Dagboek van de Opperrabbijn 4 aug. 2025

Dr. Aletta Jacobs feminist, geen extremist.

De negende van de maand Menachem Aw ligt weer achter ons. De verwoesting van beide Tempels in Jeruzalem hebben we herdacht met vasten, op de grond zitten, treur… 9 Aw is/was de treurigste dag van de Joodse kalender. Het begin van het galoet, de ballingschap, waarin we ons nog steeds bevinden.

En toch, hoe vreemd het ook moge klinken, ondanks de afschuwelijke beelden die ons bereikten van de gijzelaars, het summum van sadisme, het bijna onstuitbare antisemitisme, had ik de laatste dagen ook positieve ervaringen. Tijdens een van mijn snel-wandelingen ontwaarde ik een groepje jongeren met, ik druk me netjes uit, een niet-zo-Nederlandse-afkomst. Ze waren met z’n vijven en twee scooters waarvan een op z’n kop stond en dus kennelijk pech had. Even in mezelf een snelle inschatting: omkeren en wegwezen? Doen of mijn neus bloed? Er negerend langslopen? Vriendelijk groeten? Ik verkoos het laatste en na een beleefd goede-middag-groet vroeg ik ze of ze hulp nodig hadden met het repareren van hun scooter. Ze leken blij verrast door mijn vriendelijke bejegening en vroegen of ik verstand had van dynamo’s. Ik reageerde hierop positief want ooit tijdens de natuurkunde les in de vijfde klas van mijn middelbare school was hieraan aandacht besteed. Van mijn technische dynamo-kennis hoefde echter geen gebruik gemaakt te worden want terwijl mij naar mijn dynamo-technisch kunnen was gevraagd door een van de jongens, bleek dat ding alweer te werken, was de scooter weer berijdbaar en liep ik verder. Geen onvertogen woord, geen enkele nare blik, eigenlijk een en al beleefdheid en vriendelijkheid. Zo kan het dus ook.

Kom ik thuis, open mijn computer en wat lees ik in mijn inbox: Net zag ik op YouTube in een programma dat Rob Oudkerk had gezegd dat de Nederlandse Joden in Nederland niet meer veilig zouden zijn. Dat is een enge gedachte. Wat mag ik doen om ze te helpen? Ik laat het aan u over, u bent opperrabbijn. Groetjes, Annie. Geen idee wie Annie is, maar zo’n aanbod en zo’n blijk van medeleven doet goed.

Er wordt aangebeld, ik doe open en zie: de wijkagent die komt informeren naar ons welzijn en om ook gewoon even bij te babbelen. Hij was al twee keer eerder geweest, maar beide keren kon ik hem niet binnenlaten. De eerste keer had ik bezoek van een mijnheer die diep in de misère zat en van verre was gekomen om zijn verdriet te bespreken.  De tweede keer was ik online in een lastig langdurig gesprek met een jonge Europese rabbijn over een gecompliceerd geval van wel/niet Joods van een jongeman die op korte termijn onder de choepa wilde gaan en nu plotseling bleek geen Joodse moeder te hebben.

Nu had ik dus wel de tijd en hadden we een goed en bijna pastoraal therapeutisch beveiligingsgesprek. Mijn kleinzoon uit het Hoofdgerucht, zoals de Telegraaf-columnist Rob Hoogland onze hoofdstad Amsterdam denigrerend noemt, was een paar dagen bij ons. Met zijn negen jaar jong was zo’n wijkagent in vol ornaat natuurlijk bijzonder interessant. Hij mocht het politie-jasje aan, op vele knopjes drukken en zelfs plaatsnemen op een heuse politiemotor. Het enige waar hij op de motor niet aan mocht komen was de sirene, maar alle andere toeters en bellen mocht hij in- en uitdrukken.

Beveiliger in opleiding, flitste door mijn hoofd. Van mij mag hij later zeker vrijwilliger worden bij BLeW, bij Leven en Welzijn, de Joodse beveiligingsorganisatie die dag en nacht klaarstaat om waar nodig te komen beveiligen. Waar de politie niet de gelegenheid heeft om aanwezig te zijn, staat BLeW paraat. Het zal u verbazen, maar ooit was ik een van de eerste leden van BLeW, dat toen nog niet zo heette. Een aantal jongeren, waartoe ik ooit behoorde, zag het gevaar van het antisemitisme opkomen en besloot een stille eigen beveiligingsgroep op te richten om daar waar nodig aanwezig te zijn. De groep Stoppelman, heette die voorloper van BLeW. Paul Stoppelman is nog actief als beveiliger, maar van die groep is natuurlijk nauwelijks nog iets of iemand over. Paul dus en mijn persoontje. Dit alles speelde ongeveer vijfenveertig jaar geleden en dus was ook ik nog zo’n vijfenveertig jaar jonger dan vandaag.

Licht na licht is niet echt opvallend, maar licht na duisternis wel. Na 9-Aw gaan we richting de Hoge Feestdagen. Ik moest gisteren al een artikel inleveren voor een krantje dat over een paar weken verschijnt, dus ik zit al met mijn hoofd in die periode van de Hoge Feestdagen, die in het Hebreeuws de Ontzagwekkende dagen worden genoemd. Dagen die dus ‘ontzag’ moeten opwekken. Ontzag voor de Eeuwige, onze G’d, de Schepper van de wereld. Maar ook ontzag voor Overheid, voor politie, voor de medemens. En daar ligt een gigantisch probleem want er dreigt anarchie, naar politie wordt niet meer geluisterd. De periode dat op ethisch gebied alles mag en alles kan, heeft zich uitgebreid naar fysiek geweld. Beroepsdemonstranten overheersen onze eens zo rustige Nederlandse calvinistische samenleving waarin polderen het sleutelwoord was. De zwart-wit mentaliteit bestond nog niet. Extremisme was een woord dat waarschijnlijk nog niet eens was uitgevonden en altijd werd naar de gulden middenweg gezocht. Polarisatie was net zo onbekend als genderneutrale toiletten en dames mochten gewoon vrouwelijk zijn zoals ook de directeur van mijn lagere school gewoon de directrice was evenals de conductrice in de tram of trein. Die tijden zijn voorbij, waarbij ik me wel blijf afvragen waarom de directrice directeur is geworden en niet de directeur gewoon directrice. Voor mijn moderne gevoel is dit tegen het beginsel van gelijkheid. Ik weet niet hoe Dr. Aletta Jacobs hierover gedacht zou hebben. Hoewel ze familie was, kan ik het haar niet meer vragen omdat zij op 10 augustus 1929 op 75-jarige leeftijd was overleden. Maar hoewel ik haar uiteraard nooit heb kunnen kennen, weet ik wel hoe de Jacobsen denken en dus ben ik er bijna geheel van overtuigd dat in haar feministische denken er gewoon twee toiletten hadden mogen blijven bestaan en de directeur en directrice vredig naast elkaar hadden mogen leven. Want Dr. Aletta Jacobs streed met faveure voor de rechten van de vrouw, maar een extremist was ze echt niet.  

Dagboek van de Opperrabbijn 30 juli 2025

“Mijd het kwade en doe het goede, zoek de vrede en streef er naar”.  

Hoewel mijn geheugen me af en toe in de steek laat, weet ik zeker dat ik mijn dagboek nog nooit eerder ben begonnen met een vers uit Tehillim-Psalmen (34:15) om de eenvoudige reden dat mijn dagboek niet door mij werd bedoeld als een stichtelijke preek, maar als een dagboek om buitenstaanders de gelegenheid te bieden een kijkje te nemen in het leven van een Joodse Opperrabbijn. Nu ben ik ervan doordrongen dat spreken over een Joodse Opperrabbijn net zo’n pleonasme is als een Joodse Synagoge, het groene gras of, om het maar ongenuanceerd en uitdagend de politiek in te trekken: de Joodse Staat Israël. Als ik de spellingscontrole van mijn computer loslaat op bovenstaande tekst dan wordt automatisch het bijvoeglijk naamwoord groen verwijderd, want gras is altijd groen. Bij de Joodse Synagoge en de Joodse Rabbijn gebeurt er echter niets, terwijl ik er bijna zeker van ben dat bij de Rooms-katholieke Paus het rooms-katholieke verwijderd zal worden omdat de paus per definitie katholiek is en dus is er sprake van pleonasme. Maar waarom grijpt de spellingscontrole niet in bij de Joodse synagoge en de Joodse rabbijn? Heeft niets van doen met voorgeprogrammeerd antisemitisme want een spellingscontrole heeft geen vrije wil en kan daarom niet voor of tegen zijn en zelfs niet tegen Joden. Los hiervan moeten we ervoor waken om achter iedere boom een antisemiet te zien, hoewel… De onbekendheid met alles wat met Joden en Jodendom te maken heeft groeit per dag.  Dat ik als Jood in Nederland ben geboren is voor velen niet te vatten omdat in de huidige Nederlandse samenleving Joden in Israël zijn geboren en niet uit Nederland afkomstig kunnen zijn. En de Joodse synagoge moet ook als Joods bestempeld worden omdat het woord synagoge niet meer wordt gekend. Onwetendheid! En u kent de Nederlandse uitdrukking: ‘onbekend maakt onbemind’ en ‘wat een boer niet kent, eet hij niet’.

