Comité van Aanbeveling alert! Dagboek van een opperrabbijn 16 februari 2021

Ik heb er weer een paar baantjes bij! Baantjes hoor ik u denken. Is rabbijn dan een baan? Inderdaad! Rabbijn is geen baan (en zeker niet voor een nette Joodse jongen (!), had ik maar een vak gekozen, denk ik stiekem af en toe). Vandaag had ik dus voor mezelf ingeruimd om mijn twee zoom-cursussen van morgen goed voor te bereiden. Ook had ik een bestuurder van de Joodse Gemeente Amersfoort, voormalig bestuurder van het IPOR, wandelend archief en vriend, willen bezoeken, zomaar even. Zomaar? Hij wil na bijna 30 jaar terugtreden uit het bestuur. Ik ben daar absoluut op tegen. Maar ja, ik ben geen bestuurder en rabbijnen moeten zich nooit (nou ja, bijna nooit) bemoeien met bestuurlijke aangelegenheden.

Maar door ingevlogen klusjes is er dus niets van terecht gekomen van mijn goede voornemens. Niet van de voorbereiding van de cursussen, niet van het bezoek, niet van de telefoontjes die ik had willen plegen. Reden? Ergens is er weer gezeur, en niet zo’n beetje ook, en dat heeft een halve dag opgevreten. Bovendien zal ik aan een van die klusjes de eerstkomende weken blijven hangen, hetgeen me voorlopig zeker een dag per week gaat kosten, maar het klusje zal geklaard worden, we gaan het oplossen! Overigens heb ik er wel weer, om dat specifieke klusje te klaren, een secretaresse bij gekregen, hetgeen helpt. Maar hoe het ook zij, wel of niet secretariële ondersteuning, het gaat tijd kosten. En dus, beste dagboekenier, heb ik helaas moeten besluiten om voorlopig niet ieder dag meer een dagboek te schrijven, dus niet vijf keer per week, maar drie keer per week.  Mijn dagboek zal verschijnen op maandag, woensdag en vrijdag.  Dinsdag en donderdag zult u dus zonder mij moeten zien te overleven. Lukt dat echt niet? Schroom dan niet en stuur mij een e-mail op rabbi.jacobs@planet.nl of bel gewoon even 033 – 4799247. Het overleven is natuurlijk grappig bedoeld, hoop ik, maar mijn contactaanbod is serieus. Overigens is de nieuwe secretaresse dusdanig actief dat zij mijn agenda bijna helemaal volstopt met afspraken, bijna allemaal met een pastoraal karakter. Ik word dus door de omstandigheden daarheen gesleept waar mijn passie ligt.

Los van deze lokale klus heb ik nu te maken, al bijna een jaar, met vier gevallen van gioer, toetreding tot het Jodendom, die al bijna een jaar in de wacht staan. Pas op, het betreft hier niet Nederland maar de RCE, Rabbinical Center of Europe dat in Brussel is gevestigd. Wat ik met Brussel heb te maken? Het RCE is een soort vakbond voor rabbijnen. Meer dan 800 Europese rabbijnen, allen verbonden aan een Europees Joodse Gemeente, zijn hier lid van. Stel je bent nog een jonge rabbijn (dat wordt iedere dag een minder groot probleem) en je hebt iemand in je gemeente die joods wil worden maar je beschikt niet over een eigen Beth Din, Joodse Rechtbank. Je voelt jezelf te jong of niet voldoende toegerust om zo’n proces af te ronden, dan word ik van stal gehaald en adviseer de lokale rabbijn en verzorg, na grondig eigen onderzoek en diverse contacten, de procedure van toetreding. Maar er zitten nu dus vier cases in de wacht. We hebben contact per zoom, maar tot een afronding kan het niet komen vanwege alle corona restricties, social distance, avondklok, opsluiting in corona-hotel, quarantaine. Naast gioer heb ik ook de politiek in mijn RCE-portefeuille, zoiets heet heel chic: Intergovernmental Relationships. Als er een nationaal gezeur is of dreigt in een Europees land en er moeten gesprekken plaatsvinden met Overheden, dan kan ik erbij gesleept worden. Vrij vertaald: kopje koffiedrinken met Parlementariërs en/of Ministers. Ik ben overigens niet de enige oproepbare rabbijn. Nog vier andere rabbijnen zijn stand-by. Een in Antwerpen, een in Londen, een in Parijs en een in Israël. Vanavond heb ik een gesprek met een Joodse professor uit IJsland en vanochtend werd ik uit Israël gebeld. Waarom ik plotseling over de RCE begin te schrijven? Rabbijn Garelik uit Milaan, Italië is gisteren op hoge leeftijd overleden. Hij was een van mijn medeoprichters van de RCE. Beter geformuleerd: Ik was een van zijn medeoprichters.  

O ja, bijna vergeten te vermelden, ik ben benoemd tot lid van de Adviesraad van de Nederlandse Oorlogsgravenstichting. Wat en aan wie ik precies advies moet geven is me nog niet helemaal duidelijk. En ook werd ik eergisteren benaderd om lid te worden van het Comité van Aanbeveling van? Omdat het niet schriftelijk bevestigd is weet ik niet meer welk Comité van Aanbeveling het betrof. Dus bij deze een “Comité van Aanbeveling alert”. Mocht iemand weten om welk comité het gaat, bel mij s.v.p. en niet de lokale politie! Denkt u dat ik dan voor joker zit in zo’n Comité van Aanbeveling? Vaak wel, maar soms word je weer van stal gehaald en dan mag ik in actie komen! Zoals in dat tijdelijke nieuwe klusje dat mij de eerste maanden gaat bezighouden en dusdanig intensief zal zijn dat ik er niet onderuit kon komen om mijn dagboek van vijf naar drie te beperken.

 

Gedurende coronatijd houdt Opperrabbijn Jacobs een dagboek bij voor het Joods Cultureel
Kwartier. NIW publiceert deze bijzondere stukken dagelijks op
https://niw.nl/category/dagboek/

 

 

Ondanks coronagezeur ook mooie ervaringen. Dagboek van een Opperrabbijn zondag 14 februari 2021

Onze kleinzoon uit Engeland die in de Jesjiwa leert in Israel en die hier voor 4 uur kwam voor een tussenstop, vertrekt morgen naar de USA na bijna 6 weken Nederland. Zodra Israël zijn grenzen weer heeft geopend voor studenten komt hij weer terug naar Nederland, krijgt hier een visum via de Israëlische Ambassade in Nederland, en vervolgt zijn studie in Israël. Ondertussen hebben wij, mijn echtgenote en ik, het plan om gedurende Pesach in Montreal te zijn. De vluchten zijn inmiddels geboekt en weer omgeboekt, we zijn op een andere vlucht geplaatst, maar of we gaan weten we nog niet. Want we moeten een test maken binnen 72 uur voor vertrek en dan bij aankomst krijgen we nogmaals een zogenaamde sneltest, moeten dan ongeacht de uitslag 3 dagen in quarantaine in een hotel in Canada. Dat hotel (een soort gevangenis dus) mogen we niet verlaten. Ik vermoed wel dat we over onze mobile vrijelijk mogen beschikken. Die drie dagen verplicht hotel kosten ons CAD 2000 per persoon. Mochten we in die drie dagen positief worden (ik bedoel dus positief getest Covid-19, niet qua geestelijke gesteldheid) dan worden we afgevoerd naar een verplicht ander Hotel. Indien we dan erin slagen om ons bijna vrijelijk in Canada te mogen bewegen, dan moeten we voor de terugweg voor het begin van de vlucht een nieuwe test tonen die niet ouder mag zijn dan 4 uur!

