helemaal niet. Maar, zo vervolgde hij, als kind in Nederland werd ik wel iedere sjabbat op weg naar sjoel uitgescholden.  Mag ik dit bij de Menora nou wel of niet vermelden of is dit te politiek?

Dagboek van de Opperrabbijn 15 december 2024

Vandaag zat ik de hele dag in Brussel voor mijn werkzaamheden voor de RCE, de Rabbinical Center of Europe. Wat ik daar precies doe? Lokale rabbijnen helpen met problemen waar ze zelf niet uitkomen en waarvan ze hopen dat ik er wel raad mee weet (hetgeen ik ook hoop!). Zo’n dag werkt uitputtend. Na afloop, nu dus, ben ik bekaf en dan ook dankbaar dat de rabbinale-archeoloog Leo Smole mijn chauffeur is en ik dit dagboek nu tussen Brussel en Amersfoort kan schrijven, met af en toe een dutje.

Donderdag was een bijzonder hoogtepunt, een pré-Chanoeka bijeenkomst in de Tweede Kamer. Leest u maar het verslag dat mij werd toegezonden, daags na de viering, door een van de aanwezige participanten:

Zingen in de Tweede Kamer

Omdat de eerste dag Chanoeka, het Joodse Inwijdingsfeest, dit jaar op 25 december valt en zowel de Kamer dan met kerstreces is en veel leden van de Joodse gemeenschap op vakantie zullen zijn, wordt er dit jaar geen Chanoeka viering in de Tweede Kamer georganiseerd, maar een pre-Chanoeka-bijeenkomst. Vanuit religieus perspectief heeft dat weinig betekenis, maar vanuit sociaal-maatschappelijk oogpunt meer dan waardevol. Het was een moment van ontmoeting tussen beleidsmakers in Den Haag, leden van de Eerste en Tweede Kamer en een diversiteit aan vertegenwoordigers en prominenten uit de Nederlands Joodse gemeenschap.

De organisator van deze viering was de heer Chris Stoffer, fractievoorzitter van de SGP, die ook de eerste spreker was. Andere sprekers waren mevrouw Dilan Yeşilgöz van de VVD, Yanki Jacobs, de landelijk studentenrabbijn, en Frans Timmermans, fractievoorzitter van de gezamenlijke fractie van PvdA-GroenLinks. Nagenoeg alle politieke partijen waren vertegenwoordigd.

Opperrabbijn Binyomin Jacobs en Chanan Hertzberger (voorzitter van het Centraal Joods Overleg-CJO) overhandigden een geïnscribeerde Menora aan de Kamerleden, zodat ook in het Kamergebouw het licht zijn bijdrage kan leveren aan het bestrijden van politieke duisternis.

Het officiële gedeelte werd afgesloten door voorzanger Sacha van Ravenswade, die het lied Ma’oz Tsoer inzette. De aanwezige gasten en Kamerleden zongen spontaan en  luidkeels mee. De eenheid klonk letterlijk als muziek in de oren en de aansluitende receptie duurde aanzienlijk langer dan verwacht.

Ik hoop dat de zuivere vlammetjes, die alleen geestelijk konden worden ontstoken, licht zullen brengen in tijden die toch wel af en toe (on)redelijk donker lijken.

Sjabbat waren we niet thuis maar in de sjoel van de CIZ, Ziekenhuis Amstelveen. Ieder jaar zijn we daar een van de sjabbatot, meervoud van sjabbat,  voor Chanoeka, al jarenlang. De meesten der sjoel-gangers zijn oorspronkelijk afkomstig uit de Mediene en ken ik nog, of hun ouders, van jaren her en dus voelen we ons extra thuis. Het is daar vriendelijk, warm, open. Ieder mag zichzelf zijn en blijven. De CIZ sjoel voelt als een warm bad, speciaal na een stevige vroege ochtend wandeling van anderhalf uur vanuit de Zuidas naar Amstelveen.

Ondertussen heb ik wel al heel wat weken geschreven over de bak keihard bevroren ijs die over onze  schutting werd gegooid, per ongeluk dus (?), niet wetend dat wij daar toevallig wonen en ook alweer toevallig Joods zijn, toen ze toevallig een groot pak bevroren ijs bij zich hadden.. Ik moet en zal dus die kinderen spreken en idem hun ouders. Niet om ze onvriendelijk te bejegenen, niet om ze verbaal van langs te geven, maar om ze juist met naastenliefde en begrip te benaderen. Maar van dat goede en vredige voornemen is in praktijk nog niet veel terechtgekomen. De lichtjes van de Menora mogen uitsluitend van een olie zijn die rustig en vredig brandt. Olie die walmt is niet geoorloofd. Als ik de snotaapjes, die mij op keihard bevroren ijs hebben getrakteerd, wil bereiken, dan moet dat vanuit liefde, het moet honderd procent zuiver zijn. Zolang ik nog boosheid in mezelf voel, moet ik het gesprek niet willen aangaan. Dus: wat in een goed vat zit…  Het heeft dus nog een paar weekjes nodig, opdat ik zonder iedere vorm van innerlijke irritatie de aapjes ga toespreken en proberen om met hun ouders in contact te komen.

Chauffeur, rabbinaal-archeoloog en vriend Leo maakt me wakker want we zijn er bijna en hij verwacht dat ik zelf de auto uitstap, naar binnen ga, naar bed om vervolgens morgenvroeg weer uitgeslapen aan te treden voor een volgend avontuur, want u kunt zeggen en denken wat u wilt, rabbijn is geen saai baantje.

 

Dagboek van de Opperrabbijn 11 december 2024

Een nieuw probleem: mijn jaarlijkse advertentie “Waar brengen de IPOR-rabbijnen het Chanoeka licht” is een probleem aan het worden. Niet de betaling van de advertentie en ook zeker niet het gebrek aan Chanoeka-licht. Ik heb de indruk dat het publiekelijk aansteken van de Menora niet meer weg te denken is.  In den beginne, inmiddels meer dan bijna twintig jaar geleden, was er wat tegenstand vanuit onze eigen Joodse gemeenschap: is het verstandig om als Joodse Gemeenschap je zo zichtbaar op te stellen? Die twijfel is verdwenen. De publiekelijke Menora is tot het normaal gaan behoren.

