Dagboek van de Opperrabbijn 24 juli 2024

We zitten nu in de zogenaamde Drie Weken. Begonnen op 17 Tammoez (dinsdag jl., gisteren dus) met de herinnering aan het beleg van Jeruzalem en eindigend op 9 Aw, de dag waarop zowel de Eerste Tempel alsook de Tweede Tempel in Jeruzalem werden verwoest: het begin van het galoeth, het ballingschap, waarin we ons nog steeds bevinden.

Door de eeuwen heen vonden er vele pogroms plaats, juist in deze periode. Speciaal in de zogenaamde Negen Dagen, het laatste gedeelte van de Drie Weken, was het een tijd van narigheid voor het Joodse Volk. Vandaar ook dat bij voorkeur er niet nodeloos wordt gereisd in deze periode en is men extra voorzichtig met nodeloos gevaar lopen. Als iemand onverhoopt voor de rechtbank is gedaagd dan wordt aanbevolen in de Joodse mystiek om te proberen de rechtszaak tot na de Negen dagen uit te stellen, want het gesternte staat ons Joden in die periode tegen.

En dus houd ik toch een beetje in deze periode van de Joodse kalender mijn hart vast. Situatie in Israël, antisemitisme ook hier in ons land…  Maar pas op! Niet alles is zwart, er is ook duidelijk zichtbaar wit, om nog maar te zwijgen van grijs.

Neem nou het kennismakingsbezoek, vorige week, met de nieuwe burgemeester van Almere, Mr. Hein van der Loo. Rabbijn Stiefel, de rabbijn van Flevoland en daarnaast in zijn vrije tijd ook mijn schoonzoon, had mij verzocht om mee te gaan naar het gesprek met de burgemeester die hij uiteraard reeds eerder had ontmoet. Wat een betrokkenheid met de Almeerse Joodse gemeenschap, wat een bereidheid om publiekelijk Joods Almere te steunen en überhaupt een duidelijk standpunt in te nemen tegen antisemitisme. De kennismaking gaf mij, de Joodse burger, goede moed. En die moed hebben we nodig voor de gemoedsrust, want die staat bij vele Joodse Nederlanders onder druk. Natuurlijk mag er kritiek zijn op het beleid van Israël, maar haat zaaien tegen wie dan ook deugt niet en het importeren van conflicten elders in de wereld in ons vredige landje, is onjuist en ongepast. Mijn kinderen hadden het niet in hun hoofd moeten halen wie dan ook na te schelden omdat ze moslim zijn, een gekleurde huidskleur hebben of wat dan ook anders dan wij. Maar andersom, en ik ga het nu niet preciseren, is het gewoon en volledig geaccepteerd. Wat doet de overheid hieraan? Zich uitspreken tegen, maar veel verder komt het niet. Als ik een kenteken doorgeef van de auto van waaruit ik intimiderend word gefotografeerd, verneem ik niets meer. Ik begrijp dat intimiderend fotograferen niet bepaald het zwaarste misdrijf is, maar van het een kan zomaar het ander…

Een van mijn kinderen, woonachtig in Montreal, had een verkeersongeluk, een RV (een camper) was op hun auto ingereden met als gevolg hun auto total loss, de hele familie in twee ambulances naar het ziekenhuis, maar na de gebruikelijke medische controles zijn ze, zonder auto, nu weer thuis. En nu de onverwachte winst: Mijn schoonzoon belde me na het ongeluk en gaf aan dat een Arabier hem had aangereden, er zou dus, zo dacht ik in een opwelling, sprake kunnen zijn van een bewust veroorzaakte aanrijding. Waarop baseerde ik dit? RV klonk, op een niet goed hoorbare telefoonlijn als Ar(a)wie en dat betekent Arabier. Was dus totale onzin, maar zo kunnen misverstanden ontstaan en vooringenomen denkbeelden gevoed worden. Niet goed, maar zo gaat het helaas te vaak.

Maar nu de winst: Ook in Montreal bloeit het antisemitisme weelderig, althans zo hoor ik. Mijn kinderen hadden dit ook al vele keren gehoord, maar gelukkig nog nooit aan den lijve ondervonden. Maar ja, als je het via de media keer op keer hoort, dan zal het dus wel kloppen, denk je toch onbewust. En nu komt het: bij hun verkeersongeval, dat er in eerste instantie dramatisch uitzag, kwam er van alle kanten hulp. Bewoners uit de straat, passanten, politie, ambulance…zoveel steun, medeleven, opvang. Ontroerd waren mijn kinderen door de onbaatzuchtige liefde die ze mochten ondervinden van niet-Joodse mede-Canadezen.  De aanrijding had dus eigenlijk behalve de schrik en de kapotte auto, toch een zeer happy end. Mijn schoonzoon heeft waar mogelijk de hulpverleners, voorbijgangers en bewoners van de huizen van waaruit de hulp is gekomen  telefonisch bedankt en heeft zelfs de moeite genomen om naar de plek des onheils terug te gaan (meer dan een uur rijden in een geleende auto) om zijn dankbaarheid kenbaar te maken.

Dus toch nog iets moois voortgekomen uit het autowrak!

Dagboek van de Opperrabbijn 21 juli 2024

Sjabbat jongstleden door niemand nagescholden, toch geweldig! Wel was er niet ver van ons huis op sjabbat een of andere vechtpartij waarbij vijf jongelui werden gearresteerd, maar dat had niets met antisemitisme te maken en zelfs niet met Israël!

Ondertussen krijg ik meer en meer aanvragen van mensen die denken Joods te zijn. Sommigen blijken het te zijn, maar anderen hebben kennelijk tijd over en schrijven hun vermeende Joodse stamboom in lange en oninteressante epistels met vele bijlagen en voorzien van uitweidingen over kwesties die best interessant kunnen zijn, maar niet van doen hebben met de vraag of hun Joodse afstamming klopt. Omdat ik fatsoenlijk wil blijven lees ik alle inkomende post en reageer ook nog.

Wat vindt u van deze aanvraag: Een mevrouw beweert Joods te zijn want zij is de dochter, van de dochter, van de dochter van de dochter van een mevrouw die getrouwd was met een man die naar alle waarschijnlijkheid Joods was want hij was, zo blijkt uit de familiaire overlevering, in het bezit van een Joodse kandelaar. Nou kunnen kandelaars uiteraard niet Joods zijn, maar waarschijnlijk doelt ze op een Menora! Nadat ik de zeven pagina’s had doorgeworsteld merkte ik dat mijn doorgaans engelengeduld onder druk kwam te staan en ik het even niet meer zag zitten.

Een andere aanvraag baseerde haar Jood-zijn op een Joodse moeder, vijf generaties geleden. Het enige probleem is echter dat die moeder als achternaam Cohen had moeten hebben, maar in de papieren stond Jansen en dat was, volgens aanvraagster, een begrijpelijke verschrijving…

En wat vindt u van die mevrouw wiens moeder op een Joodse begraafplaats ligt begraven in Parijs, het weet te regelen om lid te worden van een NIK-Joodse Gemeente, steen en been loopt te klagen over de traagheid waarmee Jacobs haar duidelijke en eenvoudige zaak oppakt en met die klacht de nodige bestuurders, die me om andere redenen niet zo aardig vinden (die bestaan echt!) bestookt. Na twee jaar ben ik erin geslaagd de in Parijs begraven moeder te traceren. Ze werd gecremeerd in Meppel!

