Afscheid van onze zoon zl. Dagboek van een Opperrabbijn 17 januari 2017

Een week was ik uit de lucht. Geen vakantie, maar het overlijden van onze oudste zoon. Hij lag al bijna drie weken in coma en de prognose was verre van gunstig. Maar waar leven is, is hoop en we hoopten op een wonder. Maar helaas, het wonder bleef uit en vorige week sjabbat om 3:30 uur in de ochtend heeft de Eeuwige hem tot zich genomen nadat wij hem 47 jaar als ons kind mochten hebben. Vorige week zondag was de lewaja, de begrafenis, in Londen. Zijn vrouw laat hij achter. Vanwege corona konden we er niet naartoe. We hadden uitgaande sjabbat met de nachtboot naar Engeland willen varen, maar omdat ongeveer veertig van de tachtig bemanningsleden positief waren getest, konden er geen passagiers aan boord. En de volgende ochtend lukte ook niet omdat we geen test konden krijgen en los hiervan werd ons afgeraden om naar Engeland te gaan……

En toen dus de treurweek. Niet thuis want dat kon niet vanwege social distance, maar in de zaal van een hotel. Voor ons schermen tegen corona. Maar ook ervoor gezorgd dat het bezoek verspreid over de dag zou komen. Van ‘s morgens vroeg tot ’s avonds laat werden we beziggehouden. Tijd om na te denken was er eigenlijk niet. En nu, zondag, is de treurweek voorbij. We hoeven niet meer op een lage stoel te zitten. We mogen weer zelf koken en denken met innige dankbaarheid terug aan al die lieve mensen die voor ons de hele week hebben gekookt. De ingescheurde kleren hebben we uiteraard uitgedaan en we mogen weer gewoon naar buiten.

Ik denk terug aan die week. Aan die honderden e-mails, telefoontjes, WhatsApps en zelfs reguliere brieven. Ik wist niet dat mensen nog gewoon met een vulpen of ballpoint konden schrijven. Wat ging en gaat er in ons/mij om? Wil ik dat met u delen? Ik weet dat ik erg open kan zijn, maar mijn gevoelens en gedachten van zoiets privés met derden delen, lukt me niet. Allereerst is er al geen sprake van ‘ons’. Ik weet dat mijn echtgenote het anders verwerkt dan ik. Hetzelfde geldt voor onze andere kinderen. En dat ‘er anders mee omgaan’ mag en moet ruimte krijgen. Maar één ding hebben wij gemeen, zonder dat dat is uitgesproken: wij weten en zijn ervan doordrongen dat uiteindelijk alles van Boven komt. Onze zoon had kennelijk zijn taak op deze aarde volbracht en keerde terug na een zeer succesvolle vaart. Overal verschijnen artikelen over hem. Omdat hij het summum was van bescheidenheid vertelde hij nooit zoveel. Vandaag heb ik mijn gewone werk weer een beetje opgepakt. Een voormalig collega van mij heeft gezeur op z’n werk en dus telefoongesprekken. En dan de vele condoleances, die nog steeds binnenkomen. Steunbetuigingen, telefoontjes uit Australië, USA, Canada, Zweden, Oekraïne, Israel, België, Frankrijk, IJsland, Zwitserland, Brazilië, Hongarije, Nederland…….Iedereen zegt bijna hetzelfde, maar toch is iedere keer ‘hetzelfde’ waardevol en van grote steun. Hoe belangrijk woorden kunnen zijn. Hoe geweldig zelfs een zwijgend telefoontje. Ik wil daarover in mijn dagboek van morgen verder gaan. Voor vandaag een stukje van een artikel dat in een Israelisch magazine is verschenen en ook in het Engels werd verspreid en dat ik graag met u wil delen:

—————————————————————–

  • Rabbi Reuveni Garbarchik from London writes a farewell column on Yisroel Jacobs, who passed away last Shabbos at the age of 47.

Yisrolik, the heart refuses to believe, to accept, that you are not with us, for several days since you were taken from us abruptly and I still do not find peace of mind.

Taken to the hospital in the dead of night and after weeks of praying and waiting for a miracle came the bitter news, you are gone, God has taken you, all of a sudden.

We will no longer hear your voice declare, “Tracht Gut, Vet Zayn Gut” or “We must thank the Almighty for what we have and ask for more”, not to mention the expectation of the revelation of Moshiach that flowed in your veins and that you made sure to constantly remind us.

You were all full of life, full of a strong desire to experience life to the fullest, to pour real content into your smile, you were a true messenger, of encouragement, of reinforcement, of planting confidence and faith in those around you, in those who came in contact with you, who lived by your side. For others, you have been a wonderful interlocutor, full of interest, know what to respond, feel others, sensitive and encouraging.

You were full of incredible force of a strong desire to succeed in achieving your goals despite the difficulties, despite the limitations, you did not make assumptions, whether it was attending praying with a minyan, whether it was attending class. With incredible determination, you succeeded where others had failed. You opened the door where others saw no way out.

I remember you from many years ago, the student from Holland who studied in Kfar Chabad. Your kind European appearance as well as the quiet you projected caught the eye, you were all full of life in the classes, events, and did not give up experiencing anything.

About two decades ago we crossed paths and since then we have lived together in the same community, in Stamford Hill in London. We met each other while flying from New York to London, when I was travelling to my wedding and you as a cousin of my future wife (the daughter of your uncle) served as my ‘guard’. We got to speak a lot, in fact only then I began to get to know you, understand your greatness, the depth of your understanding, your piety, your pure soul.

 

Over the next few years, we got to spend many hours together, we would sit in classes together, at Farbrengens, at family events, your presence could not be ignored. I remember you sitting in the weekly classes we had here in the community, despite your visual impairment you would sit and at first glance you would seem to be in your own world as if you were not following and not interested, but then suddenly you asked something about what was said in the conversation, and immediately it became clear that you understand and listen well to what was said in class, the questions you asked, the discussions that followed your questions showed you had broad knowledge and deep understanding of the Jewish teachings.

Yisrolik, we will forever remember you as a miraculous figure, strong in the face of challenges, strong in the face of difficulties, as a follower full of innocence, warmth, vitality, love and reverence for G-d. Thank you for the merit of knowing you, the much encouragement that I would receive from you, for the many hours and days together

“And God wiped away a tear from every face” and we will see you very soon speedily with the complete redemption.

Now I will send my heartfelt condolences to your family, the dear Jacobs Family, המקום ינחם אתכם בתוך שאר אבלי ציון וירושלים ולא תוסיפו לדאבה עוד.