Maar er is een nieuw probleem ontstaan. Het Risico.  Mogen we het risico lopen? Is het wellicht beter om achteraf te schrijven waar de Menora werd aangestoken. Ik ben van mening dat we normaal moeten blijven doen en niet gaan zwichten voor chantage. Want opgevoerde angst is chantage. Angst dwingt mij/ons om misschien dit jaar de Menora niet publiekelijk te ontsteken… En als we het wel doen, en dat gaat gebeuren, hoe publiceren we het dan? Vooraf of achteraf? En ja, ik heb een uitgesproken mening, ik ben allergisch voor iedere vorm van chantage. Maar het gaat niet alleen over mij, maar over allen die aanwezig zijn bij de grote Menora. Een dilemma, meer dan tachtig jaar na de bevrijding. Of is de bevrijding een soort gepasseerd station, omdat het al zolang achter ons ligt?! Het is toch van de gekken dat ik moet nadenken of ik een vredige apolitieke Chanoeka bijeenkomst in ons Nederland kan aankondigen en oproepen aan Jood en niet-jood om samen licht te brengen in duisternis…

Maar er zijn ook duidelijke lichtpunten, als we even geen nieuws bekijken en wegkijken van de martelgevangenissen in Syrië. Waarom heeft de wereld deze slachthuizen verzwegen? Kwam dat politiek beter uit? Of hadden de Verenigde Nazies geen ruimte meer voor veroordelende resoluties, omdat die al allemaal aan Israël waren toebedeeld? En waar was/is het Internationaal Gerechtshof? Genocide? En wat met de slachthuizen in Iran, waarvan ik met zekerheid weet dat ook ons Ministerie van Buitenlandse Zaken hiervan zeer goed op de hoogte was en is. En waarom zijn zogenaamde christelijke organisaties bij voortduring zich aan het opwinden over wat er in Israël gebeurt, terwijl miljoenen en miljoenen van hun eigen mensen worden vervolgd? Kennelijk interesseert ze dat niet of hebben ze daarvoor geen tijd omdat ze al hun energie moeten steken in het bestrijden en besmeuren van Israël en de Joodse gemeenschap. Want, laat ik heel duidelijk zijn: antizionisme = antisemitisme. Christenen die voor het christelijke Israël Producten Centrum in de stromende regen hun medechristenen staan te beschuldigen van genocide en kindermoord. Waar is het geluid van de Katholieke en Protestante Kerken om deze belachelijke demonstratie te veroordelen en waar is het compliment aan de medewerkers van het IPC die hun drijfnatte geloofsgenoten van warme koffie (in een Israël bekertje) hadden voorzien.

Lichtpunt: onze achterkleinzoon werd drie jaar en ter gelegenheid daarvan werd voor het eerst zijn haar geknipt, obsjerenisj. En dus in Lelystad een feestje met een geweldige opkomst van lokale Joden die, dankzij rabbijn Shneur en Mussi (onze Stiefelse kleindochter!), door hun inzet als vanuit het niets verschenen bij de obsjerensij en bij de vele andere activiteiten die langzaam en zeker in Lelystad van de grond komen.

Maar, we konden niet erg lang blijven, want in Nijmegen werd op ons gewacht. De opening van het Mikwa, ritueel bad, in de tuin van de Nijmeegse Rebbe en Rabbanit, Mendel en Debora Ester Levine. Een vervanging voor het oude mikwa dat eens, voor de oorlog, aanwezig was. Hulde voor jullie doorzettingsvermogen, complimenten voor de goed georganiseerde opening, dank voor jullie weergaloze inzet voor Joods Gelders Nederland en voor onze vriendschap.

Lichtpunten in een wereld die overspoeld wordt met duisternis. Goed dus dat het weer binnenkort Chanoeka is: licht in duisternis!  Het kleine zuivere vlammetje dat ondanks alle duisternissen de eeuwen heeft weten te trotseren.

 

Dagboek van de Opperrabbijn 8 december 2024

Meer dan genoeg onderwerpen voor mijn huidige dagboek. Allereerst mijn twijfel en telefonische overleg over wel/niet dit jaar een grote advertentie waarin aangekondigd staat waar overal de grote menora wordt ontstoken met Chanoeka. En dan de obsjerenisj vanmiddag in Lelystad en daarna de inwijding van het nieuwe mikwa in Nijmegen. Over Syrië misschien ook nog en dan natuurlijk hoe Syrië de Joodse gemoederen bezighoudt in Nederland. Genoeg onderwerpen dus. Maar toch sla ik die onderwerpen maar even op om de toespraak te delen die ik dadelijk om 9:00 uur ga uitspreken op het Sovjet Ereveld in Leusden, omdat precies tachtig jaar geleden, op 9 december 1944, de bezetter in Middelharnis zeven leden van een Armeens bataljon wegens sabotage heeft gefusilleerd. Zij werden na de oorlog als onbekenden begraven op het Sovjet Ereveld in Leusden.

 

Toespraak Binyomin Jacobs, opperrabbijn.

Russisch Ereveld, 9 december 2024

 

Vele malen heb ik monumenten mogen onthullen ter nagedachtenis aan onschuldigen die uit hun huizen werden weggerukt om nimmer weer te keren. De namen van de slachtoffers worden voorgelezen en standaard wordt er vermeld dat zolang er nog een naam bekend is, het slachtoffer nog een beetje leeft. Zo een plechtigheid maakt op mij altijd een diepe indruk.

Maar nog meer indruk maakt bij mij het ‘na afloop’.  Mensen komen naar voren, zoeken een naam en leggen vol emotie hun hand op een naam. Dat was hun vader, hun moeder, broertje, neefje, nichtje, oom of tante. Het enige wat er van hen nog over is, is hun naam op het monument.

Maar nog veel indrukwekkender is dat op de meeste namen niemand zijn of haar hand legt. Ze werden vermoord met al hun familie, niemand overleefde. Of, zoals hier op dit ereveld, ze waren onbekend, niet geïdentificeerd, achthonderdvijfenzestig graven, allen hadden en hebben ze familie, allen waren ze zonen van ouders en misschien vaders van kinderen of mannen van vrouwen. Zij rusten hier in vrede, hun graven zijn geadopteerd door goede mensen die hun onbekendheid weigeren te accepteren.