Onwetendheid en onbekendheid vormen een belangrijke oorzaak van het huidige zich in een groeispurt bevindende anti-Joods gevoel. Maar het is natuurlijk niet uitsluitend gebrek aan kennis. Volgens het Joodse denken bestaat de wereld uit goed, kwaad en fiftyfifty. Het moge duidelijk zijn dat het kwade te allen tijde geweerd moet worden en het goede omarmd. ‘Mijd het kwade en doe het goede’.  Maar wat te doen met de fiftyfifty categorie? Met criminelen valt niet te onderhandelen, maar die vormen echt niet de meerderheid van de samenleving. Door en door goede mensen behoeven niet beïnvloed te worden om een goed mens te zijn, ze zijn het van nature, komen altijd op voor het welzijn van de maatschappij in haar volle breedte, staan dag en nacht klaar voor de medemens ongeacht zijn religie, etniciteit, intelligentie en zelfs maken ze geen onderscheid tussen arm en rijk. Maar ook zij zijn niet dik bezaaid.

Aan de middengroep, de fiftyfifty, de overgrote meerderheid, de kudde die de makkelijkste weg volgt en zomaar de verkeerde kant kan opgaan: aan hen moet gewerkt worden: zoek de vrede en streef ernaar!

De kudde in mezelf, het automatisme om mee te doen met de overweldigende meerderheid, daaraan dient ieder mens te werken. In dat middensegment bestaat geen eenrichtingsverkeer. Ieder heeft keuzevrijheid en iedere gemeenschap dus ook. En daarom wil ik met u delen de e-mail die ik ontving van Tanja Haseloop, burgemeester van Oldebroek, die naast haar vele functies ook landelijk voorzitter is van het  Nationaal Comité Herdenking Capitulaties 1945 (Wageningen45) en die dinsdag jl. na een bezoek aan Kamp Amersfoort het Joodse monument in Amersfoort aandeed, maar leest u zelf:

Geachte opperrabbijn Jacobs, amice,

Dank u wel voor de ontmoeting gisteren met Maud Peper-Dahme en de groep docenten uit de VS. Het was een heel emotionele ontmoeting, niet alleen voor Maud maar voor alle aanwezigen. Als meisje van 6 is Maud met haar zusje in 1942 ondergedoken in Oldebroek, de gemeente waar ik nu burgemeester mag zijn. Haar ouders gaven hun kinderen mee aan een vreemde. Ze vertrouwden iemand die beloofde voor de meisjes te zorgen. Maud en haar zusje verbleven tot het eind van de oorlog eerst in Oldebroek en toen dat niet meer veilig was, in Elburg. Het gezin overleefde de oorlog en emigreerde naar de VS.  Sinds de jaren 80 van de vorige eeuw komt Maud jaarlijks met een groep docenten naar Europa om de vernietigingskampen te bezoeken en vervolgens in Nederland haar onderduikadressen. Om haar verhaal te vertellen, om de verhalen van iedereen die het niet meer na kan vertellen door te geven. Om de geschiedenis te delen met docenten uit de VS, zodat zij het kunnen delen met hun leerlingen. Ook schreef ze een boek: ‘Chocola, de smaak van vrijheid’. Zoals ze daarin schreef: “we moeten vergeven om verder te kunnen leven. We kunnen niet leven onder de last van onze haat”.

Ik heb Maud 3 jaar geleden voor het eerst ontmoet. Een oudere dame, inmiddels 89. Afgelopen jaar, 80 jaar na de bevrijding, hebben we haar levenswerk kunnen bekronen met een Koninklijke Onderscheiding. Ze was aanwezig bij het Defilé in Wageningen op 5 mei waar u haar ontmoette. Maar het meest indrukwekkende was misschien wel het bezoek aan het Borneoplein in Amersfoort. Het herdenkingsmonument was toen nog niet helemaal klaar, maar als oud inwoner van Amersfoort toen al een heel bijzonder moment voor Maud.

Eergisteren bezochten we het monument samen met ‘haar’ docenten, nadat we een bezoek brachten aan Kamp Amersfoort. U was daar om de groep te ontvangen, er was verbinding en herkenning. Voor Maud heel emotioneel om op die plek in gedachten dicht bij haar opa’s en oma’s, een dienstmeisje, haar oom en tante en haar neefjes te zijn. Bijna 85 jaar nadat ze, zonder het zich toen bewust te zijn, afscheid van ze had genomen.

Dit bezoek, maar ook zeker ons contact, houdt me de afgelopen dagen bezig. Ik was getuige van verbinding die tijd overbrugt, die generaties overbrugt, die een oceaan overbrugt. Dat geeft hoop in een tijd waarin we te vaak zien dat polarisatie de medemenselijkheid verdrukt. Ik hoop dat we ons samen kunnen blijven inzetten voor een wereld waarin respect en liefde voor de ander de verschillen overbrugt.

Met vriendelijke groet,

T.H. Haseloop-Amsing

Burgemeester

 

 

Dagboek van de Opperrabbijn 27 juli 2025

Soedan, China, de Congo, Haïti, Myanmar, Afghanistan, Syrië, Gaza…

Ieder heeft zo zijn zwakten. Een van mijn problemen is dat ik me altijd goed kan herinneren wat ik heb gezegd, maar vaak niet meer waar en wanneer. En dus, toen ik gevraagd werd om vrijdag jl. een verhaal te vertellen voor de vierendertig jongens van Gan Israël, onderdeel van Chabad Zomerdagkamp, ter afsluiting van twee weken Joodse zomerpret, heb ik geïnformeerd bij de leiding of ik het verhaal van ‘de hoteleigenaar en de wijnhandelaar’ al eens had verteld. Nee dus, werd me verzekerd, ik had het vorig jaar en het jaar daarvoor echt niet verteld! Maar eenmaal voor de groep staande bleek dat een paar jongens het verhaal al kenden, van een vorig jaar. Dat was jammer omdat ik graag iets had meegegeven wat de kinderen nog niet kenden. Maar het was ook verheugend omdat de paar kinderen die het al eerder hadden gehoord het verhaal nog helemaal kenden en zelfs de strekking goed hadden onthouden. En wat was de strekking dan, hoor ik u vragen:

Uiteindelijk komt alles van Boven! Maar achteroverleunen is onjoods!

Helaas heb ik, ook weer afgelopen week, een aantal bezorgde Joodse Nederlanders mogen spreken die angstig zijn vanwege het antisemitisme, want onze politici blijven weliswaar benadrukken dat ze zo van Joden houden, maar de Staat Israël scoort bij hen diep beneden het vriespunt. Het lijkt er verdacht veel op dat tegen-Israël-zijn trendy is en louter op emoties en een chronisch gebrek aan feitenkennis is gebaseerd. Kunnen we hier nog blijven wonen? Beter naar Israël verhuizen? Maar is Israël dan wel veilig?  Door angst en onzekerheid gedreven, wenden ze zich tot de rabbijn voor een soort risicoanalyse of een advies, maar vooral voor steun.

Maar dat de antisemitisme problematiek niet stopt bij de grenzen van Nederland, maar een mondiale ziekte is die heel Europa teistert, werd me wel duidelijk tijdens de driedaagse rabbijnen conferentie in Eindhoven. De RCE, Rabbinical Center of Europe, organiseert een paar keer per jaar bijscholing voor jonge rabbijnen. En hoewel ik mezelf nog steeds erg jong voel, was ik, hoewel ik me niet voor de driedaagse conferentie had ingeschreven, toch gevraagd om een deel van het programma bij te wonen. De grote lokale organisatoren waren rabbijn Simcha Steinberg en zijn rabbaniet Rina. Behalve een perfecte organisatie, heeft zich hier iets afgespeeld dat ik elders nog niet zo nadrukkelijk had meegemaakt. Het programma stond in het teken van de vraag hoe om te gaan met antizionisme=antisemitisme. Toen ik dinsdagmiddag arriveerde was de conferentie, een dag eerder begonnen, in volle gang in de synagoge van Eindhoven, de thuishaven van de Steinberg-familie.  Zo’n bijscholingsconferentie heeft kennisverrijking als hoofddoel, maar kennismaking als een belangrijk nevenproduct. Vandaar dat de dinsdag werd afgesloten met een geweldige openlucht BBQ in Nuenen. Zit bij de lezingen ieder braaf op zijn plaats te luisteren, stelt vragen, gaat in discussie, bij de BBQ zag je letterlijk hoe contacten werden gelegd en Europese rabbinale banden werden gesmeed.