Of onze kleinzoon inderdaad morgen kan vertrekken hing af van de uitslag van de test die hij hedenochtend had gedaan. Uitslag kwam om 19:00 uur. Hij was negatief en mag dus weg. Kosten van de test: €139!

Maar naast dit coronagezeur, heb ik ook een paar mooie ervaringen opgedaan dat mijn vertrouwen in de medemens duidelijk positief heeft versterkt. Omdat ik de test voor mijn kleinzoon online moest betalen en daarbij iets fout ging, heb ik het testbedrijf gebeld. De medewerker aan de telefoon begreep dat ik al iets ouder was, omdat ik aangaf dat het een test betrof voor een kleinzoon, en bood spontaan alle benodigde hulp aan (zowel materieel alsook geestelijk) bij het verwerken van alle gegevens. Hij was ook in de USA geweest en daarover hebben we uitgebreid gesproken. Omdat mijn email adres verraadt dat ik Joods ben (rabbi.jacobs@planet.nl) hebben we ook nog over Jodendom gefilosofeerd, want hij had nog nooit met een Jood gesproken en al helemaal niet met een rabbijn. Overigens waren ze ook bij de KLM buitengewoon vriendelijk. Of die juffrouw die ik aan de lijn had wel of niet in de USA was geweest, heeft ze me niet verteld en ik vermoed dat ze weleens een Jood had gezien of gesproken want, hoewel ze zag dat we koosjere maaltijden hadden besteld, ze ging daar verder niet op in. Ik vermoed dat de KLM psychologen aan de telefoon heeft geplaatst om ontdane en gestrande reizigers geestelijk te begeleiden.

Wat heb ik verder vandaag nog gedaan? Weer twee afspraken verplaatst. Eén betrof een onthulling van een plaquette en de ander Stolpersteinen in Epe.  Ze stonden in mijn agenda voor eind maart, maar organisatoren willen verplaatsen naar oktober en november.

Verder heb ik mijn sjioer/cursus voorbereid voor morgenochtend, drie “levenslessen” geschreven voor CIP en een artikeltje geschreven voor een bijeenkomst over Jeruzalem. Mijn NIW-column voor het papieren NIW (niet te verwarren met mijn dagboek voor het digitale NIW) van 26 februari (Poerim) dat ik een week eerder moet inleveren, heb ik reeds klaargemaakt en een aantal verjaardag brieven gepost. Mijn leraar en vriend rabbijn Vorst heeft me een schrijven doorgestuurd, aan hem gericht, van een stichting “Gezin in gevaar” met de vraag of hij daaraan mee moet werken. Dit moet ik nog gaan uitpuzzelen want net een verkeerde handtekening of ik, in dit geval dus Rabbijn Vorst, heeft zich begeven op een plaats waar hij/ik beter niet hadden kunnen gaan staan. Natuurlijk zijn wij beiden enthousiaste voorstanders van het gezin als hoeksteen van de samenleving, maar soms oogt de verpakking anders dan de inhoud.

En dan nog mijn boekpresentatie: nog anderhalve week en mijn dagboek in boekvorm zal verschijnen. Waar en hoe hieraan aandacht zal worden besteed, weet ik nog niet. Ik wacht wel braaf af. Ik verwacht niet dat het een bestseller gaat worden, want ik snap nog steeds niet waarom iemand zo’n boek zou willen kopen. Mijn beoogde doel van het schrijven van mijn dagboek was en is uitsluitend een vervanging voor de lezingen en bijeenkomsten die er (tijdelijk) niet zijn. Als zo’n gedrukte versie hiertoe kan bijdragen, dan is dat winst. Maar ik blijf de ontmoeting prefereren.

 

Gedurende coronatijd houdt Opperrabbijn Jacobs een dagboek bij voor het Joods Cultureel
Kwartier. NIW publiceert deze bijzondere stukken dagelijks.

 

 

 

De vooruitziende blik van mijn Blouma. Dagboek van een Opperrabbijn 11 februari 2021

Mijn regelmaat heeft door een jaar corona zijn regelmatigheid totaal verloren. Het moge dan zo zijn dat het werken per computerbeelden een dankbare toevoeging is aan het ‘bereiken van mijn schaapjes’, mijn dagritme is helemaal veranderd. Uiteindelijk denk ik niet dat dat goed is, maar het komt zoals het komt. Op kantoor ben ik al maanden niet meer geweest, maar ik begrijp dat bijna niemand meer vanuit kantoor werkzaam is. Ik heb wel duidelijk andere ondersteuning gekregen. Was het tot corona uitsluitend rabbijn Spiero vanuit het rabbinaatskantoor, nu is het mijn assistent/secretaresse (die o.a. dagelijks mijn dagboeken voor verzending controleert), de redactie van www.cip.nl (de grootste christelijke website die maandenlang mijn dagboek naar 35 duizend adressen verstuurde), Micky Cornelissen van het NIW (die de dagboeken plaatst op www.niw.nl) en Johan van der Walle, de beheerder van de website van de Joodse Gemeente Limburg (die mijn  dagboek via de diverse facebooken verspreidt). O ja, nieuw is ook mijn contact met de Joodse Omroep (Joods bij de EO) en natuurlijk niet te vergeten het Joods Cultureel Kwartier, de uitvinder en initiator van “Opperrabbijn in Coronatijd”. Maar daarnaast heb ik mijn Advisory Board (met wie ik kwesties als Ysselsteyn bespreek) en de Stichting Beheer Fonds Opperrabbijn Jacobs (die mijn onkostenvergoeding regelt en dus eigenlijk mijn baas is, hoewel de enige en echte Baas uiteraard Boven is). Maar er is nu nog een werkgever/baas bijgekomen die over een scala aan medewerkers beschikt: Het Sinai Centrum. U leest het goed: “het Sinai Centrum”. Nadat ik vanaf 1975 veertig jaar lang werkzaam mocht zijn geweest bij wat eerst heette de JGGZ – Joods Geestelijke Gezondheidszorg – en later werd omgedoopt (christelijke invloed?) in het Sinai Centrum, ben ik weer van stal gehaald en kom ik vanaf maandag weer (parttime) in dienst. Het zal echter niet voor een lange periode zijn maar betreft een tijdelijke waarneming. Nou ben ik bekend met het “tijdelijke” van bepaalde posities binnen Joods Nederland. Toen Opperrabbijn Berlinger zl. mij vroeg in 1981 om zijn assistent te worden en mij te benoemen tot rabbijn van het toenmalige Opperrabbinaat Utrecht, heb ik hem voorgesteld om mij te benoemen tot ‘waarnemend’ rabbijn. Na een jaar werd ‘waarnemend’ er stilletjes afgehaald en nauwelijks merkbaar werd het fundament gebouwd voor mijn huidige positie. Nadat Opperrabbijn Berlinger, mijn zeer gewaardeerde voorganger, overleed, precies een jaar nadat hij het “waarnemend” van mijn rabbijn had verwijderd tijdens een indrukwekkende sjoeldienst in Amersfoort in 1984, kwam “waarnemend” weer terug, maar nu werd het “waarnemend” opperrabbijn. Na een proeftijd van drieëntwintig jaar (u leest het echt goed!) werd ik in 2008 benoemd en behoorde het “waarnemend” voor mij voorgoed tot het verleden. Maar nu neem ik dus weer waar met dankbaarheid en tegenzin. Met tegenzin omdat ik hoop dat de huidige functionaris spoedig weer van de partij zal zijn. En met dankbaarheid omdat het zo mooi is om mensen, die helaas gebukt gaan onder zware problematiek, tot steun te kunnen zijn. Als opperrabbijn ben je bezig met politiek, representatie en sta je steeds vooraan. Ik verwacht dat u, beste lezer, denkt dat ik dat wel mooi vind en het zie als een soort bekroning aan het eind van een carrière. Mis! Ik heb ook niet gesolliciteerd om opperrabbijn te worden, nooit aan gedacht. Door mijn zeer gewaardeerde voorganger, fel tegenstander van het chassidisme waartoe ik mezelf reken, ben ik erin gesleept. Toen het Sinai Centrum te Amersfoort 25 jaar bestond en opperrabbijn Berlinger reeds in een rolstoel zat maar honderd procent bij geest was, heeft hij mij publiekelijk genoemd als zijn opvolger. We hebben daarna nog overlegd over de vraag van een soort deeltijdfunctie, waarbij ik wel het pastorale, Halagische en onderwijs gedeelte zou overnemen, maar voor het naar buiten treden en ook voor gioer (tot het Jodendom toetreden) een ander. Maar Berlinger was er erg duidelijk in: “Mijnheer Jacobs, het is alles of niets. En ik adviseer u alles!” U begrijpt dus, beste lezer, dat ik dankbaar ben nu toch weer, hoewel tijdelijk, naast het naar-buiten-treden, weer intensiever qua inhoud en qua tijd mensen mag gaan helpen. Wat ik desondanks betreur is corona. Door corona zal ik waarschijnlijk geen direct contact kunnen hebben, zullen gesprekken via zoom moeten gaan hetgeen een deel van de spontaniteit, van de nabijheid, verzwakt.