Maar wat met hun familie? Zij kregen levenslang! Zeven soldaten herdenken we vandaag, omdat precies 80 jaar geleden ze werden gefusilleerd. Een van hen was een Joodse man uit Wit-Rusland, Girsj Bogdanov. Voor hem zal ik dadelijk het Jizkor-gebed uitspreken met uiteraard ook de zes anderen in gedachte.  Ruben Melkomjan is overgekomen uit Armenië om voor het eerst van zijn leven zijn opa te bezoeken. Ik weet dat ons samenzijn hier geen voorpagina zal halen, maar de ontmoeting van kleinzoon Ruben Melkomjan met zijn opa en mijn Jizkor-gebed voor Girsj Bogdanov doorklieft hemelen.

Oorlog, oorlog, doden en nog eens doden. Vrouwen en kinderen zijn gesneuveld, onschuldige burgers. In de Tweede Wereldoorlog hebben de geallieerden in Duitsland steden vol onschuldige burgers gebombardeerd, om ons te redden, met als bijkomstig product tienduizenden slachtoffers. En wat met Hiroshima? En wat met soldaten? Die laten we niet onder de onschuldige slachtoffers vallen, want zij waren soldaten.

En dus, als we een Russische tank vandaag de dag zien ontploffen, juichen we. En als een Oekraïense tank sneuvelt voelen we het verdriet. Maar die Russische stumpers werden in die tank gedwongen en zijn precies hetzelfde soort slachtoffer, kanonnenvlees, als hun co-slachtoffers in die Oekraïense tank. De een woonde echter aan de ene kant van de grens en de ander aan de andere kant van diezelfde grens.

Een Joodse jongeman geboren in Polen moest in Hitlers leger. Zijn Jood-zijn was niet bekend. Hij werd ingedeeld bij de Duitse marine en moest de Nederlandse kust bewaken. En dan… een telegram uit Berlijn. Onmiddellijk terug, als enige op zijn schip. Waarschijnlijk was uitgevonden dat hij een Jood was en dus verliet hij zijn legeronderdeel, ontdeed zich van zijn militaire kledij en dook onder in Amsterdam. Een half jaar later was de oorlog voorbij. De Canadezen riepen alle Duitse soldaten op om zich over te geven. Ook onze Joodse Duitse matroos gaf zich over en belandde in een krijgsgevangenenkamp. De leiding berustte bij de Canadezen. De gevangenen waren allen gewone Duitse soldaten.

In dit interneringskamp werd door de Duitse krijgsgevangen een Krijgsraad samengesteld. Onze matroos werd ter dood veroordeeld, na de bevrijding, in het Canadese kamp, vanwege desertie  uit het Nazi-leger. De Canadese kampleiding verzorgde het vervoer van de ter dood veroordeelde en voorzag de Duitse krijgsgevangen van wapens om de Joodse soldaat te fusilleren.

 Oorlog is het summum van waanzin, van wreedheid, van doden, van nazaten en families die allen levenslang hebben gekregen, omdat hun dierbaren in het zwarte gat van de onbekendheid verdwenen.

Van de 865 mannen die hier rusten moeten nog 600 geïdentificeerd worden, opdat op z’n mist hun namen niet verloren gaan.

 

Dagboek 1 december 2024

Donderdagavond was de anti-antisemitisme demonstratie achter de Stopera. De NOS, die de Joodse Gemeenschap erg goed gezind is (grapje!), liet fijntjes weten dat er beweerd werd door de organisatoren dat er duizenden kwamen opdagen, maar dat het er slechts enige honderden waren. Een klein rekensommetje leert mij echter dat de bussen die waren ingezet alleen al 800 inzittenden hadden en uiteraard kwamen de meeste deelnemers niet per bus. Politie had aangegeven dat er voor 2500 mensen plaats was op de (stampvolle) plaats van (vredige) demonstratie. Mocht ik het allemaal verkeerd begrepen hebben, dan verneem ik dat graag en bied op voorhand mijn excuus aan, aan onze Nationale Omroep.

Zelf was ik niet bij de Stopera. “Vreemd”, kreeg ik van vele kanten te horen. “U had  daar niet mogen ontbreken.” En toch was ik er niet, maar wij waren in Middelburg, gasten van de Joodse Gemeente Zeeland, die op die donderdagavond het dertig jarig bestaan vierde van hun sjoel die Chanoeka 2004 werd ingewijd. Ja, de demonstratie bij de Stopera was veel en veel groter en qua media-bereik onvergelijkbaar belangrijker. En toch hebben Blouma en ik geen seconde in overweging genomen om Middelburg in te ruilen voor Stopera. Op Chanoeka hebben zich twee wonderen afgespeeld. Het wonder met het kruikje olie. Het kruikje olie dat genoeg olie bevatte om de menora in de heroverde Tempel in Jeruzalem één dag te laten branden, bleek acht dagen te voldoen. Acht dagen die nodig waren om nieuwe koosjere olie te vervaardigen. Maar er was ook het wonder dat een klein legertje Joden de gigantische Griekse legerschare wist te verslaan. Dat Joodse legertje was ongetraind, onervaren, zwak. En toch, en dat is het andere Chanoeka-wonder dat we jaarlijks gedenken, wisten de zwakkelingen de professionals te verslaan. Twee wonderen dus.

Het wonder van het kleine legertje vergelijk ik met de protestbijeenkomst bij de Stopera en dertig-jaar synagoge met het wonder van het kruikje olie. En als er in de Talmoed gevraagd wordt: wat is Chanoeka? Dan luidt het antwoord: het wonder van het kruikje olie! En dus waren wij in Middelburg, niet omdat we dat nou eenmaal eerder hadden toegezegd en niet omdat we ook tot na sjabbat zouden blijven en met de kleine Joodse gemeente de sjabbat zouden vieren, maar omdat het wonder van het kruikje olie minstens net zo belangrijk was als de overwinning van dat kleine niet-professionele legertje.