Maar wat gebeurde er tussen het vertrek om 17:00 uur uit de Eindhovense synagoge en het begin van de BBQ in Nuenen? Een kennismaking met de Nederlandse cultuur, was het doel van de RCE en van de Brabantse rabbijn. En dus even geen vervoer per bus, maar te voet van de synagoge naar het Philips Museum waar in diverse groepjes de geschiedenis van de Lichtstad door deskundige gidsen werd verteld en getoond.  In 1891 werd de gloeilampenfabriek, die Eindhoven letterlijk en figuurlijk zou gaan verlichten, opgericht door vader Frederik en zoon Gerard Philips. Hoewel zij niet Joods waren heeft Philips wel het een en ander met Joden. De stamvader der Philipsen was Philip Philips, een Joodse koopman uit Noordrijn-Westfalen die zich omstreeks1750 in Nederland vestigde. In de oorlog werd het Philips-Commando door de Duitsers opgericht in concentratiekamp Vught. Vele Joden die in dit commando zaten en moesten werken voor de toenmalige Philipsfabriek, wisten op deze manier de oorlog te overleven. Frits Philips, die in 2005 op 100-jarige leeftijd overleed, kreeg in 1996 de Yad Vashem onderscheiding van de Staat Israël en werd hiermee officieel erkend als Rechtvaardige onder de Volkeren. Deze hoogste Israëlische onderscheiding werd hem toebedeeld vanwege zijn rol in het redden van 382 Joden die deel uitmaakten van het Philips Commando.

Des te pijnlijker was het dat de rabbijnen tijdens hun wandeling van de synagoge naar het Philipsmuseum werden bespuugd en meerdere keren werden uitgescholden vanwege hun Jood-zijn. Maar het was goed dat de rabbijnen ook met dit aspect van de huidige Nederlandse cultuur confronterend kennis maakten.

En toen stond de bus klaar om nog voor de BBQ  een echte functionerende Nederlandse graanmolen te bezichtigen en ook dit deel van de Nederlandse cultuur te aanschouwen en te beklimmen.

Een rabbijn die een eigen gemeente heeft moet kennis hebben van het Jodendom, maar ook zich de cultuur eigen maken van de samenleving waarin hij zijn rabbinale positie mag bekleden. Een Joodse Gemeente gedijt in een niet-Joodse omgeving waarmee moet worden gecommuniceerd en geleefd. Nederland was voor de oorlog een toonbeeld van een land waar de Joodse gemeenschap volledig was geïntegreerd, zonder te assimileren en met een rijke bijdrage aan de brede omringende samenleving. Maar na de oorlog was in Lichtstad Eindhoven het Joodse licht bijna geheel gedoofd.  Maar met de komst van rabbijn Simcha en rabbanit Rina Steinberg, acht jaar geleden, werd een totale uitdoving voorkomen en doet de Lichtstad vandaag weer zijn bijnaam eer aan en staat vanuit de Eindhovense synagoge heel Joods Brabant weer in de schijnwerpers. Rabbijn Steinberg en zijn echtgenote zijn een lichtend voorbeeld van lamplighters die, intern en extern, het Joodse licht brandend houden, ook als bepaalde krachten alles in het werk stellen om het Joodse Eindhovense licht te verduisteren.

De ‘negen dagen van de drie weken’ zijn gisteren, sjabbat, begonnen. Soms zijn er uitdrukkingen of benamingen die voor de Joodse gemeenschap zo helder zijn als een klontje, maar voor de outsider abracadabra. Zoals ‘een melk vork’ of ‘hij kan niet spreken want hij heeft zijn handen gewassen’. Ik vermoed dat ik met dit soort Nederlands Joodse uitdrukkingen, toonbeeld van eeuwenlange integratie, zeker een heel dagboek kan volschrijven, maar dat gaan we niet doen. Ik beperk me tot ‘de drie weken en de negen dagen’.

De drie weken zijn weken van treur die voorafgaan aan de verwoesting van de Tempel in Jeruzalem meer dan 2600 jaar geleden. De laatste negen dagen van die drie weken, de ‘negen dagen’, hebben een zwaardere treur om tenslotte op de negende van de joodse maand Menachem Aw bij de meest trieste dag van het Joodse jaar te arriveren, de herdenking van het begin van de diaspora, de bron van alle Jodenvervolgingen door de eeuwen heen en dus ook de oorzaak van het bespugen en naschelden van Europese rabbijnen die van de synagoge naar Philips liepen, een wandelingetje van een kwartiertje.

Op 9-Aw gedenkt het Joodse volk alle vervolgingen door de eeuwen heen en bidt tegelijkertijd voor de komst van de algehele verlossing, voor de echte sjalom, voor alle bewoners van G’ds Schepping, ook in Soedan, China, de Congo, Haïti, Myanmar, de Sahel-regio, Afghanistan, Syrië, Gaza…

 

Dagboek van de Opperrabbijn 25 juli 2025

Zie de lichtpunten: twee weken Zomerdagkamp.

Al meerdere keren heb ik het imponerende verhaal in mijn dagboek geschreven van die grote Rebbe die het op zich had genomen om de hele wereld te verbeteren. Na decennialange pogingen kwam hij tot de conclusie dat het niet werkte. De slechte wereld bleef ongewijzigd vol kwaad, ondanks zijn enorme inzet. En dus besloot hij om zijn streven iets naar beneden bij te stellen. Niet de hele wereld stelde hij nog als zijn doelgebied, maar uitsluitend Europa. Na jaren en jaren proberen, was het resultaat dusdanig mager dat hij zijn doelgebied besloot te beperken tot uitsluitend Polen, het land waar hij geboren en getogen was en waar hij nog steeds woonde. Maar ook Polen leek niet onder de indruk van de Rebbe-de wereldverbeteraar en dus, de rebbe was inmiddels al flink bejaard, concentreerde hij zich nog uitsluitend op zijn woon en geboorteplaats, Warschau. Helaas, ondanks zijn verwoede pogingen, bleef Warschau dezelfde Warschau en had zijn inzet nauwelijks tot geen resultaat. En dus beperkte hij zijn doel om de wereld te verbeteren tot alleen nog maar zijn woonwijk, maar wederom zonder resultaat. En dus vond er nogmaals een inperking plaats van zijn mondiale streven en richtte hij zich uitsluitend nog op zijn eigen familie, maar ook dat leverde nauwelijks resultaat en daarom, toen hij al stok en stokoud was beschouwde hij alleen nog maar zichzelf als het enige werkterrein om de wereld te verbeteren…

Aan deze inperking denk ik bijna dagelijks in mijn strijd tegen het antisemitisme. De hele wereld is dusdanig besmet dat een mondiale aanpak voor mij net zo onmogelijk is als het vliegen naar de maan. Er zijn er die zo’n maantrip hebben gedaan en dat wederom zouden kunnen doen, zij kunnen de hele wereld beïnvloeden. Neem een man als Tromp of denk even aan Netanyahu: hoe intens groot is hun invloed!

Antisemitisme en antizionisme. Met verwoede pogingen en inzet probeer ik die te bestrijden. Ik verslond bijna alle media die iets weergaven over anti-Joodse gebeurtenissen elders in deze wereld. Maar van die grote rebbe heb ik inmiddels geleerd dat mijn invloed op het anti-Joodse wereldgebeuren nihil is. Niemand kent me, niemand is in mijn waarschuwing geïnteresseerd en dus beperk ik mijn strijd tegen het antisemitisme in de mij direct omringende samenleving. Het zijn nog de zeer vroege uurtjes dat ik mijn dagboek nu schrijf, de klok heeft nog nauwelijks de vier gepasseerd! Ik denk na over de afgelopen dagen, over de verdere toename van het antisemitisme, gewoon bij mij om de hoek.

En toen riep ik tegen mezelf: Binyomin, stop met uitsluitend oog te hebben voor het nare en het zorgelijke. Tweehonderd en zevenendertig Joodse kinderen hebben twee geweldige weken beleefd in het Chabad Zomerdagkamp. Uitstapjes, een inspirerend dagprogramma, spelen, Joodse kennis vergaren, niet uitgescholden worden.