The writer in tears and many longings, Reuven Garbarchik

Gedurende coronatijd houdt Opperrabbijn Jacobs een dagboek bij voor het Joods Cultureel Kwartier. NIW publiceert deze bijzondere stukken dagelijks op https://niw.nl/category/dagboek/

 

Een paar losse schroefjes. Dagboek van een Opperrabbijn 7 januari 2021

Doordat ik momenteel bijna de hele dag achter de computer zit kwam ik toevallig 587 foto’s tegen van ‘mijn feestje’ ter gelegenheid van mijn 40-jarig jubileum als rabbijn, inmiddels bijna zeven jaar geleden. Pas nu besef ik, want ik had de foto’s nog niet eerder bemerkt, hoe breed de opkomst was. Met breed bedoel ik dat er vertegenwoordigers waren vanuit de gehele Joodse gemeenschap, leden en niet-leden, vroom en vrij, vriendjes van mij en ook velen die me af en toe het leven onaangenaam maakten. Maar ook vanuit de niet-joodse gemeenschap zie ik kerkelijke en bestuurlijke vertegenwoordigers en ook vele oud-medewerkers van het Sinai Centrum. Ik zie iedereen met elkaar praten, gemoedelijk, eendrachtig. Het ging eigenlijk helemaal niet meer om mij, maar om de ontmoeting. Dicht naast elkaar staan, elkaar in de ogen kijken, warmte uitstralen, handen schudden, schouderklopjes. In deze eerste week van het nieuwe jaar gaf ik meestal acte de présance op Nieuwjaarsrecepties van de Commissaris van de Koning in de diverse provincies. Zoveel mogelijk bezocht ik dit soort evenementen vanwege de persoonlijke ontmoeting, het sociale contact. Het moet haast wel zeker zijn dat ik nu kwantitatief bezien meer contacten heb dan ooit. Meer mensen bereik ik via livestream, via YouTube, via facebook en websites. Maar kwalitatief heb ik zo mijn ernstige twijfels en mijns inziens moet een rabbijn primair gaan voor kwaliteit. Zoom, Microsoft Teams, Tweets, Instagram en Facebook zijn echter uitsluitend geïnteresseerd in de grote getallen, helaas. Maar het is zoals het is, meer dan ooit voelen we dat uiteindelijk alles van Boven komt. Gisternacht ben ik veel te laat naar bed gegaan. Ik moest mijn ESTA en mijn eTA verlengen. Een soort visum om de Verenigde Staten binnen te kunnen komen, de ESTA, en om naar Canada te kunnen gaan moeten je in het bezit zijn van een geldig eTA. Niet dat ik morgen naar de andere kant van de Oceaan ga vliegen, maar mijn waarschuwingssysteem van de (computer van de) ABN-AMRO attendeerde mij erop dat die dingen bijna verlopen waren. In lang vervlogen tijd moest ik voor zoiets naar de ambassade, sprak je een medemens, kon je een vraag stellen, werd je keurig afgeblaft en moest je met een vulpen (een soort niet-digitaal toetsenbord waarin inkt werd gestopt die uit een inktpot werd opgezogen) je naam invullen en verklaren dat je nooit was gearresteerd, geen spion was en niet lijdt aan allerlei nare ziektes. Dankzij corona en dankzij de mondiale digitalisering dreigt ieder intermenselijk contact te verdwijnen: ik word er verdrietig van. Een qua leeftijd hoogbejaarde man die nog steeds jong van geest is, had gehoopt dat ondanks de recentelijk opgetreden fysieke klachten, uit het bloedonderzoek toch zou blijken dat er niets aan de hand zou zijn of op zijn minst dat het zou meevallen. Hij hoopte dat alles met een sisser zou aflopen, zo liet hij mij per email weten. Maar de uitslagen vielen helaas tegen. Hoe graag had ik hem nu thuis bezocht. Even er voor hem zijn. Waarschijnlijk niets zeggen, maar gewoon mijn aanwezigheid voor hem en zeker ook zijn aanwezigheid voor mij. Laten we bidden dat hij ondanks de niet vrolijke ziekenhuis uitslagen, hij toch weer die oude wordt. Dan ook nog een email van een ‘leerling’ van mij. Hij kwam eens per zes weken, in bijna lang vervlogen tijden, vanuit het hoge Noorden des Vaderlands naar Amsterdam. We gingen eerst een broodje Meijer eten en daarna op mijn kantoor lernen. Ik heb hem al meer dan een jaar niet gezien. Hij geeft aan boos te zijn, niet op mij, niet op de Joodse Gemeenschap in ons land, maar vanwege de Oranje versus Joden uitzending op NPO2. Ik kom daar nog weleens op terug, maar nu wilde ik met u delen de inhoud van een brief die ik zojuist ontving. Op zichzelf is het ontvangen van gewone niet digitale brieven al iets heel bijzonders, want de post brengt wel bijna dagelijks pakketjes, maar brieven blijven uit. Maar nu dus wel een envelop met daarin een echte brief op papier en een dvd. Nu kan ik die dvd gelukkig niet afspelen want met de aanschaf van mijn nieuwe hoogwaardige vrij dure laptop, beschik ik niet meer over een dvd-speler. De schrijver is een niet-joodse man uit Duitsland die z’n beklag doet over de kerk waarbij hij is aangesloten. Naar ik begrijp uit zijn schrijven is hij wel of niet homoseksueel, heeft hij geen adamsappel en voelt hij zich alleen door rabbijnen geaccepteerd en niet door de pastors van zijn eigen kerk. Vervolgens legt hij mij uit wat hem wel en wat hem niet lichamelijk aantrekt en op de dvd zou hij een en ander ook in een soort ‘seksuele voorlichting voor beginners’ visueel uitleggen. Wat moet ik hier nu weer mee? Hoe gek en gestoord hij ook moge zijn, is het wel een medemens in nood. Maar omdat hij ook cc’s per reguliere post heeft verzonden, ga ik er maar van uit dat Duitse rabbijnen hem maar moeten benaderen en nog logischer zou het zijn als de Kerkelijke Gemeenschap waartoe hij zegt te behoren hem van een goede psychiater kan voorziet, want er zitten wel een paar schroefjes los.

Gedurende coronatijd houdt Opperrabbijn Jacobs een dagboek bij voor het Joods Cultureel Kwartier. NIW publiceert deze bijzondere stukken dagelijks op https://niw.nl/category/dagboek/

 

 

 

 

Antenne ‘aan’ of ‘uit’ ? Dagboek van een opperrabbijn 6 januari 2021

Soms word ik blij en na enig nadenken een beetje verdrietig. Vanuit Israël werd mij bovenstaande foto gestuurd van de sjoel uit Terborg! Eerst dacht ik dat een Israëlische toerist in Terborg was geweest, maar toen realiseerde ik me dat er vanwege corona geen Israëlische toeristen in Nederland kunnen zijn en dat de sjoel in 1945, net voor het einde van de oorlog, getroffen was door een bom van de geallieerden en totaal verwoest. Maar na even nadenken en het bijgevoegde bericht gelezen te hebben begreep ik dat het een replica betreft van de sjoel die eens in Terborg stond en nu in een stadje in Israël staat. Prachtig, dacht ik. Een soort eerbetoon aan de leden van Terborg die niet ‘terugkwamen’. Leeft Terborg toch nog een beetje en dan nog wel in Israël. Maar anderzijds een keihard teken dat wat eens was er echt niet meer is. De Thorarollen waren overigens in de oorlog verborgen en overleefden dus wel. De leden van de Joodse gemeente nauwelijks.

Eindelijk kwam Mishpacha weer in de bus. Mishpacha is een magazine dat wekelijks uitkomt in het Engels en in het Ivriet. Een wereld aan bijzonder interessante artikelen vanuit de gehele Joods orthodoxe wereld. Al meer dan twee maanden niets meer ontvangen, terwijl ons abonnement echt betaald was. Na de nodige telefoontjes werd het een paar weken in een reguliere onherkenbare envelop gestuurd. Dat het ‘Joodse post’ was, kon niet gezien worden. Het kwam aan, en daar ging het om. En vandaag weer de eerste ontvangen zonder onherkenbare envelop maar gewoon in een doorzichtige plastic verpakking. Duidelijk herkenbaar Joods. Aangekomen uit Israël, alleen op de kop af twee maanden te laat. Ik ben benieuwd of de andere zeven ontbrekende uitgaven ook nog aankomen. Ik denk nu iets wat ik eigenlijk niet mag denken: misschien werd het niet doorgestuurd omdat het duidelijk Joods oogde. Niet goed dat ik zo denk! Maar het blijft vreemd dat hetzelfde magazine in een onherkenbare envelop moeiteloos op tijd komt en een zichtbaar Joods tijdschrift maanden later of helemaal niet. En toch zie ik absoluut niet achter iedere boom een antisemiet. Maar soms is het lastig om de balans te vinden tussen naïviteit, realiteit en achterdocht.

