Dagboek van de Opperrabbijn 10 november 2024

Ik word nu geleefd door de telefoon/e-mail/Whatsapp over de chaos en Jodenjacht. Het eerste telefoontje kwam binnen vrijdagochtend om 3:00 in de ochtend. En sindsdien word ik zo’n beetje dag en nacht gebeld vanuit Israël, USA, Frankrijk, Engeland. Voornamelijk Joodse media die willen horen hoe we nog kunnen leven in Nederland, of we vertrekken en of het nog mogelijk is om op straat te gaan. Los hiervan slapen de Nederlandse media ook niet en ook zij vernemen graag hoe ik over de Jodenjacht denk. O ja, ik krijg ook vanuit Nederland aanbiedingen om zo nodig te komen onderduiken.

Wat hier is gebeurd is onacceptabel, maar voor mijn gevoel niet onverwacht want het antisemitisme (=antizionisme) is al jarenlang onderhevig aan een zichtbaar groeiproces dat op 7 oktober een flinke impuls heeft gekregen en nu was er weer een aanleiding, een voetbalwedstrijd, om de Jodenhaat verder op de voeren. En dat lukt. Maar toch weiger ik te spreken van een pogrom. Een pogrom was door de Kerk of door de Communistische Partij georganiseerd met volledige instemming van de Overheid. Onze regering kan niet beticht worden van Jodenhaat en voelt zich volledig verantwoordelijk voor hetgeen niet en nooit had mogen gebeuren. Er wordt een onderzoek ingesteld, daders worden opgespoord en hopelijk zwaar gestraft. Dat zware straffen hoop ik dus, maar daar ben ik nog niet zo zeker van…

Donderdagochtend, er was nog niet gevoetbald, was er een bijzondere plechtigheid in Den Helder. Een herdenkingstegel voor Mietje Beek-Oudkerk op de plaats waar ooit haar ouderlijk huis had gestaan. Een bijzondere plechtigheid. Nazaten uit Zuid-Afrika en uit Israël overgevlogen. Een tegel op de plaats waar zij eens woonde en ook wordt haar naam toegevoegd aan het indrukwekkende monument waar alle Joden ‘die niet terugkeerden’ (vermoord dus!) staan vermeld. En, zoals altijd, kon en wilde ik het niet nalaten om vooral onze ogen niet te sluiten voor het sterk opkomend antisemitisme. En zie, nog geen 12 uur nadien, begon in mijn geboortestad, mijn Mokum, de jacht op Joden. Maar zolang onze Overheid in woord en daad antisemitisme afkeurt en met meer overgave het kwaadaardige gezwel onderkent, zie ik geen reden tot vertrek of onderduik. En zelfs als die reden er wel zou zijn omdat onze landelijke Overheid en onze lokale Overheden weigeren Jodenhaat te veroordelen en te bestrijden, dan nog: zolang er nog Joden in Nederland zijn, voelen Blouma en ik het als onze plicht om onze missie te blijven uitvoeren.

En die Joden zijn er nog, en niet alleen in Amsterdam. We hadden een sjabbaton afgelopen vrijdag en sjabbat. Waar? In de sjoel van Zutphen! Een geweldige happening. Vrijdagavond, sjabbat overdag. Lernen, zingen, eten, samenzijn, elkaar beter leren kennen. Dank aan de vrijwilligers die onder de bezielende leiding van Channa Penninkhof alles tot in de puntjes hadden georganiseerd. Er bestond geen verschil van mening over de vraag of dit herhaald moet worden, iedereen riep om herhaling. Zondagochtend had ik in Arnhem moeten zijn voor de jaarlijkse herdenking bij het Joodse monument. Burgemeester Marcouch en mijn persoontje spreken daar jaarlijks, maar dit jaar moest ik verstek laten gaan en werd ik vervangen door de vliegende-mediene-bestuurder, invaller en organisator: David Simon. David, vanuit het KLM-vliegtuig mijn oprechte dank. Mijn afwezigheid was force majeur, een sterfgeval.

Helaas is mijn enige nog in leven zijnde tante donderdagavond, zevenennegentig jaar oud, overleden en was ik vandaag op haar lewaja in Wassenaar. Zij heeft gigantisch veel meegemaakt, behalve de oorlog. Haar enig kind, mijn nichtje Hetty, een jaar na haar choepa, overleden. Geen kinderen dus bij de lewaja, geen kleinkinderen, alleen als meest naaste familie, mijn nicht Roos van der Wieken, mijn neef Fred de Leeuw en ik. Allen zullen we kadiesj zeggen voor haar zielenrust. Nooit klaagde ze, altijd opgewekt en dankbaar. Intelligent en steeds vol belangstelling, een volledig rechtschapen vrouw, die nu dan eindelijk weer bij oom Lo en bij haar enig kind Hetty kan zijn in een wereld waarvan we ons geen voorstelling kunnen maken. Vroomheid drukt zich niet alleen uit in de naleving van de ge- en verboden. Vroomheid is ook zichtbaar in het omgaan met het leven. Overeind blijven, ook als het noodlot toeslaat. We moeten alles doen om dat noodlot te ontwijken, maar als het er toch komt… als de enige dochter van tante Lene en oom Lo hun ontnomen is…

Het is nu 22:35 uur, zondagavond. Ik zit weer eens in een vliegtuig op weg naar een probleem dat ik, vanuit de RCE, het Rabbinical Center of Europe, mag gaan oplossen. Wordt dadelijk netjes afgehaald, naar mijn hotel gebracht en dan morgenochtend om kwart over zeven mijn eerste afspraak. Afspraak na afspraak tot ik morgenmiddag om 17:00 uur weer in de lucht zit richting Nederland, waar ik echt nog wel durf rond te lopen, maar mijn alertheid heeft wel een fikse upgrade gekregen. Jammer dat dat kennelijk nodig is.

Am Jisraeel Chaj. We leven en overleven, ook in Nederland waar donderdag jl. Joden in de gracht werden gegooid.

Dagboek van de Opperrabbijn 6 nov. 2024

Ben ik in de lift van Beth Shalom om mijn hoogbejaarde tante te bezoeken, tref ik een bewoonster die mij vertelt dat ze altijd mijn dagboeken leest en er zo van geniet. En dus vanaf deze plaats en vanaf dit dagboek: “dank voor onze lift-ontmoeting! Fijn dat we via de lift contact mochten hebben. En dank voor uw complimenten, die ik af en toe best kan gebruiken”

Het zette me aan het denken. Waarvoor schrijf ik mijn dagboeken? Voor de complimenten die ik veelvuldig krijg en hoop te krijgen? Voor mezelf als een bezigheidstherapie?

Mijn gedachten dwalen af naar een filosofisch niveau (daar heb ik ’s nachts wel vaker last van. Het is dus nu midden in de nacht 4 uur ’s ochtends!). Hoe kan het dat we tijdens onze dagelijkse gebeden enerzijds vol devotie G’d als onze Koning aanvaarden, Hem loven en prijzen, om vervolgens om puur materialisme te vragen: Gezondheid, parnose, geluk en voorspoed? 