Dinsdag aanstaande is het de zeventiende van de Joodse maand Tammoez, een vastendag.  Op die dag zijn onder andere de Stenen Tafelen door Moshe gebroken toen hij zag dat het volk bezig was met het aanbidden van het Gouden Kalf. Ook op diezelfde dag was er, eeuwen later, een bres geslagen in de muren van Jeruzalem met als gevolg drie weken later de vernietiging van de Tempel in Jeruzalem. De Stenen Tafelen zijn in feite de kortste samenvatting van de totaliteit van Thora en Traditie. Na het breken van de eerste set Stenen Tafelen gaat Moshe nogmaals naar Boven om G’d vergiffenis te vragen voor de bedreven afgodendienst. En tenslotte gaat Moshe nog een derde keer naar Boven en komt dan terug met de tweede set Tien Geboden die uiteindelijk in de Tempel in Jeruzalem in het Allerheiligste zal worden bewaard. En rondom dat gebouw, met de Stenen Tafelen, is een muur waarin een wig is geslagen die leidde tot de vernietiging van de Tempel.

Het Jodendom behoeft een omheining ter bescherming. Maar af en toe worden er krachten in werking gesteld om in die omheining een wig te slaan. Te sjoemelen met de vraag wie er wel/niet Joods is. Dit soort aanvallen op de Joodse muur kan leiden tot de vernietiging van het allerheiligste, onze Joodse identiteit. Aan mij en aan ons allen is het om die muur overeind te houden. Die muur die we nodig hebben om het allerheiligste te beschermen.

Ik moest er vanmiddag even tussenuit. Na alle hete dagen, na al het bovenstaande gezeur waarvan ik u slechts een klein overzicht liet zien, na bestuurders en collega’s die me soms niet zo aardig vinden, na en na… Een schip kan alleen dan zijn doel bereiken als hij koers houdt. Een klein graadje uit de koers heeft grote gevolgen voor het missen van het ultieme doel. Ik, als opperrabbijn, word geacht de koers goed in de gaten te houden en zorgvuldig te bewaken.

Dagboek van de Opperrabbijn 17 juli 2024

Over enige maanden zullen we eindelijk weer een sjabbaton in Middelburg mogen beleven met de Joodse Gemeente. Maar anders dan andere jaren, wanneer het een gewone sjabbat betreft, zal ons bezoek gekoppeld zijn aan het dertigjarig bestaan van de gerestaureerde synagoge. Dertig jaar geleden mocht ik samen met chazan Prof. Hans Bloemendal de sjoel inwijden, nadat op de ruïnes van de in de oorlog door een bom getroffen sjoel, de nieuwe sjoel van Middelburg was herrezen. Maar los van de sjoel: wat een eenheid, wat een vriendelijkheid, wat een prachtige Joodse gemeente. Nu waren wij er slechts een paar uurtjes om een tentoonstelling te openen, die eigenlijk al geopend was, maar die ik toch met terugwerkende kracht heb geopend. Schitterende tekeningen die een en al spiritualiteit toonden en allen waren voorzien van een uitgebreide en diepgaande uitleg. De kunstenaar was een broer van ‘mijn man in Zeeland’, Luuc Smit, de chazan, opbouwer, kiddoesj-regelaar en bovenal de ziel van  Zeelands synagoge.

Nablijven was deze keer niet mogelijk want om 18:45 uur werd ik verwacht in Amsterdam,  waar de March of Life, de wandeltocht van Westerbork naar de Hollandsche Schouwburg officieel werd beëindigd. Mij was verzocht om de wandelaars, niet-Joodse Nederlanders en niet-Joodse Duitsers, toe te spreken. Vijf minuten en niet langer, want ook de andere sprekers zouden het kort houden.  Maar toen ik de andere sprekers had gehoord begreep ik dat vijf minuten een zeer rekbaar begrip was geworden. Ik voelde me thuis en heb dan ook duidelijk aangegeven dat volgend jaar ik niet alleen aan het eind zal komen, maar, indien mogelijk, de tocht ga meemaken. Een pro-Israël demonstratieve wandeling die als enig doel heeft: tonen aan de wereld dat we achter Israël staan en blijven staan. Een indrukwekkende bijeenkomst. Speciaal de Duitse vrouw die als kind niet anders wist dan dat haar grootvader vanwege longproblemen in de Sjoa niet in Hitlers leger had gediend… tot ze op onderzoek uitging en de leugen de waarheid niet langer kon verbergen. Haar grootvader was de elektricien van Auschwitz die zeer actief had meegebouwd aan de gaskamers van de hel… Voor zijn kleindochter begon toen een lijdensweg van schuldgevoelens en woede.

Omdat ik de gewoonte heb om iedere dag  “Chitas te lernen” las ik vanochtend o.a. dat daar waar een mens zich bevindt een opdracht op hem ligt te wachten. Gisteravond bij mij thuis een journalist van de Volkskrant voor een interview voor de krant van, naar ik meen, aanstaande zaterdag. Wat ik daar heb geprobeerd te zeggen kunt u dus over een paar dagen in de Volkskrant lezen. Gisteravond dus de journalist en vanochtend de fotograaf.  Met het nemen van zo’n foto zijn gewoonlijk enige uren gemoeid: zus staan, zo staan: hier kijken, daar kijken. Maar ik ben het ondertussen wel gewend, het gaat altijd zo. Maar wat nu anders was dan anders, en daar lag dus kennelijk mijn opdracht voor vandaag, dat was de fotograaf zelf, een moslim wiens ouders uit Tunesië afkomstig waren. We hebben toch alles bij mekaar bijna twee uur gesproken over antisemitisme, Israël, het Midden-Oosten, het bestaansrecht van Israël, radicalisering, extremisme, Gaza en Hamas. We zijn er nog niet in geslaagd om het Midden-Oosten conflict op te lossen, maar we hebben gesproken en dat is al heel wat. Want helaas is de bereidheid om met elkaar in contact te zijn aan onze kant, de Nederlandse Joden, en van hun kant de vertegenwoordigers van de Moskeeën, miserabel klein.

Na enige uren achter de computer e-mails beantwoorden en telefoongesprekken, ging ik wandelend naar mijn opticien om mijn bril een beetje te laten bijstellen. Dat is niet zo spannend, maar wel de wandeling erheen.