Wat belangrijk is voor een rabbijn, speciaal in deze periode, is om het Nederlands meer dan goed te beheersen. Ik herinner mij dat ik ooit een aanbod heb gekregen om de opperrabbijn van Zürich te worden. Hoog salaris, emolumenten, dienstwoning en de vorige rabbijn van Zürich, de voormalige opperrabbijn van het Israëlische leger Piron, had mij voorgedragen. Ik had dus zeer goede papieren, zoals dat heet. En toch heb ik er nauwelijks over nagedacht. Een van de redenen was dat ik, hoewel ik goed Duits sprak, toch bang was de nuances niet voldoende te kunnen oppakken. In het Nederlands meen ik daartoe erg goed in staat te zijn. En dus deed een heel onschuldig bijna inhoudsloos emailbericht, dat ik gisteravond heel laat ontving, mij vermoeden dat er achter de letters een grote zorg schuilging. Ik dus gewoon de telefoon genomen, hoewel het al tegen middernacht liep. Het klopte. De schrijfster, een door-en-door goede vrouw, was erg bezorgd. Angst voor corona, angst voor het welzijn van haar kleindochter die net met de corona was begonnen. Ik hoop en vermoed dat mijn telefoontje op het juiste moment met, naar ik meen, de passende woorden, heeft geholpen. Een rabbijn wordt geacht zijn antenne en voelhorens steeds uit te hebben staan. ‘Uit’ te hebben staan? Of moet ik schrijven ‘aan’ te hebben? Maar of het ‘uit’ of ‘aan’ is doet er niet echt toe, want het gaat om de vaak onzichtbare betekenis, emotie en diepgang die ‘achter’ de woorden verborgen kan liggen. Een diepgang die niet alleen te vinden is achter het geschreven woord, maar ook en vaak juist in het visuele contact, de lichaamshouding, de blik in de ogen. En dat uiterst belangrijke ‘vertalen’ gaat verloren in deze voor velen uiterst moeizame en deprimerende corona-periode. En dus wordt er een extra beroep gedaan op rabbijnen om ook achter geschreven en telefonische woorden vertaalslagen te maken en signalen op te vangen. Of die antenne nou uit of aan staat is niet relevant, zolang de drager van de antenne maar door de woorden kan heen kijken.

Gedurende coronatijd houdt Opperrabbijn Jacobs een dagboek bij voor het Joods Cultureel Kwartier. NIW publiceert deze bijzondere stukken dagelijks op https://niw.nl/category/dagboek/

 

 

De file lijkt opgelost, maar de schade is groot. Dagboek van een Opperrabbijn 5 januari 2021

Ik wou dat ik eindelijk kon stoppen met mijn dagboek. Niet dat er niet genoeg gebeurt, niet dat ik het saai vind om iedere dag te schrijven of dat ik het te belastend vind, helemaal niet. Ik hoop te kunnen stoppen omdat mijn dagboek een dagboek is van ‘opperrabbijn in coronatijd’ en de coronaperiode me begint te irriteren. Het klinkt allemaal prachtig. Via zoom veel meer bereik dan voorheen, de bijeenkomsten hebben veel meer deelnemers, we moeten ook na corona vooral gebruik blijven maken van, etc. etc. De waarheid is dat persoonlijk sociaal contact onvervangbaar is. Het is niet voor niets dat bijvoorbeeld de sjoeldiensten een quorum van tien man nodig hebben om het tot een volwaardige dienst te kunnen maken. Natuurlijk moeten we ook als we niet over een minjan (het vereiste quorum) kunnen beschikken onze dagelijkse gebeden uitspreken, maar ideaal is dat niet. Mijn telefoontje aan die mijnheer die moederziel al maanden alleen thuiszit is een slecht surrogaatmiddel voor het bezoekje dat ik zo graag had gebracht. Ja, door de telefoon kunnen we heel veel zeggen. Maar de lichaamstaal ontbreekt. Omdat ik me kennelijk even verveelde ben ik gaan kijken naar de diverse YouTube ’s die op de een of andere manier de wereld zijn in geslingerd nadat ik ergens een lezing had gehouden (zonder publiek). Ik zie dan indrukwekkende getallen. Het wonder van Chanoeka: 4929 keer bekeken. Het echte verhaal van antisemitisme: 5628. Israel event SGP: 9230. Hoe lezen Joden de Bijbel: 22.000. Dit is dan uitsluitend op YouTube. Maar die lezingen zijn kennelijk ook nog te volgen geweest via livestream, facebook en nog meer van die termen die door mijn kleinkinderen goed worden beheerst en voor mij nog niet helemaal duidelijk zijn. Maar ondanks die indrukwekkende getallen ben ik niet tevreden. Als ik een lezing geef heb ik respons nodig. Ik moet gezichten zien, lichaamstaal, visueel contact. Toen ik in 1985 officieel benoemd werd en geïnstalleerd tot rabbijn van het Inter Provinciaal Opperrabbinaat, dat toen nog de verwarrende naam Opperrabbinaat Utrecht droeg, kreeg ik meteen van diverse kanten kritiek. Dat hoort kennelijk zo. U weet wel: hoofd boven maaiveld. Of het wel of niet verstandig is weet ik nog steeds niet, maar ik neem iedere vorm van kritiek serieus. Ik herinner me twee kritische opmerkingen die ik ter hand had genomen. De eerste luidde dat mijn uitspraak van het Nederlands te plat Amsterdams was. Met name de L klonk niet goed. Ik dus naar de logopedist. Haar reactie: onzin. Maar ondertussen heeft ze me wel leren ademen via mijn buik hetgeen ervoor zorgt dat je minder vermoeid raakt bij het geven van lezingen. Een tweede kritiek was dat ik te emotioneel sprak. Ik dus naar een gezaghebbende tv-presentator en mijn probleem voorgelegd. Zijn reactie was duidelijk: een verslaggever moet afstandelijk en neutraal overkomen. Een rabbijn moet juist betrokkenheid en positieve emotie uitstralen. Ook Ton Lutz, hoogleraar dramatologie, had me eens ‘bekeken’ en mij geadviseerd om steeds met de toehoorders oogcontact te houden. Dat oogcontact is van belang voor mijzelf en voor de toehoorder. Ik kan namelijk via het oogcontact zien hoe de aandacht is en aan de hand van die vluchtige analyse mijn woorden aanpassen. En het oogcontact prikkelt de toehoorder om te luisteren. Al met al is het dus duidelijk dat Zoom, BlueJeans, Microsoft Teams, Facebook, YouTube en Livestream allemaal erg fijn zijn, maar gewoon lijfelijk aanwezigheid is echt niet vervangbaar. En dat ontbreekt dus en maakte me vanochtend verdrietig omdat door corona het menselijke sociale contact ernstig wordt beschadigd. Maar het is zoals het is, het gaat zoals het gaat. Depressief worden is niet goed. Maar we moeten er wel voor waken om het nieuwe-normaal als normaal te gaan aanvaarden, want dat nieuwe-normaal heeft weliswaar het fileprobleem opgelost en milieutechnisch is het een zegen, maar we mogen onze ogen niet sluiten voor de sociale schade die velen psychisch diep beschadigt. Grote alertheid is geboden!