Het antwoord dat in onze Joodse filosofie wordt gebracht geeft aan dat wij schepselen op deze materialistische wereld zijn neergezet om materie te verheffen. Ik kan eten louter en alleen omdat ik eten lekker vind. Ik kan ook eten met als doel om de kracht die ik uit het eten haal te gebruiken om mitswot, goede daden, te verrichten. Als ik dat doe verhef ik het voedsel. Idem met het geld dat ik verdien, met het huis waarin ik woon. Is mijn hoofddoel veel geld voor een peperdure vakantie voor mezelf of wil ik graag veel geld om veel aan tsedaka, liefdadigheid, te kunnen geven? Is mijn huis er alleen voor mij, als een dak boven mijn hoofd? Of is dat huis er ook om onderdak te bieden aan gasten of, nog beter, om aan medemensen die geen dak boven hun hoofd hebben, een veilige thuishaven te geven?

Pauze! Ik ga weer naar bed. Wordt vervolgd.

Met “wordt vervolgd” was ik ook mijn vorige dagboek geëindigd. En de vervolging (heet dat zo?) zou gaan over de Bat Mitswa van onze oudste kleindochter van onze jongste zoon. Het was een geweldig feest of beter geformuleerd: feesten. Want op de dag dat ze 12 jaar was geworden, werd het gevierd met alle klasgenootjes. Maar zondag jl. was er een prachtige receptie waarin zij zeker het middelpunt vormde, maar waarin ook de brede kennissenkring van haar ouders aanwezig was. Hoe breed precies die kennissenkring is weet ik niet, maar het aantal aanwezigen liep in de honderden.

Rachel Kendel is vernoemd naar mijn moeder omdat toen Yanki mij belde om 1:30 uur ’s nachts om te vertellen dat ze was geboren, aan de andere lijn het ziekenhuis mij liet weten dat mijn moeder zojuist was overleden. Bijzonder om te zien hoe de generaties elkaar opvolgen. Am Jisraeel Chaj!

Tijdens de Bat-Mitswa-receptie werd ik gevraagd om in Lelystad te komen spreken bij het publiekelijk aansteken van de menora met Chanoeka, eind december. En laat Lelystad nog net inpasbaar zijn in mijn Chanoeka-toer 5785. Ik sta al geboekt voor Arnhem, Bourtange, Kampen, Eindhoven, Zutphen, Apeldoorn en nu dus Lelystad ook. Alleen Oudejaarsavond staat er nog geen publiekelijke menora in mijn agenda. Maar wat niet is, kan nog komen. Overigens zal ik ook bij twee pré-Chanoeka-vieringen aanwezig zijn. Hoewel een pré-Chanoeka-viering uiteraard geen Chanoeka-viering is, zie ik het toch als een welkome voorbereiding voor de echte Chanoeka, het feest van het licht. En licht kunnen we dit jaar, zoals de wereld er nu uitziet, buitengewoon goed gebruiken. Licht in de diepe duisternis.

Maar het is nog geen Chanoeka. Eerst deze week een sjabbaton in Zutphen. Het aantal aanmeldingen is boven verwachting. Het gaat hopelijk een inspirerende sjabbat worden. Blouma en ik zullen zeker ons best doen en Channa Penninkhof, de lokale bestuurder, is met hart en ziel en heel veel tijd en zenuwen aan het voorbereiden.

 

Dagboek van de Opperrabbijn 3 nov. 2024

Tussen de aanslagen, drones en raketaanvallen door is Mendel Cohen, de rabbijn van Mariupol, weer even terug in Oekraïne. Ik bedoel uiteraard de raketaanvallen in Oekraïne en niet in Israël waar hij thans woonachtig is, hoewel…

Van stad naar stad trekt hij met zijn maatje de mohel-arts door het gigantisch grote land om jongetjes te besnijden. Maar niet alleen baby-boys, ook tieners en volwassenen. Want ondanks het oorlogsgeweld gaat het leven verder, ook het  Joodse leven, hoewel niet altijd even makkelijk. Een pasgeboren baby en een man van 65 in Chernigiv. Twee baby’s in Kiev. In Anatevka  een man  van 33 … en zo reizen de twee, voorzien van een chauffeur die slaapt als de brith wordt uitgevoerd en wakker is als Mendel en de dokter in de auto hun rust nemen om uitgeslapen aan te komen bij de volgende Brith Milah in bijvoorbeeld Nikolaeva.

We hadden woensdag tussen 16:00-17:15 uur onze sjioer–cursus voor gepensioneerden. In de voor-Coroniaansche tijd was die sjioer om de week bij ons thuis in Amersoort, maar eenmaal aan de computer weegt het in de auto zitten niet op tegen het  gemak van Zoom. En dus is de Corona-Zoom gebleven. De groep mag niet te groot zijn, omdat er ruimte moet zijn voor vragen, discussie en persoonlijk contact.

Donderdag jl.  was ik in Sneek op de Joodse Begraafplaats. Een herdenking. We stonden aan het graf van Justin Gerstner, geboren in het Duitse Ehelsbach op 5 november 1921. Waarschijnlijk hebben zijn ouders hem op 13-jarige leeftijd naar zijn oom in Deventer gestuurd om Hitler-Duitsland  te ontvluchten.

In 1942 kwam de Joodse Justin met een vals persoonsbewijs onder de naam Douwe Elzinga in Eemswoude (Friesland) aan, een geïsoleerde buurtschap bestaande uit zeven boerderijen. De familie Buwalkda gaven hem onderdak. Hij kreeg zijn eigen koe, hielp volop mee op de boerderij en werd een echte boerenjongen.

Op 31 oktober werd hij door de moffen opgepakt en gedwongen zijn schuilplaats en die van anderen te verraden. Op beestachtige wijze werd hij gefolterd en gemarteld, maar hij bleef zwijgen en  heeft niets losgelaten over de vele Joden die in Eemswoude waren ondergedoken.  Zijn moordenaar was Max Strobel, chef van de SD, ‘de beul van Sneek’. die eigenhandig vijfentwintig mensen had vermoord in Sneek en in zijn vorige standplaats Maastricht nog eens veertig. Ongestraft heeft hij na de oorlog verder kunnen genieten van het leven, omdat hij te boek stond als Max Ströbel, met een umlaut, en niet als Strobel, zonder umlaut.

Als Justin zou zijn doorgeslagen had de ramp niet te overzien geweest. Door zijn zwijgen heeft hij de moord op tientallen Joden en even zovele duikouders voorkomen.Ik voelde dat ik aan het graf stond van een  Tsadiek, een door en door goed mens, ik heb gedawend voor zijn zielenrust en G’d gesmeekt voor Sjalom in Israël en ook elders in deze woelige wereld.