We hebben nog een wondertje mogen beleven. In de Times of Israel werd ik geciteerd. Onder andere werd er vermeld dat ik het betreur dat ik geen enkele reactie van medeleven heb ontvangen vanwege 7 oktober vorig jaar vanuit  de Islamitische Gemeenschap, terwijl ik zeker weet dat echt niet alle in Nederland woonachtige Imans en moskee-bestuurders de 7 oktober pogrom (want dat was dus weldegelijk een georganiseerde pogrom met instemming van het lokale Hamas gezag) hebben goedgekeurd en instemden met de Jodenjacht na de voetbalwedstrijd Ajax-Maccabi.

En nu dus het wondertje: een Iman, namens de moskee waartoe hij behoort,  heeft mij een e-mail gestuurd om medeleven te betuigen en zijn afkeer uit te spreken over de Jodenjacht, benadrukkend hoe goed de verhoudingen waren in Marokko met de Joodse Gemeenschap aldaar.

Terug naar Middelburg: Bij de officiële viering waren twee Zeeuwse burgervaders aanwezig, één burgermoeder en twee gedeputeerden. De sjoel was vol. De bijeenkomst was geweldig en het Hoffy-buffet na afloop verdiende minstens een tien. En daarna, de volgende namiddag: de sjabbaton. Mincha om 16:15 uur en daarna de sjabbat-maaltijd, zingen, lernen, mijn toespraken, verhalen en grappen. Wat een sfeer en vooral: wat een eenheid. Een piepkleine kehilla, één grote familie, iedereen levert zijn/haar bijdrage.

Maar de Joodse Gemeente Zeeland denkt niet alleen aan zichzelf, maar straalt uit vanuit de synagoge ook naar buiten. En dus wordt deze Joodse Gemeente door de Zeeuwse burgerij op handen gedragen. Een heel klein lichtje, een klein vlammetje, maar o zo zuiver. We mochten zo’n beetje non-stop ons geven voor de Joodse Gemeenschap. Om te voorkomen dat tijd verspild zou worden aan van-en-naar sjoel lopen, waren we ingekwartierd in een B&B twee deuren van sjoel verwijderd. Want hoe geweldig de Joodse Gemeente Zeeland ook is, er werd wel 24/7 keer drie inzet van ons verwacht,

Het is nu zondagochtend. Blouma wordt dadelijk opgehaald om babysit te zijn op de Zuidas bij onze kleinkinderen die overigens geen baby’s meer zijn. En ik rijd zo dadelijk naar Arnhem, de lewaja van de hoogbejaarde  mevrouw Senator, weduwe van Fred Senator die in Arnhem, Apeldoorn, Zutphen en nog een paar ander locaties de grote menora jaarlijks opzette om licht te verspreiden. Licht in duisternis.

Dag- en nachtboek van de Opperrabbijn 27-28 november 2024.

We hebben een woelige week achter ons. Never a dull moment. Maar of al het woelige ook zo positief was, durf ik niet te beweren. De bekladding van de voorgevel, in haar volle breedte, van het Israël Producten Centrum in Nijkerk was niet plezierig. Notabene christenen, of wat daarvoor doorgaat, beschuldigen (mede-) Christenen (voor Israël) van genocide en kindermoord. De bekladding was groot, de protesterende massa klein. Het regende en was ook nog ijzig koud. Aardig en ook nogal komisch was het aanbod van Christenen voor Israël om de bibberende protestanten (dubbele betekenis!) van koffie te voorzien. De koffie werd namelijk geserveerd in een Israël-beker met daarop de afbeelding van de Israëlische vlag. Moet kunnen, dacht ik bij mezelf, want de hete koffie komt niet uit de Bezette Gebieden. Dat de koffie werd geserveerd door kindermoordenaars van wie een normaal mens natuurlijk niet wil profiteren, werd vergeten. Het leek even een broederlijke saamhorigheid tussen schreeuwende bekladders en genocidale kindermoordenaars. Welkom in Nijkerk, bij de koffie!

Overigens deden de Urker-boys hun beklag dat zij niet meteen waren opgetrommeld om het anti-Israël groepje de laan uit te helpen, letterlijk en niet figuurlijk, wel te verstaan.  De rode-verf-juffrouw is inmiddels een ervaringsdeskundige, omdat ze IPC al eerder had beklad, ook op de Dam haar aanwezigheid met wat rode verf kenbaar had gemaakt en zich ook nu weer bevond bij het groepje oproerkraaiers.

Het Joodse leven draait momenteel mijns inziens veel te veel om angst en bezorgdheid. Eergisteren weer twee aanvragen voor een Rabbinale Verklaring om daarmee, zo nodig, naar Israël te kunnen vluchten. En gisteren was ik in Muiderberg om het graf van mijn vader en moeder te bezoeken. Het was namelijk de Jaartijd van mijn vader. Op de Jaartijd, de sterfdag, wordt er door de kinderen een Jaartijdlicht aangestoken. Dat mag een kaars zijn die meer dan 24 uur brandt, maar een elektrisch lampje, vaak met daarin in het Hebreeuws de woorden Lezikaron, ter nagedachtenis, is ook goed. Licht, daar draait het om!

Dadelijk, het is inmiddels donderdagochtend in de zeer vroege uurtjes, gaan we naar Zeeland. De sjoel van Middelburg bestaat dertig jaar. Terwijl vanavond om 19:30 uur de landelijke pro-Israël demonstratie zal plaatsvinden die duizenden en duizenden Nederlanders zal samenbrengen en ik notabene gevraagd was door onze christelijke vrienden om een van de tien sprekers te zijn, ben ik gezegend met een geweldig waterdicht excuus om daar niet te zijn. Die pro-Israël demonstratie heeft alles te maken met het opkomend antisemitisme en is eigenlijk niet echt een pro-Israël demonstratie, maar veel meer een anti-antisemitisme bijeenkomst.

Na dit nachtboek, het is halfvier in de vroege uurtjes van vandaag, moet ik voor mezelf nog op een rijtje zetten wat ik dadelijk in de volle sjoel van Middelburg ga zeggen. Ga ik spreken over duisternis of juist over licht?