 

 

Gedurende coronatijd houdt Opperrabbijn Jacobs een dagboek bij voor het Joods Cultureel Kwartier. NIW publiceert deze bijzondere stukken dagelijks op https://niw.nl/category/dagboek/

 

Claire en Hijman. Dagboek van een Opperrabbijn 4 januari 2021

“Dit berichtje komt uit Wollongong, Australië waar wij een kleine Joodse gemeenschap hebben.

Ik wilde U vragen of Hijman Jacobs (1843-1872) misschien in uw familielijn voorkomt? Zijn achterkleinkind die ooit een student was op onze lokale universiteit (~1970), is verteld dat zijn overgrootvader een Rabbijn is geweest in Amsterdam.” Aldus de e-mail die ik hedenochtend ontving uit Wollongong-Australië. Nog nooit gehoord van een rabbijn Jacobs uit Amsterdam, maar wat niet is kan nog komen. Ik bedoel niet dat ik ambities heb om rabbijn van Amsterdam te worden, maar het zou zomaar kunnen zijn dat ik op het spoor ben gekomen van een voorouder waarvan ik het bestaan niet kende. Misschien was hij geen rabbijn en werd alleen maar rabbijn genoemd omdat hij leraar was. Ik ben zeker geen nazaat in de directe lijn, maar wellicht was hij een neef van mijn vader en dus wel een echte Jacobs. En als het ook maar een beetje klopt moet ik dat zeker ook met Claire delen. Claire, hoor ik u vragen. Wie is Claire?

Claire en ik delen dezelfde overgrootouders Salomon Levie Jacobs en Froukje Jacobs-Leek, die beiden zo’n honderd jaar geleden zijn overleden. Samen stonden wij zo’n tien jaar geleden op de begraafplaats van de Joodse Gemeente in Muiderberg. Wij lijken op elkaar en hebben volgens mijn vrouw dezelfde gelaatstrekken. Ik denk ook dat wij beiden gemengde gevoelens hebben over Aletta Jacobs met wie wij beiden dezelfde familierelatie hebben. Trots over haar inzet voor gelijkberechtiging van de vrouw en tegen de gangbare achterstelling, maar ook hebben wij beiden moeite met bepaalde onderdelen van haar strijd/levensvisie op het gebied van de ethiek. Claire en ik behoren beiden tot de orthodoxe kern van de Joodse gemeenschap. Mijn lieve zorgzame en overbezorgde vader heeft me altijd verteld dat er van de familie Jacobs nog één persoon in leven moet zijn. Een achternichtje met de naam Claire, kleindochter van zijn tante Bella, de zus van zijn vader. Mijn opa Jacobs had een zus en drie broers. Allen vermoord met kinderen, aangetrouwde kinderen en kleinkinderen. Een neef, Sampe, had de oorlog overleefd maar had zijn vrouw en kind verloren in een van de kampen. Hij was op de bruiloft van mijn ouders in 1948 het enige familielid van de kant van Jacobs. Sampe, zo vertelde mijn vader mij, was zwaar depressief en is hertrouwd met een vrouw uit Manchester. Er wordt een meisje geboren die de naam Claire krijgt. Korte tijd na de geboorte komt Sampe te overlijden. De moeder van Claire hertrouwt. Met wie en waar wist mijn vader niet. Maar de naam Claire ben ik niet vergeten. Zo’n tien jaar geleden krijg ik een telefoontje van de Joodse Gemeente Den Haag. Een zekere Claire is op zoek naar haar afkomst. Ze woont in Melbourne. Ik hoefde niet lang na te denken, heb de telefoon genomen en heb met Claire gesproken, mijn achternicht, de enige nog in leven zijnde Jacobs. Zij wilde weten wie haar grootouders waren geweest en ook details over haar vader. Haar moeder was maar korte tijd getrouwd geweest met hem en wist feitelijk maar bar weinig over hem te vertellen. Omdat mijn vader toen aan het begin stond van dementie heb ik aan Claire gezegd dat ze, als ze nog details van mijn vader wilde horen over haar opa en oma, ze nu moest komen. En dus ontmoette ik een week later Claire. Dat gevoel was heel bijzonder. Nu nog, als ik terugdenk, schieten mij de tranen in de ogen. Mijn opa en haar oma waren broer en zus. Nadat ze mijn vader ontmoet had zijn we samen naar Muiderberg gegaan en stonden vol ontroering voor de graven van Salomon Levie Jacobs en Froukje Jacobs-Leek, onze gezamenlijke overgrootouders. Claire is opgevoed door haar moeder en haar tweede vader. Maar er is haar niet verteld dat haar stiefvader niet haar echte vader was. Die stiefvader heeft nooit onderscheid gemaakt tussen Claire en de later geboren kinderen. Moeder en stiefvader wilden haar niet belasten met de echte vader die er niet meer was. Of dat ethisch juist of onjuist was, is niet meer relevant. Zo hadden haar moeder en stiefvader besloten met de beste bedoelingen ter wereld. Twee weken voor haar choepa-huwelijk hebben ze aan haar aanstaande man verteld dat de echte vader van Claire niet meer leeft. Hij, de aanstaande echtgenoot, wilde dat Claire dat ook te weten komt, maar vanwege de mogelijke emotionele klap hadden ze besloten om te wachten tot een week na de bruiloft. Ze heeft het aangehoord, tot zich genomen, emotioneel verwerkt, maar er verder niets mee gedaan. Ze was net getrouwd, bezig een gezin op te bouwen, daarna kinderen……en toen, tien jaar geleden, toen de kinderen inmiddels uit huis waren en zij en haar man het rijk voor zichzelf hadden, wilde ze weten: “Wie waren mijn grootouders en wie was mijn vader?” Ik heb nog iemand kunnen vinden die haar vader heel goed had gekend. We hebben de graven gevonden van de ouders van haar vader en we hebben elkaar gevonden. Eigenlijk zijn we alleen maar verre familie van mekaar, twee mensen die elkaar nooit eerder hadden ontmoet. Maar beiden zijn we nazaten van dezelfde overgrootouders, leven we in hun voetsporen, zijn beiden voor zover bekend de enige overlevenden van die grote familie Jacobs. Beiden dankten we G’d dat we daar samen mochten staan op de begraafplaats van de Joodse Gemeente Amsterdam, want we beseften dat bij de meeste graven op de Joodse begraafplaatsen nooit iemand zal komen, omdat er niemand meer is overgebleven. En terwijl ik mijn dagboek bijna had afgesloten ontving ik per e-mail een uitnodiging van Claire voor de choepa van een van haar kleinkinderen op 5 januari in Monroe New York

En nu dus die e-mail uit Wollongong, Australië. Misschien duikt er toch nog een Jacobs op: Hijman Jacobs. Ik wacht af!

Gedurende coronatijd houdt Opperrabbijn Jacobs een dagboek bij voor het Joods Cultureel Kwartier. NIW publiceert deze bijzondere stukken dagelijks op https://niw.nl/category/dagboek/

 

Toeslagenaffaires. Dagboek van een Opperrabbijn 3 januari 2021

De dagboek-opzet van het JCK, Joods Cultureel Kwartier, was om een indruk te krijgen van mijn leven in coronatijd. Af en toe vergeet ik bijna dat er corona heerst, maar zo rond Oud en Nieuw werd ik wel keihard op de feiten gedrukt. Overvolle ziekenhuizen en de dreiging dat artsen moeten gaan oordelen over leven en dood. Wie nemen we op en wie laten we aan z’n lot over.