Een man met duidelijk de kenmerken van iemand die uit een niet-westers land, stond naast zijn fiets langs de route in het parkje. Maar na de opticien stond hij er nog en staarde mij met grote ogen aan. Benieuwd zijnde vroeg ik hem wie hij was en na die vraag brak hij los: afkomstig uit Afghanistan, vrouw en drie kinderen, woont hier al een tijdje, was een journalist en doet een inburgeringscursus. Van Joden had hij nog nooit gehoord, maar wel wist hij me te vertellen dat Mohammed de Jehoed-mannen had vermoord om vervolgens, naar zijn zeggen, hun vrouwen tot slavin te maken en hun bezittingen te confisqueren. We blijken beiden tegen fanatisme en tegen extremisme te zijn. Hij is fel tegen de Taliban en legt me uit dat Taliban in Pakistan hoort te leven en niet in Afghanistan. Ik knik vol begrip om hem een goed gevoel te geven, maar ik weet nauwelijks het verschil tussen Pakistan en Afghanistan, voor mij zo’n beetje gelijk aan het verschil tussen Drenthe en Groningen. Een heel aardige man, maar hij leeft nog steeds in zijn ver weg land en lijdt zichtbaar onder de angsten van voor zes maanden geleden, voordat hij in Nederland werd toegelaten, nadat hij onze soldaten jarenlang had mogen helpen met vertalen.

De dialoog is goed en belangrijk. Op z’n minst naar elkaar luisteren. Proberen elkaar te begrijpen. In mijn woonplaats is een zogenaamd Bondgenotenoverleg. Dat overleg is bedoeld om spanningen in de stad te voorkomen, daar moet het contact zijn. Mais non, alle denkbare schakeringen, kleuren en geloven doen mee, behalve: de moskeeën! Mijn persoonlijke gesprekken waren goed, zinvol en hoopvol, maar het gesprek met vertegenwoordigers van de Islamitische gemeenschap wordt vermeden. En dus hoeven we niet verbaasd te zijn als het antisemitisme groeit en groeit en groeit!

Maar er bestaat een Joodse traditie dat het niet goed is om met iets negatiefs te eindigen en dus moet ik melding maken van het bezoek helemaal aan het eind van mijn dag. Rabbijn Mendi Kotlarsky, zoon en opvolger van de recentelijk overleden leider van de educatieve afdeling van Chabad International en ook familie van mijn Blouma, was op doorreis in Nederland. Maar ondanks de zeer beperkte tijd is hij speciaal voor een half uur vanaf Schiphol naar Amersfoort gekomen om mij de hand te drukken. Die onverwachte handdruk was warm en bemoedigend… Een mooi einde van een paar zware dagen met vele kilometers!

 

 

Dagboek van de Opperrabbijn 14 juli 2024

Nooit kijk ik in het vliegtuig naar films, maar deze keer dus wel. Een film over de oorlog. (Ik bedoel niet de oorlog tussen Rusland en Oekraïne. Ook doel ik niet op de oorlog Israël – Gaza of een van de vele andere oorlogen die nu meestal wreed worden uitgevochten, maar die voor (social) media oninteressant zijn. Neen, ik bedoel gewoon de oorlog, de jaren ’40-’45 die we al bijna zijn vergeten. De film ging over Nicholas Winton die 669 bijna allemaal Joodse kinderen uit Praag wist te redden door ze met toestemming van hun ouders naar Engeland te brengen. Zij overleefden, hun ouders niet. Ik moest halverwege stoppen om naar deze film te kijken, want het werd me te veel. Maar net voordat ik stopte met kijken hoorde ik nog hoe moeizaam het was om in Engeland pleegouders te vinden, dat er voor ieder kind aan Engeland vijftig British Pond betaald moest worden en dat ons brave Nederland aanvankelijk toestemming weigerde om de kinderen via Nederland naar Engeland te laten reizen… en besloot ik om verder niet te kijken.
Tijdens mijn verblijf aan de andere kant van de Oceaan, had ik enige dagen geleden een ontmoeting met de gevangenis rabbijn over de Joodse jongeman die al sinds 2016 in handen is van de Huti’s in Jemen, terwijl zijn moeder al jarenlang in Egypte wacht op de bevrijding van haar zoon. De hoop was er nu op gericht dat zijn naam zou verschijnen op de lijst van de zoveelste gevangenenruil tussen Saoedi-Arabië en de Huti’s, maar wederom kwam de naam van de stumper, of wat daarvan nog over is, niet voor.
En ik maar lekker vakantie vieren! En vooral de afschuwelijke beelden niet willen zien. Want zo gaat het in dit aardse bestaan: count your blessings en kijk zoveel mogelijk weg van onrecht!
Noch nauwelijks geland spoedde ik mij naar Nijkerk. Het Israël Product Center was zwaar beklad en de ambassadeur van Israël zou uit een soort solidariteit (niet met de bekladders, wel te verstaan!) de medewerkers toespreken. Ook ik was gevraagd om enkele woorden tot de aanwezigen te richten.
’s Avonds zou ik, breed aangekondigd, meelopen met de wekelijkse solidariteit mars vanaf het Stadhuis van Amersfoort naar de sjoel, die in 2027 driehonderd jaar bestaat. Geweldig te zien hoe inmiddels week in en week uit niet-Joodse medeburgers demonstratief achter ons staan, maar hun stille tocht geen demonstratie noemen, want dat vonden ze te luidruchtig!
Omdat zowel de dus niet demonstrerende solidariteits-lopers en de medewerkers van het IPC allen tot het steeds zeldzamer wordende religieus gemotiveerde deel van onze samenleving behoren, heb ik er niet voor geschroomd een link te leggen tussen de bekladders en de Sidra, de Schriftlezing, van de week. Korach komt in opstand. Zijn doel was om via een machtsstrijd chaos te creëren. Dat doen de klimaat gekkies ook. Want of het nu de verwarming van de aarde betreft of de oorlog in Gaza, of het wegkijken van afschuwelijke brandhaarden op zovele plaatsen in onze beschaafde wereld. Het zijn dezelfde schreeuwend lekkende bekladders die vooraan staan om het recht op abortus te bepleiten en die ook tegen mij hun haatvolle zorg kenbaar maakten over het vertrouwde ouderwetse eeuwenlange fenomeen “mannetje- vrouwtje”. Die twee zouden dus volgens hen niet meer van deze tijd zijn. De mannetjes en vrouwtjes moeten gewoon genderneutraal worden genoemd, want dan raakt volgens deze deskundige pleiter voor anarchie er niemand meer beledigd. Hoewel: wat doen we met het befaamde lied A Jiddische mamme. Is dat nog geoorloofd en mag ik dat nog, met tranen in mijn ogen, voor mijn lieve overbezorgde Jiddische mamme zingen?
En deze week lezen we in alle synagogen ter wereld over de as van de rode koe, over rein en onrein. Deze wet, die zelfs koning Salomo niet kon verklaren, heeft alles te maken met het aanvaarden dat we dienen te beseffen dat we niet alles kunnen begrijpen omdat uiteindelijk alles van Boven komt.
Dus: vechten tegen antisemitisme en tegen iedere vorm van onrecht, maar tegelijkertijd weten dat we ook moeten aanvaarden dat er veel onaanvaardbaar is!
 
En ondertussen zijn de voorbereidingen voor het Chabad Zomerdagkamp in volle gang, en zweet ik me een rotje om ook voor dit jaar het financiële plaatsje weer rond te krijgen. Alles is duurder geworden, ouders beschikken dus over minder geld, de beveiliging mag niet meer negentig procent zijn, maar minstens honderd. En aan die honderd hangt een tien procent duurder prijskaartje dan aan die negentig. Maar zoals de anti Israël demonstranten niet te stoppen zijn, zo ook gaan wij verder met de opvoeding van zoveel mogelijk Joodse kinderen, ondanks alles en juist nu!
 