We gaan dadelijk  naar de Bat Mitswa van onze kleindochter in Amsterdam, vernoemd naar mijn moeder die op het moment van haar geboorte is overleden.

Ik heb nog een paar uur, maar toch moet ik stoppen vanwege mijn numerus fixus. Mijn NIW columns in het papieren NIW moeten altijd vierhonderd woorden bevatten, geen woord meer en geen woord minder.  Voor mijn dagboeken ben ik vrij het aantal woorden te bepalen, maar ik heb mezelf een numerus fixus van zeshonderd woorden opgelegd. En gezien ik een echte jekke ben, moet ik me wel precies en bijna neurotisch aan tijden en getallen houden. Maar, wat ik nog wel wil toevoegen aan dit dagboek omdat ik nog een paar woorden over heb, is:

Wordt vervolgd met verslag van de Bat Mitswa

Dagboek van de Opperrabbijn 29 oktober 2024

Als het goed is, is het u hopelijk niet ontgaan, trouwe lezer van mijn dagboeken, dat ik een dagboek achter lig. De reden: het was Soekot-Loofhuttenfeest met donderdag en vrijdag Jom Tov en aansluitend de sjabbat en een week later precies hetzelfde verhaal: wederom drie dagen geen elektriciteit, geen radio, geen autorijden en zelfs geen computer en dus geen dagboeken. Daar kwam nog bij dat net na de Soekot periode mijn computer het begaf. Voor mij een kleíne ramp want mijn laptop is mijn kantoor en e-mails beantwoorden via mijn mobieltje is niet echt een oplossing. Maar uiteindelijk is bijna alles weer op zijn computerpootjes terecht gekomen, heb ik een nieuwe laptop aangeschaft en heeft mijn lernmaatje, die computeringenieur is, bijna alles weer kunnen installeren. En dus ga ik ervan uit dat dit dagboek via mijn nieuwe laptop u zal bereiken. En toch, juist toen alles was vastgelopen, besefte ik de niet-vanzelfsprekendheid van de computer. Een piepkleine en voor mij totaal onzichtbare botsing, crash in de software, en de hele handel ligt stil. Geen beweging in te krijgen! Totale paniek.

Waar maakte ik me druk over? Dat een deel van mijn archief zoek zou zijn?

Oom Joseph, die met mijn grootouders en mijn vader zat ondergedoken, had gedurende de onderduik een woordenboek Nederlands-Duits en Duits-Nederlands geschreven. Er was afgesproken met de uitgever dat zijn geschriften gepost zouden worden en dat na de bevrijding de woordenboeken zo nodig afgemaakt zouden worden en daarna gedrukt. Of oom Joseph wel of niet zijn woordenboeken gedurende de twee jaar en drie maanden had afgemaakt, heeft mijn vader me nooit verteld. Wel heeft oom Joseph na de oorlog moeten verwerken dat zijn duikvader, belast met het posten van de geschriften, al zijn Duits-Joodse-monnikenwerk niet in de brievenbus, maar in het vuilnisvat had gedeponeerd.

In vergelijking met oom Joseph is mijn computer-crash van nul en generlei waarde en zat ik me dus straal belachelijk te maken met mijn bijna panische computer-mis angst.

In Knokke waren we de eerste dagen en twee tussendagen Soekot. Een hotel onder mijn rabbinale toezicht in Knokke. Helemaal vakantie was het niet voor mij want naast het rabbinale toezicht, moest ik sjioerim geven en vele toespraken houden, maar ik merkte dat juist door mijn sjioerim op niveau mijn geest tot rust kwam.  De toespraken zijn voor mij niet zo ingewikkeld, maar de lezingen/cursussen wel. Niet ingewikkeld, maar voor een belezen publiek moet er diepgang zijn en geen oude oppervlakkige koek.  Een geweldige sfeer, een indrukwekkende éénheid, een diversiteit aan gasten die allen gemeen hadden: de Simcha van Soekot en de interne éénheid die de loelav symboliseert. De éénheid had een extra dimensie gekregen, helaas, als gevolg van 7 oktober.

Met de trein, de Shuttle, voor de laatste dagen naar Londen en na twee dagen Jom Tov zijn we uitgaande sjabbat, direct na nacht, met de nachtboot terug naar Nederland gevaren. Waarom niet gewoon overdag? Stukken goedkoper! Omdat we aanwezig wilden zijn, zondagmiddag om 14:00 uur in de Uilenburgersjoel, bij de bijzondere bijeenkomst t.g.v. van het 175-jarig bestaan van het NUT dat het predicaat ‘koninklijke’ zou worden toebedeeld. Dat er door de eeuwen heen niet veel veranderd is, werd wel duidelijk, de drie professoren, die het woord voerden, toonden de verhoudingen door de eeuwen heen tussen bestuurders en rabbijnen en tussen rabbijnen en bestuurders. Het leek even of de tijd gewoon stil was blijven staan. Wat niet naar voren kwam was de verhouding tussen bestuurders onderling. En ook rabbijnen onder mekaar konden en kunnen soms redelijk tegenover elkaar staan. Waarbij ik als voetnoot plaats dat niet iedere Jood met een baard rabbijn is en ook niet iedere rabbijn zich rabbinaal gedraagt.

En toch: 7 oktober! Het is een goed Joods gebruik om graven van Tsadikiem te bezoeken en daar gebeden uit te spreken en G’d te vragen voor gezondheid, sjalom, of wat dan ook. Natuurlijk is de Eeuwige alom aanwezig, maar bij het graf van een Tsadiek, een door en door goed mens, worden onze gebeden sneller verhoord.  Ik ontving een aan de Lubavitcher Rebbe toebedeelde uitspraak: een inwoner van Eilat kwam eens bij de Rebbe. “Ik wil graag mijn gebeden uitspreken op het graf van Tsadikiem, maar in Eilat zijn die er niet.”  Waarop de Rebbe antwoordde: “Ga naar de IDF-sectie van de lokale begraafplaats. Daar vind je de echte Tsadikiem”.

 

Dagboek van de Opperrabbijn 20 okt. 2024 

Een nieuwe Duitse ambassadeur en dus zat ik vorige week in Den Haag in de residentie aan de Lange Vijverberg tegenover ‘het Torentje’. Een fijne kennismaking en, naar ik verwacht, een voortzetting van de bijzondere relatie die ik met zijn voorganger Cyrill Jean Nunn mocht opbouwen. Dus geen verandering en niets nieuws onder de Duits/Nederlandse Joodse zon.  