De sjoel van Middelburg werd letterlijk gebouwd op de ruïne van het vooroorlogse Gebedshuis. Het waren niet de Duitsers die de synagoge hadden vernietigd, maar in november 1944 bij de bevrijding van Walcheren werd de sjoel van Middelburg, de eerste synagoge die buiten Amsterdam was gebouwd (1705), getroffen door een Britse granaat. Slechts een deel van de muren overleefde, de rest was veranderd in ruïne. En op die ruïne herrees de huidige sjoel. Bij de inwijding dertig jaar geleden, riep ik op om toch vooral te zorgen dat de synagoge niet zou verworden tot een monument, maar een plaats waar de kleine Joodse gemeenschap bijeen zou mogen komen om het Jodendom te vieren en om vooral ook licht te mogen uitstralen naar de brede samenleving. De inwijding vond plaats op Chanoeka. Op Chanoeka staan twee wonderen centraal. Het wonder van de oorlogsstrijd. Een klein Joods legertje wist de gigantisch grote Griekse legerschare te overwinnen. En het tweede wonder is het wonder van het kruikje olie dat slechts genoeg olie bevatte om de Menora in de Tempel één dag te laten branden, maar uiteindelijk acht dagen bleek te voldoen. De anti-antisemitisme demonstratie bij de Stopera in Amsterdam zou ik willen vergelijken met het wonder van de kleine gedreven legerschare die de professionele Griekse overmacht wist te verslaan. En de kleinere bijeenkomst in de sjoel van Middelburg, zie ik als het kleine vlammetje van de Menora dat kon branden dankzij het wonder van het kruikje olie. Ik mag dadelijk bij het wonder van het kruikje olie in Middelburg aanwezig zijn en aanschouwen hoe een klein vlammetje, de Joodse Gemeente Zeeland, in staat is om omringende duisternis te verdrijven, niet door te strijden maar door licht te verspreiden.

Stop, zeg ik tegen mezelf, Binyomin, je hebt nu genoeg stof om dadelijk je toespraak te gaan maken. Schrijf je dagboek!

Gisterochtend gaf ik om kwart over tien een online-babbeltje voor zo’n negentig lijfelijk aanwezige leden van de Joodse Gemeenschap in Australië. Hoeveel meekeken per zoom of andere technische middelen weet ik niet, maar het waren er zeker enige duizenden. Onderwerp? Antisemitisme! Gisteravond werd ik vereerd met een bezoek van Rabbi Abraham Cooper. Hij behoort tot een van de meest invloedrijke rabbijnen in de USA. Hij staat op de zevende plaats en wilde zijn collega-rabbijn Jacobs (dat ben ik) ontmoeten, vandaar zijn bezoek aan huize Jacobs. Die zevende plaats doet me natuurlijk denken aan de zeven armen van de Menora die in de Tempel in Jeruzalem stond. Licht in duisternis. Hij kwam speciaal voor de demonstratie naar Nederland vanuit zijn positie als “associate dean and director, global social action” van het Simon Wiesenthal Center. Voor mij een enorme eer om hem en zijn secretaris gisteravond voor een vijf-sterren-maaltijd (dank aan mijn Blouma!) bij ons thuis te mogen ontvangen. Roger van Oordt van Christenen voor Israël schoof ook nog even aan. We spraken over licht en duisternis. Over de vele vijanden die onze aardbol menen te moeten begiftigen. Maar ook uitgebreid over de lichtpunten die we niet mogen vergeten en waarvoor we oog moeten hebben, anders wordt het allemaal zo triest en donker. En dat moeten we niet willen!

Dagboek van de Opperrabbijn, 24 november 2024

De ontvangst op de ambassade van Hongarije, donderdagmiddag voor de kennismaking met de nieuwe ambassadeur was meer dan hartelijk. Dat ‘meer dan’ heb ik toegevoegd omdat ze zelfs voor koosjer gebak en drank hadden gezorgd. Uiteraard is het antisemitisme ter sprake gekomen en de opstelling van Hongarije ten opzichte van de uitspraak van het ICC over Netanyahu. De nieuwe ambassadeur heet Daniel Horogszegi Szilagyi-Landeck, maar gemakshalve noem ik hem maar gewoon Daniel omdat het mij niet helemaal duidelijk is waar zijn voornaam eindigt en zijn achternaam begint. Over de vraag hoe het huidige antisemitisme te bestrijden hoefden we niet te spreken, want antisemitisme wordt in Hongarije niet getolereerd. Collega’s rabbijnen in Budapest hebben mij dat ook bevestigd. De synagogen hebben daar geen beveiliging nodig op het niveau-NL. Overigens ben ik de laatste maanden diverse keren in Budapest geweest en niet één keer nagescholden, hetgeen in mijn eigen Nederland bijna ondenkbaar is.

Sjabbath jl. heb ik een primeur mogen beleven. Vanuit de moskee niet ver van mijn huis op weg naar sjoel werd ik uitgescholden. Uiteraard doorgegeven aan de politie, maar ik vrees dat ze er niets mee kunnen, omdat ik bij voorbaat weet dat ze zullen reageren in de ontkenning. De Moskee behoort tot de voornamelijk Turkse moslims en streeft naar integratie en de dialoog met andersdenkenden, zo vind ik op internet. Vreemd, denk ik dan, dat ze me nog nooit hebben benaderd en/of een bloemetje gestuurd als teken van medeleven met 7 oktober, want ik weet zeker dat mijn adres bekend is.

Het plan van de Overheid om duidelijk het antisemitisme te bestrijden, juich ik van ganser harte toe. Diverse media uit Nederland, maar ook uit Frankrijk, Israël, Duitsland, VS, Nieuw-Zeeland en Hongarije hebben mijn mening gevraagd over het anti- antisemitisme plan en duidelijk liet ik weten dat ik dankbaar ben dat de Overheid zo’n bemoedigende boodschap afgeeft. Nederland accepteert onvoorwaardelijk geen antisemitisme, zonder welke ‘maar’ dan ook. Ik ben ervan overtuigd dat die boodschap top-down de Joodse Gemeenschap in ons land tot steun is, en dat is van essentieel belang.