 

Dagboek van de Opperrabbijn 7 juli 2024

Sinds 7 oktober is het aantal aanvragen voor een Rabbinale verklaring enorm toegenomen. Mensen die tot op heden al dan niet bewust hun Jood-zijn geheim hielden, willen nu hun Joodse identiteit bevestigd zien en op de een of andere wijze hun Jood-zijn beleven. Dat beleven kan zich uiten door lid te worden van een Joodse Gemeente, door als niet-lid sjoeldiensten bij te wonen of door af en toe naar een Joodse bijeenkomst te gaan. Tussen hen een aantal dat met mijn Rabbinale verklaring te zijner tijd als het antisemitische vuur te na aan de schenen wordt gelegd Israël als vluchthaven wil gebruiken. Voor onze ouders waren alle grenzen gesloten, ook de Nederlandse. Uiteraard begrijp ik dat zij die kiezen voor assimilatie zich niet tot mij wenden en alles eraan doen hun Jood-zijn te verbergen. Ik begrijp hun keuze, maar betreur die, omdat de eeuwenlange keten van overleven door hen wordt verbroken.

Ook krijg ik verzoeken van vluchtelingen uit Arabische landen die aangeven van Joodse afkomst te zijn en dus graag mijn Rabbinale verklaring willen ontvangen om of naar Israël te gaan of hier, vaak na afwijzing, toch nog een (Joodse) poging willen wagen om een Nederlandse verblijfsvergunning te ontvangen.

En daar wringt mijn rabbinale schoen tussen medelijden en feitelijkheid. Waarom zou iemand beweren Joods te zijn als hij of zij dat niet is? Een goede vraag, maar voor beantwoording moet u naar de psycholoog gaan, niet naar mij die het onderscheid moet bepalen tussen waarheid en fabel. En pas op: niet iedere fabel is onschuldig.

Een jood uit Irak wil een Rabbinale verklaring. Hij diende als piloot van een Apache helikopter in het Iraakse leger en heeft zijn Jood-zijn strikt geheim moeten houden. Maar hij was wel aanwezig, zo blijkt uit onze conversatie, bij de drukbezochte begrafenis van zijn moeder op de Joodse begraafplaats!  En na een gesprek met een deskundige bleek hij niet te weten hoe een Apache helikopter te besturen.

En wat vindt u van die mevrouw uit Iran die er niet Joods uitziet en absoluut geen Joodse naam heeft, maar toch beweert antisemitisch te worden bejegend door Palestijnse vluchtelingen in het AZC, waar bij navraag geen Palestijnse vluchtelingen zaten! En zo kan ik nog een aantal problematische columns volschrijven.

Mohammed woonde in Jordanië, komt uit een familie met een traditie dat ze van joodse afkomst zouden zijn. Dit is hem in vertrouwen door zijn Islamitische vader verteld. Dit zou uitgelekt zijn. Hij is opgegroeid in Jordanië, en woont met zijn gezin, echtgenote en drie kinderen,  nu sinds vier jaar in een AZC omdat, naar zijn zeggen, zijn schoonfamilie hem met de dood bedreigt en hij zich dus genoodzaakt zag om te vluchten. Voordat ze gevlucht zijn, is hij nog op de Jordaans islamitische valreep een aantal malen mishandeld en werd hun huis in brand gestoken. Mohammed en zijn echtgenote hebben inmiddels de Islam radicaal de rug toegekeerd en identificeren zich met het Joodse volk.  Hij richt zich momenteel op het leren van Hebreeuws, op het dagelijks zeggen van het Sjema Jisraeel en is erg geïnspireerd door het lezen van Tehillim. Hun asielverzoek is afgewezen. Ze zijn tweemaal in beroep gegaan en hebben nog een laatste kans, maar het ziet er niet goed voor hen uit. En nu dus aan mij het verzoek of ik mijn invloed kan aanwenden om voor hen alsnog een verblijfsvergunning te regelen.

Natuurlijk is het een dure plicht om iedere medemens in nood te helpen, maar klopt het verhaal? En zo niet: wat willen ze met mijn Rabbinale verklaring of met mijn voorspraak? Zijn ze zielig of is het een vernuftig spel om de Joodse gemeenschap en/of Israël te penetreren en een mogelijke aanslag te plegen.

Ik weet dat positief denken erg belangrijk is.  Ik weet ook dat toen kort voor 10 mei 1940 Nederland de grenzen sloot voor Joodse vluchtelingen uit Duitsland, door die sluiting honderden Joden in de gaskamers belandden. Maar naïviteit en goedgelovigheid kan ook een terreuraanslag op een Joods doel tot gevolg hebben.

En dus kies ik voor de harde lijn. Uitsluitend met een goed traceerbaar verhaal en met de juiste documenten, help ik mee. Maar als die ontbreken of oncontroleerbaar zijn, mag ik geen risico nemen, hetgeen me vaak niet in dank wordt afgenomen.

Hetzelfde geldt ook bij gioer (toetreding tot het Jodendom).  Ook daar is voorzichtigheid en zorgvuldigheid geboden. En aan omkoping en/of chantage geef ik niet toe.

Chantage? Hoezo? Waarmee? Een bevriende rabbijn vroeg mij om de gioer af te ronden. Hij stond volledig achter de kandidate en het was een kwestie van even een middagje Brussel, waar de RCE, Rabbinical Center of Europe, gevestigd is. En dus kwam de kandidate aangevlogen in Brussel voor een eerste kennismaking. Maar die kennismaking deden de kandidate en mijzelf besluiten dat ze er nog niet is. Te weinig kennis en ook (nog?) te weinig motivatie. En dus is haar rabbijn boos op mij, gaf aan dat ik haar ten onrechte heb afgewezen en weet mij te vertellen dat andere Joods religieuze rechtbanken veel soepeler zijn. En dus stop ik met deze kandidaat, omdat de morele chantage van haar rabbijn voor mij parten is gaan spelen. Doe ik dadelijk de gioer voor de oprechte kandidaat of voor de moreel chanterende collega rabbijn? Bij twijfel niet inhalen, heeft mijn lieve moeder me altijd voorgehouden. Ik zal naar haar blijven luisteren, al ware het alleen al vanwege “Eert uw vader en eert uw moeder.”

Naast al het gezeur over wie wel/niet Joods is, heb ik ook (bijna) iets moois mogen ontvangen: een mij onbekende heeft een portret van mij geschilderd. Volgende week komt de kunstenaar het langsbrengen.

 

En ook een positieve en bemoedigende uitspraak van mijn vriend de voorzitter van “een ander Joods geluid” kwam fijn over. Hij benoemde mij namelijk tot  de  “Ultieme verrader van het Judaïsme.”

 

Dagboek van de Opperrabbijn 3 juli 2024

De Ba’al Shemtov benadrukte dat waar een mens zich ook bevindt hij een opdracht heeft. Dat vaak die opdracht onzichtbaar blijft, is een gegeven.

Maar af en toe word je getoond waarom je op een bepaald tijdstip ‘toevallig’ ergens moest zijn.