Ondertussen heb ik voor het eerst in mijn leven Oudejaarsavond gekeken naar een Nieuwjaarsshow omdat ik nieuwsgierig was en omdat ik er zelf ook in optrad: ‘Oud en Nieuw van christenen voor Israël.’ En hoewel ik een beetje had voorgenomen om te gaan kijken naar de oudejaarsconference van Joep van het Hek, heb ik dat toch maar niet gedaan. Reden: 1: verkwisting van tijd. 2: hoewel ik zeer goed tegen grappen kan en er best met van alles en nog wat de spot mag worden gedreven, vind ik vloeken onacceptabel. Even een korte uitleg ad 1: Vanuit het Joodse denken is het onjuist om tijd te verkwisten. Ontspannen is prima. Ik wandel dan ook iedere dag omdat dat goed is voor lichaam en geest. Maar echt helemaal niets doen of iets dat volkomen zinloos is, dat niet. Waarom lees ik dan wel kranten en luister ik braaf naar het nieuws, vraagt u zich af. Want, laten we eerlijk zijn, of ik nu wel of niet op de hoogte ben van het aantal dagelijkse coronabesmettingen heeft niet veel nut. Integendeel! Ik word er redelijk depressief van en met mij vele anderen.  Ook al die waanzinnige complottheorieën over het vaccin behoren niet tot mijn geliefde lectuur. Anderzijds heb ik nieuwsinformatie nodig om te weten hoe wanneer te handelen of om in staat te blijven bijvoorbeeld mijn dagboek te schrijven en/of een Joodse visie te geven op de actualiteit. Maar iedere seconde het nieuws volgen is totaal onnodig. Het zinvol besteden van de tijd is een belangrijk Joods gebod. Wat betreft 2, het vloeken. Ik zit in het Comité van aanbeveling van de Bond tegen het Vloeken. Ik ben daarvoor indertijd benaderd en heb ja gezegd. Ik zit in tal van Comités van Aanbeveling (ik beveel dus heel wat aan!), maar zit nooit ergens in om er maar in te zitten, maar laat mijn naam alleen gebruiken als ik de doelstelling van de Stichting onderschrijf. En vloeken vind ik onaanvaardbaar omdat het kwetst. Dus: vrijheid van meningsuiting met een beperking. En juist vanwege die in mijn optiek noodzakelijke beperking, dus zit ik braaf in het Comité van Aanbeveling van de zwaar christelijke Bond tegen het Vloeken.

Vrijdagavond en sjabbat verliepen zoals wekelijks, alleen maakte ik me zorgen over onze vrijdagavond ‘stamgast’ die duidelijk veel vermoeider was dan gewoonlijk, niet goed liep en aangaf dat hij op Oudejaarsavond in z’n eentje elf oliebollen had gegeten, terwijl hij juist erg moet oppassen met suiker. Meteen na sjabbat heb ik hem gebeld om te vragen hoe het hem is vergaan, maar G.Z.D. maakt hij het goed. Mijn kleinzoon uit Engeland die hier dus nog steeds klem zit tussen Engeland en Israël, waar hij studeert, weet eigenlijk bar weinig over zijn Nederlandse voorouders. En dus vertelde ik wat ik weet en kwam tot de conclusie dat ikzelf over de 80% van mijn familie die ‘niet terugkeerden’ helemaal niets weet. Er werd over hen thuis niet gesproken!  Terwijl ik uitleg wat voor verschrikkingen de oorlog hier teweeg heeft gebracht, besloot ik hem te laten kijken naar ‘De zaak Menten’ met Engelse ondertiteling. Ondertussen heb ik zelf ook voor de zoveelste keer (mee)gekeken. Los van de oorlogsmisdadiger en de oorlogsmisdaden die worden getoond en die niet vergeten mogen worden, blijf ik me ergeren aan de corruptie rondom Menten. Overheidsfunctionarissen die zich laten omkopen, met rechtszaken worden bedreigd, Hans Knoop die ontslagen wordt, zijn fotograaf die gigantisch aan hem verdiend moet hebben en uiteindelijk zich ook laat omkopen. Ik denk aan de Toeslagenaffaire. Hoe heeft dit kunnen gebeuren in ons landje! En dit soort kwesties gebeuren nog steeds, dagelijks.  Corona is een plaag, maar de Toeslagenaffaires zijn dat ook. Ik schrijf bewust Affaires in het meervoud. Want de Toeslagenaffaire is boven water gekomen (met dank aan de media!), maar wat speelt er nog meer aan affaires die onzichtbaar waren en/of zijn? Ik ken er nog wel een paar!

 

Gedurende coronatijd houdt Opperrabbijn Jacobs een dagboek bij voor het Joods Cultureel Kwartier. NIW publiceert deze bijzondere stukken dagelijks op https://niw.nl/category/dagboek/

 

Het Tabernakel is verdwenen. Dagboek van een Opperrabbijn 30 december. 2020

Dit wordt dan het laatste dagboek van 2020. Als ik terugblik heb ik heel wat afgeschreven. En hoewel Rosj Hasjana, Joods Nieuwjaar, niet te vergelijken valt met Oud en Nieuw, kan het toch echt geen kwaad om ook even bij de wisseling van het maatschappelijke jaar op een Joodse manier stil te staan.

 

De Joodse Gemeente waar ik woonachtig ben begint het nieuwe jaar erg goed, want op sjabbat 2 januari vindt er al in de oudst in gebruik zijnde synagoge van West-Europa een bar-mitswa viering plaatst. En ‘mijn gemeente’ (tussen aanhalingstekens, want alle gemeenten in mijn Inter Provinciaal Opperrabbinaat voelen en zijn ‘Mijn Gemeenten’) had gisteravond een Algemene Leden Vergadering. Dat was een goede zoom-bijeenkomst. Wat was het algemene beeld dat ik eraan overhield? Leden die betrokken zijn, bestuurders die zich uit de naad lopen. Hoewel er sprake is van een kleine gemeente en een outsider zich dan kan afvragen of er dan wel zoveel te besturen valt, werd het duidelijk gemaakt, iets dat voor mij niet nieuw is, dat een Joodse Gemeente allerlei verplichtingen krijgt toebedeeld door de maatschappij waarin we leven. Juist omdat we zo klein zijn en juist omdat antisemitisme helaas sterk aan het toenemen is, komen er vragen vanuit de niet-Joodse omgeving voor rondleidingen, lezingen, representatie. In feite zijn alle bestuurders ook een beetje rabbijn en is de rabbijn ook parttime bestuurder, zoals u inmiddels wel uit mijn dagboeken duidelijk zal zijn geworden.

In de niet-Joodse gemeenschap worden er voor verenigingen en organisaties veelal verkiezingen gehouden. In Joods Nederland gebeurt dat uiteraard ook, omdat dat statutair een verplichting is. Maar helaas is de spoeling erg klein en zijn daarom vaak dezelfde personen die je op verschillende bestuurlijke bestuurszetels tegenkomt. Geweldig dat die enkelingen zoveel op zich nemen en zo de continuïteit garanderen, maar tegelijkertijd is te lang dezelfde bestuurders ook weer niet goed. Wat zich in mijn gemeente afspeelt zien we helaas in heel Joods Nederland. Zwoegende bestuurders die geheel belangeloos tijd en vaak ook eigen geld om-niet ter beschikking stellen. Om-niet? Neen! Hun inzet zal na dit aardse bestaan, en hopelijk ook al gedurende het leven, beloond worden. Zij houden ondanks alles, het Nederlandse Jodendom in stand. Hulde!