Maar (toch een maar, maar dan van mijn kant): hoe alle onderwijsplannen, onderdeel van de bestrijding, praktisch uitvoerbaar zullen zijn, is mij vooralsnog niet duidelijk. Het maken van lesmateriaal voor scholen vergt deskundigheid en die kan zeker worden ingehuurd en dat zal ook gebeuren! Lastiger is echter het vinden van de juiste docenten die gemotiveerd de boodschap kunnen en willen overbrengen, zelfs als de leraar niets hoeft te zeggen en uitsluitend een video moet afspelen. Want je kunt het beste programma hebben, als de presentatie tekortschiet, is het waardeloos. Vergelijkbaar met een peperdure diamant die geplaatst is in een goedkoop ringetje.

En helaas, dat goedkope ring bestaat al!

 

Tien jaar lang, van 1976-1986, heb ik pastoraal werk verricht in het toen nog bestaande ressort Overijssel. Eens in de zes weken bezocht ik Zwolle, Almelo, Hengelo, Deventer en twee keer in de zes weken Enschede. Ik herinner mij een bezoek aan een toen reeds op-leeftijd-zijnde echtpaar. Ze waren weliswaar lid was van de Joodse Gemeente, maar toonden totaal geen betrokkenheid. Als de Joodse Gemeente gebeld zou hebben met de vraag of ze een bezoek van de rabbijn zouden waarderen, zou er zeker een neen komen. En dus liet ik nooit, bij dit soort leden, bellen met de vraag of ze een bezoekje op prijs zouden stellen. maar belde ik zelf en gaf aan dat ik toevallig op die en die dag bij hen in de buurt zou zijn en of ik dan mocht langskomen om een kop koffie te drinken. Ik herinner me niet ooit een neen te hebben ontvangen. Enfin, ik dus naar dit oudere echtpaar getogen, druk op de bel, hoor een enorm geblaf, de deur wordt door de vrouw des huizes (en de hond) geopend en terwijl zij mij buitengewoon vriendelijk welkom heet en aangeeft dat haar blaffende hond niet bijt, voel ik zijn tanden in mijn been. Om de sfeer niet te verstoren heb ik dat niet-bijten braaf geaccepteerd om na het fijne bezoek de schade op te nemen: een scheur in mijn linker broekspijp en in mijn been de gevolgen van het hondse gebit.

Waar gaat Jacobs heen, hoor ik u denken, is hij zijn dagboek-draad kwijt? Neen! Bij mij leeft het stellige positieve gevoel en de nadrukkelijke overtuiging dat onze Overheid absoluut niet beticht kan en mag worden van antisemitisme, maar het accepteren van het ICC-Netanyahu-arrestatiebevel, want zo komt het over, doet mij toch pijn, ook als het in de praktijk niet en nooit tot een arrestatie zal komen. Het voelt als die hondenbeet van veertig jaar geleden. Een gevoel dat ik niet had bij de Hongaarse ambassadeur Daniel, die had duidelijk geen hond.

Via een choepa in Maastricht, een geweldige bijeenkomst in het Joods Museum ter gelegenheid van zevenendertig jaar advocaat-schap van mijn zeer gewaardeerde vriend Prof. Mr. Knoops en een bezoek aan het tankstation, waren we om half één thuis, voldaan en bekaf.

Dagboek van de Opperrabbijn, 20 november 2024

Om vijf uur ’s ochtends stond Taxi Boute voor mijn deur om ons naar Schiphol te brengen. Los van de zeer aantrekkelijke prijs voor zo’n Schiphol-rit, wil ik door deze reclamespot duidelijk maken dat ik sinds het gedonder in Amsterdam niet zomaar een onbekende taxi durf te nemen. Jammer, want van het openbaar vervoer maak ik al jarenlang geen gebruik meer, op aanraden van, wel te verstaan. Nu worden de mij niet bekende taxibedrijven en Uber helaas toegevoegd aan mijn niet-reis-lijstje. Dus als u zich afvroeg waarom ik naar Schiphol moest met Taxi Boute, dan weet u dat nu. Vliegen doe ik trouwens bijna uitsluitend met KLM, niet uit veiligheidsoverwegingen, maar omdat ik airmiles spaar…

Maandag de hele dag met meer dan 130 bestuurders van Europese Joodse organisaties en niet-Joodse europolitici. Onderwerp: hoe kunnen we een eind maken aan het Europese antisemitisme. De hele maandag discussies, panels, lezingen en dag twee: Auschwitz-Birkenau. Aan het eind van de conferentie was het probleem nog niet opgelost, maar de boodschap was wel overgekomen: Joden en niet-joden zullen eendrachtig onze schouders eronder moeten zetten, want het gaat van kwaad tot erger. Onze Aartsvaders Awraham en zoon Jitschak liepen beiden een onbekende, onbegrijpelijke en dreigende toekomst tegemoet. Desondanks waren ze eensgezind en als gevolg van die eendracht kon het Joodse Volk voortbestaan. Op de EJA-conferentie werden vriendschappen gesloten en initiatieven ontplooid. Het was een goede en intense conferentie met tijdens het galadiner een  onderscheiding  die werd toebedeeld aan David Beesemer voor zijn inzet voor Maccabi Europa en voor zijn optreden donderdag jl. bij de pogrom, die David en ik beiden geen pogrom  willen noemen.  Tijdens de terugvlucht heb ik een aantal uiltjes geknapt, want ook de dinsdag begon in de zeer vroege ochtend, half zes.

Goed nieuws was dat de burgemeester van Apeldoorn aangifte heeft gedaan tegen de “Judenrein sticker-plakkers”. Hij geeft hiermee een duidelijk signaal af en toont waar hij staat.

Woensdagochtend had ik een scala aan telefoontjes. Journalisten die nog bezig zijn met ‘de pogrom’, die ik geen pogrom wil noemen, verzoek om aan een educatief programma over de jaren ’40-’45 mee te werken en natuurlijk moest ik mijn Urk-middag/avond voorbereiden. Inmiddels was het al 12:30 uur en heb ik er nog een snel-wandelingetje tussen gepropt en verzocht om het vannacht ontvangen e-mail-verslag van mijn Boedapest interventie aan te passen. Want wat aan het papier, zelfs als dat slechts digitaal is, wordt toevertrouwd, kan jaren later uit de kast (of computer) worden gehaald en goed of verkeerd geïnterpreteerd worden.