Toevallig belandde ik in een Joodse Gemeente met een jonge rabbijn, waar ook de oude rabbijn was blijven wonen. Deze oude oud-rabbijn had deze Joodse Gemeente uit het niets weten op te bouwen. Maar ondanks de aanwezigheid van zijn opvolger, die hijzelf had aangetrokken, bleef de oude rabbijn op een aantal rabbinale fronten actief. Zijn maandagavond sjioer bleef bestaan en als hij voor de Thora werd opgeroepen stonden alle aanwezigen op, als teken van respect en dankbaarheid. In zijn rabbinale verleden doceerde hij aan universiteiten en had hij een column in een van de grote nationale kranten. Maar hoe befaamd hij ook was, hij bleef steeds zichzelf, geleerd, welbespraakt en door en door bescheiden. Ik kende hem uit het grijze verleden en ontmoette hem enige dagen geleden bij toeval, toen Blouma en ik, vanuit mijn EU-functie, een sjabbat doorbrachten bij die jonge rabbijn.  Blouma sprak zijn echtgenote, de rabbanit, in sjoel en voelde aan dat we na afloop van de kiddoesj echt een mitswe zouden doen door hun thuis te bezoeken. En dat hebben we gedaan en geweten. De eens zo krachtige rabbijn leed nu aan Parkinson, was aan het vereenzamen en voelde zijn einde naderen … Wat mooi dat wij hem toevallig mochten bezoeken en werkelijk tot steun mochten zijn. Uren bleven we bij hem en zijn echtgenote, ze hielden niet op te spreken en we beloofden om via whatsapp contact te houden.

 

Nog geen dag later ontving ik een email:

“Heel hartelijk dank voor uw column van 1 juli! Misschien herinnert u het zich niet meer, maar in het gesprek dat ik met u mocht hebben zo’n 6 jaar geleden, waren het juist ook deze woorden die u ook toen sprak, (“alles, maar dan ook alles komt van Boven”) die mij weer verder hielpen toen ik vastgelopen was omdat in de kerk  waar ik toen predikant was, er binnen een half jaar 5 jonge mensen waren overleden, ondanks alle gebeden…, en ik alleen nog maar ontzettend kwaad was op God… Zonder dit gesprek toen – en deze woorden van u – weet ik niet of ik nu nog predikant zou zijn geweest..”

Een telefoontje uit Florida. Een Joodse jongen van zestien komt met zijn ouders eind juli naar Nederland voor vakantie. Kennelijk had hij toevallig ergens mijn adres gevonden en daarom benaderde hij mij. Hij is de redacteur van de schoolkrant en ergert zich, zoals hij mij vertelde, aan de onwetendheid van de Amerikanen over Europa. De Amerikanen kennen, als het gaat over de Tweede Wereldoorlog, alleen Anne Frank. De Nederlanders probeerden haar te redden en waren dus de good-ones en de Duitsers hebben haar vermoord, de bad-ones. Om deze onwetendheid de US-wereld uit te werken, wil hij eind juli een interview met mij van, zoals hij erbij vertelde, hooguit een half uur.

 

Terwijl ik dit tweewekelijkse dagboek aan het schrijven was, ontving ik tijdens mijn retraite, die bijna voorbij is, een e-mail over de “March of the living”.  Nederlanders en Duitsers gaan binnenkort vanuit Westerbork te voet naar de Hollandsche Schouwburg. Na afloop van deze March zal er een bijeenkomst zijn in Amsterdam-Buitenveldert. Of ik bereid ben daarbij aanwezig te zijn en een paar woorden te spreken. Natuurlijk doe ik dat, en ook nog graag. Ik kan nooit voorzien wat ik met mijn aanwezigheid kan bereiken, merkbaar of onopgemerkt. Het gaat dan wel een flink-aantal-kilometers-dagje worden. Want voordat ik afreis naar Amsterdam mag ik eerst nog een Joodse tentoonstelling openen in de synagoge van Middelburg. Blouma gaat die Middelburg-Buitenveldert-dag ook mee. Twee voor de prijs van één, zeg ik altijd. Want Blouma en ik blijven nooit tijdens bijeenkomsten samen. Wij gaan ieder ons weegs om zo twee keer zoveel toevallige ontmoetingen te kunnen hebben.

 

Ik ga stoppen, maar niet zonder de volgende e-mail met u te delen:

“Good evening, Rabbi Jacobs, this Yosef Kohen from Miami. I found your name on google.

I’m doing some research regarding Rabbi Yitschak Di Medina and Mordechai Di Medina which has a role in the Machzor I’m researching.

Based on the info I have so far, it’s seems like there are two options

  1. Prominent Rabbi born in Greece back in the 16th century.

He was a rabbi in the Ottoman Empire. Author of a number of Jewish books and an Expert in Halacha.

  1. Prominent Rabbi in the 17th century who was involved in the leadership of the Sefardi community in Amsterdam and contributed to establishing an organization of Jewish life in the city. He was seemingly involved in the Portuguese shul and yeshivas etz chaim.

Im trying to see if there are anyone that would know more about rabbi Yitschak Di Medina and Rabbi Mordechai Di Medina.

If you know anything or have any leads, please let me know.”

Dus mocht u bekend zijn met deze rabbijnen, laat me weten.

 

Maar de les/conclusie uit deze bovenstaande toevalligheden: ieder mens is op deze aarde met een opdracht. Wat die opdracht precies is, kan onduidelijk zijn en zelfs totaal onzichtbaar. Maar wel of niet zichtbaar: waar we ons ook bevinden, daar moeten we zijn, daar moeten we onze bijdrage leveren, daar ligt onze taak, zelfs in een roeibootje op het zwoele water.

Succes!

 

 

 

Dagboek van de Opperrabbijn 30 juni 2024

Hoewel ik me bijna fanatiek had voorgenomen om mijn dagboek een gewoon dagboek te laten zijn en dus geen belerend verhaal of een uitleg over de “Sidra van de week”, wil ik daar vandaag van afwijken om de simpele reden dat ik me de laatste dagen intensief in geest heb bezig gehouden met de moeizame geschiedenis van de zogenaamde Verspieders. Ik geloof dat er geen geschiedenis zoveel vraagtekens en dus ook even zoveel antwoorden heeft veroorzaakt, als de Verspieders.

Het Joodse volk is net uit de Egyptische slavernij bevrijd, heeft de Tien Geboden, de basis van het Jodendom, ontvangen en had nu dus meteen Israël moeten binnentrekken. Voordien is er echter besloten om twaalf Verspieders vooruit te sturen om het land Israël te verkennen. Waar zijn de zwakke punten, hoe ziet het land er uit, wie en wat zijn de bewoners. De Verspieders hebben hun veertig dagen durende verkenningstocht prima uitgevoerd, maar op één punt gingen ze de mist in. Ze gaven een ongevraagd advies: trek Israël niet binnen, maar blijf in de woestijn! Advies was hun niet gevraagd en al helemaal geen advies dat tegen de Wil van G’d indruiste.