Beste Taiby en Chaya. Onder jullie geweldige en inspirerende leiding mocht het jaarlijkse Chabad Zomerdagkamp weer een eclatant succes zijn. Vandaag sluiten jullie de poorten. Vanuit een hechte eenheid hebben jullie alle madrichot, de gehele vrijwillige leiding, aangevoerd. Meer dan tweehonderd kinderen, waarvan velen door het jaar maar weinig aan Jodendom beleven, hebben jullie samengebracht. Dank voor jullie enorme gedrevenheid. Ook dank aan Oshie die de leiding had, gelijk vorige jaren, over een dertigtal oudere jongens. Jij en je staf hebben ze twee warme Joodse weken gegeven met lernen, uitstapjes, zwemmen en noem maar op.      

Het is dus allemaal zo zwart (nog?) niet in ons landje waar de Nederlandse driekleur kwantitatief in de minderheid dreigt te komen of misschien al is.

Ach ja, denk ik dan. We zitten nu in de drie weken van treur. Sjabbat beginnen de negen dagen en dan zondag is het Negen Aw, de dag van de verwoesting van de Tempel in Jeruzalem. Maar die Tempel zal uiteindelijk herbouwd worden met de komst van de Mosjiach wanneer er echte sjlalom zal heersen voor alle bewoners van G’ds aarde, Bimheera wejamenoe, spoedig in onze dagen, Ameen en alvast Sjabbat Sjalom.       

Em o ja, dank aan de beveiligingsploeg. Zonder jullie hadden we het niet gered.                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                        

 

 

Dagboek van de Opperrabbijn 20 juli 2025

Ghent, Flanders, Belgium – July 15 2018 : white armored riot truck with front clearing blade of Belgian police parked on the corner of a street downtown while a young couple passes by

Als je als rabbijn wilt voorkomen dat je populair wordt, dan heb ik een zeer eenvoudig rabbinaal advies: bemoei je met gioer. Voor de onwetenden onder u en nog meer voor allen die denken het te weten, zal ik een korte uiteenzetting geven wat hiermee wordt bedoeld. Wie is Joods? Hij en/of zij die geboren is uit een Joodse moeder of als hij/zij is toegetreden tot het Jodendom volgens de Halaga (de Joodse wet). De kandidaat dient het Beth Din, de rabbinale rechtbank bestaande uit drie rabbijnen, ervan te overtuigen dat hij/zij tot het Jodendom wil overgaan.

Vandaag had ik een gioer-dag in mijn kantoor in Brussel. Als lokale Europese rabbijnen in hun maag zitten met iemand die Joods wil worden en er in hun standplaats geen Beth Din is, als ze weinig of geen ervaring hebben met gioer, dan heeft het RCE, Rabbinical Center of Europe (een soort vakbond voor rabbijnen), mij onbezoldigd ingehuurd om de lokale en vaak nog jonge rabbijn te ondersteunen. En dus had ik vandaag zeven kandidaten ontmoet, waarvan zes voor de eerste keer. De lokale rabbijnen vonden ze geschikt om het gioer-traject in te gaan en wilden in eerste instantie mijn mening. Overigens kwam er slechts één kandidaat alleen. Twee andere kwamen met hun eigen rabbijn, een met haar joodse partner en de overige drie waren een vader, moeder en hun zoontje. Hoe de afronding in z’n werk gaat is niet zo ingewikkeld. De kandidaten verschijnen voor het Beth Din, worden ondervraagd op kennis en vooral op de bereidheid de totaliteit van Thora en Traditie te aanvaarden en gaan dan in het mikwa, het rituele bad. Ze zijn dan Joods en blijven dat vanuit de Joods wettelijke optiek hun hele leven. Ook de toekomstige nazaten van een vrouwelijke toegetreden kandidaat zijn Joods, zijnde de zoon of dochter van een nu volledig Joodse moeder. Aan de uiteindelijke toetreding, dus de verschijning voor het Beth Din, zitten nog allerlei halagische haakjes en oogjes, maar dat is allemaal niet zo spannend, een kwestie van Joods-wettelijke afwikkeling.

Neen, de spanning zit in de periode vanaf dat een kandidaat zich aanmeldt bij een lokale rabbijn tot de uiteindelijke voltooiing.  Hoe bepaal ik of de kandidaat Joods wil worden vanuit een zuivere en religieuze motivatie. Niet omdat hij/zij het interessant vindt, niet omdat hij/zij het doet omdat er sprake is van een toekomstige Joodse partner, niet omdat hij/zij ergens bij wil horen… en zo zijn er vele ‘omdat’ te noemen. Uiteraard moet de kandidaat over voldoende kennis beschikken om Joods te kunnen leven en weten wat hij/zij op zich neemt als hij/zij voor het Beth Din verklaart de totaliteit van het Jodendom te aanvaarden. Maar in essentie gaat het niet over kennis, maar over het aanvaarden van G’d als Schepper van de wereld en de bereidheid om Hem 24/7 te dienen. En in dit laatste ligt het ingewikkelde: de beoordeling van de religieuze oprechtheid. En juist daar ligt mijn primaire werkterrein en daarmee was ik vandaag dus bezig en kwam ik bekaf thuis. Want de gesprekken zijn uitputtend. Ik moet heel erg goed luisteren, tussen de regels door lezen, vriendelijk blijven, maar tegelijkertijd wel een beetje hard en vooral erg duidelijk. Het gesprek met mij is geen pastorale ondersteunende ontmoeting. Hun eigen rabbijn steunt, ik ben tegenpartij. Medeleven en medelijden mogen hier niet mijn mening vormen, hetgeen ik dan ook aan het begin van het gesprek altijd duidelijk aangeef. De kandidaten die uit heel Europa komen invliegen, zijn nerveus en gespannen. Uiteraard zal ik ze proberen te kalmeren, maar tegelijkertijd ook weer niet. Ingewikkeld!

Vaak wordt de vraag gesteld hoeveel tijd er voor het hele gioer-proces staat. Mijn antwoord is dat er niets voor staat. De periode van dag één tot en met de feitelijke afronding kan vele jaren vergen, maar kan ook in een half jaar zijn beslecht, alles afhankelijk van de kandidaats gedrevenheid, inzet en bereidheid.

Bovenstaande is een beetje een technisch verhaal geworden, niet echt passend voor mijn dagboek. Als u dus niet geïnteresseerd was om deze Halagische uiteenzetting te lezen, lees het dan niet nog een keer, maar lees alleen de rest van dit dagboek.

Vraag: hoe reed ik naar Brussel? Antwoord: ik reed niet zelf. Ik herinner me een rit van Brussel naar Amsterdam ongeveer vijfentwintig jaar geleden. De Opperrabbijn van Israël, opperrabbijn Metzger, was in Brussel en moest na afloop van zijn verblijf in Brussel naar de Snoge, de Portugese synagoge, in Amsterdam voor een of andere bijeenkomst. Ik zou hem vanuit Brussel begeleiden. In Brussel moest hij plaatsnemen in een speciaal beveiligde auto omringd door motorpolitie die hem pijlsnel met loeiende sirenes door de files heen loodsten. Als ik me goed herinner duurde die dollemansrit van Brussel naar de Nederlandse grens iets meer dan een half uur. Omdat ik om veiligheidsredenen niet in zijn beveiligde gepantserde auto mocht zitten, heb ik in mijn eigen auto moeten bumperrijden. Eenmaal de Belgisch-Nederlandse grens gepasseerd moest de opperrabbijn de beveiligde gepantserde auto verlaten en mocht hij in mijn ongepantserd reguliere vehikel de reis vervolgen.

Bijna hetzelfde was mij vandaag ook overkomen. In België moest ik begeleid worden. Ik dus mijn autootje bij de grens geparkeerd en toen in een gepantserde politieauto verder, dat wil zeggen, achter mij een politiejeep, voor mij een reguliere politieauto en bij aankomst op het kantoor van de RCE te Brussel bleek de straat te zijn afgezet, vol met politie en zelfs de hondenbrigade was aanwezig. Gedurende mijn aanwezigheid bleef de straat afgezet en toen ik om vijf uur klaar was met mijn besprekingen werd ik naar de grens geracet, kreeg mijn eigen vertrouwde auto weer terug die was gestald op een politieterrein in Brecht en was na een uur en een kwartier weer in mijn veilige Nederlandse woning.

Nou ja, veilig? Een van onze vaste sjoelbezoekers was sjabbat na afloop van de dienst nogal bedreigd met woorden die ik niet wil herhalen, maar dat hij kindermoordenaar werd genoemd, was verhoudingsgewijs nog redelijk mild. Een gast, die mij ‘s middags kwam bezoeken, kreeg een scheldend kinderkoor op fat bikes als begeleiding. Geen (politie) hond kwam hem beschermen, geen voorbijganger durfde iets te zeggen. Neen, dan zat het toch beter in België.