Omdat ik om uiterlijk 15:30 uur op Urk (en niet in Urk) verwacht word, zaten we, Blouma ging mee) om 14:15 uur in de auto.

Urk was één groot warm bad plus ook nog een extra warme douche. Christenen voor Israël had een avond georganiseerd om geld in te zamelen voor Jad Ezra. Meer dan 250 vrienden van Israël waren aanwezig en samen hebben ze €81.000 bijeengebracht voor de restauratie van de keuken die dagelijks 2000 maaltijden vervaardigt en onder de behoeftigen verdeelt. (Dit was het warme bad).

Maar er was nog iets toegevoegd aan onze Urker-trip, de hete douche!. Om 15:30 uur heb ik een groep van Urkers ontvangen in De Koningshof van Willem de Boer. Gewone Urker-burgers om ze te bedanken voor hun niet aflatende steun en inzet voor Israël de Nederlandse Joden. Mocht u hierover meer willen weten: gewoon even in de Telegraaf kijken!

En om vier uur was ik op het Gemeentehuis om de nieuwe burgemeester, die nog maar een maand in functie is, te ontmoeten. Het gesprek was goed en open. We weten elkaar daar waar nodig (en ook niet-nodig) te vinden, dag en nacht. Dat dag en nacht klinkt u wellicht wat vreemd en overdreven in de oren, maar inmiddels hebben we voor en na de ontmoeting op het Gemeentehuis al twee keer diep in de late uurtjes met elkaar gesproken. Ik duik m’n bed in. Morgen overdag twee ontmoetingen in Den Haag en in de avond een bar mitswa. U ziet het: ik hoef me niet te vervelen.

Dagboek van de Opperrabbijn 17 november 2024

Met grote afschuw en verdriet heb ik kennisgenomen van de recente gebeurtenissen in Amsterdam, waar Joodse medeburgers werden geconfronteerd met bedreigingen, beledigingen en zelfs achtervolgingen. Deze uitingen van haat en antisemitisme zijn onacceptabel!”

“…toch wil ik graag dat jullie weten dat jullie er niet alleen voor staan. Ook onder jongeren leeft een gevoel van verbondenheid met de Joodse gemeenschap en een afkeer van haat. Misschien spreekt niet iedereen zich hardop op tegen antisemitisme, maar ik wil dit wel blijven doen. Ik zal het Joodse volk blijven steunen en Israël, jullie staan er niet alleen voor.”

“We voelen ons beschaamd en zeer verdrietig dat het kwaad en antisemitisme zo zijn lelijke kop opsteekt. Weet dat wij meerdere malen per dag bidden voor bescherming voor onze Joodse broeders en zusters hier en overal in de wereld en in Israël, voor de vrede van Jeruzalem en dat de Mosjiach snel komt.” 

“Gisteren hebben wij en anderen met ons de vlag halfstok gehangen op de dag van rouw en berouw n.a.v. de akelige gebeurtenissen vorige week donderdag en daarna.”

Als ik wil hoef ik de komende weken zelf geen dagboeken meer te schrijven want ik deel gewoon met u citaten van hartverwarmende e-mails en whatsapps die ik dagelijks ontvang. En de bossen bloemen, kaarten, sinaasappels en vrijwilligers die zich aanbieden zijn ook zeker het vermelden waard. Neem nou vandaag: eerst was ik in Aalten en daarna in Zwolle en zojuist een vergadering in de omgeving van Amersfoort…maar ik heb zelf geen km hoeven rijden. Ook gisteravond, uitgaande sjabbat, om 19:00 uur vertrokken en na 23:00 uur thuis. Ik hoefde alleen maar te spreken voor een groep niet-joodse jongeren, zo’n anderhalf uur. Maar het heenrijden en de reis terug, zat ik rustig achterovergeleund in de auto dankzij vrijwilligers van de rechtvaardigen onder de volkeren.  Die zijn er dus wel degelijk.

Ja, ik ben sjabbat weer uitgescholden, zoals iedere sjabbat de minhag-gewoonte is. Alleen was het nu ook vanuit de moskee zelf, waarschijnlijk omdat mijn langslopen ervaren werd als een uiting van islamofobie!

Donderdagavond was ik gastspreker bij een bijeenkomst van de business-club voor ondernemers van Christenen voor Israël. Het voelde als een warm bad. Alleen één fout heb ik gemaakt. Ik spreek het liefst uit mijn hoofd en nagenoeg onvoorbereid, dat wil zeggen dat ik weet welke boodschap ik wil geven (hoop ik), maar het is heel wel mogelijk dat ik ter plekke toch een andere boodschap belangrijker vind of een ander had mijn boodschap al voor mij weggekaapt. Maar mijn wandelende geheugen, mijn Blouma dus, vindt dat ik wel mijn toespraak van tevoren moet opschrijven. Dit meningsverschil hebben we opgelost. Ik schrijf dus niet mijn hele toespraak, maar alleen de punten.  Maar toen ik werd aangekondigd als spreker bleken de punten niet in mijn zak te zitten: thuis vergeten! En dus toch uit het blote hoofd.

Overigens voel ik me toch wel redelijk gediscrimineerd. Niet zozeer vanwege het bakje bevroren ijs dat in mijn tuin werd geslingerd en gelukkig niemand had geraakt (videobeelden aan de politie gegeven), neen de discriminatie komt vanuit de media. Er wordt alleen maar gesproken over antisemitisme in Amsterdam, terwijl ook buiten Amsterdam e.e.a. speelt dat best verontrustend genoemd mag worden. Neem nou de sticker waarmee Apeldoorn verarmd werd: Apeldoorn, vrij van Joden!  Waar heb ik die tekst eerder gehoord? Judenrein?