Aan het begin van het Coroniaansche tijdperk, heb ik een nieuwe laptop aangeschaft. Een peperdure, maar bijzonder functioneel. Ik kon toen nog niet voorzien dat die computer mijn “waarnemend” kantoor zou worden en dus echt geen overbodige luxe. Voor mijn verjaardag, gisteren, had mijn Blouma een prachtige nieuwe ergonomische bureaustoel gekocht, waardoor ik beter achter mijn toetsenbord kon gaan zitten. Maar ook hier speelt weer de onvoorziene voorzienigheid. Want zat ik tot voorheen primair achter het toetsenbord en was het scherm een bijkomstig hulpmiddel, vanwege mijn waarnemende Sinai functie krijgt ook mijn peperdure laptop een nieuwe taakomschrijving. De nadruk komt te liggen op het beeldscherm en het toetsenbord moet aan importantie inleveren. Ik moet begrip uitstralen, vertrouwen, optimisme en vooral rust. En dus was die nieuwe bureaustoel, waardoor ik letterlijk anders tegen het scherm kan aankijken en dus anders wordt gezien, weer eens het bewijs dat vrouwen, en dus zeker ook mijn Blouma, beschikken over een soort zintuig dat niet altijd meteen te vatten is, maar wel van een vooruitziende blik getuigt.

Gedurende coronatijd houdt Opperrabbijn Jacobs een dagboek bij voor het Joods Cultureel
Kwartier. NIW publiceert deze bijzondere stukken dagelijks.

 

 

Hopen op betere tijden. Dagboek van een Opperrabbijn 10 februari 2021

Never a dull moment, zeggen ze in het Engels. Mijn ontregelde dagelijkse agenda vult zich met de meest vreemde gebeurtenissen. Maar sommige van die onverwachte en onvoorziene dag-vullingen, zijn bijna niet te verzinnen.

Gisteren werd ik om 8:15 uur gebeld uit Israel. Radio 2. Sjalom Jacob, klonk het aan de andere kant van de lijn. Die fout wordt wel vaker vanuit Israël gemaakt, want als ze alleen mijn achternaam kennen vergeten ze de laatste ‘s’ en blijft Jacob over. Gezien het hoogst ongebruikelijk is in Israël om iemand bij zijn achternaam te noemen en de juffrouw van de radio ook meteen zichzelf aankondigde als Sjira, alsof we elkaar al minstens tien jaar kenden, was het meteen een gezellig gesprek. Nou ja gezellig. Als een journalist of radioverslaggever belt moet ik wel even extra oppassen: 1: zit ik al in de uitzending. 2: wat kunnen de gevolgen zijn van mijn woorden. 3: is de persoon die ik aan de lijn meen te hebben, inderdaad dat wat hij/zij zegt te zijn.  Na enige seconden, want pijlsnel denken en tot een diagnose komen is een eerste vereiste in het contact met media, begreep ik dat ik nog niet in een uitzending was en Sjira inderdaad van de Nationale Israëlische Radio was. Maar nu dus de vraag wat ze van me wil. Ook dat werd al snel duidelijk, maar drong pas tot mij door na ruw geschat een minuut. Ze kondigde aan dat ze me vandaag in een uitzending wilde hebben, en wel om 9:15 uur Nederlandse tijd. Ik vermoedde dat het iets te maken zou hebben met opkomend antisemitisme of een nieuwsitem dat net openbaar was geworden en te maken had met de Joodse Gemeenschap in ons land of toch weer met het briljante en pijlsnelle Nederlandse coronabeleid dat kennelijk ook in Israël zou zijn doorgedrongen. Maar ik bleek het mis te hebben. Het brandende wereldnieuws betrof de sneeuw en de daaraan gekoppelde gladheid op de wegen! De gemiddelde Israëliër zal in dit onderwerp uiteraard bijzonder geïnteresseerd zijn. Waarschijnlijk doet hij ’s nachts geen oog meer dicht van de zenuwen en ligt hij in zijn bed te woelen en vraagt zich overbezorgd af hoe het gaat met de sneeuw in Nederland. En dus had ik hedenochtend om 9:15 precies mijn drie minuten Radio-interview. Nou ja, precies. Het Israëlische precies en het Nederlandse precies lopen niet helemaal precies gelijk! Maar ondertussen hoop ik de gemiddelde Israëliër van zijn bijna traumatische bezorgdheid te hebben verlost.

Mijn kleinzoon uit Engeland die op weg was naar zijn Jesjiwa in Israël met een vier uur tussenstop op Schiphol, gaat nu zijn zesde week Amersfoort in. Hij doet vreselijk zijn best om via zijn mobile toch nog lessen te volgen in zijn Jesjiwa in Tel Aviv, maar hij is dus de enige die er niet is en dus is het studieprogramma niet echt op hem afgestemd. Vanavond reist hij af naar Almere, naar mijn dochter, om even wat verandering te hebben en maandag komt hij dan weer terug. Ondertussen heb ik wel de ambassadeur gevraagd of hij al enig idee heeft wanneer studenten voorzien van een studentenvisa weer terug kunnen. Maar het antwoord is net zo onduidelijk als corona zelf. Een andere kleinzoon, woonachtig in Montreal en nu studerend in Londen, heeft aangegeven om met Pesach naar ons te willen komen en een kleindochter in Israël, ook uit Montreal, wil dan ook met Pesach in Nederland zijn. Waarom ze niet naar Montreal gaan, gezellig Pesach bij hun ouders? Bij aankomst in Canada zouden ze dan, na de nodige testen, eerst drie dagen in een hotelkamer letterlijk worden opgesloten. Gratis hotel? Neen! Canadese $ 2000. Mochten ze onverhoopt positief uitpakken, hetgeen nagenoeg onmogelijk is gezien mij kleindochter gevaccineerd is en mijn kleinzoon zelfs bloed heeft gegeven omdat hij heel veel antibody’s heeft, maar dit telt niet voor Canada.