Mijn goede relatie met Duitse ambassadeurs begon ergens tussen 1990 en 1994. Ik was aanwezig q.q. bij een herdenking in Westerbork. In de periode tussen 1 november 1985 ( de sterfdag van mijn dierbare voorganger opperrabbijn Berlinger zl.) en november 2008 was ik nog steeds waarnemend-opperrabbijn, maar mocht me niet zo noemen om mij tot op heden onbekende reden. Ik werd geacht mezelf “hoofdrabbijn” te noemen. Maar in november 2008, dus na een proeftijd van 23 jaar, verdween de niet-bestaande titel “hoofdrabbijn” en werd “waarnemend” officieel van mijn “opperrabbijn” verwijderd. 

Maar hoe het ook zij, ik zat dus als waarnemend-opperrabbijn ergens tussen 1990 en 1994, op een van de voorste rijen bij de herdenking en naast mij zat (nog) niemand. Een oudere man kwam naar me toe, sprak mij aan en vroeg mij in perfect Nederlands, met een zwaar Duits accent, of hij naast mij mocht plaatsnemen. ”Mijn naam is Citron en ik ben de ambassadeur van Duitsland. En hoewel mijn vader in de oorlog als verzetsstrijder was gefusilleerd, ben ik hier niet als zoon van mijn vader, maar als vertegenwoordiger van het land dat zes miljoen van uw volk heeft vermoord”. Hij kwam naast me zitten en sindsdien had ik een meer dan goede relatie met de ambassadeurs van Duitsland, terwijl wij privé er nog niet over peinsden om een Duitse auto of wasmachine te nemen en Duitse grond werd niet betreden, ook niet op doorreis.  

Tijdens de kennismaking vorige week kwam iets interessants naar voren. Ik wist het al, maar niet echt bewust. Mijn kinderen hebben van mijn ouders meer gehoord over hun lijdensweg in de jaren ’40-’45, dan ik, hun kind. Zoiets had de nieuwe ambassadeur, en met hem zijn hele generatie, ook, maar dan volledig anders. De grootouders zwegen. Geen woord over de oorlog. Maar (klein)kinderen zijn nieuwsgierig. Wat heeft Großvater in de oorlog gedaan? En zo worden kleinkinderen in hun zoektocht naar een te verzwijgen verleden, meer en meer geconfronteerd met angstaanjagende vraagtekens. Van Großvater was alleen bekend dat hij om gezondheidsreden niet in het leger hoefde of niet bij de SS… Tot kleinkinderen de zwijgende leugen doorbreken. 

De conclusie van ons kennismakingsgesprek: we gaan elkaar spoedig weer ontmoeten. Israël heeft steun nodig. Joden willen vrienden, juist ook niet-Joodse en de ambassadeur van de Bundes Republiek Duitsland, wil een meer dan goede relatie met de Joodse gemeenschap. 

De dinsdag voor Soekot moest mijn auto naar de garage. Er was iets mis met de remmen, zoals u in een eerder dagboek had kunnen lezen. Ik kom de garage binnen, groet netjes de mevrouw achter de receptie. In plaats van een “ook een goede morgen’” reageerde de mevrouw achter de receptie met een verbaasd “Rabbijn Jacobs, ik had u bijna niet herkend, want u heeft geen net pak aan ”. Omdat ik die dag gewoon alleen thuis zou werken had ik geen net pak aan, maar een katoenen broek, en het keurig gestreken witte overhemd was vervangen door een T-shirt dat weliswaar schoon was,  maar  verre van Opperrabbinaat-ogend. Er staat in de Sjoelchan Aruch, het Joodse wetboek, dat een Joods-Geleerde niet met een vlek op zijn kleren mag rondlopen, want dan zullen niet-Joden zeggen: alle Joden lopen met vlekken op hun kleding, alle Joden zijn vies. Ten aanzien van deze wet, mag, neen moet, iedere Jood zichzelf als een geleerde beschouwen.  

Maar de vlek is niet alleen een vlek op onze kleding, maar ook in ons gedrag. Speciaal in deze tijd van sterk opkomend antisemitisme, moeten wij een schoon gedrag vertonen, gewoon in het alledaagse leven. Mijn Blouma laat me niet met ongestreken overhemden rondlopen, vlekken op mijn kleding worden niet getolereerd en als we aanstaande zaterdagnacht een hut zullen hebben op de boot tussen Harwich en Hoek van Holland, zullen we, zoals altijd, de hut netjes achterlaten, om Chiloel Hasjeem, een versmading van G’ds Naam, te voorkomen.  

En hoewel een schoon T-shirt en een nette katoenen broek naar de garage mijns inziens best moet kunnen (hoewel mijn Blouma daar anders tegenaan kijkt en ik haar braaf zal volgen), is de les toch wel erg duidelijk: er wordt naar ons Joden gekeken, zeker naar een rabbijn, naar onze kleding, naar een stinkend smerige auto, naar de netheid van de hotelkamer die we achterlaten…. Maar ook naar ons dansen met de Thora, aanstaande vrijdag, de vreugde die we zullen uitstralen, de eenheid die we zichtbaar beleven op Simchat Thora, Vreugde der Wet, juist na 7 oktober. Gut Jom Tov, nog vele jaren Soekot, Sjalom al Jisraeel! 

Dagboek van de Opperrabbijn 13 oktober 2024

Ik ben moe, maar ook tevreden, na gisteravond het einde beleefd te hebben van de Ontzagwekkende Dagen, zoals we Rosj Hasjana en Jom Kippoer in het Jodendom noemen. Aan die dagen kan 7 oktober wat mij betreft toegevoegd worden. De sjoeldiensten op vele plaatsen in onze ressorten mochten zich op een goede opkomst verheugen. De saamhorigheid was voelbaar. In ‘mijn’ sjoel werd met hart en ziel het Awienoe Sjebasjamajim gezongen, gebed voor de Staat Israël en voor de soldaten van de IDF. Iedereen deed mee, iedereen stond en velen konden hun tranen niet meer bedwingen. Onze gedachten gingen uit naar de gegijzelden, naar onze jongens op de fronten die daar staan, ook op Jom Kippoer, om ons te beschermen. Onze gedachten gingen uit naar de inmiddels vele honderden gesneuvelden, naar hun echtgenotes, hun kinderen, hun ouders.

Op 8 oktober, nauwelijks 7 oktober achter ons, werden de heer Engel, Frank van Oordt, voorzitter van Christenen voor Israël, de voorzitter van de Joodse Gemeente Amersfoort, Alexander van Dijkhuizen, en mijn persoontje door burgemeester Bolsius op het Stadhuis van Amersfoort ontvangen. Ter gelegenheid van wat deze ontmoeting, vraagt u zich af.