Het moge duidelijk zijn dat deze geschiedenis niet uitsluitend geschiedenis is, want dan had het niet in de Thora gestaan. Maar nog een punt dat aandacht verdient: in de Sidra van afgelopen sjabbat hebben we in alle synagogen ter wereld over de Verspieders gelezen en dat niet alleen de naam van de Sidra gekoppeld is aan de Verspieders, maar de Sidra begint er mee en eindigt met iets dat eigenlijk veel en veel belangrijker is, namelijk de mitswa om tsietsiet, schouwdraden, te dragen aan de vier hoeken van je kleding. Tsietsiet die ons herinneren aan alle ge- en verboden die de Eeuwige ons heeft gegeven.

De Verspieders prefereerden het om in de woestijn te blijven waar het brood uit de hemel viel, waar de bron van Mirjam ieder van het broodnodige water voorzag, waar het Joodse volk zich omringd heeft geweten door Goddelijke wolken die beschermden tegen de gevaren die in de woestijn op de loer liggen. Eenmaal in Israël aangekomen zou er gezwoegd moeten worden, eigen inzet moeten zijn. Het religieuze leven zou makkelijker onder spanning komen te staan, dan in de woestijn waar G’ds aanwezigheid veel makkelijker herkenbaar was.

Waarom zoveel eer geven aan de Verspieders en waarom ook nog van hen het hele fenomeen leren van het minjan, het vereiste quorum van tien volwassen mannen die nodig zijn voor een sjoeldienst? Waarom werden er überhaupt verkenners gestuurd om Israël in kaart te brengen? G’d had toch duidelijk richting gegeven? Israël moest het Joodse land worden! Wat viel er nog te bespioneren, te controleren, te verkennen? Waar was het vertrouwen in G’ds Woord, dat ontelbaar betrouwbaarder is dan de beste GPS, zelfs in een woestijn.

Bij de berg Sinai had het Joodse volk eendrachtig uitgeroepen: Na’asee we Nisjma – 1/ we zullen blindelings  volgen en 2/ we zullen alles begrijpen.  Er is een 1/ en een 2/. Uiteindelijk komt alles, maar dan ook alles, van Boven. Maar tegelijkertijd zijn wij verplicht met een rationele benadering de richting op te gaan die G’d ons aangeeft. Als iemand onverhoopt ziek is, dan heeft dat zo moeten zijn. Maar desondanks moet hij wel naar de dokter gaan. Als iemand veel geld heeft, dan komt dat omdat er Boven zo is bepaald. Maar dat betekent niet dat hij kan achteroverleunen en wachten tot de bankbiljetten binnenvliegen. Hij zal een winkel of een andere verdienvorm moeten maken om de zegen van Boven te ontvangen.

En dat is precies wat we lernen van de Verspieders: de richting is duidelijk, die hadden zij  niet in twijfel mogen trekken. Maar ook als we de richting die de goddelijke GPS ons wijst braaf volgen, dan nog moeten wij de weg verkennen, plaveien, valkuilen dichten, gewoon op een natuurlijke wijze voortgaan en vooral niet op wonderen vertrouwen.

En zo vecht de Staat Israël ook voor haar bestaan: met het keppeltje op het hoofd en het geweer in de hand!

 

Dagboek van de Opperrabbijn 26 juni 2024

Ik ben dus, zoals u al uit mijn vorige dagboek hebt kunnen begrijpen, in een soort semi-retraite. Gewoon even gedurende een paar weekjes, wel en niet aan het werk. Maar dat wel en niet gaat me niet zo goed af. Met andere woorden: “Even weg…maar niet heus!” Wat extra wandelen, meer tijd aan Thorastudie wijden en daarnaast de e-mails, post en relevante whatsapps beantwoorden. Maar niet alle berichten die ik ontvang behoeven een antwoord. Neem nou die foto van twee rabbijnen die aan weerszijden van een ziekenhuisbed staan waarin een oude man ligt. Het lijkt of beide rabbijnen/artsen de patiënt in het bed hebben geopereerd.  Deze foto is mij vanuit de meest onverwachte hoeken toegestuurd, o.a. door een demissionair minister, een voormalige rechter en een tiental mensen die in mijn contactgegevens zitten maar met wie ik al jarenlang geen contact meer heb gehad. Ik vroeg mezelf ook af of ikzelf wellicht de verspreider ben, mede gezien ik de laatste dagen nogal hoest. Hoewel het een met het ander niets van doen heeft, weet je het trouwens echt niet meer. Als intelligentie kunstmatig kan zijn, waarom zou dan een gewoon fysieke virus niet kunnen overslaan op een computer? Een van mijn fanatieke volgelingen dacht dat de foto van mij was en ik in dat ziekenhuisbed lag. Ik ben de foto nader gaan bekijken, zag mezelf niet in dat ziekenhuisbed liggen en herkende de orthodoxe ‘arts’ die achter het bed stond, als mijn vriend rabbijn Mendel Cohen, de held uit Mariupol! Honderden heeft hij uit Mariupol weten te redden. Hij woont nu in Israël maar bevindt zich om de haverklap weer in Oekraïne om als Moheel, ritueel besnijder, pasgeboren baby’s op de achtste dag, conform de wet van de Thora, binnen het verbond met Abraham te brengen. Maar stel dat een Joodse man/jongen niet de achtste dag werd besneden, dan kan het altijd nog. En zo zien we dat vele Joden die vanwege assimilatie geen Brith Milah kregen, op latere leeftijd dit alsnog wilden en willen ondergaan. Juist door de oorlog (Rusland-Oekraïne bestaat nog in alle hevigheid!) is er een onverwachte vraag ontstaan om deze mitswa, dit gebod, alsnog op latere leeftijd te vervullen. En dus gaat rabbijn Mendel met een collega Moheel, die ook uroloog is, regelmatig terug naar zijn Oekraïne. En dat is die foto.

Maar ik vermoed dat deze zeer breed verspreide foto niet als doel had om dit mooie tafereel te benadrukken, maar om de indruk te wekken dat Joden wreed zijn… Want zonder de wetenschap waarover deze foto gaat, kun je er ieder willekeurig bloedsprookje aan vastkoppelen. Diep nadenken en dan tot een oordeel komen, is bij velen een ongekende eigenschap. Neen, het zijn de krantenkoppen en het oppervlakkig denken, die de publieke opinie bepalen. De Verspieders, waarover deze week in de Thora wordt gelezen, gingen de fout in door op een onjuiste manier het Heilige land, waarvan G’d wilde dat de Joden het zouden innemen, te bekijken. Geen onwaarheid hadden ze gesproken, maar de wijze waarop ze ernaar keken was oppervlakkig, onjuist en misleidend. Ik ben bang dat de mooie foto verspreid is om Joden in een verkeerd daglicht te plaatsen, want met een beetje antizionistische visie en een groot arsenaal aan Jodenhaat, kan uit dit beeld een vernietigend bloedsprookje worden gedistilleerd.