Ondertussen komt de daadwerkelijke uitgave van “54 dagen uit het leven van de opperrabbijn” steeds dichterbij. Hoe ik dat weet? Ik volg het helemaal niet, de uitgave was ook niet mijn idee en behalve de dagboeken schrijven heb ik er ook niets aan gedaan. Maar toch merk ik dat de datum dat het boek klaar voor de verkoop is, steeds meer nadert want ik word gebeld door bedrijven die de verkoop moeten stimuleren. Ik had een interview via zoom van 50 minuten over mijn werkzaamheden. Dat zal dan ergens online zichtbaar worden. Vervolgens kreeg ik iemand aan de lijn die met mij de presentatie wilde bespreken van de overhandiging van het eerste exemplaar. Toen kwam er ook nog een e-mail met de vraag of ik de 20 gratis exemplaren wilde ophalen of liever per post ontvang. Mocht ik voor verzending kiezen, dan moet ik wel zelf de verzendkosten betalen. En tevens kreeg ik te horen dat een aantal betrokkenen aanwezig wil zijn bij de uitreiking. Als ik heel eerlijk ben zie ik niet dat ook maar iemand geïnteresseerd is om dat dagboek als boek aan te schaffen, maar er wordt mij door deskundigen verzekerd dat ik dat absoluut verkeerd inschat. We wachten af. Afwachten is trouwens het motto van dit hele corona-tijdperk. Gewoon verstand op nul zetten en hopen op betere tijden.

Gedurende coronatijd houdt Opperrabbijn Jacobs een dagboek bij voor het Joods Cultureel
Kwartier. NIW publiceert deze bijzondere stukken dagelijks op
https://niw.nl/category/dagboek/

 

 

Moeder, kind en adoptieouders. Dagboek van een opperrabbijn 9 februari 2021

Het corona-gezeur blijft maar voortsukkelen. Vijftien mensen zijn in ons land na toediening van het vaccin overleden, in Zuid-Afrika wordt een bepaald merk niet meer gebruikt en we worden allen gebombardeerd met adviezen, waarschuwingen en complottheorieën. Dit vaccin werkt niet voor de 65-plusser, dat weer niet voor ouderen, of juist voor jongeren, er worden via het vaccin chips ingespoten, enz. Kort samengevat: geen touw meer aan vast te knopen. Vanmiddag heb ik even al die onduidelijkheden en de daaraan gekoppelde twijfels van me af laten sneeuwen. En met succes, want toen ik na een uur wandelen weer thuis was, was ik bijna vergeten dat we in het corona- tijdperk leven. Maar het nieuws en de krant die ik las vulde deze lacune meteen weer op. Het meest interessant en hoopgevend vond ik het bericht dat omdat de testlocaties vanwege de sneeuw gesloten waren, er minder besmettingen werden gemeld. Een briljante conclusie van zo’n journalist. Duidelijk dat hij ervoor heeft geleerd!  En ook echt hoopgevend! Maar, ondanks mijn bereidheid om me te laten vaccineren, begin ik me toch een heel klein beetje af te vragen of dat verstandig is. Maar ja, niet vaccineren zal wellicht betekenen dat ik te zijner tijd geen vliegtuig meer binnen wordt gelaten. Hoe los ik dit voor mezelf op een Joodse wijze op?  In het Jodendom is er een regel die uitgaat van het principe dat als er gekozen moet worden tussen zeker en misschien, zeker voorgaat. En hier dus ook. Het is zeker dat corona een dreigend gevaar is en misschien krijgt een enkeling ernstige bijwerkingen. En dus geldt ook hier de regel dat zeker voorgaat. En dus wacht ik geduldig op het vaccin dat de redding moet brengen. Een collega van mij, een rabbijn uit Detroit, heeft zich luidkeels, agressief en publiekelijk anti-vaccinatie verklaard en heeft opgeroepen om vooral niet te laten vaccineren! Hij werd onmiddellijk van de lijst van rabbijnen geschrapt en mijns inziens volkomen terecht. Als een arts van mening is dat vaccineren niet juist is, mag hij dat zeggen. Sterker nog: hij moet dat kenbaar maken. Maar beste collega rabbijn: schoenmaker, houd je bij je leest! Wij rabbijnen willen niet dat artsen Halagische – Joods wettelijke – uitspraken gaan doen, zo ook moeten wij geen medische adviezen gaan geven. Ieder zo zijn/haar vak!

Wat vandaag ook uitgebreid ter sprake kwam was het gesjoemel met adoptie. Wat een tragedie, iedereen begrijpt dat dit onacceptabel is. Gestolen kinderen, ontvoerd. Om maar te zwijgen over de babyfokboerderijen waar kinderen werden geproduceerd. En wie worden hiervan slachtoffer? De biologische moeder die misbruikt is en misschien nog steeds op zoek is naar haar kind, het geadopteerde kind die niet weet wie hij/zij is en de volledig te goedertrouwe adoptieouders.  Maar, en nu komt het ei dat ik kwijt wil, als ik zo’n twintig jaar geleden het gewaagd zou hebben om iets tegen adoptie te vermelden, dan was ik niet van de rabbijnenlijst geschrapt, omdat ik mijn mening nooit agressief zou hebben verkondigd, maar ik zou wel met vele argusogen zijn bekeken. Hoe durf ik officiële van overheidswege zo goed gecontroleerde adoptie in twijfel te trekken? Over orgaandonatie maak ik me zorgen. Waar komen die organen vandaan? Wordt daarmee ook gesjoemeld? Maar dat mag ik niet zeggen, maar als er over tien jaar blijkt dat…en dat de Overheid nog braaf heeft meegewerkt ook!

Mijn boek, 54 dagen uit het leven van de Opperrabbijn, wordt momenteel gedrukt, naar ik begreep in Polen. En dus werd ik vandaag benaderd door revive.nl (nog nooit van gehoord) voor een interview. En ook weer een verzoek van drie middelbare scholieren die een werkstuk moeten maken over Jodendom en mij een aantal schriftelijke vragen voorleggen. Ik heb ze verzocht om me te bellen en dan het gesprek op te nemen. Dat spaart me schrijftijd en, en dat vind ik veel belangrijker, ik kan dan contact krijgen en goodwill kweken, een brug bouwen. Is dat nodig? Moet ik mijn tijd verkwisten aan dit soort onbelangrijke activiteiten? Aan de Vrije Universiteit is per 1 februari als hoogleraar Joodse Studies benoemd prof. dr. Jessica Roitman. “Nederlanders weten te weinig over Joden” heeft zij duidelijk aangegeven bij haar aantreden. Helemaal gelijk! En dus geef ik graag dat interview aan die drie middelbare scholieren in de stellige verwachting dat ik daarmee een bijdrage lever aan wederzijdse tolerantie en begrip. Wat de link is met adoptie? Onjuiste vooringenomen denkbeelden die geen tegenspraak duld(d)en maar die ik zo graag, op z’n minst (te) laat, wil weerleggen.

Gedurende coronatijd houdt Opperrabbijn Jacobs een dagboek bij voor het Joods Cultureel
Kwartier. NIW publiceert deze bijzondere stukken dagelijks.

