Dagboek van een Opperrabbijn, 30 september 2020

Doordat ik gisteren de hele dag niet heb bewogen, want ik zat of bij die conferentie of in de auto, ben ik nu al wakker. Het is tien voor drie in de ochtend. En dus heb ik me voorgenomen om dadelijk, als het echt ochtend is en ik het ochtendgebed heb uitgesproken, een stevige wandeling te gaan maken. En de rest van de dag? Vanmiddag komen er een aantal mensen op bezoek. Mensen die anders op mijn Rabbinaat zouden zijn gekomen. Maar omdat ik vanuit huis werk, komen ze nu naar Amersfoort en worden ze ontvangen in de tentsjoel/sjoeltent en niet in ons huis vanwege ventilatie en social distance. En verder zie ik wel wat er op mij afkomt. Of niet. Maar meestal is er altijd wel wat aan de rabbinale hand. Sowieso moet ik mijn zoomcursus voor de 60+, die ik donderdagmiddag ga geven, voorbereiden. Zo’n voorbereiding is qua tijd lastig in te schatten, maar enige uren zal het vergen. En ondertussen, als ik van verveling niet meer zou weten wat te doen, kan ik vast mijn toespraken voor de eerste dagen Soekot, het Loofhuttenfeest, voorbereiden. Dat zullen we in ieder geval al vier zijn. Een voor ingaande Soekot, dus vrijdagavond, een overdag bij de sjoeldienst, dan weer een toespraak zondagavond en dan zondag overdag bij de sjoeldienst. Voor mezelf moet ik wel aantekeningen maken wanneer ik wat zeg. Geen uitgeschreven toespraken, maar wel punten per toespraak op schrift om te voorkomen dat ik niet alle vier de toespraken door mekaar haal. Vier toespreken fabriceren neemt een fiks aantal uren die ik vandaag of morgen zal moeten inplannen.

Maar het regulier kantoorwerk gaat ook door, maar dan vanuit huis. Zojuist een zogenaamde rabbinale verklaring afgegeven. Om lid te kunnen worden van een Joodse Gemeente of om elders in de wereld een Choepa, een Joods religieus huwelijk, te kunnen krijgen of om aan een pasgeboren jongetje een Brit Mila, besnijdenis, te kunnen geven, moet er een bewijs van Jood-zijn worden getoond. En dus wordt er van mij regelmatig om zo’n verklaring gevraagd. Uiteraard geef ik uitsluitend zo’n verklaring af als het Jood-zijn, hetzij van geboorte of vanwege een toetredingsprocedure, bewezen is. In feite heet zoiets een Jood-Verklaring, maar vanwege alle nare mogelijke associaties noem ik dat altijd een Rabbinale-Verklaring. Klinkt iets vriendelijker!

Overigens heeft die boze meneer van gisteren (zijn boosheid was terecht!) het gesprek, nadat ik excuus had aangeboden en toegezegd persoonlijk de plechtigheid rond de onthulling van de grafzerk te zullen leiden, afgesloten met de volgende woorden: “zo, nu ben ik het kwijt en heeft u (dat ben ik dus) het probleem.” Dat deed me denken aan Moos en Saar. Het is midden in de nacht en Moos kan maar niet slapen. “Waarom slaap je niet?”, vraagt Saar. “Nou”, zegt Moos, “ik heb van onze buurman en onze goede vriend Sam tienduizend Euro geleend maar ik zie geen enkele mogelijkheid om het terug te betalen en pieker me dus suf.” Saar begint hierop te bonken op de muur. Sam wordt wakker en brult wat er aan de hand is. “Sam”, antwoordt Saar, “Moos kan je die tienduizend Euro onmogelijk terugbetalen.”  Dit gezegd hebbend zegt ze tegen haar Moos: “Zo, nu kan hij verder piekeren en jij rustig slapen”.

En toch ben ik tevreden dat die boze mijnheer met zijn klacht over de niet goed verlopen begrafenis mij heeft gebeld. Natuurlijk ben ik niet schuldig, maar wel verantwoordelijk en dus was mijn excuus oprecht gemeend en hoop ik dat de boosheid, of beter verwoord de teleurstelling, door mij is overgenomen en bij de familie enigszins verzacht is.  Hij reageerde in ieder geval zeer positief op mijn voorstel dat ik zelf de plechtigheid ga leiden bij de onthulling van de matsewa-grafzerk.

Maar: Ik heb inderdaad slecht geslapen, maar dat doe ik al jaren!

Gedurende coronatijd houdt Opperrabbijn Jacobs een dagboek bij voor het Joods Cultureel Kwartier. CIP publiceert deze bijzondere stukken dagelijks

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

RSS
Follow by Email