Hoewel, Zijne Majesteit de Koning der Belgen liet zich nu niet bepaald ondersteunend uit naar zijn Joodse Gemeenschap. Ik begrijp dat zijn kritiek absoluut niet zijn Joden betrof, maar zijn nogal felle en ongenuanceerde visie op Gaza-Israël, komt het Belgisch anti-Joodse klimaat niet ten goede. Koninklijke woorden die oproepen tot saamhorigheid hadden, voor mijn gevoel, de noodzaak van de gepantserde auto die mij door België moest loodsen, overbodig gemaakt. Voor België een gemiste kans, voor mij een erg spannende Belgische rit die in mijn geheugen zal worden toegevoegd aan de bumper-rit van een kwart eeuw geleden.

 

Dagboek van de Opperrabbijn 17 juli 2025

Vandaag waren we, met een dochter en een kleinzoon, in het Openluchtmuseum in Arnhem. Vanwege de weersomstandigheden had ik mijn nette pak niet aan, was ik zonder hoed, droeg ik een T-shirt en had zelfs geen stropdas aan. Uiteraard wel hoofdbedekking, namelijk een pet, en staken mijn tsietsiet zichtbaar uit mijn broek. Ik had er geen moeite mee gehad om gewoon met een keppeltje rond te lopen, maar een pet beschermde beter tegen de zon. Er zo sportief bijlopen en een rabbijn wellicht onwaardig, heeft zo z’n pro’s en contra’s. Pro is dat het mij een gevoel geeft van ‘even weg van de dagelijkse rabbinale beslommeringen’. Contra is dat er een wet is in de Sjoelchan Aroeg (het Joods religieuze wetboek) dat een rabbijn, of eigenlijk iedere Jood, niet met vlekken op z’n kleren mag lopen. Als ik namelijk er vies en onverzorgd bijloop kan dat zijn weerslag hebben op de hele Joodse gemeenschap. Nou is er natuurlijk níets mis met een schone pet, een T-shirt zonder vlekken, maar toch… een opperrabbijn in sportieve kleding, zelfs als het snikheet is, voldoet niet aan het verwachtingspatroon. Ik herinner mij, jaren en jaren geleden, ook in het Arnhems Openluchtmuseum, dat ik daar, ook weer in vrijetijdskleding, rondliep en ik ontmoette een groep leden van een van de Joodse Gemeenten die, ook in vrijetijdskleding gezellig en dagje uit waren, een culturele activiteit van hun Joodse Gemeente. Dit keer geen Joodse ontmoeting, maar een onbekende dame die ons op een houten bank onze lunch zag verorberen. Ze zag aan mij en mijn kleinzoontje dat we Joods zijn en wenste ons beteawon-eet smakelijk. Omdat ze niet wist of ze het goed had uitgesproken vroeg ze ons of we haar wens hadden begrepen. Mijn dochter complimenteerde haar en vroeg waar ze Hebreeuws had geleerd. Dat had ze dus niet, was wel in Israël geweest en gaf aan dat ze, hoewel christelijk, zich uitermate verbonden voelde met het Joodse Volk en met het Heilige Land. Ze luisterde ook regelmatig naar de toespraken online van een rabbijn uit Amsterdam, maar wist even niet hoe die rabbijn heette. ‘Zou dat rabbijn Jacobs kunnen zijn’, vroeg ik haar. En ja hoor, het was Jacobs. Nadat ze had uitgelegd hoe geweldig die Jacobs was, vroeg ze ons of wij hem kenden. Dat hebben we allen beaamd, waarop mijn dochter haar vroeg of ze ook zijn dagboeken leest. Nou, dat deed ze. Een en al lof over die dagboeken waaruit ze religieuze inspiratie haalde en tegelijkertijd ook zag hoe breed rabbijnen bezig zijn. Toen mijn dochter aangaf dat ze die rabbijn wel kende, gaf haar dat een heel fijn gevoel. Ze wilde bijna met mijn dochter op de foto, maar toen kwam de tram van het Arnhemse Openluchtmuseum er aan… Beste onbekende mevrouw, vanuit dit dagboek: dank voor uw getoonde vriendschap en steun aan Israël.

Het was een fijne dag. Niet een keer uitgescholden, hoezeer mijn kleinzoon en ik er ook typisch Joods uitzagen. Maar nog iets onverwachts positiefs: in een van de gebouwen was er voor kinderen een tentoonstelling rondom ‘feest”. Kinderen mochten daar van alles en nog wat knutselen geloof ik. Niets bijzonders. Maar opvallend verheugend was dat ook Joodse Feestdagen als Pesach, Poerim en Chanoeka aanwezig waren.  Aan de juffrouw die deze tentoonstelling beheerde vroeg ik tussen neus en lippen door of zij wellicht tot Christenen voor Israël behoorde of anderzijds Christelijk was. Maar nee dus, ze was niet kerkelijk en van Christenen voor Israël had ze nog nooit gehoord. Waarom ik zo verbaasd was om ook Joodse feesten aan te treffen, ontging haar. Waarom dan niet, was haar opstelling.

Dit voelde als een schrille tegenstelling met de rel in het Utrechtse Stadhuis, waar de anti-Israël geluiden door een stel anarchisten luid en storend werden verkondigd en de burgemeester door haar beveiligers moest worden ontzet, toen ze probeerde de brullende groep tot bedaren te brengen. 

Gelijk de uitstraling van kleren met vlekken negatief kunnen zijn, hetzelfde geldt voor de kleding, de uitstraling van de inrichting van bijvoorbeeld een woonkamer.  De inrichting, de boeken in de boekenkast, het meubilair vertellen iets over de bewoners. En tegelijkertijd heeft die inrichting invloed hoe je jezelf voelt. Afgelopen woensdag bezochten Blouma en ik een oudere dame die vanwege ons 50-jarig ambtsjubileum een gift had gedaan aan het Magen David Adom, het Israëlische Rode Kruis, in Israël. Haar appartement was zo stijlvol, georganiseerd en smaakvol ingericht, dat ik me getroffen voelde door een warme rustgevende uitstraling.

Overigens hebben vieze vlekken ook een spirituele betekenis: een vlek in gedrag, een negatieve en onverzorgde uitstraling. Misschien zij gedragsvlekken nog erger dan echte vlekken. We bevinden ons in de zogenaamde drie weken. Na het begin van het beleg van Jeruzalem werd op 9 Aw de Tempel verwoest. Een van de redenen van die verwoesting was onderlinge haat, gebrek aan wederzijds respect. Extra aandacht hiervoor kan ook in onze tijd geen kwaad!                                              

Dagboek van de Opperrabbijn 14 juli 2025 De immorele blauwe envelop.

De laatste dagen ben ik bijna fulltime sjnorrer. Een sjnorrer klinkt spannend, maar is gewoon een bedelaar. In huidige moderne tijden kennen we geen sjnorrer meer, want sjnorren is niet netjes, maar worden we ook in de Joodse wereld aangeduid als fundraiser, fondswerver.  En omdat er meer dan tweehonderd kinderen zich hebben ingeschreven voor het Chabad Zomerdagkamp en de ouderbijdrage minimaal is, mag ik mijn bedelaarstalenten inzetten voor het goede doel: twee weken vakantie voor Joodse kinderen die anders thuisblijven en hun ouders geen rust en geen vakantie gunnen. De penningmeester van Chabad Holland heeft me grondig op mijn hart gedrukt dat we een begroting hebben voor de twee weken met een tekort van vele nullen voor de komma. Ouders moeten/mogen een vrijwillige bijdrage leveren, maar aan het eind van de rit, maar feitelijk al veel eerder, mag ik achter de Zomerdagkamp-schermen de financiële gaten dichten, want ik ben de sjnorrer. De vraag is niet of het dichten der gaten realistisch is, want de tijd die ik kwijt ben aan het beantwoorden van die vraag had ik kunnen fundraisen of dawenen (G’d om steun vragen), neen, het moet, het zal en het gaat lukken. Hopelijk kan ik u dus, na de twee vakantieweken, de groepsfoto tonen met meer dan tweehonderd Joodse kinderen die zich fysiek vermaakt hebben en tegelijk geestelijk zijn opgeladen. Speciaal voor kinderen die door het jaar op een niet-joodse school zitten, met helaas vaak gezeur vanwege Israël, en nu gewoon hun keppeltje of hun David sterretje kunnen dragen, is zo’n Zomerdagkamp van groot belang. Hopelijk zult u dan op de groepsfoto behalve glunderende kinderen en een oververmoeide staf, ook een tevreden penningmeester zien die straalt, omdat de begroting uiteindelijk sluitend was en hij zich verlost weet van zijn slapeloze nachten. Am Jisraeel Chaj.