Ondertussen bemerk ik dat ik al een algemene terugblik op het digitale papier heb vastgelegd.

Wat heb ik zelf gedaan? En wat is er voor mij gedaan? Mijn echtgenote had in allerijl twee grote partytenten begin mei in onze tuin laten plaatsen opdat de sjoeldiensten gedurende het Wekenfeest en alle daaropvolgende diensten op de sjabbat en in de zomerperiode ook iedere ochtend, ondanks corona en met voldoende ventilatie doorgang konden vinden. Inmiddels maken we weer gebruik van de echte sjoel en stonden die tenten maar in onze tuin te staan. Gezien ik geen goede klusjesman ben, bleven ze ook maar staan, want dat is niet zomaar even weer ingeklapt. En wat gebeurde er vandaag? Drie sterke jonge Amersfoortse jongens en een krachtig Australisch meisje, geen van hen Joods, kwamen ons Tabernakel, de Tent-Sjoel, afbreken! Ongevraagd, spontaan aangeboden, zomaar om ons te helpen. Geweldig toch! Een van hen heeft ons ook, ook weer ongevraagd, enige jaren geleden geholpen om alle glasscherven bijeen te vegen nadat een van onze ramen met drie keien aan gruzelementen was gegooid. En omdat hij er toen toch al was heeft hij iets van een traliewerk op onze toenmalige schutting gemonteerd om herhaling te voorkomen.

Vandaag heb ik ook alle maandelijkse automatische overschrijvingen voor 2021 online ingepland. Tussen de 10% en de 20% van mijn inkomen behoor ik van de Joodse wet aan Tsedaka, goede doelen, te geven. Gelijk ik op een vaste datum mijn geld binnenkrijg, zo ook wil ik direct na ontvangst, dit mooie gebod vervullen. Bovendien zal ik het zo nooit vergeten. Dat ik daarnaast natuurlijk afhankelijk van de vraag ook spontaan ga geven, staat hierbuiten en kan ik niet inplannen. Maar die 10% ligt dus vast! Misschien vraagt u zich af waarom er aan dit gebod een maximum zit.

Ik heb veel contact met iemand die moet zien rond te komen van een broodmager salaris. Hoe hij het redt weet ik echt niet. Maar desondanks is hij altijd aan het geven. Geweldig! Maar…de 20% bovengrens geeft een soort ingebouwde waarschuwing af: pas op. Tot hier en niet verder. Het is geweldig om de medemens te helpen, maar dat helpen mag er niet toe leiden dat jijzelf aan de bedelstaf geraakt.

Oud en Nieuw is voor velen een kwestie van gezelligheid, het glas heffen, vuurwerk en helaas ook voor te veel losbandigheid. Dit jaar zal het allemaal helaas veel ingetogener moeten. Maar laten we van de nood een deugd maken. Laten we allen proberen om Oud en Nieuw zinvoller te maken. Gebruiken om terug te blikken. Niet omdat het leuk is om dat te doen, maar om te leren van het toen naar het nu en het morgen. Laten we ons door het afgelopen jaar laten inspireren. Waar kunnen we onszelf verbeteren? Hoe kunnen we voor de medemens meer betekenen? En voor onszelf? Wat er allemaal fout is gegaan is verleden tijd, maar door de foutjes op een rij te zetten kunnen we een prachtig beleidsplan maken voor 2021.

Een goede jaarwisseling, een gezegend beleidsplan en goede gezondheid, fysiek en geestelijk.

En terwijl ik deze wens net heb neergeschreven zie ik door het raam dat ons Tabernakel, de Tent-Sjoel, verdwenen is.

Met dank aan die drie sterke jongens en dat ene meisje. En natuurlijk ook aan mijn Blouma die de oprichtster was van het Tabernakel in onze tuin.

 

 

Gedurende coronatijd houdt Opperrabbijn Jacobs een dagboek bij voor het Joods Cultureel Kwartier. NIW publiceert deze bijzondere stukken dagelijks op https://niw.nl/category/dagboek/

 

 

Niets bereikt, maar wel geluisterd. Dagboek van een Opperrabbijn 29 december 2020

Een ietwat saaie dag ligt in het verschiet. Het is nu 7:00 uur en dus de perfecte tijd voor mijn ochtendkoffie maar nog te vroeg voor het ochtendgebed. Mijn agenda is leeg voor vandaag en dus ben ik bezorgd wat te doen. Als ik helemaal niets dreig te moeten doen kan ik altijd nog gaan schrijven of bellen. Bellen naar mensen die eenzaam zijn is altijd, helaas, buitengewoon zinvol. En ook kan ik vooruit gaan schrijven. Dagboeken vooruit schrijven kan niet, want dan is het geen dagboek meer. Maar Rab&Rik moet ik zelfs vooruit schrijven want het moet optrekken met de Sidra-Schriftlezing van de week. Rab (dan ben ik) schrijft de levensles en Rik stelt daarop per keer twee vragen die ik dan weer moet beantwoorden voordat de week begint. Wellicht weet u niet wat Rab&Rik is, dan hierbij een korte uitleg zo overgenomen van www.cip.nl :

Gedurende het Joods jaar wordt de hele Thora gelezen in de synagoge. Opperrabbijn Jacobs deelt drie keer per week een wijze levensles aan de hand van het Schriftgedeelte van die week. Naar aanleiding van die les stelt Rik enkele vragen, waar de rabbijn weer antwoord op geeft. Rab en Rik is een boeiend initiatief waarbij je vanuit het oudste boek ter wereld lessen leert voor vandaag!

Ik lig inmiddels met vier weken voor op Rik en kan de voorsprong natuurlijk verder opvoeren. Er liggen ook nog twee lange e-mails die ik telefonisch moet beantwoorden. De ene schrijver is ziedend teleurgesteld op G’d en daarom indirect ook op mij. Waar was G’d in de Auschwitz? De schrijfster, een weduwe die in de jaren ’50 is geboren en haar problemen staan volledig los van de jaren ’40- ‘45, koppelt die vraag aan de woorden bij de schepping “Want Hij zag dat het goed was”: Mijn leven was een grote hel, maar Hij zag dat het goed was! E-mail-schrijver nummer twee vertrouwt mijn relatie met de christelijke wereld niet. Volgens hem word ik onbewust doelwit van een sluwe manier van bekering. Beide e-mailschrijvers geven aan ongelovig te zijn. Dat e-mail-schrijver twee dat zegt, begrijp ik. Maar dat e-mail-schrijfster nummer één dat verkondigt, kan ik niet goed plaatsen. Want als er dan volgens haar geen Schepper is, waarom dan boos worden op die Schepper?

 

Ik verlaat dit dagboek. Het is inmiddels klokke acht en dus tijd voor mijn derde kop koffie en het ochtendgebed. Tot straks!

 

Inmiddels heb ik een langdurig gesprek gehad met de weduwe. Uiteraard heb ik eerst heel goed geluisterd, haar de tijd gegeven, geen telefoontjes tussentijds opgenomen van derden. Ik was er voor haar. Heb ik wat bereikt? Denk ik dat ik haar boosheid heb kunnen wegnemen? Denk ik dat ze nu een gelovige vrouw is geworden? Heeft ze begrepen dat als G’d volgens haar überhaupt niet bestaat dat het dan ook niet aan de orde kan zijn om op Hem boos te worden? Geloof ik dat ik haar heb kunnen overtuigen van haar tegenstrijdige gedachtegangen? Neen, neen en neen. Maar, en dat verwacht u waarschijnlijk niet van mij, ik had ook niet de illusie om haar op andere gedachten te brengen. Waarom ik haar dan had gebeld? Ze wilde haar boosheid uiten, afreageren, aandacht en begrip. Die belangrijke aandacht heb ik haar mogen geven. Niet meer en niet minder. Ik was niet uit op resultaat. En wat zij verder met ons gesprek wil doen, is aan haar. Maar uiteraard heb ik haar wel met woorden toegesproken, we hebben gediscussieerd over haar boosheid richting G’d die voor haar dus niet bestaat. Wat heb ik kort samengevat gezegd?