 

 

Ik begrijp dat ik het niet snap. Dagboek van een Opperrabbijn 8 februari 2021

“Ik lees uw dagboek regelmatig en ik ervaar dat als erg inspirerend. Wij hebben veel zorgen om ons oudste kind (bijna 17, we adopteerden hem 10 jaar geleden uit Sri Lanka). We hebben hem recentelijk uit huis moeten laten plaatsen. We hadden zelf ook twee biologische kinderen die na de adoptie zijn geboren. Waarom we geadopteerd hebben is verder niet relevant, maar we bemerkten dat onze oudste zijn met zijn twee zusjes een, laat ik me voorzichtig uitdrukken, een afwijkende relatie had. Hij deed dit in het diepste geheim, hoogstwaarschijnlijk vanwege diep verborgen trauma’s uit zijn verleden. Thuis wonen was daarmee absoluut geen optie meer. Onze oudste zoon, want hij blijft gewoon onze zoon en wij houden van hem net zoveel als van onze andere kinderen, wil hierover absoluut niet praten, mogelijk kan hij het ook niet kan.  In die periode van uithuisplaatsing las ik dagelijks uw dagboek. Het heeft me veel kracht gegeven om door te gaan. Zowel met de zorg voor onze twee thuiswonende kinderen, maar ook voor ons uitwonende kind…” Dit was een reactie die ik vandaag per e-mail ontving. Hoe ik die mevrouw tot steun ben geweest weet ik werkelijk niet. Ik ken haar niet, nog nooit ontmoet of gesproken. Het deed me denken aan een begrafenis, jaren geleden, waarbij een van de familieleden van de overledene dacht dat ik in mijn treurrede tegen hem had gesproken en niet over de overledene. En toevallig (hoewel toeval dus niet bestaat) zag ik gisteravond laat een YouTube van de echtgenote van de rabbijn van Zagreb. Zij voelde zich in Zagreb erg eenzaam. Een zeer kleine Joodse gemeenschap, haar man deed al het werk en zij zat voornamelijk thuis met haar vijf kinderen. Tien jaar geleden wilde ze weg. Ze zag het niet meer zitten. De eenzaamheid bekroop haar. Ze heeft toen gesproken met een oudere rabbijn en die drukte haar op het hart dat alleen al haar aanwezigheid in Zagreb, zelfs als ze niets meer doet dan er woonachtig zijn, een functie heeft. En waarlijk enige weken later belt een Joodse vrouw haar op en zegt dat haar aanwezigheid in Zagreb voor haar zo belangrijk is. Door haar aanwezigheid voelt ze zich gesteund in haar Jodendom.

Ook ik vraag me soms af waarmee ik nou eigenlijk bezig ben. Zit ik hier alleen maar te zitten of mag ik ook iets betekenen voor anderen. Mijn landelijke bijeenkomsten en lezingen liggen al bijna een heel corona-jaar stil. Doe ik nog wat? En dus zit ik maar dagenlang op de computer te dagboeken, want dat dagboek van mij verdient het ondertussen wel om een werkwoord te zijn. En net toen ik me dat weer eens afvroeg, ontving ik per e-mail bovenstaande “Ik lees uw dagboek regelmatig…”. Niet altijd kan een mens overzien wat hij in stilte bereikt, hoe hij de medemens zonder dat te weten tot steun kan zijn.

Aanstaande sjabbat lezen we in alle synagogen ter wereld het deel van de Exodus dat de naam draagt: Misjpatim. Misjpatim zijn wetten die we kunnen begrijpen. Het verbod bijvoorbeeld om te stelen, te doden. Het gebod om juiste gewichten in huis te hebben voor de weegschaal om oplichting te voorkomen. Wetten die ieder land heeft en ieder mens zelf ook had kunnen bedenken. Maar er zijn ook wetten die we niet kunnen vatten. Ook die onbegrijpelijke wetten moeten we naleven. Net iets anders vertaald: begrijpen en niet-begrijpen lopen steeds in het leven door mekaar.

Ik begrijp bijvoorbeeld dat ik een paar dagen geleden een tasje met een fles appelsap, enige versnaperingen en een spelletje aangeboden kreeg. Zomaar, gratis. Wie was de gulle schenker? De burgemeester van Amersfoort, mijn woonplaats. Alle inwoners boven de zeventig kregen zo’n pakketje en de vraag of ze wellicht bezoek willen hebben om een eventuele eenzaamheid te verlichten. Heel geweldig van de burgemeester. Gewoon een kleinigheidje, een attentie. Bijzonder. Ik kan deze geste helemaal begrijpen.

Maar wat ik helemaal niet kan begrijpen is dat een jongere collega van mij, die ergens in de USA-rabbijn is, luidkeels is gaan oproepen om vooral geen vaccinatie te accepteren. Andersdenkenden werden door hem zeer on-rabbijns beledigd en als debiel neergezet. Onbegrijpelijk! Schoenmaker houd je bij je leest, dacht ik toen ik dit hoorde. Prompt is hij door de vereniging van rabbijnen waartoe hij behoorde van de rabbijnen -lijst geschrapt. Jammer, maar terecht. Maar waarom hij zichzelf zo in de belangstelling wilde plaatsen, kan ik niet begrijpen.

En zo ben ik weer terug bij het begin van dit dagboek: begrijpen en niet-begrijpen lopen telkens door mekaar in ons aardse bestaan. En dus schrijf ik maar verder aan mijn dagboek en begrijp ik absoluut niet waarom de situatie dusdanig is dat gewone bijeenkomsten en ontmoetingen helaas niet mogelijk zijn. Ik snap er niets van.

Gedurende coronatijd houdt Opperrabbijn Jacobs een dagboek bij voor het Joods Cultureel
Kwartier. NIW publiceert deze bijzondere stukken dagelijks.

 

Israelisch Covid-medicijn sneeuwde bekering in. Dagboek van een opperrabbijn 7 februari 2021

“De aandacht voor Israël neemt in veel Nederlandse Kerken toe. Toch kan het wel wat meer. De Hersteld Hervormde Kerk (HHK) heeft nu opnieuw haar visie op papier gezet. De Kerk is geroepen om antisemitisme te ontmaskeren als haat tegen de G’d van Israel”, aldus las ik in het Reformatorisch Dagblad. Aan het eind van het artikel werd van verschillende christelijke kerkgenootschappen vermeld hoe hun houding is tegenover Joden. Wat mij natuurlijk interesseerde was hun opstelling ten opzichte van het bekeren van Joden en hun mening over de vervangingstheologie. Even een korte uitleg voor mijn Joodse en minder christelijk onderlegde niet-joodse dagboeklezers: de vevangingstheologie verkondigt dat overal waar in Tenach het Joodse volk wordt vermeld, dat vervangen moet worden door ‘christenen’. Deze theologie is door de eeuwen heen de bron van zeer veel antisemitisme en Jodenvervolging geweest.  Om een interessant artikel kort samen te vatten: de diverse kerkgenootschappen hebben diverse meningen over hoe aan te kijken tegen Joden en hoe ze wel of niet bekeerd mogen/moeten worden. En die drang of wens om te bekeren zette mij zondag (nota bene de christelijke rustdag!) aan het denken. Dat de bekeringsdrang geleid heeft door de eeuwen heen tot miljoenen slachtoffers is een feit. Dat vervangingstheologie daardoor voor mij als uiterst verwerpelijk wordt beleefd, moge duidelijk zijn. Maar hoe kijk ik aan tegen een christen die mij wil bekeren? Kan ik dat accepteren? Uiteraard laat ik me niet bekeren en zal actief pogingen om bekeren te bestrijden, maar…Vind ik dat de ander het verlangen mag hebben om mij te bekeren?