De heer Engel is de grootvader van Ofir, de Israëlische gijzelaar die bevrijd werd vanwege zijn Nederlandse nationaliteit. Toen hij nog gegijzeld zat kwam zijn familie op de idee om voor hem de Nederlandse nationaliteit aan te vragen. Dat zou nog net kunnen want hij was 17 en zou een paar dagen later 18 worden en dan zou het toekennen van de Nederlandse nationaliteit niet meer mogelijk zijn… Om die Nederlandse nationaliteit in een sneltreinvaart te verkrijgen was er een document nodig uit Amersfoort omdat zijn overgrootmoeder daar had gewoond. En dus werd ik die nacht, na sjabbat, vanuit Israël gebeld. Vanwege de goede verhoudingen beschik ik over het 06 nummer van de burgemeester en heb ik in de zeer late uurtjes uitgaande sjabbat Bolsius gebeld. Er kwam geen antwoord met de mededeling dat ik maar maandagochtend moest terugbellen. Vanuit zijn auto op weg naar huis, heeft de burgervader alles op alles gezet om het benodigde document, dat wellicht kon bijdragen aan de vrijlating van deze Israëliër, te verzorgen. Drie uur later, het was al een flink eind in de vroege zondagse ochtend, werd het document gevonden. En dus wilde de grootvader van Ofir persoonlijk Bolsius danken voor zijn hulp in de strijd tegen Hamas. De burgervader voelde zich slechts als een klein bescheiden radartje in een veel groter spel, maar, zo denk ik, als het kleine radartje had ontbroken…

Nu we het toch over burgemeester hebben, wil ik het volgende deel van een column uit het Kerkblad Urk onder uw aandacht brengen.

Burgemeester in oorlogstijd

De taken van burgemeesters zijn de laatste jaren toegenomen. Meer verantwoordelijkheid. Burgemeesters kunnen veel betekenen. Onlangs las ik een hoopvol verhaal in een verschrikkelijk boek. ‘Hitlers ultieme oorlog’ luidt de titel. Auteur: prof Klaas Smelik. Om het te lezen heb je wel een sterke maag nodig. Een lange reeks grote, onvoorstelbare moordpartijen. Maar in het duister van de geschiedenis zijn er gelukkig altijd ook kleine lichtpuntjes. Ook in dit boek. In september 1943 krijgt de burgemeester van het Griekse eiland Zakynthos de opdracht een lijst samen te stellen met de namen van de Joden die op het eiland wonen. De lijst moet naar de Duitse militaire gouverneur. De burgemeester neemt eerst contact op met de plaatselijke bisschop. Samen maken ze hun opwachting bij de gouverneur. Op het vel papier dat de bisschop werd aangereikt schrijft hij twee namen. De zijne en die van de burgemeester. Zulke ambtsdragers, daar droom ik van.  

En van de burgemeesters komen we bij het christendom:

9 oktober een lezing voor een kerkelijk gezelschap in Ouderkerk aan den IJssel. Oudere deelnemers, midden op de dag. Maar ook een flink aantal jongeren. Allen een en al belangstelling en allen zonder uitzondering pro-Israël, zonder enig ‘maar’…

Het onderwerp? 7 Oktober. Wat is de impact op de Joods Gemeenschap?  Een geweldige opkomst en gedurende mijn lezing van iets meer dan een uur: muisstil! Maar… een kleine uitglijder was dat een van de aanwezigen aan het eind publiekelijk meende de hoop te moeten uitspreken dat “de opperrabbijn tot het ware geloof zal mogen komen”. Ik liet het maar over me heen komen, maar na afloop heb ik de zendeling aangegeven, toen hij mij de hand kwam schudden, dat ik zijn bede ongepast vond. Hij schrok en de lokale predikant alsook de organisatoren, begrepen mijn irritatie volledig en vonden zijn hoop op bekering onjuist. Ik verwacht eerstdaags nog wel een excuusbrief. De kerk, na alle eeuwen met pogroms, inquisitie en Jodenhaat, dient zich bescheiden op te stellen. En los daarvan: als ik me bekeer, ben ik mijn baantje als opperrabbijn kwijt.

Gisteren, Jom Kippoer, onderweg om 9 uur ’s ochtends van huis naar sjoel, merk ik dat een auto naast mij probeert te rijden. Ik was absoluut niet bang, maar mijn alertheid stond in de gevarenzone. De chauffeur wenkt mij en doet zijn raampje open. “Ik Iran. Regering slecht, maar mensen houden van Joden.” Het was als een lichtpunt in de antisemitische en antizionistische duisternis, en dat nog wel op weg naar de Jom Kippoer-dienst.

 

 

 

Dagboek van de opperabbijn 9 oktober 2024

De laatste dagen stonden volledig in het teken van 7 oktober: de gegijzelden, hun familieleden, Israël, antisemitisme = antizionisme, de dreiging. Ik nam deel aan manifestaties zondag in Enschede en Amstelveen. Maandag op de Dam in Amsterdam, in de RAS synagoge en in Barneveld. En tenslotte gisteren nog een bezoek aan de burgemeester van Amersfoort (waarover volgend dagboek meer) en een lezing in Gouda. Een eenvoudige berekening leert dat tienduizenden mijn toespraken hebben gehoord omdat ze deelnamen, achteraf luisterden naar YouTube-weergaven of de manifestaties rechtstreeks volgden via livestream. Heel veel reacties hebben mij bereikt, allen positief, bijna allen pro-Israel en vaak uitsluitend bedoeld als bemoediging. Lieve dagboekeniers: al uw e-mails en al uw WhatsApps lees ik, maar vanwege tijdbeperking kan ik ze niet allen beantwoorden.  Vanwege datzelfde tijdgebrek ben ik soms (te) kortaf als u mij belt. Excuus hiervoor, maar vaak heb ik gewoonweg geen tijd,  ben ik op mijn tweede lijn in gesprek, zit ik in een vergadering of geef ik een sjioer.

Omdat journalisten vaak de tekst van een toespraak opvragen en ik speciaal op de Dam beperkte sprekerstijd had gekregen, hierbij mijn 7 oktober-Dam-toespraak:

We leven nog in de schaduw van de twee dagen Rosj Hasjana, Joods Nieuwjaar. Waarom twee dagen? De eerste dag gedenken we de schepping van de wereld. Maar waarom heeft G’d überhaupt een wereld geschapen? Had HIJ die wereld nodig? Hebben wij, schepselen, die wereld nodig?  Het waarom van de schepping overstijgt ons verstand.

Maar op de tweede dag houden we ons niet bezig met het waarom, maar met het wat. Wat wordt er van ons mensen verlangd? Wat is onze taak, onze opdracht?  De Eeuwige dienen en de medemens liefhebben, zorgen dat er een alomvattende sjalom is, voor ieder medemens.

Op Rosj Hasjana blazen we op de sjofar, de ramshoorn. Wat is hiervan de reden?

Maimonides geeft als antwoord: er is geen rationele reden om op Rosj Hasjana op de sjofar te blazen: het staat in de Thora en dus blazen we, zonder logica. Maar, gaat hij verder, er zit wel een aanwijzing in die sjofar: wordt wakker! Dut niet in!