Ik had me voorgenomen om u in dit dagboek niet te vervelen met antisemitisme en ook bewust een interessante blauwe envelop van de Belastingdienst Almelo te verzwijgen. In die blauwe envelop zat namelijk geen belastingaanslag, maar wel een aanslag op de moraliteit.  De belastingdienst te Almelo laat namelijk weten het geplande team-uitstapje in de vorm van een bezoek aan de Mooiste Synagoge van Nederland te Enschede op 16 september te cancelen.  Ze hebben gelijk, dacht ik even cynisch, want ze willen, zo schrijven ze, mogelijk verkeerde associaties voorkomen, geen tweede Jom Ha-Voetbal gezeur en als Belastingdienst voelen ze zich ook verplicht om afstand te nemen van religie, waarbij ik graag als kanttekening plaats dat secularisatie heden ten dage de grootste godsdienst is, maar dan wel zonder G’d, en niet-geloven kan, gelijk een echte godsdienst, soms ook erg dwangmatig zijn. Het is jammer dat ik niet onder de belastingdienst Almelo ressorteer, want, om de lijn zorgvuldig door te trekken, zou ik me kunnen voorstellen dat de Belastingdienst, om verkeerde associaties te voorkomen, mij ook geen belastingaanslag meer zou sturen, Hoewel in de loop der eeuwen Joden juist extra werden belast, ga ik er gemakshalve maar vanuit dat de Belastingdienst Almelo dat hoogstwaarschijnlijk niet weet.

Ze weten namelijk ook niet dat de Synagoge van Enschede onderdeel is van het Grootste Museum van Nederland evenals bijvoorbeeld de Yunus Emre Moskee in hun Almelo. Los hiervan zijn bijna alle vrijwilligers die de rondleidingen verzorgen niet-joden, hoewel ze natuurlijk wel een band hebben met de Joodse synagoge waar ze om diverse redenen hun vrije tijd aan geven en dat blijft natuurlijk verwijtbaar. De Mooiste Synagoge van Nederland, zoals hij wordt genoemd, is trouwens opgericht toen de Staat Israël en Hamas nog van geen kant bestonden.  Uit armoede, niet financieel maar omdat de Joodse Gemeente Enschede in de jaren ’40-’45 gruwelijk werd gedecimeerd, kunnen er slechts sporadisch diensten plaatsvinden en is de huidige Mooiste Synagoge van Nederland nog nauwelijks religieus te noemen, maar wel duidelijk architectonisch en cultureel. Bovendien had de gruwelijke moord op de Almelose en Enschedese Joden van toen geen enkele relatie met de Staat Israël, die pas in 1948 werd uitgeroepen door de Verenigde Naties (nu nog nauwelijks voor te stellen!). Gezien Nederland ook heeft ingestemd met de oprichting van de Staat Israël had dat dus indirect ook de instemming van de Almelose Belastingdienst, hoewel dat natuurlijk niet de huidige Belastingdienst valt te verwijten…

Mijn voornemen om deze keer antisemitisme geheel niet te vermelden, blijkt mislukt, excuus! De blauwe envelop die ik vol goede moed had geopend, omdat ik teruggaaf van belasting hoopte en verwachtte, bleek een immorele valstrik.

 

 

Dagboek van de Opperrabbijn 9 juli 2025

Het toverwoord de-escalatie maakt stinkende wonden.

Nog maar nauwelijks geschapen gaat Adam, ons aller oervader, de fout in, verstopt zich en dan roept G’d tot hem: Adam, waar ben je? Adam is de mens, dat bent u en dat ben ik, en wij dienen te beseffen dat G’d ons dagelijks vraagt waar we zijn, hoe we in het leven staan. Ik ben zo’n persoon die, wanneer het mezelf betreft, vaak twijfelt en me steeds afvraag of ik wel goed bezig ben. Ik probeer mezelf een spiegel voor te houden en ik kom meer en meer tot het besef dat mijn dagboek voor u een dagboek is, maar voor mij een spiegel. Want om mijn dagboek te schrijven moet ik mijn agenda doorlopen. Waar was ik en waarom. Wat heb ik gedaan en wat bewust of onbewust heb ik nagelaten. Hoe heb ik gereageerd en in wiens belang? En als ik dan mijn reilen en zeilen van de laatste dagen op een rijtje heb gezet, dan kies ik wat ik met u wil delen, maar voor mij heeft het dagboek dan al zijn taak volbracht, het Adam, waar ben je?

Tijdens een interview met Family7 werd mij gevraagd om een reactie op de aanval van een VN-juffrouw, wiens naam met een A begint, die meent dat haar tijdelijke zijn op Gods aarde als hoogste doel heeft om Israël en Joden zoveel mogelijk in het nauw te drijven en ons fysiek en geestelijk te besmeuren. Haar aanspreken op haar sluwe leugens is zinloos. Maar ook is ieder woord aan haar uitspraken gewijd een verkwisting van tijd en energie.

Eergisteren was weer eens een dagje Leeuwarden. Het eerste exemplaar van het boek “5.017 vermoorde Joodse kinderen van 0 tot 16 jaar” werd uitgereikt aan de Commissaris van de Koning in de provincie Friesland Arno Brok. Ik kreeg het tweede exemplaar aangeboden. Ik had er eens een voorwoord voor geschreven, zo vernam ik tijdens de uitreiking, want ik was dat al bijna weer vergeten. Eigenlijk is het boek geen boek, maar een monument en vandaag de dag ook een keiharde waarschuwing. In de Leeuwarder Courant werd ik als volgt geciteerd: Met een reeks anekdotes vertelde Jacobs over het sterker wordend antisemitisme in Nederland (,,het heet nu anti-zionisme’’), over de toon van berichtgeving (,,het kan best zijn dat Israël dingen fout doet, maar genocide?’’) over menselijkheid (,,ieder medemens in nood moeten we opnemen, dat is een voorwaarde, God verhoede dat we ze uitsluiten op godsdienst, huidskleur, geaardheid’’). En vooral over hoe dit boek, ,,als het ware een standbeeld’’, laat zien ,,wat er kan gebeuren als we wegkijken’’.

Omdat ik toch al in Leeuwarden was had de Joodse Gemeente in de persoon van voorzitter Gerard Cohen aansluitend een Q en A avond georganiseerd. De opkomst was groot, de zaal van de Joodse School was vol en de aandacht geweldig. Zo’n bijeenkomst verdient zondermeer opvolging. Het mooie was dat ook enkelen van de aanwezigen kritische vragen stelden over de situatie in Gaza. Ik denk dat dat essentieel is, want ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat via de media een erg eenzijdig beeld wordt gecreëerd dat zomaar kan leiden tot de titel van het tweede exemplaar dat mij werd uitgereikt.

En dus was de Friese bijeenkomst meer dan uitsluitend interessant, het was een onderdeel van mijn opdracht om bruggen te bouwen. Zoals te verwachten was zat ik met ‘de verkeerden’ te bouwen. Met ‘de verkeerden’ bedoel ik de ‘goeden’, want met de ‘verkeerden’ valt geen contact te krijgen. En toch was het goed dat ik een verkeerd publiek had. Onze niet-joodse vrienden moeten gemotiveerd blijven om op te komen voor Israël en dus dienen ze de gelegenheid te krijgen om vragen, die hun Israël-sympathie op de proef zouden kunnen stellen, beantwoord te krijgen. Fysiek uitgeput en geestelijk voldaan was ik tegen middernacht weer thuis, klaar om mijn bed in te duiken.

Terwijl ik on the road was, zat mijn Blouma een bijeenkomst bij te wonen. In onze wijk, gelijk in heel Nederland, verloopt het bruggenbouwen erg moeizaam. Hoewel ik geen architect ben en dus geen verstand heb van het echte bouwen van echte bruggen, is het me wel duidelijk dat om een verbinding te maken tussen de twee zijden van een rivier de aanwezigheid van twee kades een vereiste is. Met één kade valt er geen overbrugging te maken. Kijk wat er gebeurt: een Iman uit Alkmaar die probeerde de kloof tussen Joden en Islamieten te overbruggen, werd keihard uit zijn ambt gezet en afgeschilderd als een verrader. Ik heb het bange vermoeden dat deze Iman extra bescherming zal moeten krijgen.