Wij Joden hebben het makkelijk want wij zijn van mening dat Joden op een Joodse manier de Eeuwige moeten dienen, maar niet-joden hoeven dat niet. Voor hen gelden de zogenaamde Zeven Noachidische Wetten. Als de niet-jood leeft volgens deze wetten, toch nog een heel pakket, dan is dat prima. Zal ik dan, vroeg ik mezelf af, proberen om seculiere niet-joden ervan te overtuigen om zich aan deze wetten te houden? En zal ik zo genaamde Messias belijdende Joden wijzen op hun dwaling? En mijn antwoord is dan een duidelijk ‘ja’. Maar, zo vroeg ik mezelf toen af, dan doe ik toch ook aan zending! Kijk naar Chanoeka als we publiekelijk de Menora aansteken? Dat is niet zomaar een gezellig feestje. Het heeft een duidelijke boodschap: licht brengen in spirituele duisternis! En waarom zit ik dan te zeuren als christenen ons willen bekeren?

Het was een interessante en felle discussie met mezelf, maar uiteindelijk denk ik dat ik gelijk heb gekregen (een doordenkertje!). Ik ben eruit gekomen. Ik geloof, ben er zelfs van overtuigd, dat iedere gelovige christen mij graag ziet overstappen naar het christendom. Ik zal dat nooit doen omdat 1: ik mijn baantje als opperrabbijn dan kwijt ben en 2: ik als Jood zit rotsvast in mijn geloof en zal daar (helaas dus voor de zendeling) echt niet van af te brengen zijn. Maar: hoe kijk ik aan tegen die zendeling, bekeringsdrang of, ook als er geen bekeringspoging wordt ondernomen, tegen het fenomeen dat, hoewel ik nu met rust gelaten moet worden, de stellige overtuiging leeft dat ik uiteindelijk het “licht” zal zien.

Ik kwam bij mezelf tot de conclusie dat ik hiermee geen moeite heb. Ieder mens mag denken en geloven zoals hijzelf wil. Ieder mens mag van mij ook denken dat zijn manier van leven de juiste is en de ander fout zit. Maar op het moment dat zijn geloof ruimte geeft of oproept om de andersdenkende te doden, om te kopen met geld of geestelijk te chanteren, dan wordt het voor mij onacceptabel.

Overigens werd de bekering volledig ingesneeuwd door het bericht in de media dat er twee medicijnen zijn ontdekt in Israel die corona patiënten schijnen te genezen. Geen vaccins dus, maar geneesmiddelen. Het FD spreekt van een “gamechanger”. Ik hoop van harte dat zeer snel zal blijken dat het inderdaad werkt en daarmee voor een gigantische mondiale doorbraak zal zorgen.  Geweldig ook dat Israel dan voor die doorbraak zorgt. Geeft me een geweldig fijn en trots gevoel.  Maar het zal natuurlijk ook een prachtige gelegenheid zijn om de complottheorieën te bevestigen. Joden zijn schuldig aan corona en zie het bewijs: ze gaan nu weer smakken geld verdienen aan het geneesmiddel. Gaat het Internationale Gerechtshof in Den Haag zich hiermee ook bemoeien en komen er dadelijk invallen bij onze apotheken die niet vermelden in hun bijsluiter “made in Israel”? Want er zal vast wel een klacht over komen of een VN-resolutie omdat misschien een van de artsen die de ontdekking heeft gedaan in de ‘bezette gebieden’ woonachtig is. En zo niet dan waarschijnlijk een van de patiënten die met een van deze middelen is genezen. Of denk ik te negatief?  Want ook tegen mobiele telefoons, computers en tal van andere geneesmiddelen die van mondiale waarde zijn en ‘made in Israel’ is nooit een boycot uitgeroepen.

Gedurende coronatijd houdt Opperrabbijn Jacobs een dagboek bij voor het Joods Cultureel
Kwartier. NIW publiceert deze bijzondere stukken dagelijks.

 

 

Ik was niet bij de Auschwitz Herdenking. Dagboek van een opperrabbijn 4 februari 2021

Mijn 60+ sjioer had ik netjes voorbereid, alleen werd er gestoord door mijn echtgenote. Klinkt niet vriendelijk en een beetje aanvallend, maar het was mijn fout. Mijn Blouma kreeg visite, hetgeen ik wist, maar ik realiseerde me niet dat dan haar gesprek als een stoorzender werkt voor de toehoorders van mijn onlinecursus. Conclusie: meer alertheid en afstemmen, juist nu wij, en met ons zeer veel anderen, veel meer samen zitten en veel meer op elkaar zijn aangewezen dan in pre-Coroniaansche tijden. En dus heb ik meteen gecontroleerd hoe haar programma vandaag zou zijn. Want ik heb een interview met twee docenten uit het VO die aan hun leerlingen iets willen vertellen over Jodendom. En mijn echtgenote zal ik de vanaf vandaag t/m zondag min of meer (ik vermoed meer) moeten missen want de jaarlijkse Kinus Shluchot staat op het programma. Even uitleg. Gelijk alle Lubavitscher Shluchim (rabbijnen die vanuit een chassidische benadering opereren en outgoing zijn) een keer per jaar in New York bijeenkomen voor een halve week ‘bijtanken’, zo ook is er jaarlijks een soortgelijke bijeenkomst voor de Shluchot, de echtgenotes van de Shluchim (mannelijk vorm van Shluchot).  Jaarlijks nemen daaraan deel zo’n 3000 dames. Maar gelijk dit jaar de bijeenkomst voor de heren online was, zo ook dit jaar voor de dames. En dus zal mijn echtgenote de komende dagen achter de computer zitten. Het programma? Bijscholing op vele fronten, topsprekers, in Engels, Hebreeuws en Frans. Mocht u geïnteresseerd zijn om even een kijkje te nemen: www.kinus.com.