Is antisemitisme logisch? Kunnen we antisemitisme verklaren? In de tijd van de Kruistochten waren we vogelvrij omdat we Jezus zouden hebben gekruisigd. In de Middeleeuwen hadden we de pest veroorzaakt. Mijn ouders hadden in de jaren ’40-’45 het verkeerde ras. En recentelijk hadden wij Joden nog het corona-virus de wereld ingebracht om vervolgens veel geld te gaan verdienen aan het door ons Joden uitgevonden vaccin tegen dat virus. En ik ben zionist.

Antisemitisme is van alle tijden, een muterend virus dat niet te vatten is en onbegrijpelijk zal blijven.

En leunen we dus achterover? Laten we het gebeuren?  Wordt wakker, schreeuwt de sjofar!

De historicus Prof. Presser in zijn befaamde Ondergang, geeft aan dat in de jaren ’40-’45 in ons land 5% van de Nederlanders collaboreerde met de nazi’s en 5% daadwerkelijk verzet bood. De overige 90% zag en liet het gebeuren.

U, hier aanwezig, behoort tot de goede 5%. De 5% collaborateurs blokkeren de stations van de Nederlandse Spoorwegen en promoveren terroristen tot vrijheidsstrijders, helaas ook via vele van onze eigen zogenaamde neutrale Nederlandse media.

Maar waar vinden we de 90%?  Zij die kuddegedrag vertonen, de makkelijkste weg kiezen, wegkijken? En is die kudde zo onschuldig?

De Nederlandse burgemeesters die nauwkeurig en ijverig de namen van hun Joodse burgers doorgaven aan de nazi’s reken ik niet tot de 5% verraders, maar tot de 90%. En de brave Nederlanders die zichzelf verrijkten met Fl. 7,50 door Joden te verraden als ze die bij toeval ontdekten, reken ik ook tot de 90%.

7 Oktober: Het antisemitisme, onder het pseudoniem antizionisme, is toen niet uitgevonden. Het is van alle tijden. Al meer dan 15 jaar maak ik op advies van de politie, geen gebruik van openbaar vervoer. En vele Nederlandse Joden verbergen hun Davidster en durven hun keppeltje niet meer te dragen. Mijn huis is omringd met camera’s en naschelden was en is normaal, al vele jaren. Joodse bijeenkomsten worden, alsof het normaal is, beveiligd.

Maar sinds 7 oktober is dat naschelden schrikbarend toegenomen. Kleine snotaapjes die nauwelijks Nederlands spreken brullen mij na: Free Palestine. En sinds heel kort is de Hitlergroet toegevoegd aan het antisemitische/antizionistische repertoire.

7 Oktober was het groene licht voor de 90% kudde. Er mag verder gegaan worden, richting de verkeerde kant.

Onze Nederlandse Spoorwegen die toentertijd braaf de bezetter volgde en veel geld heeft mogen verdienen aan het transport van Joodse medeburgers naar de gaskamers, geeft nu, op dit moment, de gelegenheid, zonder slag of stoot, om ervoor te zorgen dat u dadelijk niet met de trein naar huis kunt. Want de NS is neutraal, wil geen standpunt innemen en 7 oktober heeft het verkeerslicht op groen gezet.

Maar ook vanuit de christelijke gemeenschap is de zogenaamde neutraliteit meer dan hoorbaar: antisemitisme wordt weliswaar veroordeeld, maar het synoniem antizionisme duidelijk niet.

Broeders en zusters: jullie aanwezigheid mag niet stoppen na afloop van deze bijeenkomst. Jullie zijn de ambassadeurs van de 5% die Israël zo hard nodig heeft. Maak duidelijk aan de 90%, uw vrienden en bekenden, uw medegelovigen, dat 7 oktober geen groen licht was, maar een schreeuwend knalrood stoplicht. Stop met antisemitisme en stop met antizionisme.

Ik, anno 2024, peins er niet over om mijn Nederland te verlaten en laat me niet chanteren door NS blokkeerders, anti-Israël media, naschelden, stenen door mijn ruiten, auto’s die dreigend op me inrijden of angst voor terrorisme.

Mijn ouders konden in de oorlog geen kant op. Vluchten was niet aan de orde, want alle grenzen, Nederland uit of andere landen in, waren voor Joden gesloten. 

Maar ik weet dat er één land is waar ik altijd heen zal kunnen, mocht het ooit zover komen, en dat is Israël, de enige democratie in het Midden-Oosten, waar alle denkbare rassen en geloven gelijkwaardig en in vrede met elkaar leven.

Het Joodse Volk leeft en zal altijd overleven!

Dank voor uw aanwezigheid en steun.

 Am Jisraeel Chaj.

 Gisterochtend hadden we een ontmoeting in het stadhuis van Amersfoort met burgemeester Bolsius en de heer Engel, grootvader van Offir, die na 54 dagen Hamas-klauwen , eindelijk weer een vrij mens werd. Maar wat is vrij…?  We gaan het lezen in het volgende dagboek.

Ondertussen wens ik u allen een גמר חתימה טובה  Moge u allen ingeschreven en verzegeld worden voor een goed en gezond jaar, een jaar van sjalom in uw persoonlijke leven, een jaar van sjalom voor heel Israël. En voor Jom Kippoer: een goede vasten en een gezonde aanbeit…….

Dagboek van de Opperrabbijn 6 oktober 2024

Allereerst wens ik u allen, mijn trouwe lezers (en uiteraard ook de minder trouwe) nog vele jaren en hoop dat u allen voor een goed en zoet jaar bent ingeschreven. Waarom ‘goed’ en ‘zoet’? Is goed niet alleen voldoende? Als ik een klein kind met een scherp mes zie spelen dan pak ik hem acuut dat gevaarlijke speelgoed af en krijgt hij van mij ook nog een flinke corrigerende tik. Dat kind blèrt het uit van verdriet en boosheid. Mijn ingreep ervaart hij allerminst als goed en plezierig, hoewel mijn tik echt met de beste bedoelingen werd uitgedeeld en ook vanuit het kind bezien gewoon goed was. Het is heel wel denkbaar dat wij in ons leven tikken krijgen die in essentie gewoon goed en terecht zijn, maar door ons niet als zodanig worden ervaren. En dus wensen we elkaar niet alleen een goed jaar, maar vooral ook een zoet jaar. Een jaar dat uitsluitend goed brengt dat wij ook als goed én zoet ervaren.

Rosj Hasjana is best bij ons goed verlopen. Op de achtergrond uiteraard de spanning in Israël en het lot van de gijzelaars, maar we werden niet een keer uitgescholden. In tegendeel: veel voorbijgangers die ons een goede dienst wensten,  sjalom riepen , met hun duim duidelijk maakten dat ze achter Israël stonden en zelfs vanuit een passerende auto een luid “Am Jisraeel Chaj!”. In de brievenbus een allerliefst kaartje van een paar huizen verderop met als tekst: “Een goed jaar gewenst! Het vreugdevol vieren zal onder druk staan. Moed en volharding gewenst.” Maar ook op de brievenbus troffen wij, terugkomend van sjoel, een verrassing. : vier granaatappels.