Uitgaande sjabbat was ik dus ik dus in Zevenaar om vanuit Bijbelsperspectief het recht dat wij Joden op Israël hebben te bespreken. Met dat recht aantonen was ik in vijf minuten klaar. Rasjie, onze grote verklaarder, brengt dat meteen aan het begin van Bereesjiet-Genesis. Als de Verenigde Naties komen en tegen de Joden zeggen dat wij Joden het land hebben gestolen en het ons niet toebehoort, dan is ons antwoord dat G’d de wereld heeft geschapen en dat HIJ dat stukje land aan ons heeft toebedeeld en dus hebben we gesproken over ethische problemen, over het opkomend antisemitisme en over de nieuwe godsdienst genaamd: secularisatie! Het was een inspirerende avond, maar eigenlijk had de landelijke-studentenrabbijn moeten spreken, niet ik. Maar omdat hij mij vanmiddag in Ysselsteyn verving bij de Volkstrauertag, want ik moest dus in Zwolle zijn, heb ik van hem de zaterdagavond overgenomen. Mooi toch! We kunnen een inval-rabbijnen-bedrijf beginnen, voor het geval een rabbijn uitvalt.

Artikel voor het jubileumnummer van de Joodse Gemeente Zeeland geschreven. Hun sjoel bestaat namelijk binnenkort dertig jaar en morgen om zes uur staat de taxi voor de deur. Richting Schiphol. Dinsdagavond weer terug en ondertussen ben ik in overleg met de lokale overheid over de stickers in Apeldoorn.

O ja, in de sjoel van Zwolle kreeg ik 11.000 handtekeningen aangeboden. De actie is nog lopende, maar tot nu toe elfduizend Nederlanders die getekend hebben tegen de Jodenhaat in Nederland en naar ons toe het bericht: You are not alone.

 

 

Dagboek van de Opperrabbijn, 13 november 2024

U heeft uiteraard wel gehoord dat de overlevingskracht van de Joden o.a. is door onder alle omstandigheden de humor te behouden. En zo kreeg ik hedenochtend een telefoontje van een rabbijn uit Australië. Hij ging ervan uit dat we elkaar goed kenden, terwijl ik hem echt niet kon plaatsen. Het is heel wel mogelijk dat we elkaar inderdaad kennen, maar mijn geheugen liet mij volledig in de steek. Hij wil dat ik via zoom of zoiets verslag doe van de huidige toestand in Amsterdam. Datum: dinsdag 26 november. Dat moet een verkeerde datum zijn, want hoe kan ik over twee weken verslag doen van de actuele situatie nu? Ik vraag hem dus drie keer of de datum wel klopt. Blijkt toch te kloppen. Het blijft dus 24 november!

En nu het tijdstip:  Hoe laat? 19:30 uur, komt het resolute antwoord. Dat werd lastig voor mij want ik zou die dag pas om 20:00 thuiskomen. Na over en weer te zoeken naar een geschikt tijdstip en vele whatsapps verder, vroeg ik mezelf af of mijn vriend en collega, die ik nog steeds niet kan plaatsen, doelde op de Nederlandse tijd of de Australische. Het bleek dus de lokale tijd van Melbourne te zijn en dus werd de half acht ’s avonds acht uur eerder en bij mij dus in de redelijk vroege ochtend. Dit grapje met datum en tijdstip heeft alles bij mekaar meer dan een half uur gekost en ik werd er redelijk ongeduldig van.

En dat halve uur is minstens een heel uur teveel, want sinds de voetbalwedstijd Ajax-Maccabi wordt ik overstelpt met verzoeken voor interviews in krant en op televisies. Ik ben de hele dag zo’n beetje non-stop in touw met telefoneren, e-mails beantwoorden en artikeltjes schrijven. En dan de anarchie zien op de Dam in Amsterdam. Waar gaat dit naar toe?

Gert Jan Segers heeft een bericht doen uitgaan: Joden zijn vorige week in Amsterdam opgejaagd, om hun paspoort gevraagd, geslagen, tegen hun hoofd getrapt door lieden die riepen dat ze op “Jodenjacht gingen”. Maar je weet pas écht zeker dat het antisemitisme is als je ziet dat uiteindelijk ook dit de schuld van de Joden zelf is.   

En zie hier: De aanhangers van Maccabi hadden het zelf uitgelokt. De oproerkraaiers gaan nu een rechtszaak beginnen tegen de aanhangers van Maccabi . Wie is schuldig: de Joden of de lantaarnpaal?  Antwoord: Hoezo lantaarnpaal?

We zullen maar blijven lachen, terwijl Israël gedemoniseerd wordt en onze brave Overheid overlegt en bespreekt en discussieert. Dadelijk gaan we gezellig polderen. Vooral geen problemen oplossen. Maar ondertussen wordt de haat jegens Israël en tegen Joden per minuut groter.

Wat kan ik doen? Schrijven en schrijven en lezingen geven en lezingen geven! Journalisten in binnen- en buitenland de juiste info geven en keihard tegenspreken dat onze Overheid  tegen Joden is.  Maar de linker flank is wel erg duidelijk pro-Palestina.

 

 

En pro-Palestina is helaas anti-Israel…. en antizionisme is het synoniem geworden van antisemitisme.

Gisteravond was ik terechtgekomen in een oase van warmte en pro-Israël-vrienden. Ik gaf een lezing voor een groep ondernemers uit Rotterdam en Omgeving. Allen gelovige Christenen. De sfeer was geweldig, de aandacht indrukwekkend en mijn lezing was inspirerend, (al zeg ik het zelf!). Maar toen de vragen kwamen, bemerkte ik de invloed van de NOS en de anti-Israël media. Er kwamen vragen over de kolonisten. Door deze Joden ‘kolonisten’ te noemen, geef je onbedoeld toe aan een beeldvorming. Idem de benaming ‘bezette’ gebieden. Ik zat dus bij ondernemers die er financieel warmpjes bijzitten, die gelovige mensen zijn en absoluut pro-Israël, en toch wordt hen onbewust een  anti-Israël mening opgedrongen.

Net terug van mijn dagelijkse wandelingetje. Het is donker en toch worden we gezien. Een jonge vrouw met man en hond. Ze kende mij van mijn dagboek en ze gaf aan dat gymnastiek op bejaarden niveau  haar veel energie geeft, ook het lezen van de psalmen en zelfs het lezen van mijn dagboek. Geweldig toch!