“Zeer geachte Opperrabbijn”. Dagboek van een opperrabbijn 29 november 2020

“Steeds frequenter en steeds intenser lees ik de volgende aflevering van uw dagboek.

Het is voor mij (vooral) de ethiek, de aanwijzingen daarvan, waar (ook) ik zoveel aan heb. Zo belangrijk (vooral ook) in deze tijd.

Het is vooral ook zo belangrijk dat u ons daarmee richting geeft dat wij (vooral van u) zo nodig hebben.

Ik denk daarbij, om maar iets te noemen, wat dat betreft wat u zegt over de Ysselsteyn-kwestie. Wat mij zo goed doet is dat u uw eerste visie, resultaat van oppervlakkige waarneming, feitelijk gedeeltelijk herroept en nuanceert nadat u zelf in Ysselsteyn bent geweest en u uzelf heeft laten voorlichten en goed heeft geluisterd naar de achterliggende bedoeling, waardoor u de nuance kon aanbrengen.  Zeer gefeliciteerd.”

Bovenstaande geeft mij een goed gevoel, want ik ben mezelf voortdurend aan het afvragen of ik wel goed bezig ben. Ik herinner mij Prof. Hans Bloemendal, de chazan-voorzanger, die na afloop van een uitvoering meestal drijvend nat van het zweet was, zo heeft hij mij persoonlijk verteld. Altijd weer was hij bang niet optimaal te hebben gezongen! Als ik een toespraak houd of een lezing geef, voel en zie ik of het overkwam. Maar een digitaal dagboek dat bij de lezer ergens heel ver weg op een scherm verschijnt, verklapt geen enkele reactie. Ik weet zelfs niet of het wordt gelezen! En als er wel reacties zijn, dan verschijnen die op facebook, waartoe ikzelf geen toegang heb. Maar mijn doel en mijn opdracht als rabbijn is om mensen tot steun te zijn vanuit het Jodendom. En daarom was bovenstaande reactie belangrijk voor mij. Binnen dit kader was het ook fijn dat ik een korte bijdrage mocht leveren aan een vergadering van zakenmensen die bijeenkwamen om te spreken over de ethiek van het zakendoen. Ik heb daar de volgende geschiedenis verteld. Een succesvolle zakenman bracht een bezoek aan zijn Rebbe. Het was de eerste keer dat hij de Rebbe thuis bezocht en wat hem opviel was de armoedige inrichting. Alles wat nodig was, was er, maar meer dan ook niet. Rebbe, vroeg de zakenman, waarom woont u zo armoedig? Een man van uw niveau, met uw contacten en uw invloed behoort in een riante villa te wonen, niet in een armoedig flatje. Mag ik je wat vragen, vroeg de Rebbe op zijn beurt. Waar woon jij dan? Ik, antwoordde de zakenman, ik woon in een paleis van een huis met alle voorstelbare luxe. En, vroeg de Rebbe verder, als je voor inkopen naar Leipzig gaat, waar woon je dan? In Leipzig, waar ik slechts een paar keer per jaar kom, heb ik een flatje. Maar, zo vervolgde de Rebbe, het past toch niet voor een groot zakenman als u om in een eenvoudig flatje te vertoeven! Dat klopt antwoordde de zakenman, en daarom heb ik een schitterende woning in mijn vaste woon- en verblijfplaats, maar in Leipzig ben ik maar tijdelijk. Hetzelfde geldt voor mij ook, reageerde de Rebbe. Mijn vaste woonplaats bevindt zich na dit aardse bestaan en daar hoop ik een riante bungalow te verwerven. Maar mijn verblijf hier op aarde is slechts tijdelijk. Geld is een middel, maar geld is niet het doel, probeerde ik de zakenlui bij te brengen. Of ze het hebben begrepen, weet ik dus niet want niemand was aanwezig.

Omdat ik afgelopen week toch nog even voor een gesprek op mijn Rabbinaat was in Amsterdam, bemerkte ik post die daar al wekenlang op mij lag te wachten. Waarom niemand even de moeite had genomen om de post door te sturen, is mij onduidelijk. Een van de brieven was van meer dan een maand geleden. Een drama wordt beschreven. Een Joodse grootvader die door zijn niet-joodse vrouw wordt verraden en zo in Auschwitz belandt en vergast.  Na de oorlog werd de vrouw door haar kinderen voor het gerecht gedaagd en belandt ze in de gevangenis. Haar kinderen worden op verschillende adressen ondergebracht. Een van hen, die dus volgens de Joodse wet niet-joods is, is nu hoogbejaard en wil graag Joods begraven worden op een Joodse begraafplaats. Haar dochter vraagt mij om te helpen, hoe dat zou moeten weet ik nog niet. Maar zeker is dat ik mijn uiterste best ga doen, maar niet nadat ik eerst mijn excuus zal hebben aangeboden, want een brief van 18 oktober beantwoorden op 26 november, is niet juist, eigenlijk onacceptabel! Welke oplossing het zal zijn, weet ik dus niet, maar ik zal er alles aan doen om een oplossing te vinden. Aan mij om creatief te denken, zonder de halaga ook maar op enigerlei geweld aan te doen, want halaga is halaga. Halaga betekent ‘wet’, maar in het woord halaga zit ook het woord ‘beweging’. Of er bewogen kan worden in dezen en hoe die beweging zal zijn: We gaan het zien. En als het onverhoopt niet gaat lukken, omdat er geen beweging in te krijgen is? Dan heeft dat dan ook zo moeten zijn en gaan we dat accepteren. Maar eerst op zoek naar ruimte om te bewegen!

Gedurende coronatijd houdt Opperrabbijn Jacobs een dagboek bij voor het Joods Cultureel Kwartier. NIW publiceert deze bijzondere stukken dagelijks op https://niw.nl/category/dagboek/

 

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

RSS
Follow by Email