De geluiden uit Israël zijn verre van positief. De Joodse Israëliërs, de Arabische Israëliërs, de christelijke Israëliërs, allen willen rust en sjalom, zo lieten mijn Israëlische kleinkinderen mij weten. Een vriend van mij, met keppel en tsietsiet, die toevallig in Los Angeles was, werd door de politie gesommeerd zo snel mogelijk de Pico Boulevard te verlaten, want een grote en gewelddadige anti-Israël demonstratie was in aantocht. En langs de snelwegen had hij reclameborden zien staan waarop te lezen stond dat antisemieten per definitie ook haters zijn van de Verenigde Staten. Dat is dus positief tussen de vele negatieve, gillende en anti-Joodse kreten. Maar dat deze pro-Joodse hartenkreet uitgegild wordt, spreekt vele boekdelen.

Ik ga weer even proberen niets te doen, in retraite. Maar hoe lang me dit zal lukken weet ik niet, want ook ogenschijnlijk onbelangrijke vragen die me per e-mail en WhatsApp bereiken, kunnen voor de vraagsteller juist heel waardevol zijn en verre van onnozel. Als ik dat weiger te accepteren, behoor ook ik tot de oppervlakkige krantenkoppen-lezers. En dat wil ik niet, ook niet in mijn semi-retraite vakantie.

Dagboek van de Opperrabbijn 19 juni 2024

Als u van afwisseling houdt: word rabbijn! Het schrijven van een column is voor mij letterlijk een crime. Een dagboek is makkelijker. Voor het geval ik niet helemaal duidelijk ben:  een column bestaat (meestal) uit een bepaald aantal woorden. De column die ik bijvoorbeeld voor het papieren NIW schrijf telt 400 woorden. Mag twee woorden meer of minder zijn, maar 400 is daar het heilige getal. En dus moet ik diep nadenken wat ik wel en vooral wat ik niet aan het papier wil toevertrouwen. Bij mijn dagboek bepaal ik zelf het aantal woorden en hoef ik me dus niet suf te piekeren wat ik wel en wat ik niet met u deel. En toch heeft ook een dagboek z’n beperkingen, want als ik te veel met u deel loop ik het risico dat u afhaakt en het volgende dagboek überhaupt niet meer gaat lezen.

Ik begin met hetgeen me sinds zondag is bijgebleven en dan komt de rest wel vanzelf:

Een Joodse man, vrouw en drie kinderen voldoen niet aan de vereiste voorwaarden om voor asiel in Nederland in aanmerking te komen. En dus: terug naar het land van herkomst, Israël. Dit gezin was zo’n tien jaar geleden uit een Arabisch land gevlucht. Israël was hun redding, het Beloofde Land. De Staat Israël heeft hun een woning gegeven, voor hun fysieke en geestelijk opvang gezorgd, onderwijs, hen gered uit de klauwen van bruut antisemitisme. Maar na een paar jaar had de familie genoeg van Israël. De vervolging in het land van herkomst waren ze inmiddels vergeten, stank voor dank voor de inzet van de Jewish Agency die hen letterlijk het leven hadden gered en die ze toentertijd eeuwig dankbaar zouden blijven. Maar nu was in hun optiek Nederland het land van Melk en Honing, zijn in Nederland bijna twee jaar en hangt hun uitzetting boven het hoofd. Waarheen ze zullen worden uitgezet is nog niet helemaal duidelijk, maar ik vermoed naar Israël. Aan mij het verzoek om ze te helpen, hun uitzetting te voorkomen.

Wil ik hieraan meewerken? Mijn voorganger, Opperrabbijn Berlinger, was de mening toegedaan dat iedere Jood naar Israël moest gaan, ook als hij in de kehilla de minjeman was en met zijn vertrek de sjoel gesloten zou worden.  In mijn minder zionistische optiek kan de minjeman beter hier blijven om de sjoeldiensten overeind te houden. Maar m’n nek uitsteken voor een gezin dat tot op heden geen enkel contact heeft gezocht met de lokale Joodse Gemeente en nu hulp verlangt van ons Opperrabbinaat…  Ik doe hier even niets mee, want mijn zionistisch gevoel fluistert mij in: even achteroverleunen.

Terwijl het ene gezin bezig is om Israël en het Jodendom te ontvluchten, had ik ook vier ontmoetingen met niet-Joden die juist bij het Jodendom willen gaan behoren, een gioer willen doen om verder als Jood door het leven te gaan. Dit is aanwas van buiten naar binnen, wat we overigens geheel niet nastreven. Maar om ervoor te zorgen dat de kinderen die binnen zijn ook binnen zullen blijven, wordt er door Chabad-Holland een Zomerdagkamp georganiseerd van 22 juni tot 2 augustus. Hoewel ik niet meer actief als madriech zal participeren, zoals decennia geleden, mag ik wel proberen om de financiën bijeen te rapen. Want, zoals mijn moeder mij altijd voorhield: voor niets gaat de zon op! Dus mocht u een bijdrage willen leveren, dan weet u mij te vinden. Giften aan Chabad-Holland zijn fiscaal aftrekbaar.

Zie nu, geachte lezer, wat er gebeurt met mijn geschrijf? Ik ben nog nauwelijks begonnen en heb al meer dan vijfhonderd vijftig woorden digitaal neergeschreven.

Maar ik stop nog niet, omdat ik wil vermelden dat we hoog bezoek hadden. Rabbijn Sholom Duchman, de directeur van Colel Chabad. Colel Chabad klinkt erg Chabad, maar is dat de facto helemaal niet. Colel Chabad verzamelt in de hele wereld geld voor mensen in nood die in Israël woonachtig zijn.  Ook in Israël heerst op zeer veel plaatsen armoede, zijn er mensen met een verstandelijke handicap, zijn helaas velen die ledematen hebben verloren vanwege de oorlogen, gezinnen zonder vaders, bestaat behoefte aan psychologen en psychiaters. Colel Chabad helpt daar waar geholpen moet worden, zeker na 7 oktober. En als er financiën nodig zijn om projecten in Israël te steunen, tot wie kunnen we ons dan wenden? Wie zijn de grootste donateurs voor Israël in ons land? Ook in een tijd waarin de meerderheid van onze Nederlandse bevolking zich tegen Israël keert? Antisemitisme hoogtij viert? Christenen voor Israël!  Niet-Joden die achter Israël stonden, staan en zullen blijven staan. Overigens niet alleen áchter Israël, maar ook vóór, links en rechts van. Rabbijn Duchman heeft het IPC- Israël Producten Centrum wederom bezocht om zijn dankbaarheid kenbaar te maken voor de geweldige steun van de afgelopen jaren. Duchman was zeer onder de indruk van de onnavolgbare inzet van CvI ten behoeve van bijna alle vormen van hulp aan Israël. Maar even zozeer was de directie van CvI vol bewondering voor de manier waarop Duchman zich inzet. Met hart en ziel, vol toewijding, dag en nacht. Voor mij gold het als een eer om samen met hem een paar uur te mogen optrekken en samen met mijn niet-Joodse vrienden Colel Chabad te mogen steunen.

En terwijl ik bezig was dit dagboek te eindigen voor vandaag, stond er iemand voor mijn deur die aan mijn echtgenote twee tassen overhandigt. “Uw man had gezegd dat hij deze boeken graag wil hebben”, en weg was de onbekende dame. Twee tassen liet ze achter met oude Joodse boeken, waar ik absoluut niets mee kan, die ik niet wil hebben en die antiquarisch een waarde van rond de nul euro vertegenwoordigen.