En wat vindt u van mijn Blouma op weg naar sjoel? Zij loopt haar gebruikelijke route en plotseling komt er een oude man zijn huis uithollen in een pyjama, één broekspijp gewoon naar beneden en de andere opgetrokken, zodat zijn blote been duidelijk zichtbaar was. ‘Komt u alstublieft binnen, dit moet u zien!” Omdat mijn Blouma vreesde dat er een ongeluk was gebeurd en er sprake was van nood, ging ze met de man mee naar binnen, uiteraard de deur openlatend. De opwinding van de oude man betrof echter geen ongeluk, maar een foto “van uw man”. Dinsdag was ik namelijk  (zoals bekend bij de trouwe lezer en bij de minder trouwe wellicht niet) in Staphorst bij de plechtigheid in “Het Werkkamp Wijde Kamp”. De zoon van de oude man, die één broekspijp had opgestroopt omdat de wijkzuster zo zou komen om zijn ontstoken been in te zwachtelen, was een van de organisatoren van die plechtigheid. Trotst als een aap liet hij mijn Blouma een foto zien waarop zijn zoon met “uw man, de opperrabbijn” samen staan afgebeeld.

Dus los van de fijne sjoeldiensten, de goede opkomst, het krachtige sjofarblazen en het buitengewoon gezellige samenzijn na afloop van de diensten, bereikte mij uitsluitend positieve en bemoedigende opmerkingen vanuit de niet-Joodse medeburgers. Zelfs werd er op sjabbat tijdens de kiddoesj-na-afloop door een niet-Joodse predikant een prachtige sierkaars aan de Joodse Gemeente aangeboden begeleid door tienstallen handtekeningen van zijn Gemeenteleden: allen fans en vrienden van Israël!

Vandaag werd ik om twaalf uur afgehaald om deel te nemen aan de anti-antisemitisme demonstratie in Enschede. Zo’n driehonderd deelnemers verzamelden zich op de Oude Markt om na drie duidelijke toespraken, onder zware politiebegeleiding, naar de synagoge te lopen in een stille tocht zonder vlaggen, zonder geschreeuw, maar waardig en duidelijk met als slogan: Antisemitisme? Nee. Loop je mee?

Om 17:55 uur was ik thuis en stond de volgende auto al voor de deur om me mee te nemen naar Amstelveen waar een grote herdenkingsbijeenkomst was georganiseerd door CIDI, Maccabi en nog een paar Joodse organisaties. Grote opkomst, prima sprekers. Moeilijk inschatten met hoevelen we daar stonden, kan 1000 zijn geweest, of 1500 of 500. Als de NOS er aandacht aan besteedt, dan zullen het er zeker niet meer dan 500 zijn en zo mogelijk nog iets minder.

Ondertussen een hard klinkend meningsverschil tussen Yesilgöz en Halsema. De NS biedt ruimte aan anti-Joodse betogers om een aantal grote treinstations vredelievend te blokkeren. Wanneer? Morgen 7 oktober. Doel: de anti-Israël demonstratie in de gelegenheid stellen om de pro-Israël demonstranten het leven nog zuurder te maken…

Ik ga nadenken over morgen. Eerst de Dam, dan een bijeenkomst die nog onder embargo zit en tenslotte Barneveld.

Dagboek van de Opperrabbijn 30 sept. 2024

Ik merk dat ik nauwelijks nog tijd heb voor mijn dagboek vanwege de voorbereidingen voor Rosj Hasjana en voorbereidingen voor 7-oktober. Van alle kanten telefoontjes van landelijke dagbladen en sites hoe het gaat met de Joodse Gemeenschap in Nederland, hoeveel willen vluchten, hoe voelen de Nederlandse Joden zich?  Dus, ondanks een bijna chronisch tijdgebrek, toch nog een snel dagboek. Er valt namelijk genoeg te delen. Hoe ik aankijk tegen “De gevolgen van 7 oktober en de oorlog op de verhouding tussen Joden en de christelijke gemeenschap” ga ik hier niet beschrijven, want daarover heb ik een uitvoerige column geschreven in www.cvandaag.nl. Bovendien zal ik wel in de verschillende media n.a.v. telefonische interviews geciteerd worden. Ook de EO komt op NPO2 met een uitzending over 7-oktober op 8 oktober.

Donderdag jl. had het CJO een geweldig goed georganiseerde Rosj Hasjana receptie neergezet in Nieuwspoort in het gebouw van de Tweede Kamer. De voorzitter van CJO, Chanan Hertzberger, hield een buitengewoon goede toespraak en de receptie was ook qua catering erg goed. Anders dan anders qua variëteit en in overvloede. Natuurlijk is het doel van zo’n bijeenkomst niet de hapjes, maar het is wel voor een groot deel sfeerbepalend. Het aantal volksvertegenwoordigers viel wat tegen, maar dat had een positieve oorzaak: in de Kamer werd gedebatteerd over de leveranties van vliegtuigonderdelen aan Israël. Ik heb onze mensen dan liever in de Kamer dan bij de receptie.

Een Rosj Hasjana schrijven vanuit de RK, de PKN en diverse christelijke gemeenten. Dat bemoedigt en kunnen we met het sterk oplaaien van antisemitisme en antizionisme goed gebruiken. Wat ik trouwens niet helemaal begreep in het schrijven van de PKN was de opmerking Een krachtig nee tegen iedere vorm van antisemitisme en Jodenhaat… Ik weet niet precies het verschil tussen Antisemitisme en Jodenhaat.

Zondagavond kwamen we pas rond twee uur in de nacht thuis. Een Bar Mitswa ten noorden van Brussel. Een geweldig feest! Alleen op de terugweg een probleem. Het dashboard van mijn auto gaf aan, in rood (of oranje of groen, omdat ik kleurenblind ben),  CONTROLEER UW REMMEN. Er werd echter geen uitleg gegeven hoe dat moet! Ik heb, na overleg met mijn medepassagier, mijn Blouma, besloten om toch maar door te rijden, niet te hard, afstand bewaren en vooral niet remmen. Maandag naar de garage en het bleek een loos alarm. Maar toch: net voor Rosj Hasjana moet ieder zijn remmen bekijken. Wellicht moet ik de rem zetten op mijn dagboeken en meer tijd besteden aan Thora studie. Misschien ben ik te ongeremd in het beoordelen van anderen en kom te snel tot conclusies. Met mijn auto-remmen was dus niets mis, des te meer reden om mijn spirituele en verstandelijke remmen eens goed te controleren.

Maandag de jaarlijkse Selichot-dienst op de begraafplaats van Arnhem en dinsdagochtend herdenking Werkkamp Het Wijde Gat. Nederland telde vele zogenaamde werkkampen. Dat waren voorportalen voor Westerbork en eindigden in de vernietigingskampen. Dit soort herdenkingen hebben een duidelijke extra lading gekregen, na 7-oktober.