En dat brengt me op mijn visie op nieuwe Nederlanders met een Islamitische achtergrond. Nederland is een multiculturele samenleving. Ieder mag zichzelf blijven, dat is vrijheid. En dus hoeft de vluchteling die hier een veilig onderkomen heeft gezocht zijn eigen identiteit niet aan te passen. Maar aan een aantal regeltjes die hier voor alle Nederlanders gelden, zal hij zich wel moeten onderwerpen: 1/ vrouwen zijn geen gebruiksvoorwerpen. 2/ medemensen met een andere geaardheid mogen niet vermoord worden en zelfs niet gehaat.  3/ Joden mogen niet verdelgd worden. Het lastige is dat ik er bijna zeker van ben dat voor de meeste nieuwkomers de Grote Drie geen enkel probleem vormen, alleen is er een relatief kleine groep die keihard andersdenkenden niet accepteert. En dus schorst een Alkmaarse moskee zijn Iman vanwege een bruggen-bouwend bezoek aan Israël. Dit is ons Nederland, tachtig jaar na de bevrijding!

Terug naar de bijeenkomst waarbij ook mijn Blouma aanwezig was. Vanuit de Joodse Gemeente wordt er keer op keer op aangedrongen om in gesprek te gaan met bewoners met een moslim-achtergrond. Meer dan eens is gevraagd aan de Gemeente om hierin te bemiddelen, maar helaas tevergeefs. Daarom is er een burgerinitiatief ontstaan. Het initiatief in onze woonplaats komt van een Turkse en een Joodse vrouw. Mijn zorg was dat de Joodse delegatie zwaar in de minderheid zou zijn, een afspiegeling van de lokale populatie. Bij de eerste bijeenkomst waren vier Joden, één medewerker van www.discriminatie.nl, één Marokkaanse dame, één Turkse (de organisator) en haar dochter. En helemaal aan het eind kwamen er nog twee Turkse jongens opdagen van een jaar of zestien. Het aantal Islamitische participanten was dus zwaar onder peil.  De meneer van www.discriminatie.nl gaf aan dat hij ouders van scheldende kinderen erop kan aanspreken en dat, om Blouma’s eigen woorden te gebruiken, het toverwoord ‘de-escalatie’, waarmee door lokale overheid zo veelvuldig wordt gestrooid, geen oplossing brengt, maar valt onder de zachte heelmeesters die stinkende wonden maken. Om bruggen te bouwen is de aanwezigheid van twee kades een sine qua non…

 

 

Dagboek van de Opperrabbijn 7 juli 2025

Steeds vaker wordt mij gevraagd wie mijn opvolger wordt. Zo’n vraag roept bij mij dan de wedervraag op of ik er wellicht hoogbejaard uitzie en zo ja, wat kan ik eraan doen. Dat dagelijkse wandelingetje nooit overslaan en vooral mijn dagboeken blijven schrijven, denk ik dan bij mijzelf. Want dat wandelen is er om mijn fysieke conditie te onderhouden en mijn dagboek werkt voor de geest. Mijn oma, van vaders kant, was altijd bezig met kruiswoordpuzzels en heeft zo tot op zeer hoge leeftijd de geest gezond gehouden. Ziet u, mijn trouwe dagboeklezer, mijn dagboeken als een soort hersengymnastiek om mijn geest scherp te houden en u, trouwe lezer, bent dus in feite bijzaak. Trouwens, met bijzaken is niets mis en dat weet ik via de vele reacties die ik ontvang. Na deze algemene introducerende woorden, mijn dagboek! Want u wilt graag weten wat ik recentelijk weer heb beleefd, want alleen daarom leest u dit dagboek.

In mijn vorige dagboek heb ik geschreven over de indrukwekkende herdenkingsbijeenkomst in de Lekstraatsynagoge te Amsterdam die rabbijn Katz had georganiseerd ter nagedachtenis aan zijn hoogbejaarde vader die een maand geleden in Israël was overleden. Ik was gevraagd om daar een drasja, toespraak, te houden. Ook gisteren heb ik op Amsterdams territorium een toespraak gehouden, namelijk op de begraafplaats van de Joodse Gemeente Amsterdam vanwege de onthulling van de grafzerk van Eliazar Pachter, een verzetsstrijder die op de Waalsdorpervlakte in 1943 werd gefusilleerd. Bij het maken van een toespraak, ook als die ter plekke wordt gefabriceerd, spelen er altijd drie factoren: inhoud, presentatie en publiek. De toespraak moet een inhoud hebben, een boodschap, dat moge duidelijk zijn. Het mag niet zo zijn dat de toehoorders zich uitsluitend de lengte van de toespraak herinneren, maar geen inhoud hebben kunnen horen, omdat die er ook niet was! Natuurlijk is ook de presentatie van belang. Spreek ik duidelijk, hoorbaar en niet te snel, maar ook niet te langzaam. En tenslotte: wie zijn de toehoorders? Kinderen, volwassenen? Gelovigen? Seculieren? Handelslui of academici? Joods of niet-Joods? En wat gaan de andere sprekers zeggen, om doublures te voorkomen. Dit klinkt allemaal logisch, maar regelmatig moet ik toespraken aanhoren die niet te volgen zijn, te lang(dradig), voor het verkeerde publiek en voorzien van zinloze toevoegingen zoals aan het begin “ik houd het kort” (dat zijn dan vaak de te lange toespraken) en tegen het eind, om de toehoorders weer bij de les te krijgen “ik ga nu afronden” (om vervolgens de toehoorders nog een vrij lange tijd op de proef te stellen!)

De heer Katz zl. was vele decennia voorzitter van de Joodse Gemeente Amsterdam, de gabbe van de Lekstraatsjoel, zat in vele besturen (en was ook het sjoel-maatje van mijn vader). Op de aankondiging van de herdenkingsbijeenkomst stond echter niet vermeld dat hij ook de voorzitter is geweest van het Sinai Centrum. Voor degenen die niet meer het Sinai Centrum kunnen plaatsen: het Sinai Centrum was het enige Joods Psychiatrische Ziekenhuis van Europa. Alle maaltijden waren koosjer en ik als de Sinai rabbijn was de voorzitter van de ethische commissie en dus werd de Halacha gehanteerd als bepalend voor ethische vraagstukken als euthanasie, abortus enz. De omissie dat deze bestuursfunctie niet stond vermeld op de aankondiging was symbolisch voor de heer Katz zl. Met gigantisch veel overgave had hij zich gegeven voor dat Sinai Centrum met z’n 198 bedden en meer dan 2500 ambulante patiënten. Aan deze bestuursfunctie was een honderd procent vertrouwelijkheid en zwijgen gekoppeld. En bij Katz zl. stond zwijgen zeer hoog in het vaandel, zo hoog dat kennelijk bij zijn eigen kinderen deze uiterst belangrijke inzet en eigenschap onvermeld kon blijven op de aankondiging van zijn herdenkingsdienst.

De korte samenvatting, mijn boodschap dus, van mijn toespraak bij de onthulling van de matsewa, grafzerk, op het graf van Eliazar Pachter speelde zich af rond hoofdstuk vijf van de Pirkee Awoth, de Spreuken der Vaderen, die sjabbat jongstleden overal in de Joodse wereld gelernd werd. Het hoofdstuk begint met het vermelden van gebeurtenissen die gekoppeld zijn aan het getal tien. De wereld werd geschapen door G’d met Tien Woorden, van Adam tot Noach waren tien generaties, van Noach tot Abraham wederom tien geslachten. In Egypte waren er de tien plagen en nog een aantal top- tieners staan vermeld. Waar ik naartoe ging was dat Pachter, zoals alle verzetsstrijders en duikouders, hun verstand hebben gebruikt, maar tegelijkertijd zich ook hebben verheven boven het rationele. Het was niet logisch om je leven en dat van je dierbaren te riskeren. Logisch was en is nog steeds, om de meute te volgen die de makkelijkste weg met de minste risico’s wil bewandelen, ook als dat ten koste gaat van de medemens. Hoe ik tussen de Tien en Pachter de verbinding heb gelegd, vormde de verpakking, de presentatie van mijn toespraak, maar is voor de boodschap eigenlijk niet van belang. Jezelf altijd wegcijferen en geen kuddegedrag vertonen als de kudde, zoals in de bezettingsjaren en ook nu weer, de verkeerde kant opgaat, dat wilde ik verkondigen.