Beste lieve lezers: stuur mij nooit oude Joodse boeken, speciaal niet als ze half zijn vergaan. En mocht een van u in die twee tassen geïnteresseerd zijn, of de onbekende dame dit dagboek leest: verlos me alsjeblieft.

 

Dagboek van de Opperrabbijn 16 juni 2024

Ik (of u) had een week rust, want woensdag jl. was het Sjawoe’ot. We verbleven in Hotel Crowne Plaza in Maastricht met iets meer dan zestig orthodoxe (ik haat dat woord!) Joden uit Zwitserland, Antwerpen, Londen, Manchester, USA en Israël. Nederland werd door Blouma en mij vertegenwoordigd. Maar vanwege Sjawoe’ot was een dagboek komen te vervallen. De gasten kwamen niet als groep maar leerden elkaar wel kennen, want de sjoeldiensten zijn uiteraard samen en ook de lezingen, de sjioerim en de toespraken. Mijn taak was het kasjroet. Dat draagt mijn stempel en dus mijn verantwoordelijkheid. Maar gewoonlijk blijft mijn spirituele bijdrage min of meer beperkt tot een toespraak tijdens de diverse sjoeldiensten, maar deze keer werd van mij verlangd om ook alle sjioerim en lezingen te geven. Met andere woorden: zo’n beetje non-stop in de (geestelijke) weer. Een totaal ander publiek dan ik gewoon ben. Maar ik loop hier al meer dan twintig jaar mee, en dus is het geen verrassing meer en ken ik ook hier mijn (streng orthodoxe) pappenheimers. Ik voelde me schuldig dat ik, zijnde in Maastricht, niet in de gelegenheid was om op Jom Tov de synagoge van  de Joodse Gemeente te bezoeken, maar dat heb ik sjabbat, gisteren dus, goed gemaakt. Om half negen, op mijn sjabbat-rustdag, naar de 185- jaar oude sjoel gelopen in de binnenstad van Maastricht. Voor de dienst een uur lang een sjioer gegeven en na afloop bij de Kidoesj een lange toespraak (lang, op verzoek!) en na het ochtendprogramma individuele gesprekken. Terug in ons hotel om 17:30 uur. De lokale rabbijn Awremmie Cohen en zijn echtgenote Etty doen het geweldig. De sjoel is een en al eenheid en sfeer, dankzij hun rabbinale en sociale functioneren. Maar zeker ook door de positieve inzet van het bestuur: hulde! 

Ondertussen heeft zich (bijna?) een nieuwe regering gevormd met daarin ook een aantal voor mij bekenden.  Dat kan handig zijn, want met korte lijntjes (en zonder korte lontjes!) kan ik daar waar nodig makkelijker iets bereiken. Niet vanwege vriendjespolitiek, maar wel om soms vertragende bureaucratie te omzeilen. Dit schrijvende moest ik denken dat in Oekraine bij de grenscontrole bij iedere douanier een bordje hangt met daarop het opschrift dat het verboden is om de functionaris smeergeld te geven. Wel netjes dat dat staat aangekondigd, want anders… En toch is het niet-geven van smeergeld niet zo vanzelfsprekend als het lijkt! Want de realiteit is dat in dat soort landen, ja ook in het heden ten dage bijna heilige Oekraine, gewoon achter in de rij aanschuiven voor een of andere vergunning of om door de grenscontrole heen te komen veel en veel langzamer verloopt, zonder een bedragje in een gesloten envelop. Het systeem maakt bijna dat er gesjoemeld moet worden.

Terug naar mijn dagboek. Ook hier in Limburg merkte ik dat ik me over een groot aantal dagboekeniers mag verheugen. Ik wist dit al, maar er is voor mij iets bijgekomen dat ik me niet zo had gerealiseerd. Een van de Limburgse sjoelbezoekers had, na lezen van een van mijn dagboeken, besloten om voor vakantie dit jaar naar Malaga te gaan omdat ik had geschreven dat ik voor de RCE, Rabbinical Center of Europe, een dag naar Malaga moest vliegen en daar in een koosjer restaurant had gegeten. Diezelfde persoon gaf ook aan dat mijn schrijven niet alleen zijn vakantie had beïnvloed, maar dat hij ook regelmatig leert van mijn geschrijf. Hij bespeurt, tussen de regels door, levenslessen. Ik denk niet dat ik die levenslessen er bewust tussen stop, maar het is wel een geweldig en toevallig bijproduct.

Toevallig? Het Joodse volk kwam na de Uittocht uit Egypte aan bij de berg Sinai, Sjawoe’ot. En daarna hadden de Joden direct Israël moeten binnentrekken, maar door de kwaadsprekerij van de Verspieders, moest er eerst nog veertig jaar door de woestijn worden gezworven. Dat ze veertig jaar moeten wachten als straf is begrijpelijk. Maar, waarom rondzwerven en waarom in een woestijn? Waarom niet gewoon op een en dezelfde plaats veertig jaar in de wacht? En, het allerbelangrijkst: welke les haal ik hieruit anno 2024?

Het leven is gelijk een tocht door een woestijn. Vele gevaren en bedreigingen liggen op de loer. Gebrek aan water, levensgevaarlijke beesten, hobbels die genomen moesten worden. Van die woestijn word ik geacht een vruchtbaar gebied te maken nadat ik eerst de dreigingen heb uitgeschakeld, zoals de Joden van toen dat deden. En ondertussen loop ik verder en word ik met zichtbare en vaak onzichtbare uitdagingen geconfronteerd.

Mijn Blouma raakte in gesprek met een vrouw uit Israël die ‘toevallig’ op haar weg kwam, gewoon in ons hotel. Deze Israëlische bleek een hoge functie bij de Overheid van Israël te bekleden op het gebied van het onderwijs.  “Toevallig” had Blouma daags tevoren vernomen over een jongen uit Maastricht die door zijn ouders naar Israël was gestuurd om daar naar de middelbare school te gaan. Maar het liep niet zo goed op die Israëlische school en de ouders zaten met de handen in het haar. En dus maakte Blouma één en één is twee en gaat er een oplossing komen. De les: waar we ons ook bevinden hebben we een opdracht, ook als we verdwaald zijn en zeker ook in een woestijn. Gelijk onze voorouders bevinden we ons in een woestijn met alle daaraan gekoppelde valkuilen en beproevingen. Aan ons de taak om van die woestijn een vruchtbaar en bewoonbaar gebied te maken. Hoe we dat moeten doen? En welke kant we moeten opgaan? Thora en Traditie is onze GPS die ons de juiste richting aangeeft en ook een gebruiksaanwijzer die vertelt hoe die weg te bewandelen.

De gasten keren nu huiswaarts. Ieder terug naar zijn/haar eigen woestijn. De tafels zijn leeg. Alleen op onze tafel staat nog een prachtige bos bloemen die de hele Jom Tov onze tafel had versierd. Net voor Jom Tov werden wij ermee verrast. Afkomstig van een ons onbekende niet-Joodse familie die hun steun aan Israël wilde betuigen. De bloemen straalden warmte uit en vooral bemoediging.

 

 

RSS
Follow by Email