Na Staphorst, Het Wijde Gat, na Blouma eerst te hebben opgehaald naar sjoel Amstelveen voor de afscheidsreceptie van Marcel de Weerd, een van de grondleggers van  het Joodse Politienetwerk. Na 42 jaar trouwe dienst stopt hij. Of hij van een welverdiende rust gaat genieten durf ik te betwijfelen. Welverdiend, is ongetwijfeld, maar dat rusten zie ik hem niet zo gauw doen. Overigens heb ik hem nog onder mijn leerlingen in Zwolle mogen hebben. Zijn choepa (en die van zijn echtgenote toevallig ook) heb ik  bijna precies veertig jaar geleden gegeven. Hij uit Zwolle, zij uit Wierden, choepa, huwelijksvoltrekking was in Almelo, als ik me niet vergis.

Tijdens die drukbezochte receptie vernam ik over de werkweigering van politiemensen om Joodse plekken te beschermen. Kan niet waar zijn, dacht ik bij mezelf. En als het toch blijkt te kloppen, zal het hopelijk een uitzondering zijn die door de korpsleiding of nog hoger keihard zal worden aangepakt. Maar als dit wel waar is en getolereerd wordt, kan het dan overslaan naar de gezondheidszorg, het ziekenhuis…?

Stop doemdenken, zeg ik tegen mezelf, we leven echt en nog steeds in een rechtsstaat, dit kan hier niet gebeuren! Even keihard op de rem trappen om mijn remmen te controleren: zelfonderzoek vanwege Rosj Hasjana.

En dus zult u mij, trouwe dagboekenier, even moeten missen:  Geen dagboek tot na Rosj Hasjana.

Voor u allen: een sjana towa oemetoeka, een goed en zoet jaar, een jaar van sjalom voor al Uw schepselen op deze vaak erg woelige aarde.

Dagboek van de Opperrabbijn 25 sept. 2024

Dat het heel vaak niet inschatbaar is wat je betekent voor een ander, werd mij deze week weer eens duidelijk. Ik stap mijn auto uit op een parkeerplaats en een mij onbekende komt naar me toe en stelt zich voor als de schoonzoon van Herman Levi. Zo’n veertig jaar geleden bracht ik een pakje misjloach manot ter gelegenheid van Poerim aan iemand in de Beethovenbuurt in Amsterdam. Ik kreeg geen gehoor en belde bij de buren aan in de hoop dat zij wel thuis zouden zijn en bereid om het aan hun buurman af te geven. Om een lang verhaal kort te houden: de buurman Herman Levi was (ook) Joods en we besloten om contact te houden. Jarenlang hebben we eens per maand gelernd. Reb Zwi, want zijn Joodse naam was Zwi, en ik hebben zeker vijfentwintig jaar samen gelernd, twee uur per maand. En na iedere lernsessie een broodje Meijer. Nadat de echte broodje Meijer geschiedenis was geworden zijn we gestopt met het broodje en met het lernen, maar we hielden contact… Reb Zwi is inmiddels hoogbejaard maar zijn geheugen is naar een niveau afgedaald dat lernen er niet meer in zit. Ik ben Reb Zwi sinds een jaar uit het oog verloren. “Nu ik u zie, rabbijn Jacobs, wil ik u laten weten hoeveel u voor mijn schoonvader heeft betekend. De lernsessies, de wekelijkse telefoontjes, de gesprekken over de oorlog die hij als enige van zijn familie had overleefd…” Ik wist niet dat Reb Zwi een schoonzoon en dus een dochter had. Nooit hebben we gesproken over zijn echtgenote, die hij dus kennelijk heeft gehad. Al schrijvend komt Reb Zwi weer in mijn geheugen bovendrijven en ben ik dankbaar te vernemen dat ik kennelijk iets voor hem heb mogen betekenen. Reb Zwi was geen zielenpoot, niet armlastig, maar een zeer geslaagde zakenman. Maar wel een overlevende van een sterk traumatiserende onderduik. Als die schoonzoon aangeeft dat ik zo belangrijk was voor Reb Zwi, dan zal dat zeker zo zijn. Maar ik heb dat nooit zo gevoeld en geweten.

Amersfoorts burgemeester Lucas Bolsius heeft een delegatie ontvangen van de Joodse Gemeente om te spreken over de demonstratie “Amersfoort tegen zionisme”. Zijn positie is goed en duidelijk. Hij gaat eraan werken zich dusdanig te profileren dat er over die duidelijkheid bij zijn Joodse inwoners geen onduidelijkheid meer bestaat, en dat is goed. Een fijn gesprek, een warme ontvangst.

En nu we het toch over een burgemeester hebben: ik ben net terug uit Hilversum. N.a.v. de documentaire van de EO over de positie van de media in WO II hadden  de voorzitter van de Joodse Gemeente Hilversum, Gerard Klein, en ik een bijzonder fijn gesprek met burgemeester Gerhard van den Top. Hierover heeft de Gemeente Hilversum intern als volgt gecommuniceerd:

“Op woensdag 25 september heeft de burgemeester van Hilversum een heel goed gesprek gehad met Opperrabbijn Binyomin Jacobs en Gerard Klein. De verhalen over de onveiligheid die de Joodse gemeenschap ervaart zijn indringend. We moeten in de samenleving op zoek blijven naar verbinding en dialoog, juist als het zo onrustig is in de wereld zoals dat nu het geval is. Niemand zou zich zorgen moeten maken over zijn vrijheid en veiligheid omwille van zijn of haar geloof of afkomst. Dat betekent dat we een actieve plicht hebben, zeker ook naar de Joodse gemeenschap, om als samenleving ervoor elkaar te zijn en het maatschappelijke debat te voeren hoe de onrust in de wereld ons niet verder uit elkaar drijft maar dichter bij elkaar brengt.”

Nog een week en het is Rosj Hasjana. Helaas ben ik te veel bezig met de situatie in Israël. Het laat me niet los. Maar mijn zorgen hebben geen enkele invloed op het verloop van die oorlog en ook niet op de eenzijdige berichtgeving van de NOS, die me bepaald niet vrolijk maakt. En dus, zeg ik tegen mezelf: pak de telefoon en bel een bekende waarvan je weet dat hij/zij je telefoontje zal waarderen, omdat hij/zij alleen is.  Ja, ik weet het, sommige mensen kunnen goed alleen zijn, zitten niet te wachten op mijn telefoontje. Maar de meerderheid der mensen kwijnt weg in eenzaamheid en zal innig dankbaar zijn met een eenvoudig telefoontje met daarin de wens voor een sjana towa oemetoeka.

Ik blaas dadelijk, gelijk iedere dag in deze maand Elloel, op de sjofar. Word wakker, kom tot inkeer. Maar ook: denk niet dat er gigantische daden van je worden verwacht.