In het NIW van vrijdag, dat vanaf donderdag online stond, een schitterende foto van duizenden orthodoxe Joden die in Israel de begrafenis bijwoonden van een beroemde rabbijn. Die foto is prachtig, maar de boodschap erachter triest en slecht. Er wordt totaal geen rekening gehouden met social distance, mondkapjes en het verbod van samenscholing. Ik heb hiervoor geen goed woord, maar, zet u schrap, er zijn ook duizenden en duizenden ultra-orthodoxen (ik ben tegen dit soort betitelingen omdat het polariseert) die zich wel braaf houden aan alle regels. Ik weet dat bij mijn kinderen in Montreal, die daar in een zeer grote Joodse wijk wonen, al bijna een jaar geen synagoge meer open is en scholen dan weer open en dan weer dicht zijn. Mijn dochter is directeur van een grote rijks gesubsidieerde kleuterschool in die wijk en als we haar per Whatsapp spreken (in haar pauze) en ze zit op haar werk kunnen we haar nauwelijks herkennen want ze draagt een mondkapje en een scherm. Maar van de tienduizenden ultraorthodoxen die zich wel strikt aan de regels houden zijn er uiteraard geen foto’s voorhanden! Terug naar ons eigen land: gisteren was in het journaal een verslag van de Auschwitz herdenking. En prompt ben ik verwijtend benaderd, van verschillende kanten, met de vraag waarom ik daar niet aanwezig was. ‘U had daar moeten zijn!’ Mijn antwoord: Klopt, maar ik had geen uitnodiging ontvangen. En dus vandaag in de telefoon geklommen om herhaling te voorkomen. Wat er een beetje speelt is het volgende. In het (bijna grijze) verleden zag je mij nooit bij nationale herdenkingen. Niet op de Dam, niet in de Hollandsche Schouwburg, niet bij de Kristallnachtherdenking in de Snoge en niet bij de Auschwitz Herdenking. Ik zag daar voor mijn aanwezigheid geen toegevoegde waarde. Ik huppelde al van de ene naar de andere plaatselijke herdenking, waaronder de jaarlijkse herdenking Kindertransporten in Vught, Herinneringscentrum Westerbork, Kamp Amersfoort, Apeldoornsche Bosch en vele lokale jaarlijkse en eenmalige herdenkingen. Ik doe dat nog steeds, uiteraard, en zal dat absoluut blijven doen want ik voel me hiertoe verplicht en meer nog geroepen. Maar los van dat lokale ben ik steeds meer, al dan niet vrijwillig, ook landelijk actief. En dus werd ik terecht gemist bij de Nationale Auschwitz herdenking van gisteren. Ik beloof beterschap en Jacques Grishaver, voorzitter van het Auschwitz Comité, die ik dus heb gebeld en mij niet had uitgenodigd, heeft dat ook beloofd. Want uiteindelijk mogen we elkaar en staan hij en ik voor precies hetzelfde: de herinnering aan onze vermoorde familieleden levend houden (en alle Joden zijn uiteindelijk familie van elkaar, zoals de Talmoed ook vermeldt) en hen zoveel mogelijk alsnog een plaats geven in hun Nederland waar ze bruut werden weggerukt om nimmer weer te keren. Wel was ik virtueel aanwezig bij de Europese Holocaust Memorial. Kijkt en leest u zelf maar op mijn (splinternieuwe) blog: opperrabbijn.nl

De twee bekers. Dagboek van een Opperrabbijn 3 februari 2021

Omdat ik veel meer thuis ben dan in vroegere tijden, want zo voelt het pre-corona-tijdperk, valt mijn oog steeds vaker op onze zeer bescheiden zilverkast met daarin die twee zilveren kiddoesj-bekers met op de een de naam Bernhard en op de ander de naam Sigmund. Ik vermoed dat dit twee neven waren van mijn vader en zijn deze twee bekers het enige dat er nog van hen over is en hun naam draagt. Waar hun graven zijn, is vragen naar de bekende weg. Maar wat ik me steeds meer begin af te vragen is waar hun bankrekeningen zijn, hun huizen, hun bezittingen?

Ronnie Naftaniel en ik (Nou ja, ik? Ik zit er eigenlijk een beetje voor joker bij) zijn dus in overleg met de burgemeester van een hier niet nader te noemen Gemeente om te onderzoeken in hoeverre de Gemeente aan Joden die hebben overleefd en teruggekomen zijn naar de Gemeente waar ze woonden, achterstallige belastingen heeft gevorderd. Waarom ik deelneem aan deze bespreking is niet van belang (en zeker niet Rabbinaal), maar voor mij wel erg interessant. De vriendelijkheid en het begrip die de burgemeester uitstraalt is enorm bemoedigend. Ik mag hopen dat zo’n opstelling ook elders in Nederland zo mag zijn. Als deze burgemeester in de oorlogsjaren burgemeester zou zijn geweest, had hij zeker een groot probleem gehad, want deze burgemeester had of in functie gebleven om te pogen te redden wat er te redden viel of deze burgemeester zou ogenblikkelijk zijn functie hebben neergelegd en verder zijn gegaan in het verzet. Er is dus een onderzoek gedaan om in kaart te brengen welke bedragen aan teruggekeerde Joden zijn opgelegd en of de burgerlijke gemeente huizen van Joden heeft gestolen (formeel heet dat natuurlijk niet stelen, want Nederlandse Gemeenten stalen niet, dat waren alleen de Duitsers…). N.a.v. het in opdracht van de burgemeester uitgevoerde onderzoeksrapport schrijft Ronnie Naftaniel, de vicevoorzitter van het CJO – Collectief Joods Overleg, het volgende: Uit jouw enorme zoekwerk blijkt hoe groot het leed van de Joodse inwoners van xxx is geweest. Van de 438 Joodse inwoners is maar een fractie teruggekomen. Van de 71 van Joden onteigende panden is ook maar een fractie gerestitueerd. Een belangrijk deel van de in de oorlog van Joden gestolen panden is in handen gebleven van de oorlogskopers. Dat is groot onrecht. Die oorlogskopers waren niet alleen profiteurs in de oorlog, maar hebben na de oorlog dikke winsten kunnen maken als helers van gestolen goed. De huidige burgerlijke gemeente kan daar niets aan doen. Toch vind ik dat een onderzoek naar het in de oorlog geroofde onroerend goed, een context dient te bevatten, die het gevoel van verdriet en onmacht van de overlevende Joden duidelijk kan maken. Misschien dat hiervoor nog plaats is in je samenvattende beginhoofdstuk.

Wat speelt hier? De historicus die het onderzoek doet naar fouten die begaan zijn door de Burgerlijke Overheid, bemerkt dat er een heleboel bezittingen van de Joden zijn geroofd maar dat dit had plaatsgevonden buiten de verantwoordelijkheid van het toenmalige gemeentebestuur en dat dat ook niets te maken had met naheffingen die zijn opgelegd aan de overlevenden en waarover dit onderzoek gaat. En dus geeft de historicus aan dat naast zijn onderzoek en de verslaglegging van zijn bevindingen een separaat onderzoek zou moeten komen naar de diefstal van Joodse eigendommen van Joden die niet zijn teruggekomen (vermoord dus!). Wat Naftaniel en ik graag zien is dat alle berovingen in een en hetzelfde onderzoeksverslag komen. Niet een verslag over de formele aansprakelijkheid van de huidige burgemeester als opvolger van de burgemeester van in- en na de oorlog, maar een breder verhaal, het plaatsen van de eventuele fouten van het gemeentebestuur in de context van de breedschalige roof van Joodse bezittingen. Toen mijn vader terugkwam en naar de collega’s ging (mijn vader was optometrist/opticien) bij wie hij zijn bezittingen had achtergelaten om ze na de oorlog weer op te halen, wisten nagenoeg al zijn collega’s zich het niet meer te herinneren dat hun ooit iets in bewaring was gegeven. En bij de bank in Steenwijk, waar mijn lieve moeder al haar spaarcenten had staan, kon het ook niet meer uitgezocht worden. Ik kijk verdrietig en kwaad naar die twee bekers in onze zilverkast: waar zijn de huizen waarin Sigmund en Bernhard woonden? En waar zijn hun spaarrekeningen, de huizen van hun ouders enz.