Vrijdagmiddag was er een opname van Family7. Mocht u willen kijken: https://www.youtube.com/watch?v=K4lzKEHejWI   De introductie ging over mijn visie op een zekere juffrouw van de Verenigde Naties die beweert dat Israël genocide pleegt en het kennelijk tot haar levenstaak heeft gemaakt om Israël zoveel mogelijk (en ook onmogelijk) in een kwaad daglicht te plaatsen. Mijn reactie werd gevraagd op haar dubieuze levensopdracht. Een paar uur voor de uitzending werd mij door een journalist gevraagd hoe ik aankijk tegen de concentratiekampen die in Gaza zijn gevonden. Mijn cynische reactie was dat het zeker geen reguliere concentratiekampen waren, maar dat ze allen ook van gaskamers waren voorzien… Op mijn vraag aan de journalist hoe hij afwist van die concentratiekampen bleek hij het van een andere journalist had gehoord die op zijn beurt die kampen ook niet had gezien, maar het weer had gehoord van een ander die het gezien zou hebben! Vragen beantwoorden is alleen zinvol als de vraagsteller geïnteresseerd is in een antwoord en de vraag inderdaad een vraag is.

Gelijk de verzetsstrijder Pachter zich als het ware boven de ratio had gesteld om zijn verzetswerk te plegen, zo stel ik me ook boven vraagstellers die totaal niet geïnteresseerd zijn in een antwoord en wier vragen niets met een vraag van doen hebben. Laten we geen tijd verkwisten aan kwaadwillende en destructieve antisemitische (sorry, antizionistische) vraagstellers. We kunnen onze tijd echt beter gebruiken. Am Jisraeel Chaj!

 

Dagboek van de Opperrabbijn 4 Juli 2025

“A bend in the road is not the end of the road unless you fail to make the turn.” Deze filosofische opmerking, die het heeft over de menselijke levensweg, vind ik toch iets te kort door de bocht. In Oekraïne bijvoorbeeld, waar de wegen buiten de grote steden bijna een grote kuil vormen, wordt de grap gemaakt, die eigenlijk geen grap is, dat als een auto gewoon rechtdoor rijdt, je ervan uit kunt gaan dat de chauffeur heeft gedronken, omdat hij dan kennelijk niet in staat is om de diepe kuilen te ontwijken. In gewoon Nederlands: een normaal leven zit vol hobbels!

Vanwege mijn overvolle agenda heb ik, nu al voor de tweede keer in korte tijd, een dagboek overgeslagen. Mooi natuurlijk, zo’n overvolle agenda, maar niet als die agenda vol staat met negativisme: gezeur rond Jodenhaat.

Dat negativisme werd ook erg zichtbaar bij de afscheidsreceptie van Modi Efraïm, ‘onze’ ambassadeur. Wie wel en wie niet waren uitgenodigd, weet ik niet, maar wie er kwamen opdraven heb ik wel gezien. Of beter gezegd: ik zag wie er allemaal ontbraken. Waar waren de ambassadeurs van andere bevriende landen? Waar waren onze parlementariërs? Waar waren de kerkelijke vertegenwoordigers? Een van de ambassadeurs, met wie Modi Efraïm een zeer persoonlijke en vriendschappelijke relatie heeft, had hem laten weten dat hij ‘zoals je wel zult begrijpen’ niet aanwezig kan zijn. Neen, kijk dan naar de besloten afscheidsreceptie in Nijkerk een dag later. Er zouden slechts dertig genodigden zijn. Een cursus tellen voor beginners zou voor Christenen voor Israël geen luxe zijn, want kennelijk weten ze het verschil niet tussen dertig en negentig. En wat een sfeer! Wat een warmte! Am Jisraeel Chaj! Het Joodse volk leeft. Maar Christenen voor Israël leeft net zoveel.

Wel of niet naar de Dom gaan? Afscheid van de scriba dr. René de Reuver, de baas van de PKN, de Protestanten. Omdat de PKN meer en meer zich laat meeslepen naar het pro-Palestina kamp en ik publiekelijk duidelijk heb kenbaar gemaakt dit onaanvaardbaar te vinden, zat ik in dubio. Uiteindelijk heb ik besloten, na zorgvuldig overleg met mijn Advisory Board, om toch te gaan omdat ook hier een grote groep pro-Israël is. En los hiervan, is de zorgvuldig opgebouwde vriendschap met René overeind gebleven. Ik ben dus wel gegaan en zat daar als enige Jood met hoed, tsietsiet en beveiliging. Desondanks ging ik niet op in de meerderheid en ben ik ervan overtuigd dat mijn aanwezigheid een positieve uitstraling heeft veroorzaakt. En dat kan geen kwaad, want de negatieve anti-Joodse houding groeit bijna per dag!

Ik was uitgenodigd om vrijdagmiddag, ruim voor aanvang van de sjabbat, nog even naar Apeldoorn te komen om voor Family7 geïnterviewd te worden over (raad maar): antisemitisme! En dus kreeg ik donderdagmiddag een telefonische voorbespreking die bij mij bijna in het verkeerde keelgat schoot. Vraag: wat vindt u van de concentratiekampen die in Gaza zijn gevonden? Dit was voor mij een nieuwe! En dus was mijn ironische reactie dat dat niet zomaar concentratiekampen waren, maar ook voorzien van gaskamers!? Na enig doorvragen mijnerzijds bleek dat ergens iemand die concentratiekampen zou hebben gezien, maar verder dan de potentialis was het niet gekomen. En dus toog ik vrijdag afwachtend naar de Family7 studio. Het werd een prima uitzending, met prima mensen en zonder gekke vragen. En daarom heb ik zelf maar aangegeven dat we niet iedere aanklacht, zelfs niet van de VN, moeten gaan weerleggen. Antisemitisme is een muterend virus dat niet opgelost wordt met een paar aspirientjes. Joden zitten helaas bijna per definitie in de verdachtenbank. Maar desondanks, en zo eindigde ik de uitzending: Am Jisraeel Chaj, het Joodse volk leeft en overleeft.

Na de PKN-Dom bijeenkomst naar Amsterdam waar een Hazkara, een herdenkingsdienst, werd gehouden vanwege het overlijden van de hoogbejaarde Leo Katz zl. Jarenlang voorzitter van de Joodse gemeente Amsterdam, voorzitter van het Sinai Centrum (het enige Joods psychiatrisch ziekenhuis in Europa), bestuurder van vele stichtingen en vader van rabbijn Katz, de Amsterdamse rabbijn die voor ieder klaarstaat ook buiten de Amsterdamse grenzen. Mijn vriend Rabbijn Lewis, de voormalige rabbijn van Amsterdam, was speciaal uit Manchester overgevlogen om in de Lekstraat-sjoel, de sjoel van de heer Katz zl., een treurrede uit te spreken. Ook rabbijn Katz, de sjoel-rabbijn Bannet en ikzelf hebben de aanwezigen op waardige wijze mogen toespreken. Zijn inspirerende vroomheid, niet aflatende inzet en vooral de bescheidenheid van de heer Katz zl. werden door alle sprekers benadrukt. Als jongetje van vier jaar na de opkomst van het nazisme, hebben zijn ouders, in Duitsland woonachtig, hem, hun enig kind, op de bus gezet en laten afreizen naar het onbekende en toen nog vredige Nederland. Zijn ouders werden vermoord, als enige van de familie heeft hij het overleefd. Hij en zijn bijzondere echtgenote hebben kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen, allen orthodox levende Joden, voortgebracht.  “Dank u, mijnheer Katz, voor alles wat u heeft gegeven en gedaan voor Joods-Nederland, Moge uw ziel gebundeld worden in de bundel van het Eeuwige leven”.

Nazisme, antisemitisme, antizionisme:

Deze zomervakantie kunt u samen met burgemeester Anton Stapelkamp een bijzondere fietstocht maken langs Joods erfgoed in Aalten. Op dinsdagavond 12, 19 en 26 augustus leidt hij inwoners en toeristen langs betekenisvolle plekken uit de route.

Ook zij waren Aaltenaren!

Onderweg worden indrukwekkende verhalen verteld over het verdwenen Joodse leven in Aalten. Verhalen die blijven raken. De Tweede Wereldoorlog heeft diepe sporen achtergelaten in de gemeente Aalten. Veel persoonlijke verhalen worden tot op de dag van vandaag doorverteld – om nooit te vergeten wat vrijheid betekent. Een deel van deze verhalen is gebundeld in een bijzondere fietsroute langs huizen, straten en velden waar het verleden tastbaar wordt.

Ook zij waren Aaltenaren!

Aalten had van oudsher een bloeiende Joodse gemeenschap. De oorlog maakte hier abrupt een einde aan. Hoewel de mensen verdwenen zijn, blijven hun verhalen bestaan. Deze fietstocht laat zien dat ook zij onlosmakelijk deel uitmaakten van Aalten.

Een vreedzame anti-polariserende educatieve actie die geen voorpagina’s zal halen, maar wel mijn dagboek. De harten van allen die met hem meefietsen zullen geraakt worden en de ogen zullen worden geopend bij het aanschouwen van wat eens was en niet meer mocht zijn, omdat men het liet gebeuren.