Door de eeuwen heen heeft het Joodse volk vele ballingschappen moeten doorstaan. Vele keren stonden ze aan de vooravond van een nieuw en onbekend ballingschap. Steeds weer waren ze ervan overtuigd dat uiteindelijk ook aan dat ballingschap weer een eind zou komen. En ook ik, als individu, maak ballingschappen mee. Moeizame perioden in het leven. Hoe kijk ik tegen het voor mij liggende ballingschap aan? Ontken ik dat het eraan komt? Raak ik in paniek? Word ik suïcidaal?

De Thora brengt een levensles die van vitaal belang is. De les dat we voordat we proberen te begrijpen, er eerst van doordrongen dienen te zijn dat we niet alles kunnen vatten. Slavernij, intens lijden, ondragelijke pijn en verdriet kunnen wij mensen niet begrijpen. Maar we dienen er wel van doordrongen te zijn dat al dat van Boven komt in essentie goed is, ook als we er geen touw aan kunnen vastknopen. En die kracht om ondanks alles toch te aanvaarden, hebben wij van onze voorouders Awraham, Jitschak en Ja’akov meegekregen. Als rabbijn in een Psychiatrisch Ziekenhuis werd ik dagelijks met afschuwelijke geestelijke pijn geconfronteerd. Mensen die kampten met ziekten, dwangmatige stemmen hoorden, met onaanvaardbare spanningen thuis of op het werk, met huiselijke vetes, met kinderen die niet de weg bewandelen die hun ouders graag hadden gezien en met verlies van dierbaren. Mijn taak was om te helpen waar mogelijk. Wat ik leerde en leer ik nog steeds van al die misère? Van de meeste narigheid leer ik dat ik niet moet zeuren over mijn eigen pijn en dat ik zeker niet moet proberen om alles te willen begrijpen!

Met e-mail-schrijver twee heb ik nog geen contact gehad. Heeft ook minder haast, want hij lijdt niet, maar is bang dat ik ga lijden als ik me laat bekeren. Maar gezien ik me echt niet laat bekeren (alleen al niet omdat ik dan mijn baantje als opperrabbijn wel kan schudden) en mijn christelijke vrienden dat ook echt niet willen, bel ik morgen wel of overmorgen. Zijn er dan geen christenen die Joden willen bekeren? Zeker wel, maar die behoren niet tot mijn christelijke vriendenkring!

 

 

 

Gedurende coronatijd houdt Opperrabbijn Jacobs een dagboek bij voor het Joods Cultureel Kwartier. NIW publiceert deze bijzondere stukken dagelijks op https://niw.nl/category/dagboek/

 

Een reactie op een reactie op mijn dagboek. Dagboek van een Opperrabbijn 28 december 2020

Sjabbat aanstaande zal er een bar-mitswa zijn in de sjoel van Amersfoort. Het zal een ingetogen en bescheiden feest worden. Ouders hebben voor de ‘gasten’ die na afloop van sjabbat per zoom een bijeenkomst hebben, een pakket rondgebracht met een flesje wodka om Lechajim te kunnen zeggen, een gevlochten kaars waarmee we afscheid maken van de sjabbat en het door-de-weekse weer beginnen, een flesje druivensap en nog van alles en nog wat. Zielig? Los van al het coronagezeur is deze manier van bar mitswa vieren eigenlijk perfect en voor mijn gevoel écht bar mitswa. Ik herinner mij van jaren geleden een bar mitswa feest dat eigenlijk niets meer te maken had met zogenaamde kerkelijke meerderjarigheid. Een medewerker van het Okura Hotel in Amsterdam wist me te vertellen dat enige dagen voorafgaand aan een bar mitswa diner het personeel door de gangen achter flamingo’s moest aanhollen. Die beesten waren ingehuurd om bij het feest acte de présence te geven, maar moesten wel vooraf een soort gewenningsperiode ondergaan en dat liep dus niet zo best. Nog even los van het dierenwelzijn vind ik dan zo’n corona bar mitswa feest toch meer bar mitswa.

Ik was weer druk aan het zoomen. Een sjioer-cursus voor de Jarchei Kallo. Een jaarlijks terugkerend evenement eind december georganiseerd door Rabbijn Katz uit Amsterdam die jaar in jaar uit de organisatie op zich neemt met sprekers uit binnen- en buitenland. Dit jaar dus alles per zoom. Ik heb gesproken over geestelijke verzorging. Kern van mijn verhaal was dat een geestelijk verzorger geestelijk moet blijven en geen psycholoog moet gaan spelen. Sterker nog. Ik ben de mening toegedaan dat, hoewel het natuurlijk een vereiste is dat de geestelijk verzorger (in de psychiatrie) goed weet wat er speelt bij patiënten met een psychiatrisch defect, toch moet de geestelijk verzorger zichzelf blijven. Als volgt heb ik dat verwoord: Als jonge frisse Geestelijk Verzorger begon ik 46 jaar geleden mijn prachtige taak als Geestelijk Verzorger in de psychiatrie en in de zorg voor de verstandelijk gehandicapten. Ik voelde me onnozel, niet medisch, niet echt aanvaard. En dus leerde ik de namen van de pilletjes uit m’n hoofd en kende hun bijwerkingen. Termen als manisch depressief, schizofreen, paranoia werden een deel van mijn dagelijkse taalgebruik. Ik deed het zo goed dat mij werd aangeboden om een studie klinische psychologie te gaan volgen. En toen schrok ik wakker! Wie ben ik dan dadelijk? De psycholoog of de rabbijn? Ik was voorgoed genezen van mijn medische façade. Natuurlijk wist en kende ik ook de wereld van de psychiatrie en was ik er heel goed van doordrongen dat ik werkzaam was in een psychiatrische setting en niet in een synagoge, maar ik was heel alert om toch vooral mezelf te blijven, Geestelijk Verzorger die putte uit zijn eigen religieuze bronnen, opdat de geestelijke dimensie geestelijk blijft. Mocht u geïnteresseerd zijn om een samenvatting van mijn lezing te ontvangen? Schroom niet en stuur me dan even een e-mail rabbi.jacobs@ipor.nl .

Vanochtend sjoeldienst (ochtendgebed) in Almere. Mijn schoonzoon, rabbijn van Almere, staat met een niet aflatende energie midden in de polder. Overal treft hij Joodse gezinnen voor wie Amsterdam en Amstelveen te duur zijn, die dus dan maar naar de polder trekken maar toch hun Jodendom niet willen vergeten. Ieder sjabbat is er dienst en regelmatig ook op maandagochtend. Nu is de maandagochtend nog kantje boord om het minjan, het vereiste quorum van tien man, bij mekaar te krijgen, maar wacht maar af: het gaat er komen zonder hangen en wurgen.