Ik ben aan het doorslaan! Stop, moet ik even tegen mezelf zeggen

Vandaag had ik een gesprek per zoom met een echtpaar dat Joods wil worden. Hun lokale rabbijn heeft de RCE-Rabbinical Center of Europe te hulp geroepen. Joods-worden is een hele procedure, een beproeving. De lokale rabbijn is vaak niet in staat om zo’n toetreding te begeleiden en uit te voeren. En dan komt het RCE in beeld. Op het moment dat de lokale rabbijn van mening is dat de kandidaat omwille van het geloof en niet omwille van zijdelingse motieven, wil toetreden kom ik, als voorzitter van het Beth Din (de Joodse Rechtbank) die belast is met gioer-toetredingsprocedures, in actie. Anderhalf uur heb ik met de twee kandidaten, man en vrouw, gesproken. Ze eerst uitgelegd dat ik de tegenpartij ben en dat hun rabbijn hun mag en moet helpen en steunen. Met andere woorden: ik ben de kwaaie genius en mag het vuile werk doen. Dat is dus mijn lot! Maar deze mensen kwamen oprecht over. En hoe nu verder? Hen ontmoeten is onmogelijk. Afwachten maar en hopen dat als alles genormaliseerd is, ik met ze verder kan richting Jodendom.

Ondertussen werd ik vandaag ook nog gevraagd om een lezing te geven voor een groep goedwillende islamieten over het recht van de Joden op Israel. Of ik dat wil gaan doen weet ik niet want ik ben geen historicus, geen politicus maar slechts een eenvoudig rabbijntje die van politiek weinig kaas heeft gegeten! En u gelooft het of niet: net toen ik besloot mijn dagboek voor vandaag weer af te ronden, en ik had vastgelegd dat ik van het juridische getouwtrek geen kaas had gegeten, werd er gebeld en stond er een besteller voor de deur met voor ons…een grote ronde koosjere jonge kaas.

Gedurende coronatijd houdt Opperrabbijn Jacobs een dagboek bij voor het Joods Cultureel Kwartier. NIW publiceert deze bijzondere stukken dagelijks.

Ik voelde me een koorddanser, zonder hoogtevrees. Dagboek van een Opperrabbijn 2 februari 2021

Het begint weer normaal druk te worden: afspraken, vergaderingen en contacten met rabbijnen in het buitenland. Een serieus geval van gioer, toetreding tot het Jodendom, van een jong echtpaar dat in het buitenland woonachtig is. Ik was al door de nodige lokale rabbijnen benaderd over dit ‘geval’, maar een ontmoeting is niet mogelijk vanwege ‘u begrijpt wel, social distance’. De aanbevelingen zijn absoluut zeer goed, maar ik ga geen enkele stap ondernemen richting een afronding van het gioer-proces tot ik met eigen ogen en oren de situatie en dus vooral de oprechtheid heb geconstateerd. En dus heb ik twee uitgebreide levensverhalen op schrift tot me moeten nemen. In totaal achtentwintig A4-tjes leeswerk. Ik kreeg ook bericht dat er een boek was verschenen over onderwijs waaraan ook ik heb meegewerkt. Laat ik nou gedacht hebben dat ik een van de weinige auteurs was, maar vandaag zag ik dat ik een van de honderdveertig schrijvers was!  Er is ook nog een ander boek in de maak, maar daar zullen zeker geen 140 auteurs aan verbonden zijn. Ik moest even mijn korte cv aangeven dat voor of achterin dat andere boek zal verschijnen. Vandaag had ik kennelijk wat met boeken en schrijven. Los van de boeken waaraan ik een bijdrage heb geleverd, schreef ook nog een directeur van een Overheidsinstantie in een artikel van hem een quote van mij. Pro forma vroeg hij mijn instemming, hetgeen ik zeer waardeerde. Want, en dat kwam ik vandaag toevallig een paar keer tegen, het is steeds een balanceren tussen diverse manieren van ‘vertalen’. Steeds moet ik wat ik schrijf, zeg en zelfs denk vanuit diverse invalshoeken bekijken. Laat ik iets duidelijker zijn: als ik vermeld dat de zon schijnt, dan valt daarover weinig te discussiëren. Maar als ik zeg dat het koud is, dan kan ik daarover worden aangevallen. Er kan een ingezonden reactie komen die zegt dat het warm is, maar dat Jacobs omdat hij tegen koud weer is, speciaal warm koud noemt omdat x, y of z. Met andere woorden moet ik steeds mijn woorden op een weegschaaltje leggen, want één verkeerde opmerking en ik krijg een kanonnade over me heen. Wat ik nu neerschrijf klinkt, denk ik, negatief. Ik moet steeds me anders voordoen dan ik ben. Maar dat is niet zo, want ik ben van nature geen zwart-wit denker. Ik ben steeds aan het afwegen en probeer steeds alles vanuit meerdere invalshoeken te bekijken zonder voor mezelf een vooringenomen standpunt in te nemen, waarbij ik me er ook rekenschap van moet geven dat wat ik zeg ook vertaald kan worden als het standpunt van de gehele Joodse gemeenschap. Is mijn mening de mening van Joods Nederland? Ik denk het niet, maar het kan wel, als het tegenstanders uitkomt, die vertaalslag krijgen en dus mag ik niet redeneren dat de ander gek is, maar zal ik me in de gedachtewereld van de andere moeten verplaatsen. Twee voorbeelden van vandaag. Voor www.cip.nl schrijf ik drie keer per week Rab&Rik. Aan de hand van de Sidra van de week, de wekelijkse lezing uit de Thora, schrijf ik gedachten, levenslessen. Aan het eind worden er dan door Rik (de hoofdredacteur van de site) twee vragen gesteld die ik, Rab, dan beantwoord. Vandaag kreeg ik als vraag waarom vrouwen geen rabbijn kunnen worden. Ik gaf in eerste instantie een naar ik meende bevredigend antwoord, maar Rik ervaarde het toch als een vorm van negatieve uitsluiting. Nou kan ik dus denken dat Rik gek is, maar ten eerste is dat niet zo en ten tweede lost het niets op om zo te denken. Ik zal dus veel dieper in zijn huid moeten kruipen om ‘mijn’ antwoord te geven in ‘zijn’ taal. Wat dat antwoord is heb ik nog niet uitgewerkt, maar zo zit ik dus in mekaar. Een ander stukje van koorddansen was een discussie per telefoon over de vraag in hoeverre mijn contacten in de christelijke wereld verstandig zijn. ‘U moet uzelf niet te veel inlaten met die Christenen, want dat schaadt uw imago. Niet iedereen binnen Joods Nederland kan dat waarderen.’ Ik ben van mening dat wij in Nederland een harmonieuze samenleving hebben met als motto (althans dat zou het motto moeten zijn) ‘eenheid in diversiteit’, een moderne vertaling van ‘multiculturele samenleving’. Juist omdat het gevaar van polarisatie op de loer ligt is het van belang om coalities te sluiten, zeker ook met de Islamitische gemeenschap waarmee ik langzaam maar zeker ook in contact kom. Ik ben van mening dat dit soort coalities van belang zijn voor Joods Nederland en dus zet ik me daarvoor in. Maar natuurlijk zijn er christenen die het contact met mij uitsluitend willen hebben met als verborgen agenda ‘bekering’. Maar die agenda heeft niet iedere christen. Gelijk ook niet iedere Islamiet Israël de zee wil indrijven. Betekent dat dan dat ik naïef mijn ogen moet en mag sluiten voor haatdragend antizionisme dat antisemitisme pur sang is? Betekent dat dan dat ik denk dat bekeringsdrang dat onze voorouders o.a. op de brandstapels heeft gedreven niet meer bestaat? Vandaag was echt zo’n balanceer-dag, ik voelde me een koorddanser, maar wel een zonder hoogtevrees.

 

Gedurende coronatijd houdt Opperrabbijn Jacobs een dagboek bij voor het Joods Cultureel Kwartier. NIW publiceert deze bijzondere stukken dagelijks.

 

 

RSS
Follow by Email