Verder ontving ik per WhatsApp een aangrijpende reactie op een reactie op mijn dagboek van 24 december. (Kunt u het nog volgen, een reactie op een reactie op mijn dagboek?) Ik citeer: Ik ben me wezenloos geschrokken en kan er niet van slapen. Ik heb uw dagboek van 24 december nog maar eens gelezen en de reactie (op CIP) die eronder stond. Het is voor mij duidelijk dat het antisemitisme nog steeds door vele christelijke aderen klotst. Wij worden gehaat. Dat komt door onszelf, staat er. We zijn een etniciteit met vele nare eigenschappen, zoals o.a. hoogmoed. En omdat dat niet wenselijk is, is de enige manier om vrede te brengen op deze aardbol: ” het afschaffen van het Joodse ras!” Ik werd er ziek van, het bleef spoken in mijn hoofd.  

Ik heb aan bovenstaande niets meer toe te voegen.

De dag werd afgesloten met een zoom-vergadering over de aangepaste verordening Brit Mila, waarmee maar weer eens duidelijk wordt:

Vervolgingen komen en gaan

Maar Thora en Traditie blijven gewoon bestaan.

 

 

Opperrabbijn Jacobs houdt een dagboek bij voor het Joods Cultureel Kwartier. NIW publiceert deze bijzondere stukken dagelijks op https://niw.nl/category/dagboek/

 

Wederzijds respect. Dagboek van een Opperrabbijn 27 december 2020

Ik heb een bijna echte dagboek-vakantie gehad, want zowel donderdag, vrijdag, sjabbath en zondag hebt u niets van mij ontvangen.  Was ik dagboek-moe? Helemaal niet! Integendeel, want ik begon al bijna afkickverschijnselen te vertonen. Laat ik een rabbinale uitleg geven aan mijn korte dagboekvakantie: Op sjabbat mag ik geen ‘werkzaamheden’ verrichten. Maar ook is het mij niet toegestaan om niet-joden, die geen werkverbod hebben op de sjabbat, voor mij te laten werken. Voorbeeld: mijn auto moet gerepareerd worden. Ik lever de auto een minuut voor het begin van de sjabbat af bij de garage en haal hem direct na de sjabbat weer op. De garagemonteur moet dus voor mij op de sjabbat werk verrichten. Niet geoorloofd! Maar wat als ik de auto voor het begin van de sjabbat breng en aangeef dat ik de auto, waaraan maar een paar uurtjes gewerkt zal moeten worden, in de loop van maandag kom afhalen en de garagemonteur besluit om mijn auto toch op de sjabbat te gaan repareren, dan is dat zijn keus waarvan ik geen voordeel en geen nadeel ondervind en dat voor mij ook zeker niet nodig was. Zonder verdere vragen te gaan beantwoorden, want zo’n wet roept natuurlijk veel vragen op, leer ik hieruit een prachtig principe: Ik mag de niet-joodse garagemonteur niet dwingen om voor mij op de sjabbat te werken, maar ik moet hem ook de gelegenheid geven om de reparatie op een dag te doen die voor hem aanvaardbaar is. Met andere woorden: we houden rekening met elkaar!

En daarom schrijf ik nooit dagboeken op vrijdag, omdat die op onze Joodse rustdag, de sjabbat, bij de lezers aankomen. Maar ik wil ook niet dat niet-joodse lezers van mij op zondag een dagboek ontvangen, de christelijke rustdag. En dus verkeerde ik heel even in dubio: wat doe ik met de kerstdagen? Voor mij zijn het gewone-door-de-weekse dagen, maar voor vele van mijn dagboekeniers hebben die dagen een religieuze betekenis. En dus vind ik het niet passend dat mijn dagboek in de niet-joodse Inbox verschijnt op voor de ontvanger gewijde dagen, gelijk ik het fijn vind als met mijn Hoogtijdagen ook rekening wordt gehouden.

Dit ‘rekening houden met’ heeft me jaren geleden een probleem opgeleverd. Ik was namelijk uitgenodigd bij de kroning van koning Willem-Alexander, hetgeen ik een enorme eer vond, maar ik was teleurgesteld dat het afscheid van koningin Beatrix op Jom Kippoer had zullen plaatsvinden in de Ahoy Hallen in Rotterdam. Waarom was ik teleurgesteld? Joodse Feestdagen stonden toen sinds enkele jaren niet meer vermeld in de diverse agenda’s en kalenders, waardoor door de organisatoren, naar ik vermoedde, Jom Kippoer over het hoofd was gezien. De reden was/is natuurlijk dat wij dermate klein waren geworden dat vermelding in agenda’s niet meer nodig werd bevonden. Dát deed me verdriet. De vertaalslag die mijn verdriet toen kreeg o.a. in het NRC was dat ik teleurgesteld was in koningin Beatrix en dat bericht zou de koningin hebben bereikt. Totale verkeerde weergave gevolg van mijn kennelijk onduidelijke boodschap. Ik heb de eer gehad uitgebreid met koningin Beatrix te hebben gesproken en haar opstelling richting Joodse gemeenschap en die van Prins Claus was zonder enige twijfel zeer pro-joods en pro-Israël. Maar mijn dubbel te interpreteren droefenis lag ten grondslag aan de ‘verkeerde’ interpretatie van het NRC. En dus ben ik sindsdien nog oplettender om al hetgeen uit mijn pen voortkomt op meerdere vertaalslagen te controleren. En zelfs als ik iets zeg voor een microfoon schiet er vooraf een soort ‘spellingscontrole’ door mijn hoofd.

Maar mijn spellingscontrole functioneert af en toe ook als een soort voorgeprogrammeerde antwoordmachine. U heeft waarschijnlijk wel eens meegemaakt dat uw telefoontje of uw computer automatisch woorden neerschrijft die u dan weer moet deleten om verder te kunnen of u verstuurt berichten die kant nog wal raken, maar wel al verstuurd zijn. Zoiets heb ik ook af en toe bij het beantwoorden van lastige vragen. Voorbeeld (echt gebeurd): Premier Netanyahu had de Joden uit Frankrijk opgeroepen om naar Israel te verhuizen vanwege het opkomend antisemitisme. Prompt krijg ik een microfoon voor mijn mond gedrukt met de vraag: Wat vindt u hiervan? Dat was een lastige, voelde ik meteen aan. Als ik namelijk zeg dat ik het met hem eens ben, dan zeggen Nederlanders die me niet zo mogen dat dit bewijst dat ik geen Nederlander ben of op z’n best zullen ze kunnen zeggen dat ik hier niet thuishoor. En als ik zeg dat Netanyahu niets over ons, EU-Joden, te zeggen heeft, dan beschaam ik Netanyahu. En dus kwam de volgende reactie uit mijn mond: ‘Geweldig dat Israel bestaat en dat Joden daarheen kunnen als het in Europa te antisemitisch wordt. Natuurlijk bestond deze open uitnodiging al veel langer want met de oprichting van de Staat Israel kreeg iedere Jood ter wereld een plaats waar hij als Jood kon leven zonder vervolgd te worden. Maar of ik wel of niet mijn Nederland verlaat laat ik niet bepalen door angst voor terreur’. Nadat ik deze paar zinnen had gezegd aan de jouranalist, was ik zelf verbaasd over mijn antwoord. Want: ten eerste viel ik Netanyahu niet af en ten tweede toonde ik duidelijk dat Nederland mijn geboorteland is en ikzelf bepaal of ik Nederland wel/niet wil verlaten. Ik was onder de indruk van mijn briljante reactie. U ziet, af en toe komt de hulp zichtbaar van Boven!

 

 

 

Gedurende coronatijd houdt Opperrabbijn Jacobs een dagboek bij voor het Joods Cultureel Kwartier. NIW publiceert deze bijzondere stukken dagelijks op https://niw.nl/category/dagboek/

 

RSS
Follow by Email